ECLI:NL:RBNNE:2025:66

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
18.154993.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen naar aanleiding van een regie-zitting in het onderzoek Lageren met betrekking tot Sky-ECC

Op 8 januari 2025 vond een regiezitting plaats in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij het gebruik van Sky ECC, een cryptocommunicatieplatform. De rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Schuth, behandelde onderzoekswensen van de verdediging die betrekking hadden op de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de Sky ECC-data. De verdediging voerde aan dat er onjuiste informatie was verstrekt door het Openbaar Ministerie en dat dit gevolgen had voor de medeverantwoordelijkheid van Nederland in het onderzoek. De rechtbank had eerder op 15 december 2023 al een aantal onderzoekswensen afgewezen, maar de verdediging vroeg om herbeoordeling op basis van nieuwe ontwikkelingen en uitspraken van de Hoge Raad en het Hof van Justitie. De rechtbank besloot dat de eerder afgewezen verzoeken niet opnieuw beoordeeld hoefden te worden, omdat de argumenten van de verdediging onvoldoende concreet waren onderbouwd. De rechtbank verwierp ook verzoeken om getuigen te horen en om procesdossiers uit andere onderzoeken te verstrekken, met de motivering dat deze niet relevant waren voor de zaak. De zitting werd onderbroken tot 8 januari 2025, waar de rechtbank zich zou beraden over de ingediende onderzoekswensen en de verdachte niet aanwezig hoefde te zijn. De zaak is complex en de rechtbank benadrukte het belang van een zorgvuldige afweging van de onderzoekswensen in het licht van de rechtsregels.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/154993-22
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 16 december 2024 en 8 januari 2025
Tegenwoordig:
mr. H.J. Schuth, voorzitter,
mr. F. Sieders en mr. R. Baluah, rechters, en mr. M.W. ten Brinke, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Hoekman.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte] ,
geboren op [geboorte datum] 1982 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk weergegeven.
De
voorzittervermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De
rechtbankhervat - met instemming van de officier van justitie en de verdediging - het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing ter terechtzitting van 15 december 2023 bevond.
De
officier van justitiedraagt de zaak voor en benoemt de ontnemingsvordering.
De
voorzitterdeelt in het kort mede de stand van zaken in onderhavige zaak. Tevens merkt hij op dat de rechtbank voornemens is om niet direct na de zitting van vandaag te beslissen op de onderzoekswensen, mede gelet op de omvang en complexiteit daarvan, maar om de zitting te onderbreken tot 8 januari 2025 om 13:00 uur te Groningen. Bij monde van de voorzitter zullen vervolgens op voornoemde datum en tijdstip de beslissingen op de onderzoekswensen worden medegedeeld, waarbij de beslissingen worden vastgelegd in een proces-verbaal.
De
officier van justitieen de
raadsmanstemmen in met de onderbreking en de voortzetting op 8 januari 2025 om 13:00 uur te Groningen.
De
raadsmanvoert vervolgens het woord:
De discussie omtrent Sky ECC is zowel nationaal als internationaal niet uniek. Wel uniek is de positie van het Nederlandse Openbaar Ministerie omdat sprake is geweest van onjuiste informatievoorziening. De verzoeken zoals ingediend ten tijde van de vorige regiezitting worden nu opnieuw gedaan omdat er zowel juridisch als feitelijk iets is gebeurd in de discussie omtrent Sky. Er is namelijk meer informatie naar bovengekomen waaruit blijkt dat het Openbaar Ministerie onjuiste informatie heeft verspreid. De Hoge Raad heeft eerder in zijn arrest van 13 juni 2023 over het leveren van technische bijstand al gezegd dat dit medeverantwoordelijkheid met zich meebrengt. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 30 april 2024 heeft het Openbaar Ministerie iets anders gezegd dan dat het daarvoor deed, namelijk dat de tap en de hack wel binnen het Joint Investigation Team (hierna: JIT) vielen. Ten eerste is dit ongeloofwaardig, want dit is eerder betwist en wordt door het Federaal Parket in België (medepartner JIT) nog steeds betwist. Volgens rechtsoverweging (hierna: r.o.) 6.18 van voornoemd arrest van de Hoge Raad heeft dit gevolgen voor de medeverantwoordelijkheid, of in het geval - op grond van r.o. 6.21.1 - sprake is geweest van wetenschap over wie het verzoek heeft gedaan om het JIT te vormen. Gelet daarop doet de
verdediging het aanvullend verzoek om voeging van het verzoek tot instelling ex artikel 13 EU Rechtshulpovereenkomst. De verdediging wil weten naar aanleiding van welk verzoek het JIT is opgericht. Verder blijkt uit de zaak Taxus zelfs dat Nederlandse documenten - waaronder een proces-verbaal van verdenking en een PowerPoint presentatie van de Nederlandse politie - terecht zijn gekomen in het Franse dossier. De vraag is of dit voldoende is om te zeggen dat Nederland verantwoordelijk is geweest, maar om die vraag te beantwoorden wil de verdediging onder andere de zaaksofficier van justitie horen uit onderzoek Argus. Uit de voornoemde PowerPoint presentatie blijkt onder meer dat in onderzoeken Werl en Argus al identificaties hebben plaatsgevonden naar individuele Sky ECC gebruikers. Dit moet worden betrokken bij de toetsing van de proportionaliteit en subsidiariteit omdat klassieke opsporing nodig was, in ieder geval om tot een verdenking te komen tegen een concrete gebruiker.
