In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de schadevergoeding en herstelmethodiek van het Instituut Mijnbouwschade Groningen beoordeeld. Eiser, eigenaar van een boerderij in Midwolda, heeft in 2018 een aanvraag om schadevergoeding ingediend vanwege zettingsschade aan zijn pand. Het Instituut heeft in eerdere besluiten schadevergoedingen toegekend, maar eiser is van mening dat deze vergoedingen onvoldoende zijn en dat de herstelmethodiek niet adequaat is. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die onder andere aanvoert dat het Instituut onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de oorzaken van de schade en dat de deskundigenrapporten niet voldoende onderbouwd zijn.
De rechtbank concludeert dat het Instituut niet in staat is geweest om het bewijsvermoeden van schade door mijnbouwactiviteiten te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de deskundigen onvoldoende bewijs hebben geleverd voor alternatieve oorzaken van de schade en dat de toegewezen schadevergoeding voor schade 18 en 23 niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit gedeeltelijk en draagt het Instituut op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen over de herstelmethodiek en -kosten voor de schade. Tevens wordt het Instituut veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van schadeclaims en de noodzaak voor bestuursorganen om adequaat bewijs te leveren voor hun besluiten.