ECLI:NL:CRVB:2014:3371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.Th. Wolleswinkel
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Onvoorwaardelijk ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim door niet-zakelijke raadpleging van vertrouwelijke gegevens
In deze zaak gaat het om het onvoorwaardelijk ontslag van appellante, die werkzaam was bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. Appellante heeft een geheimhoudingsverklaring ondertekend, waarin zij zich verplichtte om vertrouwelijke gegevens alleen voor zakelijke doeleinden te raadplegen. Na anonieme meldingen over haar handelen, heeft het college van burgemeester en wethouders een integriteitsonderzoek ingesteld. Dit onderzoek toonde aan dat appellante in de periode van februari 2010 tot juli 2012 tientallen malen vertrouwelijke gegevens voor niet-zakelijke doeleinden heeft geraadpleegd, wat leidde tot haar schorsing op 14 augustus 2012.
Na een advies van het bureau integriteit, heeft het college op 8 januari 2013 besloten om appellante onvoorwaardelijk te ontslaan. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit ontslag ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aan appellante verweten gedragingen, te weten het voor niet-zakelijke doeleinden raadplegen van vertrouwelijke gegevens, aan haar konden worden toegerekend. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen en dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim.
De Raad benadrukte dat appellante in haar functie hoge eisen op het gebied van integriteit en onkreukbaarheid moest naleven, en dat haar handelen het vertrouwen van het college ernstig had beschaamd. De Raad verwierp ook de stelling van appellante dat het ontslag in strijd was met het legaliteitsbeginsel en dat er sprake was van een dubbele bestraffing. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.