ECLI:NL:RBMNE:2024:6645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
16/323587-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en dwang van een kwetsbare man via een datingsite

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting en dwang. De verdachte heeft samen met anderen een kwetsbare oudere man, die via een datingsite in contact kwam met een vrouw, op geraffineerde wijze opgelicht. De man heeft in totaal € 1.664.706,64 afgestaan, voornamelijk in de vorm van goudstaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten de man hebben misleid door hem te laten geloven dat hij met de vrouw zou trouwen, en dat hij grote bedragen moest betalen voor borg en andere kosten. De verdachte heeft de man onder druk gezet door te dreigen dat hij de vrouw zou verliezen als hij niet betaalde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 4 maanden, en een maatregel opgelegd die haar verbiedt contact op te nemen met het slachtoffer en zich in de gemeente van het slachtoffer te bevinden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 1.672.706,64, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/323587-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de volgende zittingen:
  • 22 februari 2022 – pro forma;
  • 18 oktober 2022 – regie;
  • 18 september 2023 – pro forma;
  • 12 november 2024 – inhoudelijke behandeling;
  • 22 november 2024 – (enkelvoudige) sluiting van het onderzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. C.C.H. Wiekeraad, advocaat te Kampen, namens [slachtoffer] naar voren heeft gebracht over de ingediende vordering van de benadeelde partij.

2.INLEIDING

[slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van oplichting en afpersing. Volgens aangever is hij - kort gezegd - via de datingsite [datingsite] in juli 2019 in contact gekomen met een meisje genaamd ‘ [fakenaam] ’. Haar werkelijke naam bleek later [A] te zijn. Na enige tijd zou aangever met ‘ [fakenaam] ’ zijn gaan afspreken. Hij leerde toen ook de personen kennen die zich voordeden als de familie van ‘ [fakenaam] ’. Deze zogenaamde familie zou aangever hebben voorgehouden dat hij met ‘ [fakenaam] ’ mocht trouwen. Daarvoor moest hij wel grote geldbedragen betalen aan de familie. Deze zouden onder meer zijn bedoeld als borg, voor de kosten van de trouwerij en voor de toekomst van hem en ‘ [fakenaam] ’. Ook zou hij veel goederen voor de familie hebben betaald, net als vakanties en bezoeken aan restaurants en casino’s. De betalingen voor de familie zouden zijn doorgegaan tot halverwege juni 2020, terwijl hij ‘ [fakenaam] ’ vanaf februari 2020 niet meer zou hebben gezien. Een groot deel van de door aangever betaalde geldbedragen zou hij hebben moeten voldoen in de vorm van goudstaven. Volgens het dossier zou het gaan om een totaalbedrag van € 1.720.518,- aan goud, goederen en overige betalingen.
Naar aanleiding van de aangifte is een strafrechtelijk onderzoek gestart. Met verwijzing naar het goud heeft dit onderzoek de naam 31ORO020 gekregen. Voor verdachte heeft dit onderzoek geleid tot de verdenking die hieronder is weergegeven.
Als medeverdachten zijn aangemerkt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] , in het dossier ook wel [bijnaam medeverdachte 2] genoemd) is getrouwd met [medeverdachte 1] .
Verdachte ( [verdachte] , in het dossier ook wel [bijnaam verdachte] genoemd) is de zus van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) zijn zonen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 5] ( [medeverdachte 5] ) is de vrouw van [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 6] ( [medeverdachte 6] , in het dossier ook wel [bijnaam medeverdachte 6] genoemd) is de toenmalige partner van verdachte.
Verdachte en haar medeverdachten worden hierna ook wel aangeduid als ‘de familie’.
Aanvankelijk is [A] ook als medeverdachte aangemerkt. Haar zaak is echter geseponeerd.
De zaken tegen alle verdachten zijn gelijktijdig bij deze rechtbank aangebracht. Deze rechtbank heeft – in een andere samenstelling – op 28 november 2023 vonnis gewezen in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] (ECLI:NL:RBMNE:2023:6304), [medeverdachte 3] (ECLI:NL:RBMNE:2023:6301), [medeverdachte 5] (ECLI:NL:RBMNE:2023:6317), [medeverdachte 4] (ECLI:NL:RBMNE:2023:6309) en [medeverdachte 6] (ECLI:NL:RBMNE:2023:6310). De zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 2] is op de zitting van 12 november 2024 aangehouden en zal op een later tijdstip afgesplitst door andere rechters worden behandeld.
De rechtbank zal in onderhavige zaak, voor zover relevant en/of voor zover de rechtbank tot hetzelfde oordeel komt, aansluiten bij de overwegingen van de rechtbank in de vonnissen van bovengenoemde verdachten.

3.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 op meerdere plaatsen in Nederland en België samen met anderen [slachtoffer] heeft opgelicht door hem te bewegen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-;
feit 2
primair
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 op meerdere plaatsen in Nederland, België, Frankrijk en Spanje samen met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst door hem met geweld of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-;
subsidiair
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 op meerdere plaatsen in Nederland, België, Frankrijk en Spanje samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-.

4.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te beoordelen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft als bewijs voor beide feiten de verklaringen van aangever als uitgangspunt genomen. Deze verklaringen heeft de officier van justitie als betrouwbaar aangemerkt.
Het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 1 juli 2019 tot en met 25 oktober 2019 en voor een bedrag van in totaal € 1.091.987,32. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de oplichting is gepleegd door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. Deze bestonden er volgens haar onder meer uit dat aangever werd voorgelogen dat ‘ [fakenaam] ’ verliefd was op hem en dat hij met ‘ [fakenaam] ’ zou gaan trouwen. Door smoesjes en verhalen werd hij telkens bewogen tot de afgifte van veel geld. Als hij twijfels uitte, werd hij omgepraat.
Het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020 en voor een bedrag van in totaal € 615.427,22. De officier van justitie ziet het winkelen bij de Louis Vuittonwinkel in Parijs op 25 oktober 2019 als startmoment van de afpersing. Aangever moest die dag voor een bedrag van bijna € 6.000,- aan goederen pinnen in die winkel. Aangever heeft verklaard dat de familie daarbij met zeven man om hem heen stonden en dat de sfeer steeds griezeliger en bedreigender werd. Daarmee is volgens de officier van justitie voldaan aan het geweldscriterium van afpersing, omdat ‘het oproepen van een dreigende sfeer’ daarvoor voldoende is. Aangever verdroeg weliswaar nog steeds alles van de familie voor het hogere doel – het trouwen met ‘ [fakenaam] ’ – maar werd vanaf dit moment banger naarmate er meer druk op hem werd gezet. In de periode daarna zou het dreigen en het creëren van een dreigende sfeer uiteindelijk ook over zijn gegaan naar fysiek geweld.
Ten aanzien van beide feiten stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de rol van verdachte zo substantieel is dat zij kan worden aangemerkt als medepleger.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie besproken bij het oordeel van de rechtbank.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 dient volgens de raadsman vrijspraak te volgen, omdat sprake moet zijn van meer dan een enkele leugen om tot een bewezenverklaring van oplichting te kunnen komen. In dit geval kan niet gesproken worden over een samenweefstel van verdichtsels omdat er slechts sprake is van één leugen, namelijk het aangever laten geloven dat hij met ‘ [fakenaam] ’ zou trouwen. De leugens daarna zijn hooguit een opeenstapeling van leugens die alle hetzelfde beogen, namelijk het aangever laten geloven dat hij met ‘ [fakenaam] ’ zou trouwen. Daarnaast heeft aangever zelf de in het maatschappelijke verkeer vereiste omzichtigheid onvoldoende betracht, waardoor van oplichting geen sprake kan zijn. Aangever had de onjuiste voorstelling van zaken niet alleen moeten doorzien, maar hééft dit - gelet op zijn eigen verklaringen - ook doorzien. Aangever heeft vervolgens alleen niets gedaan. Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen met geweld of dreiging met geweld aangever heeft bewogen tot afgifte van enig goed.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman besproken bij het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het onder 1 ten laste gelegde feit, in die zin dat zij bewezen acht dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van aangever voor een bedrag van in totaal € 1.098.909,04 in de periode van 1 juli 2019 tot en met 2 december 2019. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, in die zin dat zij bewezen acht dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het dwingen van aangever tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 565.797,60 in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020. In totaal, dus beide feiten samen, gaat het om een bedrag van € 1.664.706,64.
Voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit, te weten het medeplegen van afpersing van aangever, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dit feit zal zij verdachte vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank neemt voor de leesbaarheid van dit vonnis de wettige bewijsmiddelen op in bijlage II. De bewijsmiddelen kunnen op deze plaats als ingelast worden beschouwd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever
In deze zaak vormen de verklaringen van aangever een belangrijk bewijsmiddel. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet worden aangenomen op grond van enkel de verklaring van de aangever.
Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat alle ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is wanneer de verklaring van de aangever, als die betrouwbaar wordt bevonden, op essentiële onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron.
De rechtbank moet daarom in de eerste plaats de vraag beantwoorden of de verklaring van aangever betrouwbaar is. Als dat het geval is moet de rechtbank vervolgens beoordelen of voor de essentiële onderdelen van deze verklaring voldoende steun te vinden is in andere bewijsmiddelen.
De vraag of de verklaring van aangever betrouwbaar is, beantwoordt de rechtbank bevestigend. Aangever heeft op 17 juni 2020 voor het eerst aangifte gedaan. In een aanvullende aangifte op 16 april 2021 en bij de rechter-commissaris op 22 maart 2022 is hij nader ondervraagd. Aangever heeft bij alle verhoren in grote lijnen consistent, eenduidig en gedetailleerd verklaard. Dat hij over sommige gebeurtenissen twijfels heeft geuit dan wel wisselend heeft verklaard, zoals door de raadsman is betoogd, maakt niet dat zijn verklaring als geheel niet betrouwbaar is. De twijfels en wisselingen in zijn verklaring gaan met name over de aanwezigheid van personen bij specifieke gebeurtenissen. Die onderdelen raken niet de essentie van zijn verklaring met het oog op de tenlastelegging. Bovendien zijn deze twijfels en wisselingen verklaarbaar door de lange duur van de gebeurtenissen, het tijdsverloop op het moment van de aanvullende aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris, het aantal betrokken personen en het grote aantal gebeurtenissen dat heeft plaatsgevonden. In de gegeven omstandigheden is het voorstelbaar dat de herinnering van aangever niet op alle punten meer volledig is.
Aan de betrouwbaarheid draagt bovendien bij dat de verklaring van aangever niet op zichzelf staat maar dat voor een groot aantal onderdelen van de aangifte steunbewijs aanwezig is. De rechtbank wijst in het bijzonder op de bankmutaties. Daaruit blijkt onder meer dat in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk grote geldbedragen van de bankrekening van aangever zijn overgeboekt naar goudleveranciers in Antwerpen en Brussel. De hoogte van deze geldbedragen komt in hoofdlijnen overeen met de hoogte van de geldbedragen die aangever in zijn verklaring noemt. Rabobank spreekt in dit kader over opvallende transacties, nu door aangever nooit eerder (voor een dergelijke waarde aan) goud is aangekocht. Rabobank bevestigt dat aangever niet het gesprek hierover met de bank is aangegaan.
Ook wijst de rechtbank op de verklaring van verdachte ter zitting, waarin zij bevestigt dat zij aangever in de door hem beschreven periode als familie zag.
Daarnaast zijn er Whatsappberichten tussen aangever en verdachte en aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] , waarin, conform de verklaring van aangever, de indruk wordt gewekt dat aangever en ‘ [fakenaam] ’ een relatie zouden hebben. Dit raakt de kern van de aangifte én van de tenlastelegging. Foto’s waarmee die indruk eveneens wordt gewekt, zoals een foto waarop aangever en ‘ [fakenaam] ’ samen staan terwijl ‘ [fakenaam] ’ gekleed is in een trouwjurk, alsmede Whatsappberichten en handgeschreven brieven die zogenaamd van ‘ [fakenaam] ’ afkomstig waren, zitten ook in het dossier.
Bij de bespreking van de bewezenverklaarde feiten zal het steunbewijs voor de essentiële onderdelen van de tenlastelegging aan bod komen.
Bewezenverklaring medeplegen oplichting (feit 1)
Juridisch kader oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is het door aanwending van een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen.
Voor bewezenverklaring van oplichting is blijkens artikel 326 lid 1 Sr vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel (het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) wordt ‘bewogen’ tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel ‘bewegen’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband, is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een schuld als bedoeld in genoemd artikel.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in artikel 326 lid 1 Sr bedoelde handeling, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. [1] Bij de persoonlijkheid van het slachtoffer spelen onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol. Oplichting is echter niet aan de orde wanneer het slachtoffer - gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken - de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. Van oplichting is dus geen sprake als dermate duidelijk is dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken dat moet worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid die ander aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. [2]
Juridische duiding van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen vast dat aangever in de ten laste gelegde periode grote geldbedragen heeft overgemaakt voor goudstaven, goederen en uitstapjes van verdachte en haar medeverdachten. Op basis van de gebruikte bewijsmiddelen en het onderzoek ter zitting is de rechtbank van oordeel dat het oplichtingsmiddel ‘een samenweefsel van verdichtsels’ aan deze betalingen en uitgaven ten grondslag heeft gelegen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Samenweefsel van verdichtsels
Een verdichtsel is een opzettelijke onwaarheid, dat wil zeggen, een mededeling waarvan de dader de onjuistheid kende. Omdat het Wetboek van Strafrecht een samenweefsel van verdichtsels vereist, is een enkele leugen of verzwijging ontoereikend om tot bewezenverklaring van oplichting te komen. Wel voldoende is een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie. [3]
De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de volgende in de tenlastelegging opgenomen opzettelijke onwaarheden.
Doen geloven dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hem is voorgehouden dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem wilde en dat zij met hem wilde trouwen. In de eerste maanden dat aangever bij de familie verbleef, heeft ‘ [fakenaam] ’ ook gedaan alsof ze aangever leuk vond. Dit heeft zij onder ede als getuige (onder haar echte naam, [A] ) verklaard bij de rechter-commissaris. Zij moest op de foto met aangever en naast hem zitten. Ze moest dit alles doen van de familie. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat de verklaringen van [A] /’ [fakenaam] ’ (mogelijk) niet betrouwbaar zijn, volgt de rechtbank dit standpunt niet. De rechtbank acht de verklaringen ‘ [fakenaam] ’ betrouwbaar en heeft geen reden om aan de inhoud daarvan te twijfelen. Te meer omdat ook haar verklaringen ondersteund worden door ander bewijs.
Dat ‘ [fakenaam] ’ deed alsof ze aangever leuk vond, was ook voor anderen te zien. Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat aangever en ‘ [fakenaam] ’ zich als tortelduifjes gedroegen.
Uit de aangifte en overige bewijsmiddelen blijkt dat aangever geloofde dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem wilde. Dat zij zich zo gedroeg in aanwezigheid van de familie, zal dat geloof van aangever hebben versterkt. Ook de foto’s die van hem en ‘ [fakenaam] ’ samen werden gemaakt, zoals die waarop ‘ [fakenaam] ’ een trouwjurk droeg of waarop ze samen voor de Eiffeltoren in Parijs stonden, zullen aan dat geloof hebben bijgedragen.
