Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
parketnummer 18/154993-22
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 16 december 2024 en 8 januari 2025
Tegenwoordig:
mr. H.J. Schuth, voorzitter,
mr. F. Sieders en mr. R. Baluah, rechters, en mr. M.W. ten Brinke, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Hoekman.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte] ,
geboren op [geboorte datum] 1982 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk weergegeven.
De
voorzittervermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De
rechtbankhervat - met instemming van de officier van justitie en de verdediging - het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing ter terechtzitting van 15 december 2023 bevond.
De
officier van justitiedraagt de zaak voor en benoemt de ontnemingsvordering.
De
voorzitterdeelt in het kort mede de stand van zaken in onderhavige zaak. Tevens merkt hij op dat de rechtbank voornemens is om niet direct na de zitting van vandaag te beslissen op de onderzoekswensen, mede gelet op de omvang en complexiteit daarvan, maar om de zitting te onderbreken tot 8 januari 2025 om 13:00 uur te Groningen. Bij monde van de voorzitter zullen vervolgens op voornoemde datum en tijdstip de beslissingen op de onderzoekswensen worden medegedeeld, waarbij de beslissingen worden vastgelegd in een proces-verbaal.
De
officier van justitieen de
raadsmanstemmen in met de onderbreking en de voortzetting op 8 januari 2025 om 13:00 uur te Groningen.
De
raadsmanvoert vervolgens het woord:
De discussie omtrent Sky ECC is zowel nationaal als internationaal niet uniek. Wel uniek is de positie van het Nederlandse Openbaar Ministerie omdat sprake is geweest van onjuiste informatievoorziening. De verzoeken zoals ingediend ten tijde van de vorige regiezitting worden nu opnieuw gedaan omdat er zowel juridisch als feitelijk iets is gebeurd in de discussie omtrent Sky. Er is namelijk meer informatie naar bovengekomen waaruit blijkt dat het Openbaar Ministerie onjuiste informatie heeft verspreid. De Hoge Raad heeft eerder in zijn arrest van 13 juni 2023 over het leveren van technische bijstand al gezegd dat dit medeverantwoordelijkheid met zich meebrengt. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 30 april 2024 heeft het Openbaar Ministerie iets anders gezegd dan dat het daarvoor deed, namelijk dat de tap en de hack wel binnen het Joint Investigation Team (hierna: JIT) vielen. Ten eerste is dit ongeloofwaardig, want dit is eerder betwist en wordt door het Federaal Parket in België (medepartner JIT) nog steeds betwist. Volgens rechtsoverweging (hierna: r.o.) 6.18 van voornoemd arrest van de Hoge Raad heeft dit gevolgen voor de medeverantwoordelijkheid, of in het geval - op grond van r.o. 6.21.1 - sprake is geweest van wetenschap over wie het verzoek heeft gedaan om het JIT te vormen. Gelet daarop doet de
verdediging het aanvullend verzoek om voeging van het verzoek tot instelling ex artikel 13 EU Rechtshulpovereenkomst. De verdediging wil weten naar aanleiding van welk verzoek het JIT is opgericht. Verder blijkt uit de zaak Taxus zelfs dat Nederlandse documenten - waaronder een proces-verbaal van verdenking en een PowerPoint presentatie van de Nederlandse politie - terecht zijn gekomen in het Franse dossier. De vraag is of dit voldoende is om te zeggen dat Nederland verantwoordelijk is geweest, maar om die vraag te beantwoorden wil de verdediging onder andere de zaaksofficier van justitie horen uit onderzoek Argus. Uit de voornoemde PowerPoint presentatie blijkt onder meer dat in onderzoeken Werl en Argus al identificaties hebben plaatsgevonden naar individuele Sky ECC gebruikers. Dit moet worden betrokken bij de toetsing van de proportionaliteit en subsidiariteit omdat klassieke opsporing nodig was, in ieder geval om tot een verdenking te komen tegen een concrete gebruiker.
