ECLI:NL:RBNHO:2021:7515

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
C/15/314751 / FA RK 21-1592
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een meerderjarige toegewezen op grond van zeer bijzondere omstandigheden en een verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot adoptie van een meerderjarige. Verzoekers, een stel dat al geruime tijd samenwoont, hebben de adoptie aangevraagd van [de meerderjarige], die op dat moment 32 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke voorwaarde dat het kind op het moment van het verzoek minderjarig moet zijn, niet werd vervuld. Echter, verzoekers hebben betoogd dat het niet toestaan van de adoptie een ongerechtvaardigde inbreuk zou maken op hun recht op familieleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft de bijzondere omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de langdurige affectieve relatie tussen verzoekers en [de meerderjarige], en de psychische problemen die [de meerderjarige] heeft ervaren als gevolg van haar verleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden zodanig uitzonderlijk zijn dat de weigering van de adoptie een inbreuk op het familieleven zou opleveren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het verzoek verschoonbaar was, gezien de psychische gesteldheid van [de meerderjarige] en het advies van hulpverleners. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie toegewezen, waarbij de familierechtelijke banden met de biologische ouders van [de meerderjarige] werden verbroken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
SCH
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/314751 / FA RK 21-1592
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 9 juli 2021
in de zaak van:
[verzoekster] , en
[verzoeker] ,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster respectievelijk verzoeker, gezamenlijk te noemen verzoekers,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,
strekkende tot de adoptie van
[de meerderjarige],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: [de meerderjarige] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 24 maart 2021;
- de instemmingsverklaring van de vader, ingekomen op 21 april 2021;
- de brief, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 10 juni 2021.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 juni 2021 in aanwezigheid van verzoekers, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman, en [de meerderjarige] . De vader en de moeder zijn – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet op de zitting verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest, welk huwelijk op
[datum] is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de
registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder is [de meerderjarige] geboren op [geboortedatum]
te [plaats] .
2.3
Verzoekers hebben al geruime tijd een affectieve relatie met elkaar en zij wonen
sinds 23 september 1993 samen.
2.4
Verzoekers hebben geen kinderen.

3.Verzoek

3.1
Verzoekers verzoeken de adoptie uit te spreken van [de meerderjarige] door hen.
3.2
Verzoekers lichten toe dat [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig is en dat dus niet wordt voldaan aan de in artikel 1:228, eerste lid onder a, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) genoemde voorwaarde voor adoptie dat het kind op de dag van het adoptieverzoek minderjarig moet zijn. Echter verzoekers zijn van mening dat het buiten toepassing laten van deze voorwaarde gerechtvaardigd is aangezien onverkorte toepassing daarvan in deze procedure een ongerechtvaardigde inmenging oplevert op het gezinsleven van verzoekers en [de meerderjarige] , zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Er is volgens verzoekers sprake van bijzondere omstandigheden alsmede van een verschoonbare termijnoverschrijding die daartoe nopen.
3.3
Verzoekers hebben in dit verband in de stukken en ter zitting het volgende gesteld.
3.4
[de meerderjarige] is op 13-jarige leeftijd uit huis geplaatst. Zij kwam toen in een crisisopvang terecht en aansluitend kwam [de meerderjarige] bij verzoekers en de zus van verzoekster (hierna: [zus van verzoekster] ) te wonen. Uiteindelijk is [de meerderjarige] nooit meer teruggeplaatst bij haar ouders en is de uithuisplaatsing verlengd tot aan het bereiken van de meerderjarige leeftijd van [de meerderjarige] . Inmiddels woont [de meerderjarige] al negentien jaar officieel bij de zus van verzoekster en naast verzoekers.