Dat aan aangever het beeld werd voorgehouden dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem wilde, wordt bevestigd in Whatsappberichten en handgeschreven brieven gericht aan aangever, die afkomstig zouden zijn van ‘ [fakenaam] ’. Via Whatsapp kreeg aangever berichten van ‘ [fakenaam] ’ waarin zij zegt dat zij van hem hield. [A] / ‘ [fakenaam] ’ heeft echter verklaard dat zij geen telefoon had en mocht hebben. Ook voor de handgeschreven brieven geldt dat [A] / ‘ [fakenaam] ’ heeft verklaard dat zij deze niet heeft geschreven. Van deze brieven werden foto’s via Whatsapp naar aangever gestuurd in de periode dat hij met de familie in Spanje verbleef. De politie heeft deze foto’s en Whatsappberichten op zijn telefoon aangetroffen. Aangever ontving deze foto’s nooit direct van ‘ [fakenaam] ’. Hij kreeg de brieven vaak doorgestuurd van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] of medeverdachte [medeverdachte 3] . Iedereen wist van deze brieven, zo heeft aangever verklaard. [A] heeft als getuige verklaard dat zij deze brieven uit naam van ‘ [fakenaam] ’ nooit zelf heeft geschreven. Ze had in de periode dat aangever de brieven ontving ook geen contact meer met de familie. De rechtbank acht gelet op het voorgaande dan ook bewezen dat zowel de Whatsappberichten als de brieven in werkelijkheid afkomstig waren van de familie.
Ook wordt het beeld dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met aangever wilde bevestigd in Whatsappberichten tussen aangever en met name verdachte (in de berichten genoemd [bijnaam verdachte] ), die in de periode na de eerste aangifte van aangever zijn uitgewisseld. In deze berichten herhaalt [bijnaam verdachte] dat ‘ [fakenaam] ’ hem mist en hem terug wil als haar man. Dergelijke mededelingen worden zelfs in oktober 2020 nog geuit door medeverdachte [medeverdachte 1] , als ze audio Whatsappgesprekken met aangever voert.
Het doen geloven dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen, naar later bleek een leugen, ligt ten grondslag aan de feitelijkheden die de rechtbank hierna zal bespreken.
Lening voor [bijnaam verdachte]
Begin september 2019 heeft aangever in het kader van een lening bedragen van respectievelijk € 15.000,- en € 10.000,- overgemaakt naar de rekening van medeverdachte [medeverdachte 5] . Dat blijkt uit de bankmutaties van zowel aangever als die van [medeverdachte 5] . Aangever heeft - in het kort - verklaard dat [bijnaam verdachte] (verdachte) hem om deze lening heeft gevraagd en dat hij in de veronderstelling was dat hij het geld ook naar haar overmaakte. Haar naam begon immers ook met een ‘A’.
De rechtbank meent dat ook hier het oogmerk van verdachten was om zich wederrechtelijk te bevoordelen en dat er nooit daadwerkelijk sprake is geweest van een lening met een terugbetalingsverplichting. De betaling van deze € 25.000,- moet namelijk gezien worden in een hele reeks betalingen die onder allerlei valse voorwendselen aangever ontlokt zijn.
Dat een deel van de lening weer is afgelost doordat van de rekening van [medeverdachte 5] bedragen zijn overgemaakt naar aangever, doet daar niet aan af. Volgens aangever moest hij de afgeloste bedragen namelijk gelijk weer pinnen voor de familie en afgeven aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft verklaard dat hij uiteindelijk niets van de verstrekte lening heeft teruggezien. De bankmutaties van de rekening van [medeverdachte 5] bevestigen dit beeld. Uit deze mutaties blijkt dat in de periode dat [medeverdachte 5] aflossingen betaalde aan aangever, op dezelfde dag bedragen van nagenoeg gelijke hoogte op haar rekening werden teruggestort. Daarbij komt dat de verklaring van aangever past bij de manier waarop met het geld van aangever werd omgegaan door de familie.
Omdat aangever geloofde dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem wilde, kon verdachte deze ‘lening’ aan hem vragen. Het verstrekken van de lening gaf aangever de mogelijkheid om als partner van ‘ [fakenaam] ’ indruk te maken op de familie. De rechtbank plaatst deze lening dan ook in de context van de hiervoor besproken leugen, het doen geloven dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen.
Aankoop Rolex horloges
De verklaring van aangever dat hij twee Rolex horloges heeft betaald, vindt bevestiging in zijn bankmutaties en de factuur van de juwelier. Aangever heeft verklaard dat hij niet weet wie de horloges heeft uitgezocht. Hij heeft ze alleen opgehaald. Dat past in de verklaring van de juwelier dat de horloges door een oude man zijn opgehaald, terwijl ze door anderen zijn uitgezocht. Nadat hij de horloges had opgehaald, moest aangever ze afstaan en werden ze in een trapkast opgeborgen op de [adres] , de woning van verdachte. Aangever is verteld dat de horloges bedoeld waren voor de bruiloft. Rabobank heeft ook deze grote uitgaven van aangever bij een juwelier in september uitdrukkelijk genoemd als opvallende transactie van aangever.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat ook de aankoop van de horloges een uitgave is geweest waartoe de familie aangever heeft bewogen in het kader van het voorgehouden huwelijk tussen hem en ‘ [fakenaam] ’.
Betalen voor ketting aan pandjesbaas, vrijkopen van pooier en betalen voor woning in Italië
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat ‘ [fakenaam] ’ vertelde dat ze een ketting bij een pandjesbaas had liggen die ze terug wilde. Ze vroeg of hij € 120.000,- als afbetaling wilde geven. Dat moest hij als goud leveren. Aan aangever zijn op een telefoon foto’s getoond van sieraden die bij de pandjesbaas zouden liggen. Ook heeft aangever - in het kort - verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hem vertelden dat de vorige relatie van ‘ [fakenaam] ’ met een pooier was en dat ‘ [fakenaam] ’ van deze pooier moest worden vrijgekocht. Anders zou ‘ [fakenaam] ’ weer achter het raam belanden. Hij moest daarvoor een bedrag van € 450.000,- betalen in de vorm van goudstaven. Dit was het laatste goud dat hij zelf heeft opgehaald.
Hij had ook nog € 70.000,- in goud betaald voor een woning in Italië. Die moest worden verkocht, maar stond onder water. ‘ [fakenaam] ’ had hem gesmeekt om met zijn geld het financiële gat te vullen. Het zou gaan om een woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit zou in september of oktober 2019 hebben plaatsgevonden.
De bankmutaties en facturen van de Antwerpen Goudbank bevestigen dat aangever in september en oktober 2019 voor grote bedragen goudstaven heeft aangekocht. Voor de ontvangst van dit goud heeft hij zelf getekend.
Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat ‘ [fakenaam] ’ daadwerkelijk een ketting bij een pandjesbaas had liggen, noch dat er daadwerkelijk geld is betaald aan een pooier en ook niet dat er een woning in Italië was die moest worden verkocht. Gelet op de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever, acht de rechtbank bewezen dat hij in september en oktober 2019 goudstaven heeft gekocht vanwege deze aan hem voorgehouden verhalen. Indien ‘ [fakenaam] ’ niet zou worden vrijgekocht, zou hij immers niet met ‘ [fakenaam] ’ kunnen trouwen en met de aankoop van het overige goud kon hij tegemoetkomen aan de wensen van ‘ [fakenaam] ’ en de goedkeuring verkrijgen voor zijn huwelijk met ‘ [fakenaam] ’ van de familie.
Pinbetalingen in winkels
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij pinde voor spullen voor de familie. Ze gingen bijvoorbeeld kleren kopen bij de C&A. Als ze net bij de kassa kwamen, kwamen er opeens hele stapels spullen bij die hij moest betalen. Er waren spullen voor verdachte en voor medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Bij Prénatal heeft hij spullen gekocht voor verdachte.
Aangever heeft verklaard dat de familie tegen hem zei dat hij kon vertrekken als hij niet zou betalen. Hij kreeg eten en onderdak en hij zou met ‘ [fakenaam] ’ mogen trouwen. Daarvoor moest hij iets terugdoen. Dat was volgens aangever de reden dat er zoveel spullen van zijn geld gekocht werden. Verder heeft aangever ook verklaard dat hem werd voorgehouden dat alles aan hem zou worden terugbetaald.
