ECLI:NL:RBNNE:2022:1025

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
LEE 21/3352
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor mijnbouwschade aan woning onder de Tijdelijke wet Groningen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over schadevergoeding voor mijnbouwschade aan een woning in Groningen. Eiseres, de eigenaar van de woning, had op 12 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor schadevergoeding op basis van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) vanwege fysieke schade aan haar woning door mijnbouwactiviteiten. In het primaire besluit van 4 februari 2021 werd een schadevergoeding van € 6.565,33 toegekend. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna verweerder op 7 september 2021 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en de schadevergoeding verhoogde naar € 7.837,76. Eiseres ging in beroep tegen dit bestreden besluit, omdat zij vond dat de schadevergoeding voor bepaalde schadeposten onvoldoende was.

Tijdens de zitting op 21 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat de schadevergoeding voor schade 3, die betrekking had op scheurvorming in de binnenmuur, ontoereikend was en dat ook de kosten voor het sauzen van de plafonds vergoed dienden te worden. Verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, stelde dat de plafonds geen onderdeel uitmaakten van het schadeherstel en dat de toegewezen schadevergoeding correct was.

De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding in het bestreden besluit te laag was vastgesteld en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank kende een aanvullende schadevergoeding van € 3.734,87 toe voor het afwerken van de wanden van de woonkamer en verhoogde de overlastvergoeding naar € 500,-. De rechtbank oordeelde dat de plafonds geen schade hadden opgelopen en dat de deskundigen voldoende hadden gemotiveerd dat het sauzen van de plafonds niet noodzakelijk was voor het herstel. De rechtbank droeg verweerder op het griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van € 137,50.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3352

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[naam] , uit [plaats] , eiseres,

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigden: mr. K. Winterink en mr. S.C. Goldbohm).