3.5
Ten aanzien van de bijzondere omstandigheden brengen verzoekers het volgende naar voren. Verzoekers stellen dat sprake is van een lange termijn van verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] . Zij hebben zich ongeveer 20 jaar in alle opzichten gedragen als volwaardige familieleden met de daarbij behorende gezinsrollen. Dankzij de niet aflatende steun van verzoekers heeft [de meerderjarige] zich kunnen ontwikkelen tot de persoon die zij vandaag de dag is. [de meerderjarige] heeft in de Basisregistratie Personen altijd ingeschreven gestaan op het adres van [zus van verzoekster] aan [adres] terwijl verzoekers aan [adres] te [plaats] wonen. In dit verband lichten verzoekers toe dat [de meerderjarige] ten tijde van haar plaatsing bij hen geen vertrouwen had in mannen, omdat zij in het verleden seksueel is misbruikt. [zus van verzoekster] woonde alleen en bood [de meerderjarige] een kamer aan in haar woning. Voorwaarde was wel dat verzoekers alle overige taken op zich zouden nemen. Verzoekers hebben altijd alle zaken voor [de meerderjarige] geregeld en haar geholpen met haar huiswerk. [de meerderjarige] sliep slechts bij [zus van verzoekster] . Deze situatie is door de jaren heen in stand gebleven, omdat in de woning van verzoekers geen slaapkamer beschikbaar was voor [de meerderjarige] . [de meerderjarige] betaalt huur aan [zus van verzoekster] . Ondanks dat [de meerderjarige] niet officieel haar woonstede heeft gehad op het adres van verzoekers hebben zij [de meerderjarige] vanaf 2001 verzorgd en opgevoed. De emotionele band tussen verzoekster en [de meerderjarige] is erg sterk. Naarmate de specifieke angst van [de meerderjarige] voor de nabijheid van mannen is gaan slijten is ook de band tussen haar en verzoeker gegroeid. Verzoekers beschouwen [de meerderjarige] als hun kind en ook in de familie [familie] was en is [de meerderjarige] van harte welkom. Verzoekers geven aan dat [de meerderjarige] als gevolg van de verwaarlozing door haar ouders te kampen heeft met PTSS-klachten en dat zij al jarenlang therapie volgt om alle ervaringen uit haar verleden te verwerken. Ondanks alle hulpverleningstrajecten is het de verwachting dat [de meerderjarige] de rest van haar leven in min of meerdere mate last zal blijven houden van de gebeurtenissen met haar ouders. Volgens verzoekers heeft [de meerderjarige] een zwaarwegend belang bij enerzijds het tot stand brengen van een familierechtelijke band met hen en anderzijds om de familierechtelijke banden met haar ouders te doen verbreken. [de meerderjarige] wenst in geen enkel opzicht een (familie) band te behouden met haar ouders en dit is alleen te realiseren via de weg van adoptie door verzoekers. Verzoekers merken op dat vanuit de biologische familie recent nog een beroep op [de meerderjarige] is gedaan. [de meerderjarige] is erg loyaal en zij voelde zich verplicht om hier gehoor aan te geven. Verzoekers merkten echter dat dit erg belastend was voor [de meerderjarige] . Bij adoptie zal [de meerderjarige] niet meer in familierechtelijke betrekking tot hen staan en verzoekers hopen dat [de meerderjarige] deze verplichting dan niet meer zal voelen.