In de bankmutaties van aangever zijn de pinbetalingen bij diverse winkels terug te zien. Dat aangever een groot aantal van deze pinbetalingen voor de familie heeft gedaan, zoals hij zelf heeft verklaard, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de aard van de winkels waar de aankopen werden gedaan, net als door de hoogte van de pinbetalingen. Deze passen niet bij de leefstijl van aangever. De rechtbank doelt daarbij op de betalingen van grote bedragen bij de Bijenkorf, Prénatal, C&A, MS bedden en H&M. Ook doelt de rechtbank op de betalingen van kleinere bedragen bij Bershka, Majestic, [winkel] , Zara, Holland & Barrett en Esprit. Opvallend is bovendien dat de betalingen bij Zara, Bershka, een deel van de betalingen bij de Bijenkorf en die bij Majectic allemaal hebben plaatsgevonden op 21 september 2019 te Amsterdam. De rechtbank ziet hierin een aanwijzing dat de familie die dag op kosten van aangever aan het winkelen was in Amsterdam.
Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij ook tot het doen van deze pinbetalingen is bewogen door de leugenachtige mededelingen dat hij met ‘ [fakenaam] ’ zou mogen trouwen en dat de bedragen aan hem zouden worden terugbetaald. De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat verdachte en medeverdachten nooit van plan zijn geweest om deze goederen aan aangever terug te betalen.
Leenovereenkomst bij de notaris
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat voor een bedrag van € 365.000,- een leenovereenkomst is opgemaakt tussen hem als geldgever en medeverdachte [medeverdachte 1] als geldontvanger. Ze hebben hun handtekening onder de overeenkomst gezet bij een notariskantoor in [notariskantoor 1] . Volgens aangever kwam het initiatief voor de leenovereenkomst van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . De leenovereenkomst is echter niet ondertekend en geregistreerd door de notaris, omdat er geen onderpand voor de lening was gegeven. Ook vond de notaris het opvallend dat een deel van het bedrag waarvoor de leenovereenkomst was bedoeld al was verstrekt in de vorm van goudstaven.
Deze verklaring van aangever wordt bevestigd door de leenovereenkomst die door aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] is ondertekend en door de verklaring van getuige [getuige 1] , die de leenovereenkomst heeft opgesteld. Aan de mutaties op de bankrekening van aangever is bovendien te zien dat aangever op de datum van ondertekening van de leenovereenkomst, 13 september 2019, al een bedrag van € 268.527,- had overgemaakt naar de Antwerpen Goudbank. In de dagen en weken erna zijn nog meer grote bedragen naar de Antwerpen Goudbank overgemaakt. Zo is op 16 september 2019 in totaal € 152.465,00 overgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat deze leenovereenkomst past in het beeld dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hiermee vertrouwen bij aangever wilde wekken om hem te bewegen geldbedragen te betalen. Uit de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen leidt de rechtbank tegelijkertijd af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] nooit van plan zijn geweest de lening terug te betalen en dat het dus een leugenachtige handeling betreft.
Conclusie samenweefsel van verdichtsels
De rechtbank concludeert dat verdachte en medeverdachten steeds leugenachtige mededelingen hebben gebruikt om aangever ertoe te bewegen grote geldbedragen over te maken voor goudstaven en om goederen voor verdachte en medeverdachten te betalen. Er is ook sprake van een causaal verband tussen die leugenachtige mededelingen en de betalingen.
Aan de verschillende leugenachtige mededelingen lag steeds één grote leugen ten grondslag lag, namelijk dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen.
De rechtbank verwerpt in dit kader het verweer van de raadsman dat geen sprake is van een samenweefsel van verdichtsels, maar slechts van een ‘opeenstapeling van leugens’. De hoge frequentie waarmee voorgaande leugenachtige mededelingen werden gedaan, de indringende manier waarop door verschillende personen op aangever werd ingepraat als hij twijfels uitte over de mededelingen en de vertrouwenwekkende aard van de familiesituatie, de ‘tastbare’ bewijzen zoals de foto’s van sieraden, de leningsovereenkomst, de Whatsappberichten en de handgeschreven liefdesbrieven hebben een versterkend effect op elkaar gehad. Dat maakt dat sprake is van leugenachtige mededelingen van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een samenweefsel van verdichtsels.
Oogmerk wederrechtelijke bevoordeling
Dat ‘ [fakenaam] ’ met aangever wilde en mocht trouwen, werd als reden genoemd om hem grote geldbedragen te laten betalen. Zoals uit het voorgaande blijkt, merkt de rechtbank deze reden aan als leugen. Het was bovendien een leugen die gedurende een lange periode telkens werd herhaald, steeds met het doel om aangever nog meer te laten betalen en zonder dat verdachte en medeverdachten de intentie hadden om het geld teug te betalen. Dat levert het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling op.
De in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aangever de onjuiste voorstelling van zaken, gelet op de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid, niet alleen had moeten doorzien maar ook hééft doorzien waardoor van oplichting geen sprake kan zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Met de raadsman ziet ook de rechtbank dat aangever op sommige momenten twijfels heeft gehad over de hele gang van zaken. Ook ziet de rechtbank dat aangever onder andere vanuit de Rabobank, de wijkagent en de notaris signalen heeft gekregen dat er iets niet in de haak was. De psychiater die aangever heeft onderzocht heeft dat ook geconstateerd. Hij beschrijft dat er bij aangever een wisselend besef is geweest dat de zaken niet klopten. Maar vanuit zijn sociale onvermogen en jarenlang gekoesterde wens om een vrouw te hebben, is betrokkene volgens de psychiater echter sterk beïnvloedbaar geweest en weerloos tegen beloftes en verleidingen. Zo ook was hij weerloos als de familie, en meer specifiek verdachte, op zijn geuite twijfels reageerde met mededelingen als: “Geloof je me niet, vertrouw je me niet, ik zweer het op mijn kinderen”. Telkens als aangever twijfelde werd benadrukt dat hij ze moest vertrouwen. Ook werd door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gezegd dat de verliefdheid van aangever niet echt was als hij het betalen van de borg niet over had voor ‘ [fakenaam] ’. De kwetsbare persoonlijkheid van aangever speelde dus onmiskenbaar een grote rol. De psychiater heeft gewezen op zijn autismespectrumstoornis en geconcludeerd dat deze stoornis eraan heeft bijgedragen dat aangever vatbaar was voor misbruik. Toen hem voorgespiegeld werd dat hij zou gaan trouwen, heeft hij niet het onwaarachtige daaraan kunnen onderkennen.
Daarnaast wijst de rechtbank op hetgeen hiervoor al is overwogen over de indringendheid en veelheid van de leugens en de verschillende vertrouwenwekkende omstandigheden. Zo verklaarde aangever dat de whatsappberichten die zogenaamd van ‘ [fakenaam] ’ afkomstig waren de twijfels die hij soms had weghaalde. Die omstandigheden creëerden een versterkend effect van de afzonderlijke leugens, die op zichzelf genomen wellicht wel doorzien hadden kunnen worden. Aangever werd opgenomen in een familie, juist in een periode van eenzaamheid. Tot slot speelt mee dat de Roma cultuur voor aangever onbekend was. Voorstelbaar is daarom dat aangever het voor mogelijk heeft gehouden dat bepaalde praktijken als het dragen van dure Rolex horloges op een bruiloft gangbaar waren en dat de kosten van een Roma bruiloft aanzienlijk waren.
De slotsom is dat de rechtbank het causaal verband tussen de verschillende oplichtingsmiddelen, zoals die hiervoor telkens zijn toegelicht, en de afgifte van het geld, het goud en de goederen bewezen acht.
