ECLI:NL:CRVB:2019:2528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de straf van onvoorwaardelijk ontslag van een politieambtenaar wegens plichtsverzuim en het raadplegen van politiesystemen voor privédoeleinden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een politieambtenaar, was onvoorwaardelijk ontslagen wegens plichtsverzuim, specifiek het raadplegen van politiesystemen voor privédoeleinden. De Raad oordeelde dat de straf van ontslag niet onevenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De appellant had zich schuldig gemaakt aan het raadplegen van de politiesystemen in een periode van meer dan acht maanden, waarbij hij informatie zocht over personen waarmee hij persoonlijk betrokken was. Dit gedrag werd als ernstig plichtsverzuim beschouwd, vooral gezien de hoge eisen die aan politieambtenaren worden gesteld op het gebied van integriteit en betrouwbaarheid.
De Raad bevestigde dat de korpschef terecht het ontslag had opgelegd, ondanks de lange onberispelijke staat van dienst van de appellant. De Raad benadrukte dat het niet relevant was dat dergelijk plichtsverzuim in de praktijk vaker voorkomt, en dat de appellant zich bewust had moeten zijn van de gevolgen van zijn handelen. De uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard, werd bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze berustte. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon worden vrijgesteld van de disciplinaire gevolgen van zijn gedrag, en dat de opgelegde straf proportioneel was.