3.6
Ten aanzien van de verschoonbare termijnoverschrijding brengen verzoekers het volgende naar voren. Verzoekers waren er niet mee bekend dat een adoptie is voorbehouden aan minderjarigen. Zij wilden [de meerderjarige] al adopteren toen zij minderjarig was, maar jeugdbescherming en pleegzorg adviseerden verzoekers destijds om een adoptieprocedure niet gedurende de minderjarigheid van [de meerderjarige] in gang te zetten. Dit onder meer om de moeder de kans te bieden een band met [de meerderjarige] op te bouwen. Deze band is echter nooit tot stand gekomen. Naast de visie van de hulpverlening vonden ook verzoekers een adoptieverzoek tijdens de minderjarige leeftijd van [de meerderjarige] niet in haar belang, omdat zij haar hiervoor te instabiel vonden gelet op haar psychische gesteldheid. [de meerderjarige] heeft van 2002 – 2004 onder behandeling gestaan bij [naam] , van 2010 – 2011 bij PsyQ, van 2011 – 2012 bij het Zaans Medisch Centrum, van 2016 – 2021 bij de Viersprong te [plaats] en van 2021 tot heden bij Mentrum te [plaats] . Aangezien verzoekers niet op de hoogte waren van de leeftijdsgrens voelden zij geen tijdsdruk om [de meerderjarige] direct na het bereiken van de meerderjarige leeftijd te adopteren. Verzoekers hebben willen wachten met het indienen van het adoptieverzoek tot het moment dat [de meerderjarige] door haar therapie haar jeugdtrauma verwerkt zou hebben en het adoptieverzoek niet ingegeven zou zijn vanuit onzekerheid en angst. De jarenlange therapiesessies werpen volgens verzoekers thans hun vruchten af. Toen in 2020 duidelijk werd dat [de meerderjarige] voor altijd therapie nodig zou hebben en een adoptieverzoek naar verwachting veel positieve gevolgen voor haar zou kunnen hebben, was voor verzoekers het moment aangebroken om niet langer te wachten met het adopteren van [de meerderjarige] . Verzoekers zijn er op dat moment achter gekomen dat voor adoptie een leeftijdsgrens geldt. Er is voor gekozen om eerst een procedure te starten om de geslachtsnaam van [de meerderjarige] te wijzigen in [geslachtsnaam] en nadien zijn verzoekers overgegaan tot indiening van onderhavig adoptieverzoek.
3.7
Verzoekers wijzen voor wat betreft de bijzondere omstandigheden en de verschoonbare termijnoverschrijding naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 7 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:67), de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juni 2020 (ECLI:NL:RBZWB:2020:2549), de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:5564), de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2019:10455) en de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 maart 2019 (ECLI:NL:RBLIM:2019:3955).
3.8
Nu aan de overige voorwaarden voor adoptie uit de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan, verzoeken verzoekers hun verzoek tot adoptie toe te wijzen.

4.Standpunt [de meerderjarige]

4.1
heeft in de stukken en tijdens de zitting het volgende naar voren gebracht. [de meerderjarige] voelt niets meer voor haar ouders. De moeder is nooit goed geweest voor [de meerderjarige] en de vader heeft nooit zijn verantwoordelijkheid genomen. Ook de familie van haar ouders heeft [de meerderjarige] nooit goed behandeld. Op één broer na heeft [de meerderjarige] geen contact meer met haar biologische familie. [de meerderjarige] heeft daar ook geen behoefte aan. [de meerderjarige] beschouwt verzoekers als haar ouders. Zij hebben altijd voor haar gezorgd en voor haar klaargestaan. De emotionele band met verzoekster is altijd erg sterk geweest en ook de band met verzoeker is in de loop van de jaren gegroeid tot een goede band. De familie van verzoekster heeft [de meerderjarige] met open armen ontvangen. [de meerderjarige] heeft altijd de wens gehad om door verzoekers te worden geadopteerd, maar deze wens stond in periodes dat het niet goed met haar ging niet op de voorgrond. Dat er een leeftijdsgrens geldt bij adoptie was [de meerderjarige] niet bekend. Op dit moment gaat het redelijk goed met [de meerderjarige] en de wens tot adoptie is sterk bij haar aanwezig. [de meerderjarige] wil dat haar ouders niets meer over haar te zeggen hebben en zij wil helemaal los van hen komen te staan. [de meerderjarige] heeft nu het gevoel dat haar ouders nog steeds invloed op haar hebben. Als er iets met [de meerderjarige] gebeurt dan wil zij dat verzoekers beslissingen kunnen nemen en niet haar ouders. [de meerderjarige] heeft gemerkt dat haar geslachtsnaamswijziging een positieve uitwerking op haar heeft gehad. De behandelaar van [de meerderjarige] bij de Viersprong heeft haar ondersteund in haar wens om door verzoekers geadopteerd te worden. Volgens [de meerderjarige] zal een adoptie haar verder helpen. [de meerderjarige] verwacht dat zij zich dan niet meer verplicht zal voelen haar biologische familie te helpen als zij een beroep op haar doen aangezien zij dan niet meer haar familie zijn.

