ECLI:NL:HR:2015:1602

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
15/00167
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in cassatie betreffende voeging van partijen in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in een incident tot voeging in een cassatieprocedure. De eiseressen tot voeging, Alstom c.s., hebben verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van ABB c.s. in het cassatiegeding dat door TenneT c.s. was ingesteld. De achtergrond van de zaak betreft schadevergoedingsvorderingen van TenneT c.s. tegen ABB c.s. en Alstom c.s. naar aanleiding van een beschikking van de Europese Commissie, waarin werd vastgesteld dat deze partijen zich schuldig hadden gemaakt aan een inbreuk op het kartelverbod. Alstom c.s. stelden dat zij belang hadden bij de voeging, omdat de uitkomst van het cassatieberoep van TenneT c.s. bepalend zou kunnen zijn voor hun eigen procedure tegen TenneT c.s.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor het aannemen van een belang bij voeging voldoende is dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een ongunstige uitkomst van de procedure. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat het door Alstom c.s. gestelde belang uitsluitend betrekking had op de mogelijke precedentwerking van het arrest in deze zaak. Dit werd niet als een voldoende belang beschouwd voor de voeging. De Hoge Raad heeft daarom de vordering tot voeging afgewezen en Alstom c.s. veroordeeld in de kosten van het incident.

De uitspraak benadrukt het belang van een concreet belang bij voeging in cassatieprocedures en dat enkel de mogelijkheid van precedentwerking niet voldoende is om een vordering tot voeging te rechtvaardigen. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar meerdere partijen betrokken zijn en waar de uitkomst van een procedure invloed kan hebben op andere aanhangige zaken.

Uitspraak

12 juni 2015
Eerste Kamer
nr. 15/00167
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest in het incident
inzake:
De rechtspersonen naar vreemd recht
1. ALSTOM,
gevestigd te Levallois-Perret Cedex, Frankrijk,
2. ALSTOM GRID S.A.S.,
gevestigd te Paris-La Défense Cedex, Frankrijk,
3. COGELEX,
gevestigd te Paris-La Défense Cedex, Frankrijk,
4. ALSTOM HOLDINGS,
gevestigd te Levallois-Perret Cedex, Frankrijk,
EISERESSEN tot voeging,
advocaat: mr. K. Aantjes,
in de zaak van:
1. TENNET TSO B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. SARANNE B.V.,
gevestigd te Arnhem,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidenteel cassatieberoep, verweersters in het incident,
advocaat: mr. M. Ynzonides,
t e g e n
1. ABB B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht ABB LTD.,
gevestigd te Zürich, Zwitserland,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidenteel cassatieberoep, verweersters in het incident,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als TenneT c.s. en ABB c.s. en eiseressen tot voeging als Alstom c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 208812 / HA ZA 10-2411 van de rechtbank Arnhem van 26 oktober 2011, 29 februari 2012, 16 mei 2012 en 1 augustus 2012 en het vonnis in die zaak van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van 16 januari 2013;
b. de arresten in de zaak 200.126.185 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2013 en 2 september 2014.
Het arrest van het hof van 2 september 2014 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen laatstvermeld arrest van het hof hebben Tennet c.s. beroep in cassatie ingesteld.
Alstom c.s. hebben bij incidentele conclusie van 6 februari 2015 gevorderd zich in het geding in cassatie tussen partijen aan de zijde van ABB c.s. te mogen voegen.
TenneT c.s. hebben op 20 februari 2015 geconcludeerd tot niet-ontvankeljkverklaring althans afwijzing van de incidentele vordering tot voeging, en tot veroordeling van Alstom c.s. in de kosten van het incident.
ABB c.s. zijn op 20 februari 2015 in het geding verschenen. Zij hebben in de hoofdzaak geconcludeerd tot verwerping van het principaal cassatieberoep en incidenteel cassatieberoep ingesteld. Op 6 maart 2015 hebben ABB c.s. voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot voeging.
TenneT c.s. hebben op 17 april 2015 geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel cassatieberoep.
De cassatiedagvaarding en de incidentele conclusie tot voeging zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie in het incident van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot afwijzing van de incidentele vordering tot voeging.
De advocaat van Alstom c.s. heeft bij brief van 17 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de incidentele vordering tot voeging

3.1
Alstom c.s. vorderen zich in dit geding in cassatie te mogen voegen aan de zijde van ABB c.s. Zij stellen belang te hebben bij de voeging omdat tussen hen en TenneT c.s. een procedure aanhangig is met eenzelfde inzet als de onderhavige procedure tussen TenneT c.s. en ABB c.s. In beide procedures hebben TenneT c.s. schadevergoedingsvorderingen ingesteld naar aanleiding van de beschikking van de Europese Commissie van 24 januari 2007, waarbij is vastgesteld dat onder meer ABB c.s. en Alstom c.s. zich met betrekking tot de levering van gasgeïsoleerd schakelmateriaal hebben schuldig gemaakt aan een inbreuk op, kort gezegd, het kartelverbod. De procedures hebben betrekking op verschillende, niet met elkaar verband houdende projecten, maar in beide procedures verweren ABB c.s. onderscheidenlijk Alstom c.s. zich tegen de vordering van TenneT c.s. onder meer met een beroep op het zogenoemde doorberekeningsverweer. Het cassatieberoep van TenneT c.s. stelt verschillende overwegingen van het hof omtrent dat verweer aan de orde, zodat de uitspraak van de Hoge Raad over dat beroep volgens Alstom c.s. bepalend kan zijn voor de uitkomst van de tegen hen door TenneT c.s. aangespannen procedure.
3.2
Eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768, NJ 2015/206, rov. 5.3). Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridisch gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. In de mogelijke precedentwerking van die uitspraak is dus niet reeds een voldoende belang gelegen, ook niet indien sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen.
3.3
Het door Alstom c.s. gestelde belang heeft uitsluitend betrekking op de precedentwerking van het arrest in deze zaak. De vordering moet dus worden afgewezen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
wijst de vordering af;
veroordeelt Alstom c.s. in de kosten van het incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van TenneT c.s. begroot op € 800,-- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
12 juni 2015.