Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Op basis van de door u aangeleverde X-Ray koerslijsten (19 voertuigen) en de door mij
Artikel 7, lid 1, van de Wet BPM 1992 bepaalt, dat indien de aanvraag voor de inschrijving van een personenauto in het kentekenregister geschiedt door een ander dan degene op wiens naam deze wordt gesteld, degene die de aanvraag doet gehouden is de belasting op aangifte te voldoen namens degene op wiens naam het motorrijtuig wordt gesteld. Naar het oordeel van het Hof brengt de faciliteit voor handelaren zoals opgenomen in artikel 8 van de Wet BPM 1992, waardoor op aanvraag de BPM per tijdvak voldaan kan worden, niet mee dat tussen BPM-heffingen, die materieel door verschillende personen verschuldigd zijn, maar formeel (op grond van artikel 7, lid 1, van de Wet BPM 1992) door dezelfde handelaar voldaan worden, interne compensatie plaats kan vinden (zie uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2017, nrs. 15/00182 tot en met 15/00270, ECLI:NL:GHARL:2017:131).”
In het licht van de hiervoor bedoelde overwegingen staat het bepaalde in artikel 10, lid 7, derde volzin, van de Wet evenwel niet eraan in de weg om bij het aanwenden van rechtsmiddelen te kiezen voor een andere in of bij de Wet voorziene methode ter bepaling van de afschrijving dan waarvan bij de aangifte is uitgegaan, dan wel een beroep te doen op gegevens die bij de aangifte niet zijn gebruikt voor de berekening van de bpm, mits voor het vaststellen van de juistheid ervan geen (tweede) controle van het voertuig nodig is zodat een vergelijking van de aangedragen gegevens en de bij de aangifte gebruikte gegevens volstaat om vast te stellen of het bij de aangifte gebezigde afschrijvingspercentage te laag is geweest.”
2.3.2 Wanneer in een in de handel algemeen toegepaste koerslijst “ex-rental” als variabele is opgenomen, moet ervan worden uitgegaan dat het in de handel voor de waardebepaling van een personenauto verschil maakt of de desbetreffende personenauto als “rental” is gebruikt of niet. Daaruit volgt dat bij toepassing van die koerslijst de aan deze variabele te verbinden waardevermindering alleen kan worden toegepast op personenauto’s die een “ex-rental” zijn.
auto nummer 5is aangifte gedaan met een taxatierapport. Volgens dat taxatierapport is de schade € 12.678. Auto nummer 5 betreft een auto uit april 2011 met een kilometerstand van 50.606. De auto is op het moment van aangifte ruim twee jaar oud. Partijen hebben op de zitting bevestigd dat ten aanzien van deze auto de aanwezigheid en de omvang van meer dan normale gebruiksschade en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde het enige geschilpunt is. Als er geen schade in aanmerking kan worden genomen, zijn partijen het eens over de te hanteren koerslijstwaarde.
auto nummer 11is aangifte gedaan aan de hand van een taxatierapport waarin de schade werd begroot op € 9.940. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat zijn primaire standpunt moet worden opgevat als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Eiser heeft gewezen op de handelwijze van verweerder, die erop neerkomt dat bij het opleggen van de naheffingsaanslag de handelsinkoopwaarde volgens de koerslijst van Autotelex is gebruikt, waarop verweerder het hele bedrag aan schade van € 9.940 in mindering heeft gebracht. Eiser heeft daarover opgemerkt dat daaruit volgt dat verweerder in de aanloop naar het opleggen van de naheffingsaanslag zelf heeft moeten zoeken in de aangiftebestanden en het dus niet anders kan dan dat verweerder het bedrag aan schade actief in mindering heeft gebracht op de koerslijstwaarde. Verweerder heeft gezegd dat hij niet terug kan halen hoe dit precies is gegaan. Verder heeft verweerder gezegd dat het mogelijk is dat deze post er doorheen is geglipt.
auto nummer 57heeft eiser
geenaangifte gedaan op basis van een taxatierapport. Op de zitting heeft eiser zijn standpunt gewijzigd en verklaard dat het hier alleen gaat om een schadepost van € 726 in verband met het spuiten van de bumpers. Verweerder vindt dat deze schade niet achteraf alsnog in mindering kan komen op de waarde volgens de koerslijst.
auto nummer 73heeft eiser aangifte gedaan aan de hand van een taxatierapport waarin een schade staat vermeld van € 10.078. Het is een jonge auto (nog geen jaar oud) met bijna 4.000 kilometer op de telller.
Artikel 5
Beslissing
- bepaalt dat de beroepen met zaaknummers LEE 21/2768 tot en met LEE 21/2773, LEE 21/2775, LEE 21/2777, LEE 21/2781, LEE 21/2783, LEE 21/2786, LEE 21/2788 tot en met LEE 21/2795, LEE 21/2797 tot en met LEE 21/2799, LEE 21/2801 tot en met LEE 21/2804 en LEE 21/2806 ongegrond zijn;
- bepaalt dat de beroepen met zaaknummers LEE 21/2766, LEE 21/2774, LEE 21/2780, LEE 21/2787, LEE 21/2800, LEE 21/2807 en LEE 21/2810 gegrond zijn;
- stelt (1) de herstelkosten van de meer dan normale gebruiksschade en van de overige waardeverminderende factoren en (2) de mate waarin deze kosten van invloed zijn op de handelsinkoopwaarde van de voertuigen vast op de in Bijlage 1 genoemde bedragen en percentages;
- bepaalt dat eiser binnen twee weken na verzending van deze uitspraak per voertuig een overzicht aan verweerder en aan de rechtbank verschaft van de op basis van deze tussenuitspraak herberekende, verschuldigde BPM en de gevolgen daarvan voor de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat partijen vervolgens, binnen twee weken nadat verweerder het door eiser opgestelde overzicht heeft ontvangen, de rechtbank gezamenlijk het definitieve overzicht met de berekeningen op autoniveau toezenden en daarbij aangeven op welk bedrag de naheffingsaanslag op basis van deze tussenuitspraak moet worden vastgesteld;
- houdt iedere verdere beslissing aan.