Rol verdachte
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte moet daarbij een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het delict hebben geleverd. Bovendien moet het opzet van de verdachte behalve op de samenwerking ook zijn gericht op het gronddelict. De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte aan die vereisten voldoet.
De wezenlijke bijdrage van verdachte aan het delict blijkt uit de centrale, initiërende en sturende rol die zij in het geheel heeft vervuld. Verdachte was aanwezig bij een van de eerste afspraken tussen ‘ [fakenaam] ’ en aangever en zij was dus al in beeld nog voordat medeverdachten betrokken waren. Volgens aangever gaf verdachte ook gelijk aan dat ‘ [fakenaam] ’ wilde trouwen. Verdachte probeerde aangever ook telkens te overtuigen als hij twijfelde. Verdachte is vervolgens ook degene geweest die tegen aangever heeft gezegd dat hij met ‘ [fakenaam] ’ zou trouwen maar dat hij hiervoor alleen nog goedkeuring zou moeten krijgen van de moeder van ‘ [fakenaam] ’, die later bleek medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. Pas vanaf dat moment kwam medeverdachte [medeverdachte 1] in beeld die vervolgens met veel financiële eisen kwam.
Maar ook daarna blijft verdachte in beeld. Volgens aangever was verdachte het brein achter de oplichting en regelde zij alles. Dit verklaart ‘ [fakenaam] ’ (lees: [A] ) ook: verdachte was er altijd en zij moest doen wat verdachte zei. Zo zorgde verdachte ervoor dat ‘ [fakenaam] ’ met aangever op de foto ging in haar bruidsjurk.
Verdachte heeft aldus een wezenlijke bijdrage geleverd aan de leugen die aan aangever werd voorgehouden, te weten het doen geloven dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem wilde en met hem wilde trouwen.
Daarmee heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de oplichtingsmiddelen die aangever er in de kern toe hebben bewogen om grote geldbedragen af te geven.
De wezenlijke bijdrage blijkt ook uit haar betrokkenheid bij de afgifte van geld en de aankopen van grote hoeveelheden goud. Verdachte vroeg als eerste geld aan aangever voor een lening en deed de mededeling dat ‘ [fakenaam] ’ uitgekocht moest worden van een pooier. Daarnaast heeft verdachte de Rolex horloges in ontvangst genomen en was zij betrokken bij de leenovereenkomst tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] . Samen met medeverdachte [medeverdachte 1] kwam zij met het idee van een leenovereenkomst en regelde de afspraak bij de notaris.
Aangever heeft verklaard dat het eerste goud afgegeven moest worden aan verdachte. Uit gesprekken tussen aangever en verdachte van na de ten laste gelegde periode, waarin verdachte tegen aangever praat over ‘goudstaven die zij zou hebben teruggegeven’, blijkt ook haar wetenschap van de goudstaven.
Zowel bij het doen van de leugenachtige mededelingen, als bij het aankopen van het goud, heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met anderen. Dat blijkt uit de redengevende feiten en omstandigheden die reeds aan de orde zijn geweest.
Er zijn ook leugenachtige mededelingen door anderen gedaan waarbij geen directe betrokkenheid van verdachte is vast te stellen. De rechtbank ziet bijvoorbeeld geen aanwijzingen voor directe betrokkenheid van verdachte bij de mededeling door ‘ [fakenaam] ’ dat een woning in Italië onder water stond en dat hiervoor € 70.000,- overgemaakt moest worden of dat een ketting van ‘ [fakenaam] ’ bij een pandjesbaas afbetaald moest worden. Ook hebben gebeurtenissen plaatsgevonden waarvan niet met zekerheid kan worden gezegd dat verdachte daarbij aanwezig was. De rechtbank doelt bijvoorbeeld op de vele pinbetalingen door aangever voor aankopen van kleding of op verschillende momenten dat het goud werd opgehaald.
Gelet op de wezenlijke rol van verdachte, die centraal, initiërend en sturend was, en de samenwerking met medeverdachten daarbij, gaat de rechtbank er echter vanuit dat zij wel wetenschap heeft gehad van alle leugenachtige mededelingen dan wel gebeurtenissen. De wetenschap acht de rechtbank in de context van het geheel voldoende om verdachte als medepleger van alle hiervoor besproken feitelijkheden aan te merken. De rechtbank concludeert dat zij vanuit die wetenschap nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen om het gezamenlijke doel te bereiken, te weten de afgifte door aangever van zoveel mogelijk geld en goudstaven.
Periode
Aangever heeft verklaard dat hij in juli 2019 via de datingsite [datingsite] met ‘ [fakenaam] ’ in contact is gekomen. Na een aantal online gesprekken volgden fysieke afspraken. De rechtbank ziet in het dossier geen concrete aanwijzingen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de totstandkoming van de online contacten tussen aangever en ‘ [fakenaam] ’ via de datingsite. Daarentegen ziet de rechtbank in het dossier wel aanwijzingen dat verdachte in een vroeg stadium bij afspraken tussen aangever en ‘ [fakenaam] ’ aanwezig was. Zowel aangever als ‘ [fakenaam] ’ verklaren dit ook. Vanaf dat moment is er dus in ieder geval sprake van betrokkenheid van verdachte.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte op een of meerdere momenten in de ten laste gelegde beginperiode aanwezig is geweest bij afspraken met aangever. De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, echter wel vrijspreken van de binnen deze periode ten laste gelegde feitelijkheid ‘het via datingsite [datingsite] en het profiel ‘ [profielnaam] contact zoeken met [slachtoffer] ’.
De oplichting heeft naar het oordeel van de rechtbank voortgeduurd tot en met 2 december 2019. Op die datum heeft aangever de laatste pinbetalingen voor de familie gedaan. De leugen dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem wilde en dat zij op enig moment zouden trouwen, werd hem toen nog steeds voorgehouden.
Afgegeven geldbedragen
Tot de afgifte van de volgende geldbedragen is aangever bewogen door de hiervoor beschreven oplichtingsmiddelen:
Aankoop goederen
Zoals uit het voorgaande blijkt, is aangever bewogen tot betaling van twee Rolex horloges voor een bedrag van € 73.000,-. Daarnaast is hij bewogen tot het doen van pinbetalingen voor onder meer kleding voor een bedrag van € 10.405,04. De rechtbank heeft daarbij onder meer de aankopen meegeteld die zijn gedaan in voornoemde winkels (Bijenkorf, Prénatal, C&A, MS bedden, H&M, Bershka, Majestic, [winkel] , Zara, Holland & Barrett en Esprit). Dat levert een totaalbedrag voor de aankoop van goederen op van € 83.405,04.
Goud
De rechtbank heeft op basis van de bankmutaties berekend dat aangever in 2019 bewogen is tot de aankoop van goudstaven voor een totaalbedrag van € 990.504,-.
Lening
Zoals uit het voorgaande blijkt, is aangever bewogen tot het verstrekken van € 25.000,- aan verdachte onder de noemer van een lening.
Zoals hiervoor bij de oplichtingsmiddelen is besproken, gaat de rechtbank ervan uit dat aangever uiteindelijk niets van de verstrekte lening heeft teruggezien en dus - ondanks dat er wel “aflossingen” zijn geweest - uiteindelijk het totale bedrag van de lening aan de familie heeft afgegeven. Het zogenoemde afgeloste bedrag werd daarna namelijk weer gepind van de rekening en afgegeven aan de familie.
Geldbedragen die niet bewezen kunnen worden
In het dossier zijn ook bankmutaties opgenomen van uitgaven aan hotels en restaurants, van contante opnames, van benzine- en parkeerkosten, van pinbetalingen in supermarkten en van overige kosten. Er is echter geen verklaring van aangever dat hij tot deze uitgaven is bewogen door oplichtingsmiddelen. Van deze geldbedragen acht de rechtbank daarom niet bewezen dat aangever daartoe is bewogen door de omschreven oplichtingsmiddelen.