5.Beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:227, eerste lid, BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door twee personen tezamen worden gedaan indien zij tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Het verzoek tot adoptie kan ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW vervolgens slechts alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
5.2
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
5.3
De rechtbank stelt vast dat [de meerderjarige] ten tijde van de indiening van het verzoek 32 jaar was, zodat niet wordt voldaan aan de in artikel 1:228, eerste lid onder a, BW neergelegde voorwaarde van minderjarigheid van het kind. Verzoekers hebben echter aangevoerd dat onverkorte toepassing van deze voorwaarde in dit geval zou leiden tot een onaanvaardbare doorkruising van het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op familieleven.
5.4
In dit kader stelt de rechtbank voorop dat eerst moet worden beoordeeld of sprake is van door artikel 8 EVRM beschermd familieleven tussen verzoekers en [de meerderjarige] , nu van bloedverwantschap tussen hen geen sprake is. Een uitzondering is op basis van een beoordeling van de concrete feiten en omstandigheden van het geval mogelijk, als er sprake is van nauwe persoonlijke betrekkingen tussen de betrokkenen. Uit de rechtspraak van het EHRM over pleegouders en pleegkinderen (Moretti and Benedetti t. Italië, verzoeknummer 16318/07, §§ 48-52) blijkt dat het daarbij aankomt op de tijd die de betrokkenen met elkaar hebben doorgebracht, de kwaliteit van de relaties en de rol van de pleegouder naar het kind toe.
5.5
In dit geval komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. Verzoekers hebben sinds 2002 grotendeels de opvoeding en verzorging van [de meerderjarige] voor hun rekening genomen en zij hebben [de meerderjarige] als gezinslid opgenomen in hun gezin. Ook hebben verzoekers [de meerderjarige] intensief geholpen bij het zoeken naar hulp voor de verwerking van haar jeugdtrauma. [de meerderjarige] sliep weliswaar bij [zus van verzoekster] in huis, maar dit is verklaarbaar en maakt het familieleven met verzoekers niet minder. [de meerderjarige] had ten tijde van haar plaatsing bij verzoekers namelijk geen vertrouwen in mannen, omdat zij in het verleden seksueel is misbruikt. Zij wilde op dat moment niet alleen met verzoeker in huis zijn. [zus van verzoekster] was alleenstaand en had een kamer vrij voor [de meerderjarige] . Verzoekers namen alle overige taken op zich. [de meerderjarige] en verzoekers hebben ter zitting verklaard dat de emotionele band tussen [de meerderjarige] en verzoekster altijd erg sterk is geweest en dat [de meerderjarige] een goede band heeft opgebouwd met verzoeker vanaf het moment dat haar traumaverwerking dit toeliet en zij vertrouwen in verzoeker kreeg. Verzoekers beschouwen [de meerderjarige] als hun kind en [de meerderjarige] beschouwt verzoekers als haar ouders. Zij leven als gezinsleden met elkaar.
5.6.
Eenmaal gevestigd familieleven wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden verbroken. Hiervan is in dit geval geen sprake, gelet op het feit dat ook thans nog sprake is van zeer nauwe persoonlijke betrekkingen.
