7.3.De rechtbank kan de korpschef volgen in zijn standpunt dat eiser met de hem verweten gedragingen het in hem te stellen vertrouwen onherstelbaar heeft beschadigd. Daarbij is van belang dat aan politieambtenaren hoge eisen van normbesef, integriteit en betrouwbaarheid mogen worden gesteld. Eiser heeft tweemaal fysiek huiselijk geweld gebruikt tegen zijn ex-partner, haar psychische en emotionele schade toegebracht en zijn jaloerse gedrag uitte zich in vergaand controlerend gedrag. De korpschef heeft daarbij terecht gesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen waartegen hij als politieagent juist moet optreden. Van hem mag worden verwacht dat hij zich in elke situatie, ook in privétijd, kan beheersen. Dat eiser, zoals hij op de zitting heeft gezegd, op het moment van de incidenten een verkeerde emotie had, verandert de zaak niet. De rechtbank kan de korpschef ook volgen in zijn standpunt dat het vertrouwen dat burgers mogen hebben in de politie en het daarbij behorende het imago van de politieorganisatie, door de handelwijze van eiser ernstig zijn geschaad. De korpschef heeft daarom de gedragingen terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. In wat eiser daarover op de zitting naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
8. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd en wat hij op de zitting naar voren heeft gebracht geen aanleiding om aan te nemen dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend. Daartoe overweegt zij dat eiser geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan getwijfeld moet worden of de gedragingen hem kunnen worden toegerekend. Anders dan eiser stelt, heeft de korpschef bij de toerekenbaarheid van het ernstig plichtsverzuim mogen uitgaan van de verklaringen van de ex-partner, de door haar in de tijdlijn beschreven incidenten, de inhoud van de WhatsApp-berichten en de getuigenverklaringen. De omstandigheid dat de ex-partner niet is verhoord door de onderzoekers omdat zij niet wilde meewerken aan het onderzoek, maakt dat niet anders. Voor de stelling van eiser dat de korpschef de feiten naar eigen inzicht heeft ingekleurd en dat de verklaringen van de ex-partner niet consistent zijn, zijn in het dossier geen concrete aanwijzingen te vinden. Hoewel uit de gedingstukken blijkt dat sprake was van een ongezonde relatie tussen eiser en zijn ex-partner, maakt deze omstandigheid niet dat eiser de ontoelaatbaarheid van de verweten gedragingen niet heeft kunnen inzien of niet overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Dat eiser de incidenten heeft uitgepraat met zijn ex-partner, verandert de zaak niet. Dit alles maakt dat de korpschef bevoegd was de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag aan eiser op te leggen.
Evenredigheid strafontslag
9. De rechtbank is van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag, gezien de ernst en de aard van de gedragingen van eiser en de betekenis hiervan voor zijn functioneren binnen de politieorganisatie, niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Daartoe acht zij van belang dat aan eiser als politieagent hoge eisen mogen worden gesteld op het gebied van integriteit en verantwoordelijkheid en dat hij door zijn handelwijze het in hem te stellen vertrouwen ernstig heeft geschaad. De korpschef heeft bij de beoordeling van de evenredigheid van het strafontslag het belang van een integere politieorganisatie zwaarder mogen laten wegen dan het persoonlijk belang van eiser. Op de zitting heeft de korpschef toegelicht dat, hoewel hij inziet dat het strafontslag zwaar ingrijpt in het leven van eiser, de persoonlijke omstandigheden van eiser geen reden zijn om het opgelegde strafontslag niet te handhaven. Daar komt bij dat eiser eerder in 2009 voor dezelfde gedragingen een disciplinaire maatregel van voorwaardelijk strafontslag, met een proeftijd van drie jaar, opgelegd heeft gekregen. Dat tussen de straf van betrokkene in 2009 en de incidenten in november 2018 en augustus 2020 een periode van negen jaar is gelegen, maakt dat niet anders. De rechtbank verwijst daarbij naar de door de korpschef aangehaalde uitspraak van de Raad van 17 december 2020.Wat eiser op de zitting naar voren heeft gebracht over de zwaarte van de opgelegde straf doet onvoldoende af aan de ernst van het plichtsverzuim om tot het oordeel te komen dat met een minder zware disciplinaire straf, zoals een schriftelijke waarschuwing, had moeten worden volstaan. Hoewel de rechtbank onderkent dat de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag voor eiser ingrijpende (financiële) gevolgen heeft, omdat hij zijn baan heeft verloren, leidt dit niet tot een ander oordeel. Het belang bij het ontslag van eiser ligt, zoals de korpschef op de zitting heeft gesteld, in het hebben van een betrouwbare en integere politieorganisatie. Dit is een voldoende zwaarwegend belang, dat zwaarder heeft mogen wegen dan het persoonlijk belang van eiser bij behoud van zijn werk als politieagent.