ECLI:NL:RBNNE:2024:5039

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
23/853
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wegens ernstig plichtsverzuim van politieambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 20 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen haar disciplinaire ontslag behandeld. Eiseres, werkzaam bij de politie sinds 2001, kreeg op 28 maart 2022 onvoorwaardelijk ontslag opgelegd door de korpschef wegens ernstig plichtsverzuim. Dit ontslag volgde op een disciplinair onderzoek naar haar gedrag, waaronder mogelijk drugsgebruik, het ontvangen van kinderpornografische afbeeldingen op haar diensttelefoon, en het maken van niet werkgerelateerde bevragingen in politiesystemen. Eiseres betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van het gebruiksbeleid van haar diensttelefoon.

De rechtbank oordeelt dat de korpschef voldoende bewijs heeft geleverd voor de beschuldigingen en dat de opgelegde disciplinaire maatregel evenredig is aan de ernst van de gedragingen. De rechtbank stelt vast dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, wat een disciplinaire straf rechtvaardigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het ontslag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/853

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Kolkman),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigden: J. van den Berg, S. ten Wierik en V. van Dorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag en subsidiair het verlenen van ontslag vanwege niet gebleken geschiktheid.
1.1.
Met het besluit van 28 maart 2022 heeft de korpschef eiseres ontslagen. Met het bestreden besluit van 9 december 2022 op het bezwaar van eiseres is de korpschef bij dat besluit gebleven.
1.2.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De korpschef heeft nog een nader stuk ingezonden.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de korpschef.

Totstandkoming van het besluit

Voorgeschiedenis
2. Eiseres is sinds 1 november 2001 werkzaam geweest bij de politie. Haar laatste functie was Generalist GGP forensische opsporing in de rang van hoofdagent, verbonden aan het team Forensische Opsporing van de Eenheid Noord-Nederland.
2.1.
In januari en juli 2020 heeft de korpschef over eiseres informatie ontvangen inzake mogelijk drugsgebruik en drugshandel en het via de politietelefoon natrekken van informatie voor derden. Naar aanleiding hiervan is door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) een oriënterend onderzoek ingesteld. De uitkomsten van dit onderzoek hebben aanleiding gegeven tot het vermoeden van ernstig plichtsverzuim, waarna de afdeling VIK de opdracht heeft gekregen om een disciplinair onderzoek in te stellen. Dit onderzoek is eiseres bij brief van 3 mei 2021 aangezegd. Met de brief van 23 juni 2021, uitgereikt op 28 juni 2021, is de aanzegging van het disciplinair onderzoek uitgebreid en is besloten om eiseres, gezien de ernst van de bevindingen, buiten functie te stellen in afwachting van eventuele besluitvorming over schorsing of werkhervatting. Haar is ook de toegang ontzegd tot de locaties van de gebouwen en het terrein van de politie.
2.2.
In augustus 2021 heeft het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek ingesteld nadat tijdens het disciplinair onderzoek op de diensttelefoon van eiseres afbeeldingen waren aangetroffen die gekwalificeerd werden als kinderpornografische afbeeldingen en racistische dan wel discriminerende afbeeldingen. Het disciplinair onderzoek is naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek verder uitgebreid.
2.3.
Het strafrechtelijk onderzoek is op 2 november 2021 afgerond. Het Openbaar Ministerie heeft besloten eiseres niet te vervolgen.
2.4.
Het disciplinair onderzoek is op 7 januari 2022 afgerond. Met de brief van
17 februari 2022 heeft de korpschef aan eiseres meegedeeld dat hij het voornemen heeft om eiseres de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen en subsidiair haar te ontslaan wegens niet gebleken geschiktheid voor de functie. Eiseres heeft hiertegen op
2 maart 2022 haar zienswijze ingediend.
2.5.
Met het besluit van 28 maart 2022 heeft de korpschef aan eiseres de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en daarnaast, subsidiair, ontslag verleend vanwege niet gebleken geschiktheid die voor de dienst vereist is, op grond van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Barp. [1]
2.6.
