1.4.Nadat appellante haar zienswijze had ingediend, heeft het college haar met een besluit van 1 november 2018, na bezwaar gehandhaafd bij het besluit van 7 mei 2019 (bestreden besluit), op grond van artikel 8:13 in verbinding met artikel 16:1:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) met ingang van 5 november 2018 de disciplinaire straf van ontslag opgelegd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellant ernstig plichtsverzuim heeft gepleegd bestaande uit de volgende gedragingen:
a. a) het met een medewerker uitwisselen van denigrerende app-berichten over de toenmalige leidinggevende van appellante;
b) het door onjuiste informatie bewerkstelligen dat twee facturen van het bedrijf [bedrijf A] ( [A] ), van in totaal € 20.000,-, betaalbaar werden gesteld voor werkzaamheden die niet hadden plaatsgevonden (het zogeheten Vacature Café). Appellante heeft bij het verzoek om de facturen betaalbaar te stellen gemeld dat deze door [naam 1] waren nagekeken en akkoord bevonden, maar heeft nagelaten te vermelden dat [A] eigendom is van [naam 1] die (ook) als externe kracht in het team van appellante werkte.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten aangetroffen dat het onderzoek van Hoffmann door het college werd gestuurd of beïnvloed. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van Hoffmann zorgvuldig is geweest en dat het college het rapport van Hoffmann aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Wat betreft de app-berichten is de rechtbank van oordeel dat appellante met het verzenden daarvan zich ongeoorloofd en ongepast heeft gedragen en daarmee de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden. Appellante heeft hiermee haar toenmalige leidinggevende bij één van de medewerkers in diskrediet gebracht en heeft hiermee deloyaal en oncollegiaal gehandeld. Het college heeft dit terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim.
Niet in geschil is dat appellante twee facturen betaalbaar heeft laten stellen van in totaal € 20.000,-. Verder is de rechtbank van oordeel dat de “betaalbaarstelling” en “Vacature Café” twee aparte gedragingen zijn. Ten aanzien van de “betaalbaarstelling” is de rechtbank van oordeel dat door [naam 2]onvolledig en onjuist te informeren en door niet zelf de facturen van [A] te controleren appellante zich niet heeft gedragen zoals van een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Appellante heeft bewust [naam 2] op het verkeerde been gezet en was eindverantwoordelijke voor de controle. Deze gedraging is naar het oordeel van de rechtbank terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. De rechtbank acht verder het ontslag voor de twee gedragingen (appberichten en “betaalbaarstelling”) niet onevenredig. Omdat deze twee gedragingen samen de opgelegde disciplinaire straf van ontslag kunnen dragen laat de rechtbank de andere gedraging (Vacature Café) onbesproken.
Het standpunt van appellante
3. Appellante heeft aangevoerd – samengevat – dat als er al sprake is van plichtsverzuim dit naar haar overtuiging geen zodanig ernstig plichtsverzuim is geweest dat dit tot een onvoorwaardelijk strafontslag zou moeten leiden.