Procesverloop

Op 12 augustus 2020 heeft eiseres op grond van de Tijdelijke wet Groningen (de TwG) een aanvraag ingediend tot schadevergoeding voor het gebouw aan [adres] te [plaats] .
In het besluit van 4 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag toegewezen en besloten om een vergoeding toe te kennen van € 6.565,33.
Eiseres heeft op 24 februari 2021 tegen het primaire besluit bezwaar ingediend.
Op 31 mei 2021 heeft eiseres haar bezwaren tegen het primaire besluit tijdens een hoorzitting nader toegelicht.
In het besluit van 7 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en besloten om een vergoeding toe te kennen van € 7.837,76.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vervolgens nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is verschenen L.H.M. Nabben, deskundige van het schade-expertisebureau NIVRE C&P.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van het volgende.
1.1
Het betreffende gebouw aan [adres] te [plaats] is gebouwd in 1973 en wordt door eiseres gebruikt als woning. Eiseres is sinds 2007 de eigenaar van deze (hoek)woning (hierna: de woning).
1.2.
Op 12 augustus 2020 heeft eiseres voor de schade aan de woning een aanvraag ingediend tot schadevergoeding. .
1.3.
In het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres op grond van de TwG een schadevergoeding van € 6.565,33, inclusief wettelijke rente en bijkomende kosten, toegekend wegens fysieke schade aan de woning door mijnbouwactiviteiten. Tegen het primaire besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. In het kader van de behandeling van dat bezwaarschrift heeft de Bezwaaradviescommissie van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (de bezwaaradviescommissie) eiseres gehoord. Naar aanleiding van de hoorzitting heeft verweerder een nieuw adviesrapport (d.d. 24 juni 2021) laten opstellen. Vervolgens heeft eiseres een zienswijze ingediend. Naar aanleiding van de zienswijze is opnieuw een adviesrapport uitgebracht (d.d. 15 juli 2021). Eiseres heeft vervolgens wederom een zienswijze ingediend. Verweerder heeft vervolgens bij het bestreden besluit van 7 september 2021 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en besloten om een vergoeding toe te kennen van € 7.837,76, inclusief wettelijke rente, aanvullende vergoeding en bijkomende kosten.
1.4.
De schades aan de woning zijn onderverdeeld in schade 1 tot en met schade 8.
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert in beroep het volgende aan.
2.1.
Eiseres voert aan dat de toegekende schadevergoeding voor schade 3 ontoereikend is. Schade 3 betreft een scheurvorming in de binnenmuur in de woonkamer. Verweerder heeft slechts een vergoeding van 20% van de totale kosten toegekend. Bij de calculatie van de vergoeding voor schade 3 dient te worden uitgegaan van 100% van de totale herstelkosten van alle wanden van de woonkamer. Om de wand terug te brengen in een minimaal gelijkwaardige toestand als voor het ontstaan van de aan mijnbouwactiviteiten gerelateerde schade dient een vergoeding van 100% van de herstelkosten te worden toegekend. In het primaire besluit is ook een 100% vergoeding gehanteerd en uitbetaald, aldus eiseres..
2.2.
Eiseres voert voorts aan dat verweerder ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de kosten van herstel van schade 8. Schade 8 betreft ook scheurvorming in een binnenmuur van de woonkamer. De kosten voor het herstellen van schade 8 dienen alsnog volledig te worden vergoed, dan wel te worden ondervangen door een in verband met schade 3 toe te kennen vergoeding van 100% van de totale herstelkosten van alle wanden.
2.3
Verder voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor het sauzen van het plafond in de woonkamer (schade 3) en het plafond in de werkkamer (schade 4). Verweerder is niet ingegaan op de specifieke situatie. De plafonds zijn namelijk voorzien van dezelfde op kleur gespoten sierpleister als die op de wanden is aangebracht, waardoor bij daglicht geen kleurverschil met de wanden is waar te nemen. Het niet meenemen van de plafonds bij herstel van de wanden heeft tot gevolg dat er met zekerheid een verschil in kleur zal ontstaan, hetgeen betekent dat de nieuwe situatie een verslechtering oplvert ten opzichte van de bestaande situatie.
2.4.
Eiseres stelt verder dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden. Eiseres beroept zich op het vertrouwensbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en het beginsel van fair play. Om die reden dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
2.5.
In de aanvullende gronden van 10 maart 2022 stelt eiseres dat wanneer de schadevergoeding in totaal hoger is dan een bedrag van € 10.000,-, de overlastvergoeding dient te worden verhoogd naar een bedrag van € 500,-.
3. Verweerder voert in beroep het volgende aan.
3.1.
Verweerder verwijst naar het nader advies van deskundige Nabben van 16 februari 2022. Naar aanleiding van dat advies zal verweerder schade 3 beoordelen als nieuwe schade en niet alleen voor de nieuwe scheurvorming een volledige vergoeding toekennen , maar ook een volledige vergoeding (100%) toekennen voor de afwerking van de wanden van de woonkamer. Deskundige Nabben heeft de kosten voor schade 3 gecalculeerd op een bedrag van € 4.925,29 (incl. btw). Daarbij is hij uitgegaan van het aanbrengen van 58 m2 aan sierpleisterwerk op de wanden (met de daarbij bijkomende kosten waaronder de kosten van stucloper). Het voorgaande betekent dat aan eiseres een aanvullende vergoeding wordt toegekend door verweerder van € 3.734,87.
3.2.
Eiseres heeft verweerder verzocht de kosten voor het herstellen van schade 8 alsnog volledig te vergoeden dan wel te ondervangen door een in verband met schade 3 toe te kennen vergoeding van 100% van de totale herstelkosten van alle wanden. Onder verwijzing naar het hier voren bedoelde nader advies van deskundige Nabben, merkt verweerder op dat aan dit verzoek wordt tegemoet gekomen. Verweerder verzoekt de rechtbank zelf in de zaak te voorzien door conform de calculatie van deskundige Nabben een aanvullende vergoeding aan eiseres toe te kennen. Daarnaast verzet verweerder zich niet tegen de door eiseres gevraagde verhoging van de overlastvergoeding.
3.3.
Verweerder voert verder aan dat tijdens de hoorzitting in bezwaar deskundige Krijns heeft toegelicht dat bij het aanbrengen van het sierpleisterwerk op de wanden rekening kan worden gehouden met de structuur van het sierpleisterwerk. In de adviesrapporten in bezwaar is deskundige Krijns nader ingegaan op de vraag of bij het aanbrengen van sierpleisterwerk op de wanden kleurverschil met het plafond ontstaat. Deskundige Krijns heeft nader toegelicht dat hij in het kader van het herstel van de schades 3 en 4 geen aanleiding ziet voor het aanbrengen van sauswerk of een andere afwerking op de plafonds van de woon- en werkkamer. Daarbij is toegelicht dat een plafond een horizontaal element is en daarom de lichtinval een ander effect geeft op de kleurstelling van het plafond ten opzichte van de wanden. Voor het herstel in de oude toestand is een nieuwe afwerking van het plafond niet noodzakelijk volgens deze deskundige.