Aan eiseres is plichtsverzuim verweten, bestaande uit het minstens eenmaal – en mogelijk meerdere keren – gebruiken en in bezit hebben gehad van verdovende middelen; het geen melding maken van het ontvangen hebben van twee kinderpornografische afbeeldingen op de diensttelefoon; het verrichten van ongeveer 25 niet werkgerelateerde bevragingen van politiesystemen; en ten slotte het op een niet professionele wijze gebruikmaken van de diensttelefoon en het in strijd handelen met het ‘Gebruiksbeleid Mobiel Device’ door het doen van niet werkgerelateerde bevragingen, het met die telefoon voeren van privégesprekken over drugsgebruik en het opslaan van vertrouwelijke politiegegevens.
2.7.
Hiernaast heeft de korpschef geconcludeerd dat de ongeschiktheid van eiseres voor het politieambt blijkt uit het verzuimen om melding te maken van het veelvuldig ontvangen van discriminerende dan wel racistische afbeeldingen op de diensttelefoon; het niet melden van het verrichten van nevenwerkzaamheden en het verzuimen daarvoor toestemming te vragen; het gebrek aan besef van wat van een politieambtenaar verwacht mag worden wanneer deze in de privékring geconfronteerd wordt met drugsgebruik; het delen van inloggegevens van de diensttelefoon en hiermee voorbijgaan aan het risico dat onbevoegde derden inzage krijgen in vertrouwelijke politie-informatie; en het onvoldoende transparant dan wel leugenachtig verklaren, daar waar het op haar weg lag om volledige openheid van zaken te geven.
2.8.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 maart 2022 en de verwijten gemotiveerd betwist. Eiseres en de korpschef zijn naar aanleiding van het bezwaar en het door de korpschef gevoerde verweer gehoord door de Bezwaaradviescommissie HRM (de commissie). De commissie heeft geadviseerd het bezwaar ten aanzien van de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag gegrond te verklaren en het besluit op dit onderdeel te herroepen. De commissie heeft verder geadviseerd het bezwaar ten aanzien van het ongeschiktheidsontslag ongegrond te verklaren en het besluit op dat onderdeel in stand te laten.
Het bestreden besluit
3. Met het bestreden besluit van 9 december 2022 heeft de korpschef het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 28 maart 2022 in zijn geheel gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft de korpschef toegelicht waarom ten aanzien van het disciplinair ontslag is afgeweken van het advies van de commissie.
3.1.
Ten aanzien van het vermeende drugsgebruik acht de korpschef de verklaringen van eiseres en de betrokken derde niet geloofwaardig en is hij van mening dat het drugsgebruik en/of -bezit wel degelijk aannemelijk is te achten. Uit sms-gesprekken is voldoende duidelijk af te leiden dat eiseres drugs gebruikt; de verklaring dat de gesprekken over drankgebruik gaan is volgens de korpschef ongeloofwaardig.
3.2.
Ten aanzien van het geen melding maken van het ontvangen hebben van twee kinderpornografische afbeeldingen op de diensttelefoon stelt de commissie dat niet is komen vast te staan dat eiseres beide afbeeldingen heeft gezien en dat niet onaannemelijk is dat eiseres één van de afbeeldingen niet als echte foto heeft herkend; de commissie weegt het niet melden van de ontvangst wel mee bij het ongeschiktheidsontslag maar niet bij het disciplinair ontslag. De korpschef is van mening dat juist een politieambtenaar bij het ontvangen van dergelijke afbeeldingen gealarmeerd moet zijn en hiervan melding moet maken bij de leidinggevende.
3.3.
Ten aanzien van het gebruik van de mobiele telefoon acht de commissie het dubbelop om zowel de niet werkgerelateerde bevragingen als het gebruik van de telefoon daarvoor als zelfstandig plichtsverzuim te kwalificeren. De korpschef is van mening dat juist het verstrekken aan derden van inlogcodes van de telefoon, waarmee toegang mogelijk is tot vertrouwelijke politie-informatie, is aan te rekenen als plichtsverzuim. De korpschef handhaaft dit verwijt.