Verder stelt de verdediging zich op het standpunt dat een rechtmatigheidsgetuige makkelijker kan worden afgewezen, maar enkel indien geen sprake is van een verzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het gaat de verdediging hier om een verzuim gelet op artikel 126t en 126uba Sv vanwege een gebrek aan een verdenking en de aspecten van proportionaliteit en subsidiariteit. Ter onderbouwing verwijs ik naar de conclusie van [naam] , waarin wordt uiteengezet welke maatstaf dient te worden gehanteerd (ECLI:NL:PHR:2011:BP8816). Voor wat betreft de prejudiciële vragen zijn dit geheel andere vragen zoals ingediend ten tijde van de vorige regiezitting, omdat het is gebaseerd op het arrest van het Hof van Justitie waarin uitleg is gegeven over artikel 31 Richtlijn 2014/41. Gelet op de onduidelijkheid op dit onderwerp dient opheldering te worden verkregen in Luxemburg.
Als we verder kijken naar - volgens het Openbaar Ministerie - de rol van verdachte moet minimaal kunnen worden vastgesteld of sprake is geweest van medeplegen of medeplichtigheid. Uit stukken uit een Servisch strafdossier die door de verdediging in eerder stadium zijn overgelegd blijkt dat een deel van de feiten die aan verdachte zijn tenlastegelegd ook terugkomen in een Servische strafzaak. Hierbij is zelfs een specifiek containernummer genoemd, terwijl het Openbaar Ministerie daarop heeft gereageerd dat geen begin van aannemelijkheid is gegeven. Een verdere onderbouwing dan het containernummer kan ik niet geven omdat ik die informatie niet heb, maar ik wil de dossiers waar de verdediging om heeft verzocht wel tot mijn beschikking krijgen om de context te kunnen invullen en de rol van verdachte te bepalen. Dit kan van groot belang zijn voor de strafmaat. Verdachte moet zich verantwoorden voor feiten die al aan de orde zijn geweest in andere rechtbanken, terwijl eerder alle verdachten gelijktijdig op één zitting zouden worden behandeld. Op dat moment is de hiërarchie veel duidelijker en kreeg de verdachte met de grootste rol ook de hoogste straf. Daarom is het duidelijk waarom de verdediging geschaad wordt door het niet verstrekken van deze dossiers. De verdediging persisteert dus bij het verzoek tot verstrekking - nog geen voeging - van de dossiers zoals vermeld in de schriftelijk ingediende onderzoekswensen.
Vervolgens kom ik op de gang van zaken met betrekking tot het horen van de drie getuigen in Servië. De Servische officier van justitie is direct overgegaan tot het horen van de getuigen, terwijl zij geen onafhankelijke autoriteit is. Deze getuige weet nu van het vermoeden dat iemand achter de Sky accounts zou zitten. Hierdoor is onherstelbare schade aangericht voor de verdediging omdat verdachte ontkent dat hij deze accounts heeft gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. De verdediging blijft daarom bij de verzoeken zoals ingediend, ook na de reactie van het Openbaar Ministerie.
Ook heeft de verdediging verzocht om de verstrekking van de Portal-gegevens, afkomstig uit de Sky ECC- servers in het kader van de identificatie. De verdediging wil weten wat er in die Portal te vinden is over de accounts die aan verdachte zijn toegeschreven. Uit een proces-verbaal van de politie blijkt dat op de Exclu berichtenserver verschillende gegevens - zoals onder andere Apple device tokens en simkaartnummers - zijn vastgesteld die van belang kunnen zijn voor de identificatie.
Al het voorgaande is voorgedragen in het kader van in de kern drie verweren, namelijk de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de verkrijging en verwerking van de Sky-data en de redengevendheid die is op te delen in identificatie en interpretatie. Los daarvan speelt de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is, maar daarop wil ik zeker nog niet vooruitlopen. Tot slot wil ik naar voren brengen dat als informatie wordt verkregen zoals verzocht, kan dat ook betekenen dat verweer/verweren niet gevoerd worden omdat dit niet langer haalbaar is. Mijn insteek is niet om een onpleitbaar standpunt in te nemen, maar het afzien van een dergelijk verweer moet dan wel op basis van een concludente en juridisch inhoudelijke argumentatie.
