Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
‘inzake onder meer de inkomstenbelasting’en zij in het beroepschrift nog heeft aangegeven dat
‘wat de gemeente precies voor ogen had bij het opvragen van een afschrift van het originele huurcontract met aanvangshuur (…) in casu niet duidelijk (is)’omdat
‘een huurcontract met de aanvangshuur (…) geen uitsluitsel (had) gegeven over de ontvankelijkheid van het bezwaar.’Ter zitting heeft eiseres echter nogmaals en expliciet bevestigd dat zij niet over een huurovereenkomst beschikt en die ook niet kan overleggen. Nu eiseres tot op de zitting ook geen ander verifieerbaar bewijs heeft overgelegd ter onderbouwing van haar stelling, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat eiseres als huurder van de woning (enig) belang had bij de beoordeling van haar bezwaar.
waaronder het huurpuntenstelsel, de ingangsdatum van de huurovereenkomst, de aanvangshuur, de huidige huursom, alsmede de berekening van de maximale huur, waarbij de grootte van de vertrekken en de tuin, de energieprestatie (energie-index), de verwarmingsinstallatie, de WOZ-waarde en tal van andere zaken die mede van belang zijn bij de berekening van de maximale huur en de daarmee samenhangende door verweerder betwiste ontvankelijkheid’. Dit doet echter naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het feit dat het voor verweerder, na ontvangst van de e-mail van de gemachtigde van eiseres van 17 november 2016, kennelijk was dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet beschikte over een huurcontract met aanvangshuur om haar belang bij de bezwaarprocedure tegen de WOZ-waarde aannemelijk te maken.