Op 7 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in een adoptiezaak waarbij verzoeker, [Y], de meerderjarige [meerderjarige] wil adopteren. Het verzoekschrift was ingediend op 26 februari 2019. [meerderjarige] is geboren op [geboortedatum] 1993 in India en is geadopteerd door [adoptief vader] en [adoptief moeder] in 1995. Het huwelijk van de adoptiefouders is in 1995 ontbonden. Verzoeker, die getrouwd is met de adoptiefmoeder, heeft samen met haar de verzorging en opvoeding van [meerderjarige] op zich genomen. Bij een eerdere uitspraak in 2005 is verzoeker samen met de adoptiefmoeder belast met het gezag over [meerderjarige] en heeft zij zijn geslachtsnaam gekregen.
Tijdens de zitting op 9 september 2019 werd het verzoek behandeld, waarbij [meerderjarige] instemde met de adoptie en verklaarde dat zij verzoeker als haar vader beschouwt. De rechtbank constateerde dat [meerderjarige] bij indiening van het verzoek 25 jaar oud was, wat in beginsel een adoptie uitsluit volgens artikel 1:228 lid 1 BW. Echter, de rechtbank erkende dat er bijzondere omstandigheden waren die een terzijdestelling van deze dwingendrechtelijke bepaling rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [meerderjarige] was om haar juridische status in overeenstemming te brengen met de sociale en emotionele realiteit van haar gezinsleven met verzoeker.
De rechtbank besloot dat het vasthouden aan het minderjarigheidsvereiste in deze omstandigheden een ontoelaatbare inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven opleverde. De adoptie werd uitgesproken, onder de voorwaarde dat de eerdere beschikking tot herroeping van de adoptie door [adoptief vader] onherroepelijk was geworden. De familierechtelijke betrekking met de adoptiefmoeder blijft in stand, en [meerderjarige] draagt al de geslachtsnaam van verzoeker, waardoor hierover geen beslissing hoefde te worden genomen.