ECLI:NL:RBZWB:2020:2549

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
C/02/371902 FARK 20-2342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een adoptieverzoek voor een meerderjarig pleegkind met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure. Verzoekers, pleegouders van [voornaam adoptant], hebben verzocht om adoptie van hun pleegkind, dat op dat moment meerderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers al lange tijd de zorg voor [voornaam adoptant] hebben en dat er een hechte emotionele band bestaat. Ondanks dat [voornaam adoptant] meerderjarig was op het moment van indiening van het verzoek, heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigen. De biologische moeder van [voornaam adoptant] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de adoptie, wat ook een belangrijke factor was in de beoordeling. De rechtbank heeft overwogen dat een weigering van de adoptie een ongeoorloofde inmenging zou zijn in het gezinsleven van verzoekers en [voornaam adoptant]. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot adoptie toegewezen, waarbij [voornaam adoptant] de geslachtsnaam van de verzoekers zal aannemen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingslocatie: Breda
Zaaknummer: C/02/371902 / FA RK 20-2342
Datum uitspraak 3 juni 2020
beschikking betreffende adoptie,
in de zaak van
[voornamen verzoeker] [geslachtsnaam 1],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
hierna te noemen verzoeker,
en
[naam 2],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
hierna te noemen verzoeker
gezamenlijk te noemen verzoekers,
beiden wonende te Breda,
advocaat mr. E.P.J. Appelman.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 7 mei 2020 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van de advocaat van verzoekers van 19 mei 2020 met als bijlage een door de moeder op 10 mei 2020 ondertekende instemmingsverklaring;
- het proces-verbaal van de zitting van 3 juni 2020.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[voornaam adoptant] [tweede voornaam adoptant] [geslachtsnaam 2], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1991, hierna te noemen [voornaam adoptant] ,
[voornamen biologische moeder] [geslachtsnaam 2], de biologische moeder van [voornaam adoptant] .

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot
adoptie van
[voornaam adoptant] [tweede voornaam adoptant] [geslachtsnaam 2], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1991 door verzoekers,
te verstaan dat de geslachtsnaam van [voornaam adoptant] zal luiden: [geslachtsnaam 1] .

3.De beoordeling

3.1
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat het volgende vast:
  • Verzoekers zijn op [datum] te [huwelijksplaats] gehuwd.
  • [voornaam adoptant] is de zoon van [voornamen biologische moeder] [geslachtsnaam 2] .
  • [voornaam adoptant] woont sinds [jaartal] bij verzoekers.
  • Verzoekers zijn de pleegouders van [voornaam adoptant] .
3.2
Aan het verzoek wordt ten grondslag gelegd dat verzoekers omstreeks [jaartal] de zorg voor [voornaam adoptant] als pleegouders op zich hebben genomen. Er is sprake van een hechte, emotionele gezinsband die zij juridisch bevestigd wensen te zien. Ondanks dat [voornaam adoptant] reeds meerderjarig is, menen verzoekers dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en een verschoonbare termijnoverschrijding zodat hieraan voorbij gegaan kan worden. Zij voeren daartoe aan dat verzoekers altijd de intentie hebben gehad om [voornaam adoptant] te adopteren. Indiening van een verzoek op een eerder moment is niet mogelijk geweest. De biologische moeder van [voornaam adoptant] kon niet instemmen met dit verzoek en [voornaam adoptant] heeft te kampen gehad met privéproblematiek waaronder het gegeven dat hij is diverse jeugdinstellingen heeft verbleven. De steeds wisselende situatie drukte een zware wissel op hem en gedurende zijn jeugd hebben verzoekers nooit de mogelijkheid kunnen benutten om hem te adopteren. Toen [voornaam adoptant] meerderjarig was is hij tot rust gekomen. Verzoekers dachten toen dat zij hem niet meer konden adopteren, totdat zij in december 2019 tot de ontdekking kwamen dat een adoptie van een volwassene – onder voorwaarden – wel mogelijk is. Zij hebben zich vervolgens gewend tot een advocaat.