5.7
Het in artikel 8 EVRM besloten liggend recht op respect voor familie- en gezinsleven houdt echter nog geen recht in om te adopteren of een recht om geadopteerd te worden. De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit artikel 8 EVRM geen recht op adoptie voortvloeit volgens vaste rechtspraak van het EHRM (zie onder meer EHRM 26 februari 2002, NJ 2002/553; E.B. t. Frankrijk, verzoeknummer 43546/02). De omstandigheid dat adoptie niet mogelijk is als niet is voldaan aan de voorwaarden die de nationale wet aan een adoptie stelt, kan in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inmenging in de zin van voornoemde bepaling (HR 24 september 2004, NJ 2005/16). Het enkele feit dat door de weigering van de adoptie een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridische familieverband levert derhalve geen inbreuk op artikel 8 EVRM op. In casu gaat het om de dwingende wetsbepaling van artikel 1:228, eerste lid onder a, BW die als voorwaarde voor adoptie stelt dat het kind op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift minderjarig is. Deze leeftijd is [de meerderjarige] zeer ruim voorbij. De vraag die voorligt is of deze bepaling in dit geval een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het familieleven. Het EHRM heeft zich hierover niet specifiek uitgesproken, maar als hoofdregel zal deze vraag ontkennend beantwoord moeten worden. Het is aan de nationale wetgever om in het belang van kinderen vereisten te stellen; een beperking van adoptie tot minderjarigen is in dit opzicht binnen de ruimte die de wetgever heeft. Deze lijn in de jurisprudentie is bevestigd door de Hoge Raad in de uitspraak van 25 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5053) en de met die uitspraak verband houdende conclusie van de advocaat-generaal (ECLI:NL:PHR:2013:BY5053).
5.8
Een en ander laat onverlet dat, ingeval de stellingen van partijen daartoe aanleiding geven, de rechter dient te beoordelen of door de weigering de adoptie uit te spreken anderszins inbreuk wordt gemaakt op het bestaande familie- en gezinsleven van de aspirant-adoptieouders en de aspirant-adoptant(en). Daarvan zal slechts sprake zijn in zeer uitzonderlijke omstandigheden, die maken dat terzijdestelling van artikel 1:228, eerste lid onder a, BW gerechtvaardigd is. Daarbij zijn twee aspecten van belang: in de eerste plaats de vraag of de omstandigheden dermate uitzonderlijk zijn dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en in de tweede plaats, of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar is. Immers, de staat maakt geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift. Om die reden zal de rechtbank hierna ook stilstaan bij de vraag wat de redenen zijn van de heel late indiening.
5.9
Naar het oordeel van de rechtbank zou in dit geval een weigering van de verzochte adoptie van [de meerderjarige] door verzoekers een inbreuk opleveren op het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM, die een terzijdestelling rechtvaardigt van de dwingendrechtelijke voorwaarde dat het te adopteren kind ten tijde van het verzoek minderjarig is.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe het volgende. [de meerderjarige] heeft door ingrijpende gebeurtenissen in het verleden te kampen met psychische klachten en zij volgt al jarenlang therapie om het verleden te verwerken. De gebeurtenissen van destijds hebben onder meer geleid tot de uithuisplaatsing van [de meerderjarige] bij verzoekers en de zus van verzoekster. De huidige behandelaar van [de meerderjarige] bij de Viersprong heeft in de door verzoekers overgelegde brief van 28 december 2020 vermeld dat de geslachtsnaamswijziging van [de meerderjarige] in de geslachtsnaam [geslachtsnaam] in 2020 een positieve uitwerking op [de meerderjarige] heeft gehad. In deze lijn verwacht de behandelaar dat een adoptie door verzoekers ook een grote stap in de behandeling teweeg zal brengen, omdat [de meerderjarige] dan echt geborgen is in een familie die zij vertrouwt en zij op basis van deze borging experimenten in de buitenwereld aan kan gaan. Mede gelet op de kwetsbaarheid van [de meerderjarige] heeft zij naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwegend belang bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met verzoekers en bij de juridische bevestiging van de emotionele band die zij sinds haar minderjarigheid met verzoekster heeft en in de loop van de jaren ook met verzoeker heeft opgebouwd. Naast het vestigen van familierechtelijke betrekkingen met verzoekers is de rechtbank ter zitting gebleken dat [de meerderjarige] een niet aflatende behoefte heeft om de huidige familierechtelijke betrekkingen met haar ouders te verbreken. Recent heeft zich nog een situatie voorgedaan waarin door de biologische familie een beroep is gedaan op [de meerderjarige] . [de meerderjarige] voelt zich vanwege de formeel nog bestaande familieband met hen op dit moment niet vrij om hieraan geen gehoor te geven, terwijl dit contact haar schade toebrengt. Het is voor de rechtbank duidelijk geworden dat het voor [de meerderjarige] nodig is dat de familierechtelijke betrekkingen met haar ouders worden verbroken om hierin keuzes te kunnen maken die goed voor haar zijn. Voornoemde omstandigheden acht de rechtbank dermate uitzonderlijk dat gelet daarop sprake is van een inbreuk op het familieleven als adoptie niet mogelijk zou zijn.