3.4.
Ten aanzien van het verrichten van ongeveer 25 niet werkgerelateerde bevragingen van politiesystemen is de commissie van oordeel dat dit als ernstig plichtsverzuim moet worden beschouwd maar dat een disciplinair onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig is. De korpschef stelt zich, onder verwijzing naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), op het standpunt dat de betreffende gedraging op zichzelf al voldoende is voor een onvoorwaardelijk ontslag.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, besproken.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het opleggen van de maatregel van disciplinair ontslag, subsidiair het ongeschiktheidsontslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het disciplinair onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim
Juridisch kader
7. Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Barp [2] kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid van dit artikel is plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 77, eerste lid aanhef en onder j, van het Barp [3] kan wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van ontslag worden opgelegd.
7.1.
Ook handelen buiten werktijd kan onder omstandigheden in strijd zijn met wat een goed ambtenaar behoort na te laten of te doen en daarmee plichtsverzuim opleveren. Dit kan het geval zijn in situaties waarbij het handelen, gelet op de vervulde functie, het aanzien van de openbare dienst heeft geschaad, maar ook in situaties waarbij de hoedanigheid en de gedragingen in de privésfeer onvoldoende gescheiden of te scheiden zijn. Dit is vaste rechtspraak van de CRvB. [4]
7.2.
Om een disciplinaire maatregel op te kunnen leggen vanwege plichtsverzuim is het noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat – in dit geval – eiseres de verweten gedraging heeft begaan. In het ambtenarentuchtrecht gelden niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Ook dit is vaste rechtspraak van de CRvB. [5]
7.3.
De rechtbank bespreekt hierna de verweten gedragingen. De rechtbank zal daarbij een andere volgorde aanhouden dan in het bestreden besluit.
Niet werkgerelateerde bevragingen van politiesystemen
8. Ten aanzien van de niet werkgerelateerde bevragingen heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat deze voldoende vaststaan en op zichzelf al voldoende grond zijn voor de kwalificatie ‘ernstig plichtsverzuim’ en daarmee voor de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag. De korpschef heeft zich hiervoor ook beroepen op vaste rechtspraak van de CRvB.
8.1.
Eiseres heeft in beroep betoogd dat het gemaakte verwijt onterecht is. Zij heeft aangevoerd dat zij na haar overplaatsing naar het team Forensische Opsporing geen of in elk geval te weinig begeleiding en scholing heeft gekregen om goed te kunnen werken met de verschillende, voor haar nieuwe, politiesystemen. Zij heeft om die reden geoefend met bevragingen; zij stelt dat zij dat alleen voor de dienst heeft gedaan. Eiseres betwist dat met haar is besproken dat zij in dezen onjuist handelde.
8.2.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat eiseres ongeveer 25 niet werkgerelateerde bevragingen heeft gedaan in de politiesystemen. Eiseres heeft de bevragingen ook niet ontkend. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiseres als reden heeft aangevoerd niet als rechtvaardiging van de niet werkgerelateerde bevragingen kan dienen. Voorop staat dat de systemen van de politie slechts mogen worden bevraagd voor functionele, werkgerelateerde doeleinden. Zoals de CRvB eerder heeft overwogen moet een bestuursorgaan deze regel strikt hanteren, juist omdat het lastig is om te bewijzen wat de betrokken ambtenaar met de opgevraagde informatie heeft gedaan. [6] De korpschef heeft naar voren gebracht dat er voor het leren omgaan met politiesystemen een specifieke oefenomgeving beschikbaar is, dat al bij het openen van bepaalde systemen een waarschuwing te zien is dat de systemen alleen voor het werk mogen worden gebruikt, en dat op het intranet van de politie voldoende informatie te vinden is over het oefenen met de systemen. Dat heeft eiseres niet gemotiveerd betwist. Voor zover zij meende dat ze onvoldoende gelegenheid had om te oefenen dan wel daarbij onvoldoende begeleiding heeft gekregen, had het op haar weg gelegen daarom te vragen bij haar leidinggevende. Ook de overige verklaringen die eiseres heeft gegeven over haar redenen om de systemen te raadplegen zonder dat dat voor het werk nodig was, leveren daarvoor geen goede reden op. Het nakijken van een kenteken om na te gaan of zijzelf als betrokkene bij een aanrijding stond vermeld was niet werkgerelateerd, en dus ook niet toegestaan. Dat laatste geldt ook voor de raadpleging die verband hield met mogelijk drugsgebruik van haar ex-partner. Dat eiseres die raadpleging heeft gedaan omdat ze wilde weten met wie ze omging, zoals ze stelt, lijkt overigens minder aannemelijk, omdat de raadpleging plaatsvond toen de relatie al beëindigd was.
