3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De broers en de zuster zijn kinderen van de op 19 augustus 2003 in Zwitserland overleden [betrokkene] (hierna: de erflater). Zij zijn in diens testament, opgemaakt op 28 mei 2002, gezamenlijk en voor gelijke delen aangewezen als zijn erfgenamen.
(ii) In zijn testament heeft de erflater onder het opschrift “Rechtskeuze” bepaald:
“Ik bepaal, dat ten aanzien van de vererving van mijn nalatenschap, het Nederlands recht van toepassing zal zijn. Voorts geef ik als mijn uitdrukkelijke wens te kennen dat de uitleg en uitvoering van mijn uiterste wilsbeschikking zoveel mogelijk dienen te geschieden naar Nederlands recht.”
(iii) [verweerder 2] is in datzelfde testament als executeur en bewindvoerder benoemd. De executele en het bewind omvatten alle goederen en schulden die tot de nalatenschap behoren. De erflater kende [verweerder 2] “bij de uitoefening van die functies alle rechten toe welke daaraan kunnen worden verbonden en wel in het bijzonder het recht van bezit van mijn gehele nalatenschap totdat hij zijn werkzaamheden als zodanig zal hebben beëindigd en deswege zal zijn gedéchargeerd.”
(iv) Ten tijde van het opmaken van zijn testament had de erflater zijn gewone verblijfplaats in Zwitserland. Blijkens de verklaring van erfrecht en executele had de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats eveneens in Zwitserland.
(v) De ‘verklaring van erfrecht en executele’ bevat voorts de volgende gegevens:
- De erfgenamen hebben de nalatenschap van de erflater zuiver aanvaard.
- [verweerder 2] is in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder bevoegd de nalatenschap te beheren.
- De gezamenlijke erfgenamen zijn tezamen met [verweerder 2] in die hoedanigheid bevoegd tot andere handelingen dan beheer ten aanzien van de goederen van de nalatenschap totdat de bevoegdheid tot beheer van de executeur en afwikkelingsbewindvoerder is geëindigd.
(vi) De nalatenschap omvatte, onder meer, een aanzienlijke vastgoedportefeuille in de regio Amsterdam. Medio 2005 heeft [verweerder 2] aangekondigd dat hij gedeelten van het tot de nalatenschap behorende onroerend goed in die regio wilde laten veilen, vanwege een nijpend liquiditeitstekort van de te vereffenen nalatenschap.
Dit voornemen heeft aanleiding gegeven tot een door de broers tegen [verweerder 2] en de zuster gevoerd kort geding. Dat geding is op 23 september 2005 geëindigd met een vaststellingsovereenkomst, waarvan deel uitmaakte dat [verweerder 2] in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder een overeenkomst van geldlening zou sluiten bij Van Lanschot Bankiers en waarin werd geregeld hoe het daaruit op te nemen bedrag zou worden aangewend. De veiling zou geen doorgang vinden. Bij brief van 25 oktober 2005 heeft Van Lanschot Bankiers bericht dat kon worden beschikt over een krediet in rekening-courant tot € 1.350.000,--.
3.2.1In de onderhavige procedure heeft de zuster de broers, alsmede [verweerder 2], in rechte betrokken en, kort samengevat, gevorderd dat deskundigen zullen worden benoemd om de onderhandse verkoopwaarde te bepalen van de te verdelen registergoederen in Amsterdam, dat bij vonnis de nalatenschap zal worden verdeeld, althans dat aan de broers zal worden gelast om mee te werken aan het verdelen van de nalatenschap (met nevenvorderingen voor het geval hun medewerking uitblijft), alsmede dat aan [verweerder 2] zal worden bevolen, althans dat deze zal worden gemachtigd, mee te werken aan de verdeling. De broers hebben diverse reconventionele vorderingen ingesteld, ertoe strekkende, kort gezegd, dat de afwikkeling van de nalatenschap wordt beheerst door Zwitsers recht, dat [verweerder 2] geen partij is bij en niet bevoegd is tot enige handeling met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap.
3.2.2De rechtbank heeft een tussenvonnis gewezen en tussentijds hoger beroep daartegen opengesteld. De broers hebben uitsluitend jegens de zuster hoger beroep ingesteld en daarbij hun eis gewijzigd door een aantal nieuwe verklaringen voor recht te vorderen (zie omtrent dit laatste de tweede conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.7). [verweerder 2] heeft gevorderd te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van de zuster. Het hof heeft dit toegestaan in zijn eerste arrest.
3.2.3Het hof heeft in zijn tweede arrest geoordeeld dat op de afwikkeling van de nalatenschap, met inbegrip van de verdeling daarvan, alsmede op de taken en bevoegdheden van de executeur en afwikkelingsbewindvoerder, Nederlands recht van toepassing is (rov. 25). Met betrekking tot de vraag of de kredietschuld aan Van Lanschot Bankiers een schuld van de nalatenschap betrof, overwoog het hof dat deze lening is gesloten voor de afwikkeling van de nalatenschap. Uit de geldlening zijn onder meer voldaan het recht van overgang en de betaling van de legaten.
Het hof was op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de geldlening kan worden aangemerkt als ‘kosten van vereffening’ en derhalve als schuld van de nalatenschap. (rov. 30) Het hof heeft in zijn derde arrest het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, het meer of anders gevorderde afgewezen en de zaak voor verdere afhandeling teruggewezen naar de rechtbank.