In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, zijn de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering aan de orde. De rechtbank heeft op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers LEE 20/2636, LEE 20/2642, LEE 20/2643, LEE 20/2644, LEE 20/2647, LEE 20/3192, LEE 20/3193 en LEE 20/3194. Eisers hebben aangevoerd dat het college een mondelinge toezegging heeft gedaan over hun recht op bijzondere bijstand, maar de rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat deze toezegging is gedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Daarnaast wordt het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat het college niet in strijd heeft gehandeld door eisers anders te behandelen dan andere groepen. De rechtbank concludeert dat de GKB als een toereikende en passende voorliggende voorziening kan worden aangemerkt en dat de aanvragen van eisers om bijzondere bijstand terecht zijn afgewezen. De beroepen zijn ongegrond verklaard en de bestreden besluiten blijven in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de beleidsregels van het college te toetsen aan de aanbevelingen van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, omdat deze niet bindend zijn. De rechtbank heeft ook geen inbreuk op het privéleven van eisers vastgesteld, aangezien zij de keuze hebben om bij hun huidige bewindvoerder te blijven, maar de kosten zelf moeten dragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van eisers en de rol van de GKB in de bewindvoering.