8.3.
De CRvB heeft in verschillende uitspraken de enkele vaststelling van ongerechtvaardigde bevraging van politiesystemen voldoende geacht voor vaststelling van ernstig plichtsverzuim en daarmee onvoorwaardelijk disciplinair ontslag. [7] De rechtbank oordeelt dat de niet werkgerelateerde bevragingen voldoende vaststaan en daarmee dus ook de grondslag voor disciplinair ontslag. De beroepsgrond slaagt niet.
Misbruik van de diensttelefoon
8.4.
Ten aanzien van het misbruik van de diensttelefoon heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat het handelen van eiseres in strijd met het Gebruiksbeleid Mobiel Device voldoende reden is voor de vaststelling van plichtsverzuim. Eiseres heeft de telefoon volgens de korpschef gebruikt voor het voeren van privégesprekken over drugsgebruik en voor niet werkgerelateerde bevragingen van politiesystemen en heeft vertrouwelijke informatie op de telefoon opgeslagen. Verder is de telefoon gebruikt voor het (blijven) deelnemen aan een whatsapp-groep waarin ontoelaatbare afbeeldingen werden rondgestuurd. Eiseres had op de hoogte kunnen en moeten zijn van het gebruiksbeleid.
8.5.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij enkel voor ontvangst van de telefoon heeft getekend en verder geen uitleg heeft gekregen van het gebruiksbeleid. Zij was in de veronderstelling dat de telefoon ook voor privédoeleinden gebruikt mocht worden. Zij betwist het voeren van de door de korpschef bedoelde gesprekken. Wat betreft de ontvangst van de bedoelde afbeeldingen stelt eiseres dat zij de afbeeldingen niet als strafbare uitingen heeft herkend en dat zij deze meteen heeft verwijderd.
8.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. Voldoende is komen vast te staan dat eiseres haar diensttelefoon gebruikte voor niet aan de dienst te relateren bevragingen van de politiesystemen. De noodzaak daartoe is niet aannemelijk gemaakt. Verder is gebleken dat eiseres de inlogcodes van haar diensttelefoon heeft gedeeld met haar kinderen. Eiseres heeft de inlogcodes van haar diensttelefoon ook gedeeld met haar toenmalige partner van wie zij wist dat die niet van onbesproken gedrag was. Op grond van deze feiten en omstandigheden heeft de korpschef naar het oordeel van de rechtbank kunnen besluiten de gedragingen als ‘ernstig plichtsverzuim’ aan te merken en dit mede ten grondslag te leggen aan de maatregel van disciplinair ontslag. Dat eiseres niet op de hoogte zou zijn van het gebruiksbeleid is niet aannemelijk en overigens ook geen reden om de gedraging niet verwijtbaar te achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Het handelen dan wel nalaten na de ontvangst van ontoelaatbare afbeeldingen
8.7.
Naast de hiervoor besproken gedragingen heeft de korpschef eiseres ook verweten dat zij zichzelf niet direct na ontvangst van de hiervoor bedoelde afbeeldingen uit de betreffende whatsappgroep heeft verwijderd en dat zij de ontvangst van de afbeeldingen niet direct aan haar leidinggevende heeft gemeld. Eiseres heeft de afbeeldingen wel meteen van de telefoon verwijderd en daaruit leidt de korpschef af dat eiseres zich bewust was van het ontoelaatbare karakter van de afbeeldingen.