Er is sprake van bijzondere omstandigheden. Gedurende lange tijd hebben verzoekers de zorg voor [voornaam adoptant] . Zij hebben zich feitelijk gezien deze periode in alle opzichten gedragen als volwaardige familieleden met de daarbij behorende gezinsrollen. [voornaam adoptant] heeft met zijn biologische vader nimmer contact gehad en met zijn biologische moeder gedurende zijn jeugd sporadisch. Verzoekers hebben hun drie andere pleegkinderen ook geadopteerd. Zij zijn van mening dat in deze procedure het onderscheid in mogelijkheden van adoptie van hun andere pleegkinderen in deze procedure een ongerechtvaardigde inmenging op hun gezinsleven oplevert. Zij zijn slechts door omstandigheden, welke buiten hun invloedssfeer hebben gelegen, niet in staat geweest hem te adopteren gedurende zijn minderjarigheid. Verzoekers zijn van mening dat deze omstandigheden meebrengen dat er sprake is van een verschoonbare tijdsoverschrijding en bijzondere omstandigheden. Zij verwijzen daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 april 2019 (ECLI:NL:RBLIM:2019:3662). Op het moment dat [voornaam adoptant] meerderjarig werd ( [geboortedatum 3] 2009) was er vrijwel geen jurisprudentie op het gebied van toepassing van adoptie van meerderjarigen. Het is dan ook begrijpelijk dat verzoekers niet bekend waren met die mogelijkheid. Tot slot verwijzen verzoekers naar een uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2019:3955) waarin de rechtbank in de overweging heeft meegewogen dat in die zaak de te adopteren volwassene bij afwijzing als enige ‘buiten het gezin zou vallen’. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat [voornaam adoptant] bij een afwijzing van het verzoek ook, anders dan de andere adoptiekinderen van verzoekers, buiten het gezin zou vallen. Ter zitting is het verzoek door en namens verzoekers nader toegelicht. Zij hebben daarbij aangegeven dat de adoptie van [voornaam adoptant] voor hen heel belangrijk is.
3.3.
[voornaam adoptant] heeft ter zitting verklaard dat verzoekers gewoon zijn ouders zijn. Hij heeft met zijn moeder contact gehad over het verzoek. Zij begreep zijn wens om geadopteerd te worden door verzoekers. Zijn moeder heeft nimmer een ouderrol in zijn leven gehad. Zijn pleegouders hebben altijd deze rol vervuld.
3.4
Blijkens de overgelegde instemmingsverklaring verzet de moeder van [voornaam adoptant] zich niet tegen het verzoek van verzoekers.
3.5
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:227, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door twee personen tezamen worden gedaan indien zij tenminste zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Aan deze voorwaarde is voldaan en verzoekers kunnen derhalve worden ontvangen in hun verzoek.
De rechtbank overweegt voorts dat het verzoek ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW vervolgens slechts alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
De moeder van [voornaam adoptant] heeft blijkens voormelde instemmingsverklaring verklaard dat zij zich niet verzet tegen het verzoek tot adoptie. Zij heeft nimmer in het leven van [voornaam adoptant] een structurele rol als ouder vervuld en de verwachting is ook niet dat dit in de toekomst nog zal gebeuren. [voornaam adoptant] heeft dan ook niets meer van zijn moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten.
3.6
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient voorts aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
De rechtbank stelt vast op basis van de stukken en de behandeling ter zitting dat aan de voorwaarden als bepaald in artikel 1:228 BW, eerste lid, is voldaan, behalve de voorwaarde als genoemd onder a. Vaststaat dat [voornaam adoptant] ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift op 7 mei 2020 28 jaar oud en dus meerderjarig was, zodat niet is voldaan aan deze voorwaarde.
3.7
Zoals het gerechtshof Amsterdam in de beschikking van 7 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:67) heeft overwogen ligt de vraag ter beoordeling aan de rechtbank voor of een weigering om adoptie toe te staan in dit geval een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van verzoekers en/of [voornaam adoptant] oplevert, als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 2, EVRM, en of om die reden toepassing van artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder a, BW achterwege dient te blijven.
Hoewel adoptie door de wetgever primair werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, gaat adoptie in haar effecten verder dan voor het doel van kinderbescherming vereist is. Bovendien grijpt zij in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouders en hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en zijn eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
Het hof heeft in de voornoemde uitspraak voorop gesteld dat aan artikel 8 lid 1 EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8 lid 1 EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8 lid 1 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (pleeg)ouders en een door hen in hun gezin opgenomen kind worden ontleend, doch niet het recht om dat kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet in de artikelen 1:227 en 1:228 BW aan adoptie gestelde vereisten en voorwaarden (vgl. HR 30 juni 2000, NJ 2001, 103). Die voorwaarden zijn bovendien van openbare orde. Buiten toepassing laten van zo’n voorwaarde kan daarom slechts plaatsvinden indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen.
