Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 juni 2024
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv van de zijde van Trannel
- de conclusie van antwoord in incident van de zijde van [eiser]
- de conclusie van antwoord in het incident van de zijde van Electraworks
- de akten uitlaten aanhouding van de zijde van Trannel, [eiser] en Electraworks
- de niet geregelde verzoeken van Trannel, [eiser] en Electraworks van 9 oktober 2024
- de akte overlegging producties van de zijde van Trannel met twee producties
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarbij namens Trannel, [eiser] en Electraworks spreekaantekeningen zijn overgelegd en voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.Feiten
3.De vordering in het incident
4.De beoordeling in het incident
mogelijk– ook hier is dat niet zeker, maar afhankelijk van de wijze waarop de Hoge Raad op de prejudiciële vragen antwoordt – van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad uitgaat voor de zaken waarin Trannel als partij betrokken is, brengt daarom op zichzelf onvoldoende belang mee om zich in deze zaak aan de zijde van Electraworks te voegen om zich vervolgens uit te kunnen laten over de (formulering van de) voorgenomen prejudiciële vragen.
rechtop inbreng. Dat strookt met het karakter van de prejudiciële procedure, waarin ook geen
rechtbestaat tot het stellen van prejudiciële vragen. De prejudiciële procedure is een hulpmiddel voor de feitenrechter. Het is binnen die procedure bij uitstek een taak van de Hoge Raad om de nodige regie te voeren, als onderdeel van de aan hem toevertrouwde zorg voor de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad zal beoordelen of de aangeleverde informatie toereikend is om de prejudiciële vragen te kunnen beantwoorden. Als de Hoge Raad het noodzakelijk acht zal hij belanghebbende(n) toelaten tot de prejudiciële procedure. Verder biedt de inschakeling van het parket, die in het kader van de procedure concludeert, een mogelijkheid voor derden om feiten en zorgen onder de aandacht te brengen. Trannel heeft aldus meer dan één mogelijke ingang in de prejudiciële procedure en deze zijn, gelet op de aard van die procedure, ook toereikend. Dat Trannel geen garantie heeft op inbreng is geen reden voor een ander oordeel. Dat is een keuze geweest van de wetgever.
5.De beslissing
22 januari 2025voor vonnis,