8.8.
Eiseres heeft als verweer gevoerd dat zij de kinderpornografische afbeeldingen niet als echte foto had herkend maar als een zogenaamde ‘sticker’ en dat zij de afbeeldingen direct heeft verwijderd. De afbeeldingen met een racistisch dan wel discriminerend karakter heeft zij ook direct verwijderd. Zij heeft de afzender(s) laten weten niet van dergelijke plaatjes gediend te zijn. Het toezenden is toen ook opgehouden. Zij heeft aangevoerd dat zij meende dat dit voldoende was en dat zij het daarom niet aan haar leidinggevende hoefde te melden. Zij heeft erkend zich niet uit de whatsappgroep te hebben verwijderd.
8.9.
De rechtbank oordeelt dat de korpschef ook de hiervoor bedoelde gedragingen mede aan het disciplinair ontslag ten grondslag heeft mogen leggen. De gedragingen staan voldoende vast en kunnen als plichtsverzuim gekwalificeerd worden. De door eiseres genoemde omstandigheden doen daar niet aan af. De beroepsgrond slaagt niet.
Het drugsgebruik
8.10.
Ten slotte heeft de korpschef aan het disciplinair ontslag ten grondslag gelegd dat er voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat eiseres destijds drugs gebruikte of heeft gebruikt. De korpschef heeft gewezen op sms-verkeer tussen eiseres en derden, onder andere op 17 april 2021, waaruit dit naar zijn mening voldoende duidelijk blijkt. De verklaring van eiseres dat de gesprekken niet drugsgebruik maar drankgebruik betroffen heeft de korpschef ongeloofwaardig geacht.
8.11.
Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat zij drugs zou hebben gebruikt. Geen van de getuigen heeft haar drugs zien gebruiken. De sms-gesprekken gingen over drankgebruik. Eiseres werd door haar toenmalige partner beschuldigd van drugsgebruik en zij probeerde hem te sussen door met hem mee te praten. Er was sprake van een toxische relatie waarin haar toenmalige partner probeerde haar te raken.
8.12.
De rechtbank is van oordeel dat de korpschef het drugsgebruik van eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het dossier bevat weliswaar geen direct bewijs van het gebruik maar de korpschef heeft de sms-gesprekken zo mogen opvatten dat daarin over drugsgebruik van eiseres werd gesproken en niet over drankgebruik. De gesprekken gaan deels over gebruik van ‘sos’ door eiseres en eiseres heeft erkend dat zij weet dat het codewoord ‘sos’ wordt gebruikt als aanduiding van cocaïne. De rechtbank acht het drugsgebruik hiermee deugdelijk en voldoende overtuigend vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Toerekenbaarheid
8.13.
De korpschef heeft het disciplinair ontslag toerekenbaar geacht en heeft in hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd geen aanleiding gevonden dat anders te beoordelen.
8.14.
Eiseres heeft in beroep gesteld dat volgens vaste rechtspraak van de CRvB van belang is of zij ten tijde van de gedragingen in staat was de ontoelaatbaarheid daarvan in te zien en of zij in staat was overeenkomstig dit inzicht te handelen en de gedragen achterwege te laten. Zij betoogt verder dat onvoldoende rekening is gehouden met haar ziektegeschiedenis met twee arbeidsongevallen, depressieklachten en burn-out. Ook verliep de re-integratie (verwijtbaar aan de werkgever) niet goed.
8.15.
De rechtbank oordeelt dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd er niet toe leidt dat de verweten gedragingen haar niet kunnen worden toegerekend. Voor zover eiseres bedoelt te betogen dat zij niet in staat was in te zien dat haar gedragingen ontoelaatbaar waren of niet in staat was volgens dat inzicht te handelen, is daarvoor onvoldoende feitelijke onderbouwing gegeven. De omstandigheid dat de re-integratie na de arbeidsongevallen die ze heeft gehad niet goed is verlopen is daarvoor op zichzelf niet voldoende.
Evenredigheid
8.16.
