Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 21 februari 2024
- de akte overlegging producties met producties 47 en 48 namens Electraworks
- de akte met producties 5 tot en met 33 namens [eiser]
- de spreekaantekeningen van mr. Loonstein namens [eiser] van 4 april 2024
- de spreekaantekeningen van mrs. Verheul en Schouten namens Electraworks van 4 april
- de spreekaantekeningen over zaaksoverstijgende aspecten van mr. Loonstein namens [eiser]
- de spreekaantekeningen over zaaksoverstijgende aspecten van mrs. Verheul en Schouten
- de spreekaantekeningen over individuele aspecten van mr. Loonstein namens [eiser]
- de spreekaantekeningen over individuele aspecten van mrs. Verheul en Schouten namens
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Vraag 1: was deze strekking aanwezig bij het invoeren van de regeling?
Vraag 2: is deze strekking door verloop van tijd verloren gegaan? Deze laatst vraag is alleen relevant als de eerste met “ja” wordt beantwoord.
De rechtbank vindt steun voor dit voorlopige oordeel in het volgende.
Hierbij is van belang dat kansspelen ingevolge de Wet op de kansspelen verboden zijn, tenzij een vergunning is verleend. Van dit verbod zijn ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de wet uitgezonderd kansspelen die noch voor het publiek zijn opengesteld, noch bedrijfsmatig worden gegeven. Hieruit volgt enerzijds dat in afwijking van artikel 7.16.1 lid 1 verbintenissen uit krachtens de Wet op de kansspelen toegestane kansspelen in rechte afdwingbaar zijn. Anderzijds volgt daaruit dat krachtens deze wet verboden overeenkomsten van kansspelen ingevolge artikel 3:40 lid 2 BW nietig zijn, zodat ook weer in afwijking van artikel 7.16.1 lid 1 hetgeen vrijwillig is voldaan wel teruggevorderd kan worden. Omdat thans alle kansspelen onder de werking van de Wet op de kansspelen vallen, heeft titel 7.16 dan ook geen betekenis”. [7]
heeft gehadde geldigheid van met die bepaling strijdige rechtshandelingen aan te tasten. Het hof overwoog aldus:
worden gezegd dat het enkele feitdat het organiseren van het kansspel zonder vergunning is verboden, ook tot nietigheid van de spelovereenkomst leidt. De vraag of dit het geval is, is in de onderhavige procedure uitvoerig beargumenteerd. De rechtbank zal daarop hierna ingaan in haar bespreking van de vraag of de Wok de strekking om de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten heeft verloren.
Artikel 30u Wok strekt er weliswaar toe om te voorkomen dat probleemspelers overeenkomsten in speelhallen sluiten, maar houdt op zichzelf geen verbod van die overeenkomsten in, en strekt er evenmin toe om de geldigheid van deze overeenkomsten aan te tasten. Dat is wel vereist voor vernietiging van de overeenkomsten in de hier bedoelde zin.”
- die kansspelen aanbieden via een website met een.nl-extensie;
- die kansspelen aanbieden via een website die (mede) in de Nederlandse taal te raadplegen
die reclame maakt via radio, televisie of in geprinte media gericht op de Nederlandse
- kansspelaanbod via een website met een .nl-extensie (van aanbod via een .nl website kan ook sprake zijn bij (in)directe doorgeleiding vanaf websites met een .nl extensie);
- kansspelaanbod via een website die, al dan niet na inloggen, (mede) in de Nederlandse taal te raadplegen is;
- illegaal online kansspelaanbod waarvoor reclame wordt gemaakt via radio, televisie of in geprinte media gericht op de Nederlandse markt;
- gebruik van domeinnamen met daarin typische aan Nederland refererende begrippen in combinatie met kansspelaanduidingen (zoals ‘klompenbingo’, ‘gezelligheidspoker’ of ‘rood-wit-blauw-casino’);
- overige kenmerken waaruit gerichtheid op Nederland is af te leiden (plaatjes op de website van typisch Nederlandse elementen als klompen of molens, bonussen die aan te merken zijn als typisch Nederlands zoals stroopwafels).
- het gebruik van betaalmiddelen die uitsluitend of grotendeels door Nederlanders worden gebruikt;
- het ontbreken van (verschillende variaties) van geoblocking.