Conclusie afgegeven geldbedragen
De rechtbank concludeert dat aangever door oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 1.098.909,04. Verdachte kan als medepleger voor de afgifte van het gehele bedrag strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
Vrijspraak medeplegen afpersing (feit 2, primair)
Afpersing als bedoeld in artikel 317 Sr is een vorm van dwang die ervoor zorgt dat het slachtoffer een goed afgeeft, terwijl hij daartoe niet zou zijn gekomen als geen dwang was uitgeoefend. Het middel waarmee de dwang wordt uitgeoefend is geweld of bedreiging met geweld.
Het causaal verband tussen het geweld dan wel de bedreiging met geweld en de afgifte is hier nog scherper gesteld dan bij het verband tussen het oplichtingsmiddel en de afgifte bij oplichting. Zodra andere motieven dan het geweld of de bedreiging met geweld tot afgifte hebben geleid, zal het misdrijf van artikel 317 Sr nimmer verwezenlijkt zijn. [4]
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven causaal verband in dit geval niet kan worden vastgesteld omdat aannemelijk is dat er (ook) een ander motief is dat aangever ertoe heeft bewogen de geldbedragen af te geven.
De officier van justitie meent dat de gebeurtenis in de Louis Vuitton winkel in Parijs op 25 oktober 2019 een kantelpunt was en dat vanaf dat moment alle geldafgiften zijn gedaan onder uitoefening van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank ziet dat anders. Op de vraag of aangever zich veilig voelde toen hij in de Louis Vuitton winkel in Parijs een bedrag van € 5.900,- moest pinnen en ze met zeven man om hem heen gingen staan, heeft aangever als antwoord gegeven: “Toen in die winkel, die je net noemde, zeiden ze wel dat ze mij zouden achterlaten als ik niet zou betalen. Ze stonden echt met zeven man om mij heen. Ze werden steeds griezeliger en bedreigender. Maar het ging mij echt om de verliefdheid richting ‘ [fakenaam] ’. Als ik niet zou meewerken, was ik bang haar kwijt te raken”. Hieruit blijkt dat aangever de situatie wel als bedreigend heeft ervaren, maar de rechtbank leidt uit de verklaring van aangever ook af dat hij niet zo zeer vanwege de angst voor geweld zich gedwongen voelde om te betalen, maar uit angst om ‘ [fakenaam] ’ te verliezen.
Ook bij meerdere betalingen die daarna zijn gedaan speelde bij aangever het motief dat hij ‘ [fakenaam] ’ niet wilde kwijtraken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de betalingen in het casino, waar aangever betaalde omdat hij anders ‘ [fakenaam] ’ niet meer mocht zien.
Het overmaken van het op zijn rekening ontvangen geld van de verkoop van zijn woning in [woonplaats] naar de Goudbank Numagold en het tekenen van een volmacht voor het ophalen van het goud was ook mede ingegeven door de angst dat hij ‘ [fakenaam] ’ anders niet meer te zien zou krijgen. Er werd niet alleen gedreigd dat ze aangever geweld aan zouden doen, maar ook dat hij ‘zijn vrouwtje zou verliezen’, zo blijkt uit de e-mail die hij in mei 2020 vanuit Spanje naar kennissen in [woonplaats] stuurt. Daarin schrijft aangever eveneens dat hij een volmacht moest afgeven voor het omzetten van de opbrengst van de woning in goudstaven, omdat hij anders ‘ [fakenaam] nooit meer zou zien’.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat vanaf het incident in de Louis Vuitton winkel tot en met het verblijf in Spanje, de angst om ‘ [fakenaam] ’ te verliezen dan wel haar nooit meer te mogen zien, mede het motief was om geld af te geven aan de familie. De hoop om ‘ [fakenaam] ’ nog te zien is er zelfs nog in juni 2020. Op 9 juni 2020 wisselt aangever nog een aantal Whatsappberichten uit met verdachte, waaruit kan worden opgemaakt dat hij nog steeds geloof hecht aan een toekomst samen met ‘ [fakenaam] ’.
Omdat andere motieven dan het geweld of de dreiging ervan ook een rol hebben gespeeld bij de betalingen die zijn gedaan door aangever, kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van afpersing komen en zal zij verdachte van dit feit vrijspreken.
Bewezenverklaring medeplegen dwang (feit 2, subsidiair)
Juridisch kader dwang
Dwang als bedoeld in artikel 284 Sr is het door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid iemand wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Daarvan kan slechts sprake zijn indien een verdachte door het gebruik van zo’n middel opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer tegen zijn of haar wil iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld. [5] Het bestanddeel ‘andere feitelijkheid’ omvat in beginsel elke gedraging die onder de gegeven omstandigheden iemand kan dwingen tot het betreffende gevolg en die niet beantwoordt aan een van de andere in het betreffende artikel genoemde dwangmiddelen.
Tussen middel en gevolg moet een adequaat causale relatie aanwijsbaar zijn. Deze causaliteitseis ligt besloten in het woord ‘dwingen’. Die causaliteit kan zich voordoen als de gedragingen van een verdachte voor het slachtoffer zo’n psychische druk opleverden dat hij hieraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde te voldoen aan hetgeen van hem werd verlangd. [6]
Anders dan bij afpersing is bij dwang het dwangmiddel niet uitsluitend het geweld of de dreiging daarmee, maar ook een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee.
Samenloop oplichting en dwang
Aangezien de pleegperiodes van de feiten 1 en 2 in de tenlastelegging elkaar overlappen, rijst de vraag of oplichting en dwang naast elkaar kunnen bestaan. De rechtbank merkt op dat een belangrijk verschil tussen oplichting en dwang vrijwilligheid is. Voor dwang is onvrijwilligheid vereist. Er is sprake van onvrijwilligheid als (a) het slachtoffer het gevolg hoe dan ook niet wilde of (b) het slachtoffer het gevolg niet wilde door de omstandigheden waaronder het tot stand kwam. Het slachtoffer moet het ‘niet-willen’ daadwerkelijk ten tijde van de dwang hebben beseft. De gedwongene moet de beïnvloeding dus als dwang hebben ervaren. Bij misleiding is daar doorgaans geen sprake van. [7] Zoals ook blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad is er geen dwang als het slachtoffer tijdens de beïnvloeding welwillend meewerkte als gevolg van misleiding. [8] De rechtbank leidt hieruit af dat een zelfde feit niet zowel als oplichting als dwang kan worden gekwalificeerd.
Dat neemt niet weg dat ook in een situatie van misleiding er sprake kan zijn van dwang. [9] Om in zo’n situatie tot een bewezenverklaring van dwang te kunnen komen moet wel de onvrijwilligheid worden vastgesteld. De rechtbank leidt uit de literatuur en jurisprudentie af dat hiervan sprake kan zijn als de psychische druk die op het slachtoffer wordt uitgeoefend zo groot is dat hij redelijkerwijs niet anders kon en om die reden iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld.
Juridische duiding van de feiten en omstandigheden
Op basis van de gebruikte bewijsmiddelen en het onderzoek ter zitting is de rechtbank van oordeel dat aangever door de volgende in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen is gedwongen tot de afgifte van geldbedragen.
Bij deze dwangmiddelen heeft de psychische druk die op aangever werd uitgeoefend steeds een belangrijke rol gespeeld. Deze psychische druk werd vaak uitgeoefend door de mededeling dat aangever ‘ [fakenaam] ’ niet meer zou zien als hij niet zou betalen. Maar ook op andere wijze, zoals door middel van bedreigingen, werd hij psychisch onder druk gezet, wat ertoe leidde dat hij werd gedwongen geldbedragen af te geven, terwijl hij dat eigenlijk niet wilde.
Dwangmiddelen
Intimiderende situatie in de Louis Vuitton winkel in Parijs
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij op 25 oktober 2019 met de familie in de Louis Vuitton winkel in Parijs is geweest en dat hij daar een bedrag van € 5.900,- moest pinnen. Volgens aangever waren daar in ieder geval medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] bij aanwezig. Hij heeft verklaard dat hij betaalde onder dreiging. Ze gingen met zeven man om hem heen staan. Ze zeiden dat ze hem zouden achterlaten in Parijs als hij niet zou betalen.
