In deze zaak heeft de huurder van een sociale huurwoning bezwaar gemaakt tegen de op zijn naam gestelde WOZ-beschikking. De heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen procesbelang zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de huurder, als eiser, wel degelijk belang heeft bij de WOZ-beschikking en de daarin vastgestelde waarde. Dit is in lijn met eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat een ieder aan wie een WOZ-beschikking is bekendgemaakt, belang heeft bij die beschikking.
De rechtbank heeft de zaak teruggeworpen naar de heffingsambtenaar om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de heffingsambtenaar opgedragen te overwegen of de eigenaar/verhuurder in de bezwaarfase als partij aan de procedure moet worden toegevoegd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en bepaald dat de heffingsambtenaar het door de eiser betaalde griffierecht van € 48 moet vergoeden. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 200,25.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. F.M.S. Requisizione en is openbaar gemaakt op 1 maart 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.