Verder stelt de verdediging zich op het standpunt dat een rechtmatigheidsgetuige makkelijker kan worden afgewezen, maar enkel indien geen sprake is van een verzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het gaat de verdediging hier om een verzuim gelet op artikel 126t en 126uba Sv vanwege een gebrek aan een verdenking en de aspecten van proportionaliteit en subsidiariteit. Ter onderbouwing verwijs ik naar de conclusie van [naam] , waarin wordt uiteengezet welke maatstaf dient te worden gehanteerd (ECLI:NL:PHR:2011:BP8816).
Voor wat betreft de prejudiciële vragen zijn dit geheel andere vragen zoals ingediend ten tijde van de vorige regiezitting, omdat het is gebaseerd op het arrest van het Hof van Justitie waarin uitleg is gegeven over artikel 31 Richtlijn 2014/41. Gelet op de onduidelijkheid op dit onderwerp dient opheldering te worden verkregen in Luxemburg.
Als we verder kijken naar - volgens het Openbaar Ministerie - de rol van verdachte moet minimaal kunnen worden vastgesteld of sprake is geweest van medeplegen of medeplichtigheid. Uit stukken uit een Servisch strafdossier die door de verdediging in eerder stadium zijn overgelegd blijkt dat een deel van de feiten die aan verdachte zijn tenlastegelegd ook terugkomen in een Servische strafzaak. Hierbij is zelfs een specifiek containernummer genoemd, terwijl het Openbaar Ministerie daarop heeft gereageerd dat geen begin van aannemelijkheid is gegeven. Een verdere onderbouwing dan het containernummer kan ik niet geven omdat ik die informatie niet heb, maar ik wil de dossiers waar de verdediging om heeft verzocht wel tot mijn beschikking krijgen om de context te kunnen invullen en de rol van verdachte te bepalen. Dit kan van groot belang zijn voor de strafmaat. Verdachte moet zich verantwoorden voor feiten die al aan de orde zijn geweest in andere rechtbanken, terwijl eerder alle verdachten gelijktijdig op één zitting zouden worden behandeld. Op dat moment is de hiërarchie veel duidelijker en kreeg de verdachte met de grootste rol ook de hoogste straf. Daarom is het duidelijk waarom de verdediging geschaad wordt door het niet verstrekken van deze dossiers. De verdediging persisteert dus bij het verzoek tot verstrekking - nog geen voeging - van de dossiers zoals vermeld in de schriftelijk ingediende onderzoekswensen.
Vervolgens kom ik op de gang van zaken met betrekking tot het horen van de drie getuigen in Servië. De Servische officier van justitie is direct overgegaan tot het horen van de getuigen, terwijl zij geen onafhankelijke autoriteit is. Deze getuige weet nu van het vermoeden dat iemand achter de Sky accounts zou zitten. Hierdoor is onherstelbare schade aangericht voor de verdediging omdat verdachte ontkent dat hij deze accounts heeft gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. De verdediging blijft daarom bij de verzoeken zoals ingediend, ook na de reactie van het Openbaar Ministerie.
Ook heeft de verdediging verzocht om de verstrekking van de Portal-gegevens, afkomstig uit de Sky ECC- servers in het kader van de identificatie. De verdediging wil weten wat er in die Portal te vinden is over de accounts die aan verdachte zijn toegeschreven. Uit een proces-verbaal van de politie blijkt dat op de Exclu berichtenserver verschillende gegevens - zoals onder andere Apple device tokens en simkaartnummers - zijn vastgesteld die van belang kunnen zijn voor de identificatie.