5.11
Voorts acht de rechtbank de termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek verschoonbaar, gelet op de daarvoor aanvoerde redenen. De rechtbank begrijpt en respecteert dat verzoekers vanwege de psychische gesteldheid van [de meerderjarige] niet eerder zijn overgegaan tot indiening van een adoptieverzoek. Gedurende de minderjarigheid van [de meerderjarige] werd dit door de hulpverlening afgeraden en nadien werd [de meerderjarige] door verzoekers en de hulpverlening nog onvoldoende stabiel geacht om een dergelijke procedure aan te kunnen en hierin haar eigen weloverwogen keuze te bepalen. Verzoekers wilden [de meerderjarige] de tijd geven om haar jeugdtrauma te verwerken zodat zij steviger in haar schoenen zou staan en een eigen keuze zou kunnen maken. Een adoptieverzoek op een eerder moment had wellicht schade aan [de meerderjarige] berokkend. De door verzoekers gekozen manier van handelen is ter bescherming geweest van [de meerderjarige] en dit mag hen naar het oordeel van de rechtbank daarom niet worden tegengeworpen. Op het moment van indiening van het adoptieverzoek waren voor [de meerderjarige] en verzoekers de belemmeringen die tot dan aan een dergelijk verzoek in de weg hadden gestaan niet langer aan de orde. Evenals de behandelaar bij de Viersprong verwachten zij dat een adoptie door verzoekers een positieve uitwerking zal hebben op [de meerderjarige] . De rechtbank acht daarnaast aannemelijk dat verzoekers tot voor kort niet bekend waren met het minderjarigheidsvereiste voor adoptie.
5.12
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het in artikel 1:228, eerste lid onder a, BW weergegeven minderjarigheidsvereiste, gelet op de zeer uitzonderlijke omstandigheden en de gegronde reden voor de termijnoverschrijding, voorbij gegaan dient te worden.
5.13
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast aan alle in artikel 1:227 BW genoemde gronden en aan alle (overige) in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan. In dat kader overweegt de rechtbank nog het volgende.
5.14
De rechtbank is van oordeel dat adoptie in het kennelijk belang is van [de meerderjarige] . Hoewel [de meerderjarige] de volwassen leeftijd reeds heeft bereikt, acht de rechtbank het in haar belang dat zij ook formeel deel gaat uitmaken van het gezin van verzoekers, in die zin dat er door middel van adoptie familierechtelijke betrekkingen tot stand komen tussen [de meerderjarige] en verzoekers en de familierechtelijke betrekkingen tussen [de meerderjarige] en haar ouders worden verbroken. Voorts stelt de rechtbank vast dat van de vader een op 20 april 2021 ondertekende instemmingsverklaring is ontvangen, waarin hij instemt met de adoptie van [de meerderjarige] door verzoekers. De moeder heeft het adoptieverzoek niet weersproken en is niet ter zitting verschenen. Gelet op de verklaringen van verzoekers en [de meerderjarige] heeft [de meerderjarige] niets meer van de vader en de moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten. Onder verwijzing naar 5.5 is de rechtbank tot slot van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarde dat verzoekers [de meerderjarige] ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed.
5.15
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
5.16
Tenslotte merkt de rechtbank op dat [de meerderjarige] er ten overstaan van de rechtbank voor heeft gekozen dat zij de geslachtsnaam [geslachtsnaam] blijft dragen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
spreekt uit de adoptie van [de meerderjarige] , geboren op [geboortedatum]
te [plaats] , door verzoekers voornoemd;
6.2
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, voorzitter, mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. A.H. Loos-Horstman, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.