ECLI:NL:RBNNE:2023:1258

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 232
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag rioolheffing en de opbrengstlimiet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een woningcorporatie, eiseres, en de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen, verweerder, over een aanslag rioolheffing voor het jaar 2017. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag van € 335.317, welke door verweerder op 21 december 2020 ongegrond is verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 heeft eiseres haar gemachtigde laten vertegenwoordigen, bijgestaan door een derde, terwijl verweerder ook zijn gemachtigden had meegenomen. De rechtbank heeft het beroep gelijktijdig behandeld met andere beroepen van eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag is opgelegd op basis van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017 van de gemeente Menterwolde. Eiseres heeft betoogd dat de opbrengstlimiet is overschreden en dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door bepaalde percelen niet in de heffing te betrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geraamde baten de lasten overschrijden, wat leidt tot de conclusie dat de Verordening partieel onverbindend is. De rechtbank heeft de aanslag rioolheffing verminderd tot € 312.039 en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten van eiseres dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/232

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[X], te [Z], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigde verweerder 1] en [gemachtigde verweerder 2]).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2017 met dagtekening 28 februari 2017 aan eiseres een aanslag opgelegd in de rioolheffing ten bedrage van € 335.317.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 december 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door [persoon 2].
Ter zitting is het beroep gelijktijdig behandeld met de beroepen van eiseres met de zaaknummers LEE 20/1746 en LEE 21/567.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Per 1 januari 2018 zijn de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Slochteren opgeheven en hiervoor in de plaats is de nieuwe gemeente Midden-Groningen gekomen.
1.2.
Eiseres is een woningcorporatie. Zij was bij het begin van het belastingjaar 2017 genothebbende krachtens eigendom van de percelen ter zake waarvan de onderhavige aanslag rioolheffing is opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Zij heeft diverse stukken bij de heffingsambtenaar opgevraagd ter verkrijging van inzicht in de geraamde baten en lasten die ten grondslag liggen aan de rioolheffing voor het jaar 2017.
1.3.
In artikel 228a, eerste lid, van de Gemeentewet is het volgende opgenomen:

1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
1.4.
In de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017 (de Verordening) van de gemeente Menterwolde is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2. Aard van de belasting.

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel.

2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.”
1.5.
In de begroting van de gemeente voor het jaar 2017 (pagina’s 48 en 49) is in de paragraaf lokale heffingen onder meer het volgende opgenomen:

Tarieven
In het onderstaande overzicht zijn de afzonderlijke tarieven van de diverse belastingen van 2015 tot en met 2017 weergegeven.
Omschrijving
Tarief 2015
Tarief 2016
Tarief 2017
Stijging %
(…)
Rioolheffing:per aansluiting
259
259
259
0,00%
(…)

Totaal overzicht lokale heffingen

Onderstaande tabel verschaft inzicht in de binnen de gemeente geheven belastingen en heffingen. Tevens wordt de raming (2016 en 2017) en realisatie (2015) van de opbrengsten uit de lokale heffingen weergegeven. Uit de tabel blijkt dat het merendeel van de heffingsinkomsten bestaat uit de onroerende zaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.

Omschrijving
2015 Realisatie
2016 Raming
2017 Raming
(…)
Rioolheffing
€ 1.311.900
€ 1.318.094
€ 1.349.740
(…)

Berekening rioolheffing

De gemeente Menterwolde heft rioolheffing van woningen aangesloten op het rioolstelsel. De opbrengst dient ter dekking van de kosten van de afvoer van afvalwater, hemelwater en het in stand houden van het gemeentelijk rioleringsstelsel. Hieronder treft u de uitgaven en inkomsten aan met betrekking tot rioolheffing.

