ECLI:NL:RBNHO:2017:4565
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in het kader van een vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt over de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan eiseres is opgelegd voor het jaar 2008, na een inkeermelding van eiseres in verband met niet eerder aangegeven buitenlandse vermogensbestanddelen. Eiseres had een rekening bij twee Zwitserse banken en had deze tegoeden niet vermeld in haar aangiften IB/PVV van 2002 tot en met 2012. De inspecteur handhaafde de navorderingsaanslag na een bezwaarprocedure, waarop eiseres beroep instelde.
De rechtbank overweegt dat eiseres met de ondertekening van een vaststellingsovereenkomst op 26 maart 2014 uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van haar recht om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen de navorderingsaanslag. Eiseres betoogt dat de navorderingsaanslag niet met de nodige voortvarendheid is opgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst ook betrekking heeft op de voortvarendheidseis. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslag binnen de reguliere termijn van vijf jaar is opgelegd en dat eiseres niet kan terugkomen op haar afstand van rechtsmiddelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komende.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.