ECLI:NL:CRVB:2020:1326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- R.B.E. van Nimwegen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor financiële dienstverlening met betrekking tot beschermingsbewind
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had op 14 september 2017 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van financiële dienstverlening, maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Het college stelde dat beschermingsbewind, aangeboden door de Gemeentelijke Kredietbank (GKB), een toereikende en passende voorliggende voorziening was, waardoor de aanvraag voor bijstand niet kon worden gehonoreerd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de GKB in het verleden fouten had gemaakt en dat hij een vertrouwensband nodig had met zijn budgetbeheerder. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat de GKB geen adequate dienstverlening kon bieden. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om aan te tonen dat een voorliggende voorziening niet passend of toereikend is.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er een passende en toereikende voorliggende voorziening bestond in de vorm van het beschermingsbewind door de GKB. De beroepsgrond van de appellant dat hij wegens dringende redenen toch bijzondere bijstand moest krijgen, werd eveneens verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af.