Al het voorgaande is voorgedragen in het kader van in de kern drie verweren, namelijk de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de verkrijging en verwerking van de Sky-data en de redengevendheid die is op te delen in identificatie en interpretatie. Los daarvan speelt de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is, maar daarop wil ik zeker nog niet vooruitlopen. Tot slot wil ik naar voren brengen dat als informatie wordt verkregen zoals verzocht, kan dat ook betekenen dat verweer/verweren niet gevoerd worden omdat dit niet langer haalbaar is. Mijn insteek is niet om een onpleitbaar standpunt in te nemen, maar het afzien van een dergelijk verweer moet dan wel op basis van een concludente en juridisch inhoudelijke argumentatie.
De
officier van justitievoert het woord:
Naast de door de raadsman al naar voren gebrachte standpunten in de schriftelijke ronde heb ik niet veel nieuws gehoord. Daarom volsta ik met een verwijzing naar mijn schriftelijke reactie van 14 oktober 2024 op de onderzoekswensen van de raadsman. De rechtbank kan op basis van deze stukken een beslissing nemen en ik spreek de hoop uit dat het een beslissing zal zijn die aanleiding geeft om zo snel mogelijk de zaak inhoudelijk te gaan behandelen.
De
voorzittergeeft de rechters, de officier van justitie en de raadsman de gelegenheid tot het stellen van vragen.
Verdachteverklaart op de vragen van de jongste rechter:
U houdt mij voor dat ik op een eerdere zitting heb aangegeven dat ik wel een verklaring bij de politie zou willen afleggen. Als dat nodig is dan is dat helemaal geen probleem, maar ik volg de instructies van mijn advocaat.
De
raadsmanlicht toe dat gesproken is over het plannen van een verhoor, maar dat de politie heeft aangegeven dat dit niet nodig zou zijn als verdachte bij het standpunt bleef dat hij niet de berichten heeft verzonden zoals die aan hem worden toegeschreven.
De
voorzitterhoudt voor dat verdachte op de zitting van 23 november 2024 heeft verklaard dat hij wel eens een cryptotelefoon heeft gebruikt maar daarbij heeft aangegeven dat veel andere mensen ook gebruik hebben gemaakt van deze cryptotelefoon en dat in het dossier een tweetal accounts aan verdachte worden toegeschreven omdat daarmee onder andere fotos zijn verstuurd van vermoedelijk verdachte zijn auto.
De
voorzittervraagt of verdachte wil gaan verklaren over deze onderwerpen.
Verdachtereageert als volgt:
Als mijn advocaat daar akkoord mee zal gaan dan wil ik dat wel doen. Het kan voor mij alleen maar ontlastend zijn.
De
officier van justitiedeelt het volgende mede:
Het verhoor naar aanleiding van de beslissingen op de onderzoekswensen stond gepland op 9 februari 2024. Op 7 februari 2024 heeft de raadsman mij gebeld en aangegeven dat verdachte zodanig vreest voor zijn veiligheid dat hij zich ter gelegenheid van het voorgenomen verhoor zou beroepen op zijn zwijgrecht. Daarom is besloten om het verhoor niet door te laten gaan en vervolgens is het initiatief om alsnog een verhoor te laten plannen neergelegd bij de verdediging.
Verdachtereageert als volgt:
Het is niet dat ik niet wil verklaren, maar op sommige vragen kan ik geen antwoord geven in verband met mijn eigen veiligheid.
Aan
verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De zitting wordt onderbroken tot 8 januari 2025 om 13:00 uur te Groningen, zodat de rechtbank zich kan beraden over de door de verdediging ingediende onderzoekswensen.
De
voorzitterdeelt mede dat verdachte niet aanwezig hoeft te zijn bij de zitting van 8 januari 2025.
Hervatting van het onderzoek ter zitting op 8 januari 2025 om 13:00 uur (locatie Groningen)
Tegenwoordig:
mr. H.J. Schuth, rechter, mr. M.W. ten Brinke, griffier.
Als officier van justitie is - via een geluidsverbinding met de rechtbank - ter terechtzitting aanwezig mr. J. Hoekman.
De verdachte en diens raadsman, mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, zijn thans niet verschenen.
De rechtbank hervat het onderbroken onderzoek ter terechtzitting en de rechter deelt de beslissingen van de rechtbank mede.