RIOOLHEFFING
2017
Energie
42
Overige goederen en diensten
900.813
BTW
168.804
Kapitaallasten
175.551
Organisatiekosten
63.563
TOTALE LASTEN
1.350.740
Inzet voorziening riool
Vergoeding verrichte diensten
1
Rioolheffing
1.349.740
TOTALE BATEN
1.350.740
DEKKINGSPERCENTAGE
100,00%
1.6.
In de notulen van de raadsvergadering van de gemeente Menterwolde op 15 december 2016 staat – voor zover van belang – het volgende:

Nr
Onderwerp
Besluit
11.
Financiële aangelegenheden
In de begroting 2017, vastgesteld op 10 november 2016, zijn onder anderen de kosten en het daaruit voortvloeiende tarief voor rioolheffing opgenomen. Volgens de begroting bedraagt het tarief € 258,61 per aansluiting. Dit tarief wordt al vanaf 2014 gehanteerd in afwachting van een geactualiseerd gemeentelijk rioleringsplan. Aan dit plan wordt mede in het kader van de herindeling gewerkt. Onderzocht wordt welke mogelijkheden er zijn om stijgingen van de rioolheffing op lange termijn te beperken.
In het kader van de harmonisatie van het tarief rioolheffing is het mogelijk een eerste stap in de harmonisatie te zetten en het tarief 2017 van de gemeente Menterwolde met € 20 te verlagen en te brengen op het niveau van de gemeente Slochteren. Daarmee komt het tarief in Menterwolde voor rioolheffing in 2017 op € 239,00.
Het college stelt de raad voor:
1.
Het tarief rioolheffing 2017 op een bedrag van € 239,00 vast te stellen;
2.
De dotatie van € 36.973 in de begroting 2017 niet te laten plaats vinden;
3.
Aan de voorziening rioolheffing een bedrag van € 65.489 te onttrekken ter dekking van kosten riolering.
4.
De 1ste begrotingswijziging 2017 vast te stellen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
De eerste begrotingswijziging 2017 is hieronder integraal overgenomen.
1.7.
In het “
Overzicht baten en lasten rioolheffing na tariefmutatie raadsbesluit december 2016” heeft verweerder onder andere de volgende gegevens opgenomen:

Energie
€ 42.000
Overige goederen en diensten
€ 540.976
BTW
€ 168.804
Kapitaallasten
€ 498.425
Organisatiekosten
€ 63.563
( is invordering 28.826 + overhead 34.737)
totale lasten
€ 1.313.767
inzet voorziening riool
€ 65.489
vergoeding verrichte diensten
€ 1.000
rioolheffing
€ 1.247.278
( 102.462 lager dan oorspronkelijk)
totale baten
€ 1.313.767
uitsplitsing lasten
omschrijving grootboeknummer
lasten
baten
kaplast
loonkosten
overige kn
Riolering (gemengd stelsel
610.164
1
-
30.418
579.746
Riolering huishoudelij/bedrijfsafvalwater
127.022
-
127.022
Rioolgemalen
227.815
-
1.892
225.923
Riolering afvloeiend hemelwater
45.93
-
45.93
Riolering (grondwater maatreglen)
-
-
-
50% kosten kolkenzuigen/vegen
33.63
-
33.63
1.044.561
1
-
32.31
1.012.251
netto taakveld (lasten - baten)
1.043.561
lasten excl. Loonkosten tbv berekening BTW
btw
168.804
978.621
invord
28.826
kwijtsch
36.84
overhead
34.737
1.312.767
Opbrengst rioolheffing
1.247.278
onttrekk aan voorziening voor 100% kndekk
-65.489
1.8.
In het overzicht “
activastaat begroting 2017” heeft verweerder per activum de kapitaallasten berekend voor het jaar 2017. In dit overzicht staat vermeld dat de kapitaallasten met betrekking tot de riolering in totaal € 503.488 bedragen.
Vooraf
2.1.
Eerst ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder heeft verzuimd de methode van berekening van de toegerekende overhead vast te leggen en dat dit in strijd is met notitie overhead van de commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) waardoor de twijfel van eiseres op dit punt niet naar vermogen is weggenomen. Door de gemachtigde van verweerder is in reactie daarop gemotiveerd aangegeven dat hij niet in staat is inhoudelijk te reageren op deze pas ter zitting ingenomen stelling omdat hij de relevante stukken niet bij de hand heeft en deze eerst zou moeten opvragen.
2.2.
De rechtbank verklaart deze stelling van eiseres tardief. De rechtbank overweegt daartoe dat (i) deze stelling een nieuwe beroepsgegrond betreft die niet eerder aan bod is gekomen en (ii) dat de gemachtigde van verweerder gemotiveerd heeft gesteld dat hij zonder eerst nadere stukken op te vragen niet inhoudelijk kan reageren op deze beroepsgrond. De rechtbank kan verweerder daarin volgen. Dit betekent dat de rechtbank deze beroepsgrond niet zal behandelen.
Geschil en beoordeling
3. In geschil is of de aanslag rioolheffing terecht aan eiseres is opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op volgende vragen:
Is de Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2017 geheel dan wel partieel onverbindend omdat de opbrengstlimiet is overschreden?
Heeft de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur gehandeld door met betrekking tot bepaalde percelen een begunstigend beleid te voeren door geen aanslagen rioolheffing op te leggen, terwijl eiseres voor alle percelen in de heffing is betrokken?
Heeft de gemeente artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water (de KRW) niet, niet tijdig, dan wel onjuist geïmplementeerd?
4. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de beroepsgronden met betrekking tot de opbrengstlimiet (zie i.) zich beperken tot de door haar geuite twijfel aangaande de hoogte van de geraamde baten. Die twijfel is daarin gelegen dat uit de jaarrekening van de gemeente Menterwolde van het jaar 2017 blijkt dat er meer baten zijn gerealiseerd dan geraamd, en daarnaast in het feit dat in de voorgaande jaren een hoger aantal percelen in de ramingen is betrokken. Aan deze omstandigheid verbindt eiseres de conclusie dat de opbrengstlimiet is overschreden. Verder voert eiseres aan dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door voor bepaalde percelen een begunstigend beleid te voeren en geen aanslagen rioolheffing op te leggen, terwijl de percelen van eiseres wel in de heffing zijn betrokken. Ten slotte stelt eiseres dat verweerder aan haar, als eigenaar van de percelen, ten onrechte een aanslag rioolheffing heeft opgelegd omdat de Verordening – die ten grondslag ligt aan de aanslag – in strijd is met artikel 9 van de KRW.
5. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat met betrekking tot de geraamde baten sprake is van een omissie omdat abusievelijk 410 percelen niet zijn betrokken in de raming van de baten. De overige beroepsgronden van eiseres, onder ii en iii, heeft verweerder gemotiveerd weersproken.
Wettelijk kader en bewijslastverdeling
6. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 228a van de Gemeentewet, onder de naam rioolheffing, door de gemeente een belasting kan worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de verwerking van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en hemelwater, en aan maatregelen ter beheersing van de grondwaterstand.
7. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 228a van de Gemeentewet en de bewoordingen van dat artikel blijkt dat, naar de bedoeling van de wetgever, de geraamde baten van de rioolheffing de lasten ter zake niet mogen overtreffen. De rechtspraak van de Hoge Raad omtrent de limietoverschrijding als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet kan overeenkomstig worden toegepast. [1] Daaruit volgt dat dezelfde regels inzake stelplicht en bewijslast in acht dienen te worden genomen als de regels die gelden voor de toetsing aan de in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet voorgeschreven opbrengstlimiet. Deze regels zijn door de Hoge Raad geformuleerd in onder andere zijn arresten van 4 april 2014, 18 april 2009 en 24 april 2009 en kunnen als volgt worden samengevat. [2] Indien eiseres overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, ligt het op de weg van verweerder inzicht te geven in de raming van baten en lasten die in de begroting zijn opgenomen. Hierbij hoeft niet ten aanzien van alle in de begroting opgenomen posten zekerheid of een volledig inzicht te bestaan. Omdat de bewijslast van de feiten die overschrijding van de opbrengstlimiet onderbouwen op de eiseres rust, dient zij, nadat verweerder aldus inzicht heeft verschaft, voldoende gemotiveerd te stellen waarom naar haar oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een “bate” of een “last ter zake”. Vervolgens dient verweerder nadere inlichtingen te verschaffen. Aan die inlichtingen mag geen zwaardere eis worden gesteld dan dat verweerder naar vermogen – dat wil zeggen in de mate waarin hij daartoe in de gegeven omstandigheden in redelijkheid in staat is – duidelijk maakt op grond waarvan hij de stellingen van eiseres betwist, en waarom dus naar zijn oordeel de door eiseres opgeworpen twijfel ongegrond is. Indien eiseres vervolgens stelt dat de in deze nadere inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, komt bewijslevering aan de orde en draagt eiseres de bewijslast. Na bewijslevering dient de rechter, uitgaande van de feiten die hij bewezen acht, de rechtsvraag te beantwoorden welke posten kunnen worden beschouwd als een last ter zake en in het licht daarvan te beoordelen of de opbrengstlimiet is overschreden.
Beoordeling
Opbrengstlimiet
8.1
Aangaande de beroepsgrond van eiseres dat zij twijfelt aan de hoogte van de geraamde baten overweegt de rechtbank als volgt. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat er 410 percelen te weinig in de raming zijn betrokken. Hij heeft daarbij desgevraagd bevestigd dat sprake is van een omissie waarvoor hij geen verklaring kan geven. Naar het oordeel van de rechtbank leidt deze onverklaarde omissie tot de conclusie dat sprake is van een te lage raming van de baten tot een bedrag van in totaal € 97.990 (410 maal € 239).
8.2.
Met betrekking tot het jaar 2017 komt de rechtbank op basis van de voorgaande overweging en het “Overzicht baten en lasten rioolheffing na tariefmutatie raadsbesluit december 2016” (zie 1.7.) tot de volgende raming van baten en lasten ter zake van de rioolheffing:
Totaal in aanmerking te nemen lasten: € 1.313.767
Totaal in aanmerking te nemen baten: € 1.411.757 ( € 1.313.767 + € 97.990)
Op basis van deze gegevens overtreffen de baten de geraamde lasten met 7,46% ((€ 1.411.757 - € 1.313.767) / € 1.313.767 * 100). Daaruit volgt dat de Verordening ten aanzien van eiseres partieel onverbindend is. [3] Dit leidt ertoe dat de rechtbank de aanslag rioolheffing in elk geval zal verminderen met 100/107,46 maal € 335.317 tot een bedrag van € 312.039 (afgerond).
Strijd met gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
9.1.
Eiseres stelt dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Verweerder heeft blijkens de ramingen 5.218 objecten in de heffing betrokken, terwijl het aantal WOZ-objecten in 2017 5.873 bedroeg. Dit betekent volgens eiseres dat verweerder ten aanzien van 655 objecten begunstigend beleid heeft gevoerd door deze niet in de heffing te betrekken. Op grond van de Verordening hadden deze objecten, evenals de percelen van eiseres, in de heffing moeten worden betrokken.
9.2.
De rechtbank stelt voorop dat de gemachtigde ter zitting heeft verklaard (zie 8.1.) dat er abusievelijk 410 objecten niet zijn meegenomen in de ramingen, terwijl die uiteindelijk wel in de heffing zijn betrokken. De rechtbank vat deze beroepsgrond van eiseres daarom zo op dat eiseres stelt dat verweerder begunstigend beleid heeft gevoerd door 245 (655 -/- 410) objecten niet in de heffing te betrekken.