Op de bankmutaties van aangever is te zien dat op 25 oktober 2019 inderdaad een bedrag van € 5.900,- van zijn rekening is afgeschreven voor aankopen bij de Louis Vuitton winkel in Parijs.
Het gepinde bedrag en het type uitgave past naar het oordeel van de rechtbank niet bij het uitgavenpatroon van aangever. De rechtbank ziet hierin bevestiging voor de verklaring van aangever dat hij deze betaling niet vrijwillig heeft gedaan. De rechtbank concludeert dan ook dat aangever door bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten intimidatie én de dreiging van het niet meer mogen zien van ‘ [fakenaam] ’, tot deze betaling is gedwongen.
Tegen [slachtoffer] zeggen dat ze aangifte van pedofilie zouden doen
Aangever heeft verklaard dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zeiden dat ze aangifte tegen hem zouden doen van pedofilie als hij zich zou verspreken tegen de Rabobank. Uit de verklaring van aangever blijkt dat de bedreiging met aangifte van pedofilie ook werd gebruikt als drukmiddel om hem te laten betalen. Met pedofilie werd in dit kader gedoeld op de relatie die aangever met de minderjarige ‘ [fakenaam] ’ zou hebben gehad.
De rechtbank acht bewezen dat aangever bedreigd is met het doen van aangifte van pedofilie om op die wijze betalingen af te dwingen. Dat aangever werd bedreigd met een beschuldiging van pedofilie vindt bevestiging in Whatsappberichten aan aangever van onder meer verdachte. Deze berichten zijn van na de tenlastegelegde periode, maar vormen naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs voor de verklaring van aangever.
Onder dreiging dat aangever ‘ [fakenaam] ’ niet meer mocht zien pinnen in het casino
Aangever heeft verklaard dat hij meermalen met de familie naar het casino is geweest. Er gingen enkele duizenden euro’s doorheen die hij betaalde. Dit deed hij eveneens onder druk, zo verklaarde hij.
Verdachte heeft verklaard dat zij regelmatig met de familie en aangever naar het casino ging. Ook medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat zij met aangever naar het casino ging en heeft daarbij verklaard dat aangever (vrijwillig) betaalde. Volgens een politieregistratie waren op 20 december 2019 onder andere verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met aangever in het casino. Aangever heeft verklaard dat hij bij de andere casinobezoeken met dezelfde club was.
Op de bankmutaties van verdachte is te zien dat hij in december 2019 en januari 2020 daadwerkelijke grote bedragen heeft gepind in casino’s. Uit de verklaring van aangever, dat hij moest betalen en dat hij anders ‘ [fakenaam] ’ niet meer zou mogen zien, waarmee de familie psychische druk op hem uitoefende, leidt de rechtbank af dat hij door bedreiging met een andere feitelijkheid, namelijk het niet meer mogen zien van ‘ [fakenaam] ’, tot die betalingen is gedwongen. Dat aangever gedwongen is deze betalingen te doen voor de familie, wordt naar het oordeel van de rechtbank bovendien bevestigd door de aard van de betaling. Deze past niet bij de leefstijl van aangever. Aangever heeft verklaard dat hij eerder nog nooit in casino’s en gokhallen was geweest en er zijn geen aanwijzingen in het dossier van het tegendeel.
Verbod om met de politie te praten / verbreken banden met [woonplaats] / communicatieverbod
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij niet met de politie durfde te praten, omdat hij dan het geld, het goud en ‘ [fakenaam] ’ zou kunnen vergeten. Dat werd hem gezegd. Hij mocht met niemand praten. Niet met mensen uit [woonplaats] en niet met de politie. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeiden dat steeds tegen hem. Het werd niet getolereerd als hij belde. Hij heeft ook verklaard dat ze allemaal aan zijn telefoon zaten en van alles verwijderden.
De rechtbank ziet voor het verbod om met de politie te praten bevestiging in de verklaring van de wijkagent. Deze wijkagent, die aangever bij de familie [familie] thuis had ontmoet, had de indruk dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet wilde dat hij met de man praatte. Ook had hij de indruk dat aangever niet met hem durfde te praten, toen hij hem op een later moment op straat was tegengekomen. Dit leidde de wijkagent af uit het schichtige gedrag van aangever.
Dat aangever niet met mensen in [woonplaats] mocht praten en dat zijn telefoon gecontroleerd werd, schrijft hij ook in een e-mailbericht van 13 mei 2020 gericht aan kennissen in [woonplaats] . Aangever stuurt deze e-mail als hij met de familie in Spanje verblijft. Hij gebruikt daarin zelfs de term ‘Noodkreet’.
Aangever heeft verklaard dat hij op 21 februari 2020 met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar Spanje is vertrokken. Een paar dagen later kwam medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangever verbleef in een apart appartement, dat hij zelf betaalde. Hij betaalde ook het appartement van de medeverdachten. Zijn pinpas is op een gegeven moment afgenomen en werd gebruikt door medeverdachte [medeverdachte 1] , aan wie hij ook zijn pincode had gegeven. Ook is de pinpas door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gebruikt. Verdachte is slechts eenmalig voor kortere duur aanwezig geweest in Spanje.
De rechtbank acht bewezen dat aangever door de psychische druk die in Spanje is uitgeoefend, door het verbieden van contacten met anderen en het controleren van zijn communicatie, is gedwongen om gedurende het verblijf in Spanje alle betalingen voor de familie te doen. De rechtbank maakt uit de verklaring van aangever ook op dat hij in Spanje steeds geïsoleerder raakte en dat de verstandhouding met de familie steeds vijandiger werd. Dat blijkt ook uit de eerdergenoemde e-mail van 13 mei 2020. Uit die context blijkt de onvrijwilligheid van zijn handelen.
De rechtbank concludeert dat de familie door het spreek- en contactverbod en de dreiging dat hij anders ‘ [fakenaam] ’ niet meer zou zien aangever heeft gedwongen geld te blijven afgeven, zowel in Nederland als in Spanje. Daarmee is sprake van de dwangmiddelen ‘een andere feitelijkheid’ en ‘dreiging met een andere feitelijkheid’.
Het overmaken van de opbrengst van de woningen te [woonplaats] naar Goudbank Numagold en Antwerpen Goudbank en het tekenen van de volmachten
Aangever heeft - verkort weergegeven - verklaard dat hij het geld dat binnen was gekomen van de verkoop van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] moest overmaken naar de Goudbank Numagold. Aangever heeft daarbij verklaard dat hij dagelijks door [bijnaam verdachte] (verdachte) werd gebeld om goud te kopen. Hij verbleef toen in Spanje. Hij moest daarom een volmacht geven om het goud op te laten halen door de familie. Hij heeft verklaard dat hij dit onder dwang deed. Bij het ondertekenen van de volmacht waren medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig.
Aangever heeft verder - samengevat - verklaard dat hij de opbrengst van zijn appartement in de [straat] te [woonplaats] op de dag van de verkoop, 9 juni 2020, heeft overgemaakt naar de Antwerpen Goudbank. Aangever heeft verklaard dat hij ook de volmacht voor het ophalen van het goud bij de Antwerpen Goudbank heeft ondertekend in het appartement in Spanje. Verder heeft hij verklaard dat er steeds weer naar dit geld werd gevraagd door de familie. Hij werd weer bedreigd. Hij wilde levend weg en heeft het daarom geaccepteerd. Op een vraag van de politie of de reden om de opbrengst van beide woningen om te laten zetten in goud was dat aangever dacht een toekomst met ‘ [fakenaam] ’ te kunnen opbouwen, heeft aangever geantwoord dat het kwam omdat hij bang was.
