Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 juli 2022, met 17 producties;
- de conclusie van antwoord, met 9 producties;
- de akte inbreng producties van [eiseres] , met productie 18 en 19;
- de akte nadere productie van de Gemeente, met productie 10;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 3 mei 2023 en de spreekaantekeningen die de voormalig advocaat van [eiseres] (mr. Nelemans) tijdens deze behandeling heeft overgelegd en voorgedragen.
2.De achtergrond van het geschil
3.De beoordeling
[i]ndien een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, dient de rechter ervan uit te gaan dat eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Dat geldt ook als niet tevens een veroordeling tot schadevergoeding of tot verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd.” [1]
Beoordeling BOB I
Intermezzo: BOB II
nietis verjaard. Tegen die uitspraak is namelijk beroep en hoger beroep ingesteld. Door de uitspraak van de ABRvS van 24 februari 2016 is onherroepelijk komen vast te staan dat de Gemeente (toerekenbaar) onrechtmatig heeft gehandeld. Pas daarna was [eiseres] daadwerkelijk in staat om een rechtsvordering in te stellen. Uit een arrest van de Hoge Raad volgt dat de (korte) verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW niet eerder aanvangt dan na de dag waarop de vernietiging van het schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is geworden. [4] De verjaringstermijn voor de schadevergoedingsvordering voor BOB II is dus op 25 februari 2016 gaan lopen en zou op 25 februari 2021 zijn voltooid. Deze termijn is tijdig gestuit door de brief van 18 februari 2021. Van verjaring is geen sprake.
Vervolg beoordeling BOB I
nietis verjaard.
[i]n het geval dat het bouwplan niet wordt aangepast zal conform de opdracht van de Rechtbank Utrecht een aanvullende motivering van de weigering worden ingebracht in de gerechtelijke procedure”. [eiseres] stelt dat zij zich onder druk van de wethouder, doch onverplicht heeft ingespannen voor aanpassing van het bouwplan. Verder stelt [eiseres] dat de wethouder begin juni 2013 een definitieve bouwplanaanpassing heeft geaccordeerd.
nietafhankelijk is van een nieuw besluit van het bestuursorgaan. De rechtbank volgt het standpunt van de Gemeente dat de verjaringstermijn in juni 2013, althans in november 2013 is gaan lopen en in juni 2018, althans in november 2018 is verstreken. Omdat deze termijn niet is gestuit, is de schadevergoedingsvordering die ziet op het onrechtmatig feitelijk handelen van de Gemeente na de uitspraak van 11 maart 2013 (zoals de kosten voor bouwplanaanpassing in 2013), verjaard.
Verjaring is niet onredelijk of onbillijk
vestigingsfaseis reeds gegeven als de feitelijke (nadelige) situatie zich in het hypothetische scenario niet gerealiseerd zou hebben. Er worden geen zware eisen aan het bewijs van het c.s.q.n.-verband gesteld. Het is bijvoorbeeld niet nodig dat die hypothetische situatie zeer concreet wordt gemaakt. Het volstaat dat
dezewerkelijke situatie zich niet gerealiseerd zou hebben; wat er dan wel zou zijn gebeurd hoeft niet precies bekend te worden. [7] Pas in de omvangfase ligt de vraag voor of de feitelijke vermogenstoestand van de benadeelde afwijkt van de hypothetische toestand zonder normschending. [8]
vestigingsfasein ieder geval gegeven: aannemelijk is dat de hypothetische situatie afwijkt van de feitelijke. Hoeveel eerder [eiseres] daadwerkelijk zou zijn begonnen met de bouw, hangt samen met de omvang van de vertragingsschade en is een vraag die in de schadestaatprocedure moet worden beantwoord.