1.Procesverloop

Na pro forma zittingen op 1 augustus en 26 oktober 2023, heeft op 23 november 2023 een regiezitting plaatsgevonden waarbij door de verdediging onderzoekswensen zijn ingediend, voornamelijk betrekking hebbende op Sky ECC. De rechtbank heeft op 15 december 2023 haar beslissingen medegedeeld op voornoemde onderzoekswensen, waarbij een groot aantal onderzoekswensen is afgewezen, met uitzondering van het horen van een drietal getuigen in Servië. Mede gelet op het toewijzen van het horen van deze getuigen en het feit dat een inhoudelijke behandeling binnen afzienbare tijd niet realistisch werd geacht, is destijds besloten om de schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen.
Onderhavige zaak heeft zich vervolgens voortgezet bij de rechter-commissaris. Het kabinet van de rechter- commissaris heeft een rechtshulpverzoek opgesteld en verzonden aan de autoriteiten in Servië op 31 januari 2024, waarbij opties zijn genoemd voor het horen van de Servische getuigen. De officier van justitie in deze zaak heeft tijdens bovengenoemde procedure laten weten dat hij in een ander onderzoek contact had met een Servische ambtgenoot. Op 27 maart en 24 april 2024 heeft een medewerker van het kabinet van de rechter-commissaris de officier gevraagd of hij al iets had vernomen van zijn ambtgenoot over het rechtshulpverzoek. Op 21 mei 2024 ontving de rechter-commissaris van de officier bericht met daarbij als bijlage de verhoren van twee van de drie Servische getuigen, die in Servië bleken te zijn gehouden op 20 mei 2024. Uit de vertaling van de verhoren is gebleken dat de autoriteiten in Servië deze twee getuigen zelf hebben gehoord, zonder betrokkenheid vanuit de rechter-commissaris of raadsman en ook zonder acht te slaan op de opties die waren genoemd in het rechtshulpverzoek voor het horen van getuigen. Uit de stukken blijkt dat de derde getuige nog altijd voortvluchtig is en dus niet is gehoord.
De raadsman heeft na kennisname van voorgaande verhoren verzocht om de audiovisuele opnamen daarvan en om een afschrift van de gevoerde correspondentie tussen de liaisons om de opdracht/het verzoek te kennen dat tot dit resultaat heeft geleid (te weten het horen van de getuigen zonder dat de raadsman in de gelegenheid is gesteld deze getuigen te horen). De officier van justitie heeft op 16 juli 2024 medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen het verstrekken van de correspondentie die ziet op het horen van de drie getuigen.
Op 24 juli 2024 heeft de rechter-commissaris een afwijzende beslissing genomen ten aanzien van de verstrekking van de audiovisuele opnamen van de verhoren. De rechter-commissaris heeft aangegeven dat het de raadsman vrijstaat om (alsnog) een verzoek te doen om getuige [getuige] zelf te horen, mede nu blijkt dat die getuige deels in Nederland verblijft.
Gelet op de wijze waarop de getuigenverklaringen tot stand zijn gekomen heeft de rechtbank de schriftelijke standpunten opgevraagd bij zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie. Naar aanleiding daarvan is besloten om opnieuw een regiezitting te plannen, namelijk op 16 december 2024.

2.Algemeen

De verdediging heeft voorafgaand aan de regiezitting van 16 december 2024 onderzoekswensen ingediend. De officier van justitie heeft vervolgens schriftelijk zijn standpunt over de ingediende onderzoekswensen kenbaar gemaakt. Op voornoemde regiezitting zijn de onderzoekswensen besproken en hebben de verdediging en de officier van justitie hun standpunt nader toegelicht.
De rechtbank zal in verband met de leesbaarheid van het proces-verbaal enkele onderzoekswensen samen bespreken. Hierbij is steeds de nummering van de onderzoekswensen aangehouden zoals weergegeven is in het schriftelijke standpunt van de verdediging zoals ingediend op 4 september 2024.