9.3.
Naar het oordeel van de rechtbank dient, anders dan eiseres stelt, bij het vaststellen van het aantal in de heffing te betrekken objecten niet te worden uitgegaan van het aantal onroerende zaken dat als WOZ-object staat geregistreerd. Verweerder heeft met juistheid aangevoerd dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen het aantal geregistreerde WOZ-objecten enerzijds en het aantal objecten dat in de eigenarenheffing ter zake van de rioolheffing is betrokken anderzijds, omdat de rioolheffing blijkens artikel 3, eerste lid, van Verordening rioolheffing (zie 1.4.) niet per WOZ-object maar per daarin omschreven perceel wordt geheven. [4] Gelet op de doelstelling van de vastlegging van het aantal WOZ-objecten, te weten de basis voor het opleggen van aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, kunnen daaruit geen conclusies kunnen worden getrokken ter zake van het aantal in de rioolheffing te betrekken objecten.
9.4.
Een benadering als die van de zijde van eiseres, waarin voor de rioolheffing wordt uitgegaan van het begrip object in de Wet WOZ, aanvaardt de rechtbank daarom niet als juist. De reden waarom een aantal WOZ-objecten buiten de rioolheffing is gebleven heeft verweerder in beroep toegelicht. Volgens verweerder zijn namelijk niet alle WOZ-objecten aangesloten op de riolering als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Verordening (zie 1.3. en 1.4.), waardoor ten aanzien van die WOZ-objecten geen sprake is van een belastbaar feit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening. Deze verklaring acht de rechtbank aannemelijk. Gelet op wat hiervoor is overwogen slaagt het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet.
Artikel 9 Kaderrichtlijn Water (KRW)
10.1.
Eiseres stelt dat verweerder aan haar als eigenaar van de percelen ten onrechte aanslagen rioolheffing heeft opgelegd. Zij voert aan dat de Verordening, waaruit volgt dat de eigenaar van een perceel wordt betrokken in de rioolheffing, in strijd is met de KRW, meer specifiek met artikel 9, eerste lid, van de KRW. In dit artikellid is het beginsel van ‘de vervuiler betaalt’ neergelegd, waaruit volgens eiseres volgt dat niet zij als eigenaar, maar de huurders van haar onroerende zaken dienen te worden betrokken in de rioolheffing. Zij zijn immers de vervuilers en niet eiseres. Verweerder heeft artikel 9 van de KRW volgens eiseres dan ook niet, niet tijdig dan wel onjuist geïmplementeerd in de Verordening waardoor deze onverbindend verklaard dient te worden. Omdat voornoemd artikel van de KRW onvoorwaardelijke en voldoende nauwkeurig bepaalde verplichtingen voor verweerder in het leven roept, stelt eiseres zich op het standpunt dat haar een rechtstreeks beroep op dit artikel van de KRW toekomt. Eiseres verbindt aan dit alles de consequentie dat de aanslagen dienen te worden vernietigd. Daarnaast verzoekt eiseres tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
10.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 8 december 2017 en de uitspraak van het Gerechtshof ′s-Hertogenbosch van 1 oktober 2021, waarin de door eiseres opgeworpen rechtsvraag is beantwoord. [5] Er bestaat geen aanleiding hierover in dit geval anders te oordelen. Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen reden tot het stellen van prejudiciële vragen.
Conclusie
11. Het beroep is gegrond omdat de opbrengstlimiet is overschreden (zie 8.1. en 8.2.). De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag rioolheffing 2017 tot een bedrag van € 312.039.
Griffierecht en proceskosten
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.970 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag rioolheffing 2017 tot een bedrag van € 312.039;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.970.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, voorzitter, en mr. A.M.A.M. Kager en mr. G. Kattenberg, leden, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1192.
2.Hoge Raad 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2014:777, Hoge Raad 18 april 2009, ECLI:NL:HR:2014:938 en Hoge Raad 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1968.
3.Hoge Raad 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BC3691.
4.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 juni 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4957 (cassatieberoep afgewezen met toepassing van artikel 81 RO bij uitspraak van 23 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:271).
5.Hoge Raad 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3082 en gerechtshof ′s-Hertogenbosch 1 oktober 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2970.