Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
Instituut Mijnbouwschade Groningen, het Instituut
Inleiding
15 november 2024 een nadere reactie aangeleverd, waarop eiseres op 25 november 2024 een verklaring heeft overgelegd van iemand die betrokken is geweest bij de aanleg van de vloer.
27 november 2024 door de meervoudige kamer behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het Instituut en Vrieling en Timmer.
Procesverloop
€ 21.463,08 aan eiseres toegekend.
Beoordeling door de rechtbank
Tot slot is gesteld dat wel toegewezen schades te laag zijn begroot. Het gaat volgens eiseres om de schades 1, 2, 4, 5, 6, 10 t/m 32, 34 t/m 41, 44, 48, 49, 54 en 55.
12 februari 2025 hebben de deskundigen Scheffer en Van der Wal, van de StAB, de locatie bezocht en aan de hand van de bevindingen een verslag opgemaakt. Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers gaat het om de paginanummers van dit verslag.
6.2.1. De schades zien op vloeren in verschillende ruimten, te weten de bestrating in de kelder (schade 42 t/m 46), de in 1988 gelegde vloer in de kantoor- en sportruimte (schade 52 en 53) en de nadien gelegde vloeren in de dameskleedkamer (schade 50) en herenkleedkamer (schade 51).
“De beschrijving zwart in de boorstaten van het grondonderzoek duidt op het oxideren van het veen en STAB heeft dit ook zelf gezien. Boven de veenlaag bevindt zich een droog zandpakket met lucht en dus zuurstof in de ruimte tussen de korrels. Het zandpakket voert daardoor de zuurstof aan die nodig is voor oxidatie van het veen.”
“STAB is er zeker van dat onder de vloeren van de kantoor- en sportruimte en onder de heren- en dameskleedkamer sprake is van veenoxidatie. Ook concludeert STAB met een hoge mate van zekerheid dat veenoxidatie de verzakking van de vloeren heeft veroorzaakt. (…) Door droogstand oxideert het veen en is het volume van de oorspronkelijke veenlaag afgenomen, wat de verzakking van de vloeren heeft veroorzaakt.”
Alleen de boven het veen gelegen vloeren verzakken. Daarbij heeft de StAB er op gewezen dat de vloeren van de fitness en het souterrain dragen op hoger gelegen grondlagen en dat de vloer van het souterrain direct op de laag ligt waarin zich veen en/of veenresten bevinden (blz. 31).
“Zoals aangetoond (…) wordt de verzakking van de vloeren veroorzaakt in het 1,8 m dikke pakket tussen de vloer en de funderingen van de schuur en woonhuis en dus niet in de diepe ondergrond. Op grond van deze gegevens kan daarom uitgesloten worden dat met de gas- en zoutwinning gepaarde bodemdaling heeft geleid tot de schade aan het pand.”
“Eens met de visie van de deskundige van het IMG”.Vergnes heeft voor herstel van deze schades een bedrag gecalculeerd dat per schade enkele euro’s hoger ligt dan het door het Instituut gehanteerde bedrag.
€ 275,-- en € 150,-- niet meegenomen in de calculatie behorende bij het bestreden besluit. Het Instituut sluit zich aan bij deze bevindingen.
Conclusie en gevolgen
(1 punt), is aanwezig geweest bij een onderzoek ter plaatse (0,5 punt) en heeft tweemaal aan een nadere zitting deelgenomen (2 maal 0,5 punt). Verder is een schriftelijke zienswijze gegeven na een verslag deskundigenonderzoek (0,5 punt).De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van in totaal € 3.628,-.
Het Instituut heeft geen bezwaren geuit tegen de facturen. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat het Instituut een bedrag van € 6.046,98 (inclusief btw) voor het inschakelen van een deskundige moet vergoeden. In deze vergoeding moet, gelet op het aantal gefactureerde uren voor het bijwonen van zittingen, inbegrepen worden geacht het bijwonen van de zitting van 4 september 2025.
8.4. De rechtbank ziet geen aanleiding andere kosten dan hiervoor vermeld te vergoeden.
Beslissing
- vernietigt het besluit van 1 september 2022 voor zover daarin is beslist over de toe te kennen schadevergoeding voor schades 35, 48 en 54;
- bepaalt dat de aan eiseres toe te kennen schadevergoeding dient te worden aangevuld met een bedrag van € 582,92, te vermeerderen met wettelijke rente, vanaf 25 oktober 2019 tot en met de dag van betaling;