De korpschef stelt zich op het standpunt dat, nu sprake is geweest van ernstig plichtsverzuim, de maatregel van disciplinair ontslag evenredig is. Dat de maatregel voor eiseres grote gevolgen heeft en dat eiseres voor het overige een onberispelijk arbeidsverleden bij de politie had maakt dat niet anders. Een herstelkans lag niet in de rede, gezien de ernst van de vastgestelde gedragingen maar ook omdat eiseres geen inzicht in de ernst van haar handelen heeft laten zien.
8.17.
Eiseres betoogt dat de in haar visie geringe aard van de vaststaande verwijten in combinatie met het feit dat zij elkaar niet versterken in de weg staat aan een strafontslag. Volstaan had moeten worden met een waarschuwing of hoogstens een voorwaardelijk disciplinair ontslag. Eiseres wijst op haar moeilijke financiële positie en haar arbeidsverleden bij de politie waarin zij nooit eerder problemen heeft gehad. Eiseres wijst ook op de moeizaam gelopen re-integratie na dienstongevallen. Eiseres is van mening dat zij ten onrechte niet een herstelkans heeft gekregen.
8.18.
De rechtbank oordeelt dat de korpschef voldoende heeft onderbouwd dat de opgelegde disciplinaire maatregel evenredig is aan de ernst van de verweten gedragingen. Er is sprake van ernstig plichtsverzuim. Bij de beoordeling van de evenredigheid kunnen de grote gevolgen voor eiseres en haar arbeidsverleden geen doorslaggevende rol spelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Geen ontslag mogelijk wegens langdurige arbeidsongeschiktheid
8.19.
Eiseres betoogt ten slotte dat haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid mede ten grondslag ligt aan het onvoorwaardelijke ontslag, maar dat ontslag wegens arbeidsongeschiktheid niet is toegestaan en dat de werkgever niet elke reële mogelijkheid tot herplaatsing heeft onderzocht.
8.20.
De korpschef neemt naar aanleiding van dit betoog het standpunt in dat het ontslag geen verband heeft met de arbeidsongeschiktheid van eiseres, maar enkel is gebaseerd op (ernstig) plichtsverzuim en ongeschiktheid voor het politieambt. Ten tijde van de verweten gedragingen was eiseres nog maar voor 1% ziek gemeld en was zij al ver gevorderd in het re-integratietraject. Dit traject is vanwege het ontslag beëindigd.
8.21.
De rechtbank oordeelt dat het betoog van eiseres niet slaagt. Uit het bestreden besluit noch uit de daaraan ten grondslag gelegde stukken komt naar voren dat gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van eiseres een reden zou zijn voor haar ontslag. Het betoog van eiseres op dit punt is niet voldoende feitelijk onderbouwd. Het standpunt van de korpschef is voldoende draagkrachtig en begrijpelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Het ongeschiktheidsontslag
8.22.
Slotsom van bovenstaande is dat de aangevoerde beroepsgronden tegen het disciplinair ontslag niet slagen en dat de maatregel van disciplinair ontslag in stand kan blijven. De rechtbank hoeft daarom het subsidiaire ongeschiktheidsontslag niet te bespreken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het disciplinair ontslag van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzitter, en mr. J.L. Boxum en
mr. M. Doornbosch, leden, in aanwezigheid van mr.L.J. van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
de voorzitter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen (https://mijn.rechtspraak.nl/keuze)” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 76
1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
2 Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 77 (voor zover van belang)
1. Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd:
(…)
j. ontslag.
Artikel 94 (voor zover van belang)
1. Anders dan op aanvraag van de ambtenaar, bij wijze van straf of ingevolge artikel 7 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, artikel 88a, 89, 90, 91, 92, of 93 kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van:
(…)
g. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;

Voetnoten

1.De tekst van deze artikelen staat in de bijlage bij de uitspraak.
2.De tekst van dit artikel staat in de bijlage bij de uitspraak.
3.De tekst van dit artikel staat in de bijlage bij de uitspraak.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1914).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:252).
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3670).
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 25 juli 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2528), 16 oktober 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3371) en 22 september 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2098).