3.Beoordeling

De rechtbank heeft - zoals voornoemd - schriftelijke standpunten opgevraagd bij de verdediging gelet op het hiervoor geschetste verloop van het horen van de drie getuigen in Servië, met de insteek om mogelijk enig nadeel dat zou zijn ontstaan door het verloop daarvan te kunnen compenseren. De raadsman heeft vervolgens op 4 september 2024 zijn onderzoekswensen geformuleerd die - naast een drietal verzoeken ten aanzien van het horen van de getuigen in Servië - voornamelijk betrekking hebben op de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van Sky ECC-data en de verstrekking van dossiers uit andere onderzoeken. De rechtbank merkt op dat een deel van de onderzoekswensen overeenkomen met onderzoekswensen die zijn ingediend en besproken ten tijde van de vorige regiezitting op 23 november 2023. Door de raadsman wordt in zoverre, met inachtneming van een aantal door de raadsman aangevoerde nieuwe ontwikkelingen en het arrest van het Hof van Justitie van 30 april 2024 (C-670/22), bij herhaling aan de rechtbank verzocht om nader onderzoek in te laten stellen naar de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van Sky ECC-data.
Alvorens in te gaan op de (afzonderlijke) onderzoekswensen overweegt de rechtbank met betrekking tot de onderzoekswensen die zien op Sky ECC-data het volgende.
De verzoeken van de verdediging met betrekking tot de betrouwbaarheid en rechtmatigheid van Sky ECC- data worden door de rechtbank zo begrepen dat de eerder ingediende en afgewezen onderzoekswensen moeten worden heroverwogen. De rechtbank is van oordeel dat de eerder ingediende onderzoekswensen telkens gemotiveerd zijn afgewezen en dat onvoldoende concreet is onderbouwd waarom een herbeoordeling zou moeten plaatsvinden. Bovendien heeft de Hoge Raad reeds zijn beslissing van 13 juni 2023 prejudiciële vragen beantwoord over de rechtmatigheid van de vergaring en verwerking van onder andere Sky ECC-data.1 Dit arrest is door de rechtbank in het proces-verbaal van de zittingen van 23 november en 15 december 2023 uiteengezet en uitvoerig besproken. In voornoemd arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. De beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan het verrichte onderzoek ten grondslag liggen, worden gerespecteerd en er wordt van uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Dit zou uitsluitend anders zijn als in het betreffende land onherroepelijk zou komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht, hetgeen op dit moment niet het geval is.
Ten aanzien van het arrest van het Hof van Justitie van 30 april 2024 (C-670/22) overweegt de rechtbank - in lijn met andere rechtbanken2 - het volgende. Het Hof van Justitie is in zijn arrest onder meer ingegaan op de werkingssfeer van artikel 31 van de Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (hierna: EOB-richtlijn). In die bewuste strafzaak is het bewijsmateriaal, te weten EncroChat-data, verkregen naar aanleiding van de uitvaardiging van EOBs. Daarentegen is in het
onderhavige onderzoek genaamd Lageren het bewijsmateriaal, te weten Sky ECC-data, binnen de context van een gemeenschappelijk onderzoeksteams, zijnde een Joint Investigation Team (hierna: JIT), vergaard. De rechtbank is van oordeel dat de EOB-richtlijn, gelet op artikel 3 en de considerans van de EOB-richtlijn, niet van toepassing is op de situatie waarin de bewijsvergaring via een JIT tot stand is gekomen.
Gelet op het voorgaande worden de verweren met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van Sky ECC-data verworpen (onderzoekswensen 4, 10, 11, 14, 15, 16 en 17). Ook het verzoek om voeging van de notificaties in de zin van artikel 31 EOB-richtlijn en/of de rechtmatige en vrijwillige instemming op grond van artikel 32 Verdrag van Boedapest (onderzoekswens 12) en het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie (onderzoekswens 13) worden met inachtneming van het
voorgaande verworpen. Ten overvloede herhaalt de rechtbank met betrekking tot het stellen van prejudiciële vragen nog het volgende zoals weergegeven in het proces-verbaal van de zitting van 15 december 2023:
Uit de aanbevelingen aan nationale rechterlijke instanties inzake prejudiciële procedures bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ-EU) volgt dat: “Een verwijzing moet aanhangig worden gemaakt zodra duidelijk is dat een nationale rechterlijke instantie een prejudiciële verwijzing van het HvJ- EU nodig heeft om een vonnis te kunnen vellen en zodra deze in staat is om voldoende gedetailleerd de wettelijke en feitelijke context van de zaak en de daarbij gepaard gaande juridische kwesties te beschrijven.” De rechtbank is van oordeel dat de wettelijke en feitelijke context en de juridisch kwesties van onderhavige zaak in deze fase van het proces onvoldoende zijn doorlopen en besproken en zal daarom het verzoek afwijzen.