3.8
Uit de stukken en de behandeling ter zitting in de onderhavige zaak is gebleken dat [voornaam adoptant] in zijn eerste levensjaar bij verzoekers is komen wonen en dat verzoekers sindsdien de rol van (pleeg)ouders op zich hebben genomen. [voornaam adoptant] heeft nimmer contact gehad met zijn biologische vader en gedurende zijn jeugd op sporadische basis met zijn biologische moeder. Zij hebben nimmer de rol van ouders vervuld. Verzoekers hebben hun andere drie pleegkinderen ook geadopteerd en zij, en ook [voornaam adoptant] , wensen dat [voornaam adoptant] eenzelfde positie krijgt in het gezin. Zij zullen immer de rol als ouders voor hem blijven vervullen.
3.9
Zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.2 hebben verzoekers aangevoerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor zij nu pas een verzoek tot adoptie hebben ingediend. Naast dat de moeder van [voornaam adoptant] geen toestemming zou verlenen voor een adoptie tijdens zijn minderjarigheid maakte de persoonlijke problematiek van [voornaam adoptant] en zijn verschillende verblijfplaatsen in jeugdzorginstellingen een dergelijk verzoek niet mogelijk. Nadat [voornaam adoptant] meerderjarig was geworden dachten verzoekers dat adoptie niet meer mogelijk was.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat aan de zijde van verzoekers in de periode van 2009 en 2020, de periode nadat [voornaam adoptant] meerderjarig is geworden tot heden, sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, waardoor het buiten toepassing laten van de in artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder a, BW neergelegde voorwaarde van minderjarigheid is gerechtvaardigd. Het bestaande familie- en gezinsleven tussen verzoekers en [voornaam adoptant] is gedurende de minderjarigheid en op zeer jonge leeftijd van [voornaam adoptant] ontstaan. Om voor de rechtbank begrijpelijke en ook te respecteren redenen is gedurende de minderjarigheid van [voornaam adoptant] geen verzoek tot adoptie door verzoekers gedaan. Op het moment van indiening van het eerste verzoek waren voor [voornaam adoptant] en verzoekers de belemmeringen, die tot dan aan een verzoek tot adoptie in de weg hadden gestaan, niet langer aan de orde.
De rechtbank overweegt hiertoe dat verzoekers aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de veronderstelling waren dat adoptie van [voornaam adoptant] na het bereiken van de meerderjarige leeftijd niet meer mogelijk was. De rechtbank acht voorts de door verzoekers aangevoerde omstandigheden van dermate ingrijpende aard, dat deze zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden, waardoor van hen niet kon worden gevergd dat zij het verzoek tot adoptie van [voornaam adoptant] eerder bij de rechtbank zouden hebben ingediend.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een weigering om adoptie van [voornaam adoptant] door verzoekers toe te staan, een ongeoorloofde inmenging in het recht op familie- en gezinsleven van [voornaam adoptant] en verzoekers, als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM, oplevert. Hoewel adoptie in dit geval niet meer het karakter heeft van een maatregel van kinderbescherming, is de rechtbank gelet op het voorgaande van oordeel dat [voornaam adoptant] een zwaarwegend belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met verzoekers, alsmede bij de juridische bevestiging van de emotionele band die hij met verzoekers heeft en van het gevoel dat hij en verzoekers tot één gezin en familie behoren.
3.11
Gelet op de instemmingsverklaring van de biologische moeder, ondertekend op 10 mei 2020, die zich bij de stukken bevindt, stelt de rechtbank vast dat de biologische moeder het verzoek niet tegenspreekt in de zin van artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder d, BW. Ook is verder aan de voorwaarden die de artikelen 1:227 en 1:228 BW aan adoptie stellen, voldaan. Het verzoek wordt dan ook toegewezen.
3.12
Nu [voornaam adoptant] niet het eerste kind van verzoekers is zal hij de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam 1] ’ hebben.
3.13
Gelet op het voorgaande zal worden beslist als volgt.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de adoptie door verzoekers van [voornaam adoptant] [tweede voornaam adoptant] [geslachtsnaam 2] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1991;
verstaat dat hij de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam 1] ’ zal hebben.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020 door mr. Van Gessel, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 10 juni 2020.
SB
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.