De
officier van justitievoert het woord:
Naast de door de raadsman al naar voren gebrachte standpunten in de schriftelijke ronde heb ik niet veel nieuws gehoord. Daarom volsta ik met een verwijzing naar mijn schriftelijke reactie van 14 oktober 2024 op de onderzoekswensen van de raadsman. De rechtbank kan op basis van deze stukken een beslissing nemen en ik spreek de hoop uit dat het een beslissing zal zijn die aanleiding geeft om zo snel mogelijk de zaak inhoudelijk te gaan behandelen.
De
voorzittergeeft de rechters, de officier van justitie en de raadsman de gelegenheid tot het stellen van vragen.
Verdachteverklaart op de vragen van de jongste rechter:
U houdt mij voor dat ik op een eerdere zitting heb aangegeven dat ik wel een verklaring bij de politie zou willen afleggen. Als dat nodig is dan is dat helemaal geen probleem, maar ik volg de instructies van mijn advocaat.
De
raadsmanlicht toe dat gesproken is over het plannen van een verhoor, maar dat de politie heeft aangegeven dat dit niet nodig zou zijn als verdachte bij het standpunt bleef dat hij niet de berichten heeft verzonden zoals die aan hem worden toegeschreven.
De
voorzitterhoudt voor dat verdachte op de zitting van 23 november 2024 heeft verklaard dat hij wel eens een cryptotelefoon heeft gebruikt maar daarbij heeft aangegeven dat veel andere mensen ook gebruik hebben gemaakt van deze cryptotelefoon en dat in het dossier een tweetal accounts aan verdachte worden toegeschreven omdat daarmee onder andere fotos zijn verstuurd van vermoedelijk verdachte zijn auto.
De
voorzittervraagt of verdachte wil gaan verklaren over deze onderwerpen.
Verdachtereageert als volgt:
Als mijn advocaat daar akkoord mee zal gaan dan wil ik dat wel doen. Het kan voor mij alleen maar ontlastend zijn.
De
officier van justitiedeelt het volgende mede:
Het verhoor naar aanleiding van de beslissingen op de onderzoekswensen stond gepland op 9 februari 2024. Op 7 februari 2024 heeft de raadsman mij gebeld en aangegeven dat verdachte zodanig vreest voor zijn veiligheid dat hij zich ter gelegenheid van het voorgenomen verhoor zou beroepen op zijn zwijgrecht. Daarom is besloten om het verhoor niet door te laten gaan en vervolgens is het initiatief om alsnog een verhoor te laten plannen neergelegd bij de verdediging.
Verdachtereageert als volgt:
Het is niet dat ik niet wil verklaren, maar op sommige vragen kan ik geen antwoord geven in verband met mijn eigen veiligheid.
Aan
verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De zitting wordt onderbroken tot 8 januari 2025 om 13:00 uur te Groningen, zodat de rechtbank zich kan beraden over de door de verdediging ingediende onderzoekswensen.
De
voorzitterdeelt mede dat verdachte niet aanwezig hoeft te zijn bij de zitting van 8 januari 2025.
Hervatting van het onderzoek ter zitting op 8 januari 2025 om 13:00 uur (locatie Groningen)
Tegenwoordig:
mr. H.J. Schuth, rechter, mr. M.W. ten Brinke, griffier.
Als officier van justitie is - via een geluidsverbinding met de rechtbank - ter terechtzitting aanwezig mr. J. Hoekman.
De verdachte en diens raadsman, mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, zijn thans niet verschenen.
De rechtbank hervat het onderbroken onderzoek ter terechtzitting en de rechter deelt de beslissingen van de rechtbank mede.