ECLI:NL:HR:2015:2534

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
15/02186
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de incidentele vordering tot voeging in een geschil tussen de Europese Octrooi Organisatie en de Vakbondsunie van het Europees Octrooi Bureau

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin de Europese Octrooi Organisatie (EOO) in beroep ging tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over de invoering van nieuwe bepalingen in de 'Service Regulations for Permanent Employees' door de EOO, die volgens de Vakbondsunie van het Europees Octrooi Bureau (VEOB) het recht op staking en vakbondswerk zouden beperken. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de noodzaak van een goede afweging van belangen in het kader van de voeging van de Staat der Nederlanden aan de zijde van de EOO. De Staat heeft zich in het geding gevoegd omdat hij belang heeft bij de immuniteit van jurisdictie en executie die aan de EOO toekomt als internationale organisatie. De Hoge Raad oordeelt dat de Staat het vereiste belang voor voeging heeft en laat hem toe zich te voegen aan de zijde van de EOO. De zaak wordt verwezen naar de rol voor voortprocederen, waarbij de kosten van het incident worden gereserveerd voor de einduitspraak in cassatie. De kosten worden begroot aan de zijde van de Staat, EOO en VEOB c.s.

Uitspraak

11 september 2015
Eerste Kamer
15/02186
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest in het incident
inzake:
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Buitenlandse Zaken),
zetelende te Den Haag,
EISER tot voeging,
advocaat: mr. K. Teuben,
in de zaak van:
EUROPESE OCTROOI ORGANISATIE,
gevestigd te München, Duitsland, alsmede te Rijswijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G.R. den Dekker,
t e g e n
1. VAKBONDSUNIE VAN HET EUROPEES OCTROOIBUREAU (VEOB, afdeling Den Haag),
zetelende te Rijswijk,
2. SUEPO (staff Union of the European Patent OFFICE),
zetelende te DEN HAAG,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als EOO en VEOB c.s. en eiser tot voeging als de Staat.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/453749/KG ZA 13-1239 van de voorzieningenrechter te Den Haag van 14 januari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.141.812/01 van het gerechtshof Den Haag van 17 februari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft EOO beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft bij incidentele conclusie van 22 mei 2015 gevorderd zich in het geding in cassatie tussen partijen aan de zijde van EOO te mogen voegen.
EOO heeft op 19 juni 2015 geconcludeerd tot referte in het incident tot voeging van de Staat aan haar zijde.
VEOB c.s. zijn op 26 juni 2015 verschenen en hebben in het voegingsincident geen conclusie genomen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot toewijzing van de incidentele vordering tot voeging.

3.Beoordeling van het incident tot voeging

3.1
De hoofdzaak van deze procedure betreft een geschil tussen VEOB c.s. en EOO over onder meer de per 1 juli 2013 door EOO ingevoerde bepalingen van haar ‘Service Regulations for Permanent Employees’ (hierna: het Dienstreglement). VEOB c.s. klagen dat EOO door de invoering van deze regels het recht op staking te zeer beperkt en het vakbondswerk belemmert, alsmede dat EOO hen niet toelaat tot collectieve onderhandelingen. Het hof heeft EOO in het in cassatie bestreden arrest (i) geboden om VEOB c.s. onbelemmerde toegang tot het e-mailsysteem van EOO te geven als nader omschreven in zijn arrest, (ii) verboden om toepassing te geven aan art. 30a leden 2 en 10 Dienstreglement en (iii) geboden om VEOB c.s. toe te laten tot collectieve onderhandelingen.
3.2
De Minister van Justitie heeft een aanzegging gedaan als bedoeld in art. 3a lid 2 Gerechtsdeurwaarderswet, waarin hij verklaart de ambtshandeling van de betekening van het arrest van het hof alsmede van de aangekondigde executiemaatregelen in strijd te achten met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat en dat uitvoering daarvan moet worden geweigerd.
3.3
De Staat vordert zich in dit geding in cassatie te mogen voegen aan de zijde van EOO. Hij stelt belang bij voeging te hebben omdat het bestreden arrest in strijd is met de immuniteit van jurisdictie en van executie die aan EOO als internationale organisatie toekomt. De Staat is verplicht de naleving te waarborgen van de volkenrechtelijke verplichtingen die voortvloeien uit de door de Staat met EOO gesloten verdragen, waaronder genoemde immuniteit.
3.4
Eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602, NJ 2015/295)
3.5
Gelet op het door hem gestelde, dat niet is betwist, heeft de Staat het voor voeging vereiste belang en is de vordering toewijsbaar.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
laat de Staat toe zich te voegen aan de zijde van EOO;
verwijst de zaak naar de rol van 18 september 2015 voor voortprocederen;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het incident tot de einduitspraak in cassatie;
begroot deze kosten tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat op € 68,07 aan verschotten en € 800,-- voor salaris, aan de zijde van EOO op € 68,07 aan verschotten en nihil voor salaris, en aan de zijde van VEOB c.s. op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel op
11 september 2015.