4.3Omtrent het belang bij de behandeling van het bezwaar en het beroep heeft de Rechtbank in de onderhavige zaak als volgt geoordeeld:
“3. Volgens vaste rechtspraak moet een bezwaar, beroep of (incidenteel) hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel daarbij geen belang heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen, zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht. Eerst als het aangewende rechtsmiddel de indiener ervan wel in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit dan wel eventuele bijkomende beslissingen en voldaan is aan de overige ontvankelijkheidsvereisten, moet het rechtsmiddel ontvankelijk worden geacht, de door de indiener aangevoerde gronden worden onderzocht en worden beoordeeld of het rechtsmiddel wel of niet gegrond is.
4. Gebruikers, huurders, van onroerende zaken die tot woning dienen worden met ingang van 1 januari 2006 niet in de heffing van de onroerende zaakbelastingen betrokken. Het belang bij het aanwenden van rechtsmiddelen door de huurder van een woning kan dan ook niet gelegen zijn in verlaging van die belasting waarvoor de WOZ-waarde de heffingsgrondslag is. In bepaalde situaties kan echter voor een huurder wel een belang bestaan bij verlaging van de WOZ-waarde. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de woning een sociale huurwoning betreft en de (maximale) huur mede afhankelijk is van de hoogte van de WOZ-waarde.
5. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat de woning een sociale huurwoning betreft, zodat de WOZ-waarde van invloed is op het puntensysteem en dus op de hoogte van de huur.
6. Verweerder heeft, anders dan in de uitspraak op het bezwaar en het verweerschrift, betwist dat eiser belang heeft bij een verlaging van de WOZ-waarde. Verweerder verwijst daarvoor naar het beleid van [F] , de woningcorporatie die de woning bezit. Uit dit beleid blijkt volgens verweerder dat bij de woningcorporatie de WOZ-waarde niet van invloed is op de huurprijs van woningen waar sociale groepen in wonen. Er is een streefhuur en een eventuele verhoging van de huur is altijd lager dan wettelijk is toegestaan, waarbij de WOZ-waarde geen rol speelt. Voorts heeft verweerder ter zitting aangegeven dat er telefonisch contact is geweest met de woningcorporatie, waarbij dit bevestigd is.
7. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder het procesbelang gemotiveerd heeft betwist, het op de weg van eiser had gelegen om door middel van bewijsstukken aan te tonen dat er wel een belang is bij de WOZ-waarde. Eiser heeft ter zitting aangegeven op dat moment geen stukken over te kunnen leggen waaruit blijkt de WOZ-waarde betrokken wordt in de huurprijs en heeft daartoe ook geen bewijsaanbod gedaan. De enkele stelling dat er sprake is van sociale huur waarbij de hoogte van de WOZ-waarde van invloed kan zijn op de (maximale) huurprijs, is onvoldoende om procesbelang aan te nemen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat niet is
gebleken dat eiser als huurder van de woning enig belang had bij de beoordeling van zijn bezwaar en heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
8. Verweerder heeft het bezwaar van eiser echter inhoudelijk beoordeeld en het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder had op grond van het voorgaande het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk moeten verklaren. De uitspraak op bezwaar kan derhalve niet in stand blijven. De rechtbank zal, doende wat verweerder had moeten doen, het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Het gevolg van deze niet-ontvankelijkverklaring is dat de waarde van de woning niet verandert en gehandhaafd blijft op € 220.000,-.”