Wegens het ontbreken van direct contact tussen de speler en de kansspelaanbieder kunnen deze spelen andere en grotere risico’s op fraude en kansspelverslaving met zich meebrengen dan de traditionele fysieke, landgebonden kansspelen. Tegelijkertijd biedt de technologie die nodig is voor het organiseren van kansspelen op afstand andere en juist betere mogelijkheden om die risico’s te beteugelen.
dat de groep risicospelers (hoewel niet statistisch significant) is toegenomen. Juist in deze groep risicospelers vindt het spelen van kansspelen via internet significant vaker plaats dan in de groep van recreatieve spelers.
Om te voorkomen dat dergelijke risicospelers zich ontwikkelen tot probleemspelers is een vergunningstelsel nodig dat beschermt tegen verslavingsrisico’s.
Veel probleem- en risicospelers blijken delicten als diefstal en fraude te plegen, en probleemspelers doen dit veelal in verband met hun kansspelverslaving. Deze risico’s maken een actief preventiebeleid noodzakelijk.
Daarnaast kunnen ook het spelsoort en de kansspelomgeving bijdragen aan het risico op kansspelverslaving. Bijvoorbeeld, hoe korter het tijdsbestek tussen het plaatsvinden van het spel en de mogelijkheid om nog een gok te wagen, hoe groter het risico. Dit geldt ook voor de korte tijd tussen het inzetten van geld en het zien van het resultaat.
- In een vergadering (van de raad van bestuur van de Ksa) van 24 mei 2012 is aangegeven dat het niet handhaven van partijen die illegaal aanbieden, maar zich wel houden aan de prioriteringscriteria, geen politieke goedkeuring heeft. Verder is aangegeven dat aanbieders van kansspelen online over dit punt een brief zullen ontvangen. In de vergadering van 5 juni 2012 is daarmee ingestemd. Op 8 juni 2012 zijn onder meer aan Electraworks brieven verstuurd waarin het (toenmalige) prioriteringsbeleid duidelijk is uitgelegd.
- De Ksa heeft op 12 februari 2014 een nieuwsbericht op haar website geplaatst waarin onder andere te lezen stond: ‘Dat betekent niet, dat websites die al deze criteria omzeilen, niet worden aangepakt. Zij zijn net zo goed strafbaar als ze hun kansspel op de Nederlandse markt richten. Zij komen alleen later aan de beurt in de handhaving.’
- Ook de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie heeft meermaals uitleg gegeven over het handhavingsbeleid van de Ksa. Zo antwoordde de staatssecretaris op Kamervragen: ‘De Kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor de handhaving van de Wet op de kansspelen. Gezien het grote aanbod van kansspelen op internet is de Kansspelautoriteit genoodzaakt prioriteiten te stellen bij haar handhavingsactiviteiten. Ze heeft daartoe prioriteringscriteria opgesteld waarbij het uitgangspunt is handhavende activiteiten in eerste instantie te richten op aanbieders die zich onmiskenbaar richten op de Nederlandse markt. (…) Het feit dat aanbieders niet aan de prioriteringscriteria voldoen, betekent echter niet dat deze aanbieders per definitie vrijgesteld zijn van handhavend optreden van de Kansspelautoriteit. Zo heeft de Kansspelautoriteit in samenwerking met de landelijke divisie recherche al opgetreden tegen een aanbieder die niet onder de prioriteringscriteria viel.’
liberalisatieen
legalisatie. Als men de kanaliseringsdoelstelling in de Memorie van Toelichting echter plaatst in de context van de door Electraworks vermelde speel- en omzetvolumes doet men de reactie van de overheid meer recht door deze te typeren als een door feitelijke ontwikkelingen afgedwongen ontwikkeling richting
regulering.
aardvan het aldus bewust georganiseerde illegale aanbod veel te rooskleuring voorgesteld en blijft buiten beeld dat de snelheid waarmee de markt daarmee is overspoeld en het ontbreken van adequate wetgeving heeft meegebracht dat de overheid niet goed in staat was om toereikend te reageren op dit moeilijk grijpbare aanbod.
- i) welke belangen door de geschonden regel worden beschermd,
- ii) of door de inbreuk op de regel fundamentele beginselen worden geschonden,
- iii) of partijen zich van de inbreuk op de regel bewust waren, en
- iv) of de regel in een sanctie voorziet.
6.De beslissing
10 juli 2024teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het in rechtsoverweging 5.15 genoemde voornemen prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad en over de inhoud van de te stellen vragen;