Tot slot overweegt de rechtbank op grond van het hiervoor overwogene dat het aanvullend verzoek van de raadsman ter terechtzitting om voeging van het verzoek tot instelling op grond van artikel 13 EU Rechtshulpovereenkomst eveneens moet worden afgewezen.
De onderzoekswensen betrekking hebbende op verstrekking van procesdossiers uit andere onderzoeken (onderzoekswensen 1, 2, 3, 5 en 6)
De rechtbank is van oordeel dat de verstrekking van de dossiers van de onderzoeken Aak, Bolero, Kreupel, Petrejus en alle andere procesdossiers waar de verdediging om heeft verzocht niet van belang is voor de beantwoording van de vragen vermeld in de artikelen 348 en/of 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank zal daarom deze verzoeken afwijzen.
Onderzoekswens 7: verstrekking audiovisuele opnames getuigenverhoor [getuige]
Het verzoek van de verdediging tot verstrekking van de audiovisuele opnames van het verhoor in Servië van getuige [getuige] is al in eerder stadium van het proces voorgelegd aan de rechter-commissaris. Zij heeft het verzoek destijds afgewezen en als volgt gemotiveerd:
Het verzoek tot het verstrekken van de audiovisuele opnamen zal de rechter-commissaris afwijzen. Bij toewijzing zou de raadsman een video-opname in het Servisch ontvangen. Die zou dan woordelijk vertaald moeten worden terwijl er een vertaald proces-verbaal is van de verhoren. Gezien de afspraken in het internationaal rechtsverkeer moet worden uitgegaan van de juistheid van dat proces-verbaal, dat de raadsman heeft ontvangen. Het staat de raadsman vrij alsnog bij de meervoudige kamer een verzoek te doen om getuige [getuige] zelf te horen, mede nu blijkt dat die getuige deels in Nederland verblijft.
De rechtbank sluit zich voor wat betreft de motivering aan bij de beslissing van de rechter-commissaris en komt dus eveneens tot een afwijzing van het verzoek tot verstrekking van de audiovisuele opnames. De weg voor de verdediging om een verzoek in te dienen bij de rechtbank om getuige [getuige] alsnog zelf te horen in Nederland blijft daarmee openstaan. De rechtbank geeft de verdediging tot uiterlijk 22 januari 2025 om dit verzoek in te dienen.
Onderzoekswens 8: het zelf horen van getuige [getuige]
Het verzoek tot het (alsnog) horen van getuige [getuige] is eveneens in een eerder stadium aan de rechter-commissaris voorgelegd en met de volgende motivering afgewezen:
Getuige [getuige] heeft een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht en dat neemt de rechter- commissaris als gegeven aan. Een hernieuwd verzoek om hem te horen zou naar het oordeel van de rechter-commissaris moeten worden afgewezen door de meervoudige kamer.
De rechtbank overweegt dat gezien de afspraken in het internationaal rechtsverkeer moet worden uitgegaan van de juistheid van het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] . De getuige heeft in zijn verhoor aangegeven dat hij geen verklaring wil afleggen en zich zal beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechtbank is daarom - evenals de rechter-commissaris - van oordeel dat een hernieuwd verzoek om deze getuige te horen moet worden afgewezen.
Onderzoekswens 9: het horen van Irena Bjelos (Servische officier van justitie) als getuige
De rechter-commissaris heeft - naar aanleiding van een verzoek van de verdediging - aan de officier van justitie de opdracht gegeven om de gevoerde correspondentie te overleggen aangaande het horen van de drie getuigen met de Servische officier van justitie Bjelos. Deze correspondentie is vervolgens ook verstrekt en maakt onderdeel uit van het procesdossier.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de verstrekte correspondentie en de motivering daarbij - de Nederlandse officier van justitie op dit punt heeft voldaan heeft aan de vereisten van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook in dit geval moet worden uitgegaan van de afspraken in het internationale rechtsverkeer en de juistheid daarvan, van het tegendeel is niet gebleken en daar zijn ook geen aanwijzingen voor. De rechtbank zal daarom het verzoek om de Servische officier van justitie te horen als getuige afwijzen.

4.Beslissingen

De rechtbank:
  • wijst af alle onderzoekswensen;
  • geeft de verdediging tot uiterlijk 22 januari 2025 de gelegenheid om bij de rechtbank (alsnog) een verzoek in te dienen tot horen van getuige [getuige] ;
  • schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd omdat niet te verwachten is dat het zittingsrooster van de rechtbank een eerdere behandeling toelaat.
De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen terechtzitting en tijdstip met kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.