3.4.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft verweerder deskundige Nabben om nader advies gevraagd. Deskundige Nabben komt tot hetzelfde oordeel als deskundige Krijns. Het sauswerk op de plafonds in de woon- en werkkamer maken geen onderdeel uit van het schadeherstel ter zake van de schades 3 en 4. Deskundige Nabben licht toe dat lichtinval, met name doordaglicht, altijd tot enige nuanceverschil in de kleurwaarneming tussen verticale en horizontale vlakken zal leiden. Verder voert verweerder aan dat deskundige Nabben ook het fotomateriaal dat eiseres bij het beroepschrift heeft gezonden, heeft beoordeeld. De aangeleverde foto’s vormen echter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
3.5.
Tot slot voert verweerder aan dat eiseres terecht stelt dat in strijd is gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel ingevolge artikel 3:2 van de Awb, in samenhang bezien met het beginsel dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering, vastgelegd in artikel 3:46 van de Awb. Dit betoog treft doel, voor zover het beroep is gericht tegen de vergoeding van 20% van de wandafwerking van de woonkamer. Verweerder ziet voor het overige geen aanleiding om aan te nemen dat de beslissing op bezwaar onvoldoende zorgvuldig of gemotiveerd tot stand is gekomen.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen ter zitting het eens zijn geworden over een aanvullende schadevergoeding voor schade 3 (en schade 8) van € 3.734,87 voor het afwerken van de wanden van de woonkamer. De meerprijs van het kleurcomponent is volgens verweerder al in de prijs verdisconteerd. Om die reden heeft eiseres het verzoek om een meerprijs voor de kleurstelling laten vallen. Verder zijn partijen ter zitting het eens geworden dat door de toewijzing van de aanvullende schadevergoeding de overlastvergoeding dient te worden verhoogd naar een bedrag van € 500,-.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat de schadevergoeding in het bestreden besluit op een te laag bedrag is vastgesteld. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarin is bepaald dat aan eiseres een aanvullende schadevergoeding van € 1.190,42 wordt toegekend voor de schades 3 en 8. De rechtbank ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat de aan eiseres een aanvullende schadevergoeding van € 3.734,87 wordt toegekend. De rechtbank bepaalt verder dat de overlastvergoeding wordt verhoogd naar een bedrag van € 500,-. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
4.3.
De rechtbank overweegt verder dat de woning van eiseres is gelegen in het gebied dat wordt beïnvloed door beweging van de bodem als gevolg van mijnbouwactiviteiten ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. Daarom is het bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4250), mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.
4.4.
Ten aanzien van schades 3 en 4 verschillen partijen nog van mening over de vraag of ook de kosten van het sauzen van de in geding zijnde plafonds moeten worden vergoed. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet in geschil is dat de plafonds in de woon- en werkkamer geen (mijnbouw)schade hebben opgelopen.
4.5
Verweerder verwijst naar de verschillende adviezen van de deskundigen. In het adviesrapport van 17 juli 2021 heeft deskundige Krijns gesteld dat het plafond een horizontaal element is en de wanden een verticaal element zijn. De lichtinval geeft daardoor altijd een ander effect op de kleurstelling -en de beleving daarvan- van het plafond ten opzichte van de wanden. In het advies van 16 februari 2022 geeft deskundige Nabben aan dat hij daarom van mening is dat het aanbrengen van sauswerk op de plafonds geen onderdeel uitmaakt van het schadeherstel in de woning. In het advies komt verder naar voren dat het ongebruikelijk is om bij het herstel van schade in een verticaal bouwdeel tevens een nieuwe afwerking op het plafond aan te brengen.
4.6.
Verweerder heeft met de rapportages van de deskundigen van Krijns en Nabben naar het oordeel van de rechtbank met een voldoende mate van zekerheid aangetoond dat de in geding zijnde plafonds niet mee geschilderd hoeven te worden teneinde de situatie voorafgaande aan het ontstaan van de schade door mijnbouw te herstellen. Eiseres heeft daarnaast geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan deze deskundigenoordelen aangedragen. De enkele stelling dat de er kleurverschil zal ontstaan, zonder enig bewijs daarvoor te leveren in bijvoorbeeld de vorm van een contra-expertise, is onvoldoende. Daarbij wijst de rechtbank op wat de deskundigen hebben aangegeven ten aanzien van de kleurbeleving van verticale delen ten opzichte van horizontale delen, zoals de in geding zijnde plafonds. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de plafonds geen onderdeel hoeven uit te maken van het schadeherstel. Verweerder heeft dan ook terecht geen kostenpost voor dat onderdeel opgenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
4.7.
Voor wat betreft eiseres haar beroep op de schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, merkt de rechtbank op dat het beroep reeds gedeeltelijk gegrond wordt verklaard. Daarnaast voorziet de rechtbank in de zaak, door eiseres een schadevergoeding toe te kennen, teneinde de onzorgvuldigheid te herstellen. Een schending van een ander beginsel, zoals aangevoerd door eiseres, is de rechtbank niet gebleken.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt.
6. Eiseres heeft verder verzocht om vergoeding van kosten van de in de bezwaar- en beroepsfase gemaakte kosten. De rechtbank stelt echter vast dat eiseres zich in de bezwaar- en beroepsprocedure niet heeft laten bijstaan door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener, maar zowel schriftelijk als op zitting haar eigen belangen heeft behartigd. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is daarom geen grond aanwezig voor een vergoeding van kosten van verrichte proceshandelingen (vgl. de uitspraken van de ABRvS van 22 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2756, r.o. 3) en 11 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:732, r.o. 5)). Eiseres heeft na afloop van de behandeling ter zitting middels het formulier proceskosten verzocht om vergoeding van reiskosten ad € 5,70. Ook heeft eiseres verzocht om verletkosten voor het bijwonen van de zitting ad € 131,80. De rechtbank stelt vast dat eiseres de hoogte van de reis- en verletkosten voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank zal daarom verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte kosten op het door eiseres verzochte bedrag van € 137,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin de hoogte van de schadevergoeding is vastgesteld voor schades 3 en 8;
  • bepaalt dat de nog aan eiseres toe te kennen schadevergoeding € 3.734,87 bedraagt;
  • bepaalt dat de overlastvergoeding wordt verhoogd naar een bedrag van € 500,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van € 137,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Versteeg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.