In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over schadevergoeding voor mijnbouwschade aan een woning in Groningen. Eiseres, de eigenaar van de woning, had op 12 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor schadevergoeding op basis van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) vanwege fysieke schade aan haar woning door mijnbouwactiviteiten. In het primaire besluit van 4 februari 2021 werd een schadevergoeding van € 6.565,33 toegekend. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna verweerder op 7 september 2021 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en de schadevergoeding verhoogde naar € 7.837,76. Eiseres ging in beroep tegen dit bestreden besluit, omdat zij vond dat de schadevergoeding voor bepaalde schadeposten onvoldoende was.
Tijdens de zitting op 21 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat de schadevergoeding voor schade 3, die betrekking had op scheurvorming in de binnenmuur, ontoereikend was en dat ook de kosten voor het sauzen van de plafonds vergoed dienden te worden. Verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, stelde dat de plafonds geen onderdeel uitmaakten van het schadeherstel en dat de toegewezen schadevergoeding correct was.
De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding in het bestreden besluit te laag was vastgesteld en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank kende een aanvullende schadevergoeding van € 3.734,87 toe voor het afwerken van de wanden van de woonkamer en verhoogde de overlastvergoeding naar € 500,-. De rechtbank oordeelde dat de plafonds geen schade hadden opgelopen en dat de deskundigen voldoende hadden gemotiveerd dat het sauzen van de plafonds niet noodzakelijk was voor het herstel. De rechtbank droeg verweerder op het griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van € 137,50.