Dat de goudaankopen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat door aangever volmachten zijn getekend om het goud op te halen, blijkt uit de bankmutaties, de facturen van de goudbanken en de volmachten die onderdeel uitmaken van het dossier.
In het kader van de oplichting heeft de rechtbank overwogen dat aangever blijkens de informatie van de Rabobank voor de ontmoeting met de familie nooit goud kocht. De rechtbank ziet hierin een bevestiging voor de onvrijwilligheid van deze aankopen. De psychische druk waaronder aangever dit deed blijkt bovendien uit de eerdergenoemde e-mail die hij hierover in mei 2020 aan kennissen in [woonplaats] schreef. Dat hij deze e-mail schreef nog voordat hij aangifte heeft gedaan, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat druk op hem werd uitgeoefend.
Rol verdachte
Zoals eerder overwogen heeft verdachte een essentiële, namelijk een centrale, initiërende en sturende rol gespeeld bij de oplichting. Gelet hierop kan zij ook in het kader van de dwang verantwoordelijk worden gehouden voor de context van opzettelijk geuite onwaarheden die ook bij de dwang relevant zijn. Dat geldt voor alle onderdelen van de tenlastelegging die gaan over de “relatie” tussen aangever en ‘ [fakenaam] ’. De rechtbank acht deze onderdelen relevant voor dwang, omdat de leugen dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met aangever wilde en dat zij met hem wilde trouwen later is gebruikt om aangever onder druk te zetten om te (blijven) betalen. Tegen hem werd door verdachte en enkele medeverdachten gezegd dat hij ‘ [fakenaam] ’ niet meer mocht zien als hij niet zou betalen.
Verdachte heeft ook met betrekking tot de ten laste gelegde dwang een wezenlijke bijdrage gehad. Naast dat verdachte aanwezig was bij de casinobezoeken waar aangever onder dwang heeft betaald, was verdachte ook één van degenen die concreet dreigde dat aangifte tegen hem zou worden gedaan van pedofilie als hij niet zou meewerken en heeft aangever verdachte uitdrukkelijk genoemd als één van de personen die zei dat hij niet met de politie en mensen uit [woonplaats] mocht praten.
Ook op de momenten dat verdachte niet fysiek aanwezig was bij aangever, had zij naast de hierboven genoemde gebeurtenissen in deze periode ook wederom een sturende en initiërende rol. Dat blijkt wel uit de gebeurtenissen die plaatsvonden in de periode dat aangever met een deel van de familie (medeverdachten) in Spanje zat. Verdachte was toen één van degenen die brieven van ‘ [fakenaam] ’ heeft doorgestuurd aan aangever en hem telkens vertelde dat ‘ [fakenaam] ’ naar Spanje zou komen. Verdachte wist dat aangever alleen mee ging naar Spanje omdat hij dacht dat ‘ [fakenaam] ’ nog zou komen. Door aangever in die waan te laten zorgde verdachte ervoor dat aangever in Spanje bleef, waar hij steeds meer geïsoleerd raakte.
Daarnaast zat verdachte bovenop de verkoop van de huizen door aangever en de aankoop van goud met de opbrengst van die huizen. Dit alles terwijl aangever zich in Spanje bevond. Aangever noemt verdachte uitdrukkelijk als degene die hem vanuit Nederland voortdurend belde en onder druk zette om goud te kopen met de opbrengst van de verkoop van zijn huizen. Deze gedraging is essentieel voor het latere tekenen van de volmachten in Spanje voor het ophalen van het goud bij de goudbanken.
Uiteindelijk heeft aangever in Spanje onder dwang zijn pinpas afgestaan aan medeverdachten. Zij namen zijn pas mee naar Nederland. Vanaf het moment dat de familie met de pinpas van aangever is teruggereisd naar Nederland heeft ook verdachte in de supermarkt gebruik gemaakt van de pinpas van aangever. Gelet op de voortdurende druk en wezenlijke bijdrage die verdachte heeft geleverd aan het in stand houden van de leugens en het blijvend uitoefenen van druk vanuit Nederland, acht de rechtbank verdachte ook verantwoordelijk voor de uitgaven die medeverdachten in Nederland met die pinpas hebben gedaan. Zonder haar sturende inbreng was dat alles immers allemaal niet mogelijk geweest.
Daarmee heeft verdachte ook aan dit feit een wezenlijke bijdrage geleverd en kan zij als medepleger worden aangemerkt.
Verdachte was één van de familieleden waarmee aangever naar Euro Disney en Parijs is afgereisd. Bij de afgifte van het geld in de Louis Vuiton winkel waren volgens aangever in ieder geval medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] aanwezig. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij ook aanwezig was in Parijs en wel langs de Louis Vuiton winkel heeft gelopen, maar daar niet binnen is geweest. Hoewel de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen dat verdachte daadwerkelijk in de Louis Vuiton winkel heeft gestaan, gaat de rechtbank, gelet op de wezenlijke en sturende rol van verdachte, er echter wel vanuit dat zij op zijn minst wetenschap heeft gehad van deze gebeurtenis. De wetenschap acht de rechtbank in de context van het geheel voldoende om ook ten aanzien van deze feitelijkheid verdachte als medepleger aangemerkt te worden.
Periode
De bewezenverklaarde feitelijkheden en de afgifte van geldbedragen waartoe aangever door deze feitelijkheden is gedwongen, hebben allemaal plaatsgevonden in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank zal dan ook bewezen verklaren dat verdachte zich aan het medeplegen van dwang heeft schuldig gemaakt in deze periode. Voor dat deel van de tenlastelegging bij dit feit dat ziet op de pleegperiode van 1 juli 2019 tot en met 24 oktober 2019 zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Afgegeven geldbedragen
Tot de afgifte van de volgende geldbedragen is aangever bewogen door de hiervoor beschreven dwangmiddelen:
Goud
Zoals uit het dossier blijkt, is aangever in 2020 gedwongen tot de aankoop van goudstaven voor een totaalbedrag van € 551.250,-.
De dwang voor de aankopen van het goud in april en juni 2020 volgt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
Louis Vuitton winkel
Aangever heeft zoals eerder is overwogen onder dwang in de Louis Vuitton winkel gepind. Het gaat daarbij om een bedrag van € 5.900,-.
Casino
De rechtbank heeft eerder overwogen dat aangever door dwangmiddelen is gedwongen tot de betaling van de kosten in casino’s in december 2019 en januari 2020. Uit de bankmutaties blijkt dat hij in deze periode voor een totaalbedrag van € 8.460,- heeft gepind bij die casino’s.
Supermarkten / Esso
In het dossier zijn ook bankmutaties opgenomen van betalingen met de pinpas van aangever in supermarkten en tankstation Esso op 11 en 12 juni 2020. Voor het vertrek van de familie had aangever aan de familie gevraagd zijn pinpas terug te geven. Dat heeft de familie niet gedaan.
Verdachte en medeverdachten hebben bevestigd dat zij in Nederland over de pinpas van aangever beschikten. Bij het tonen van foto’s van de pintransacties hebben zij bevestigd dat familieleden de pinbetalingen met de pinpas van aangever hebben gedaan. Ze hebben verklaard dat ze de pinpas van medeverdachte [medeverdachte 1] hebben gekregen.
De pinbetalingen die met de pinpas van aangever in Nederland zijn gedaan, ziet de rechtbank dan ook als het verlengde van de uitgaven die de familie met zijn pinpas in Spanje heeft gedaan. De dwang die toen op aangever werd uitgeoefend, ook vanuit Nederland door verdachte, duurde voort. Aangever had geen toestemming gegeven voor het gebruik van zijn pinpas.
De rechtbank is van oordeel dat deze pinbetalingen onderdeel uitmaken van het delict. Pas na het pinnen met de afgegeven pinpas is het delict voltooid.
Het totaalbedrag dat in dit kader van de pinpas van aangever is betaald bedraagt € 187,60.
Geldbedragen die niet bewezen kunnen worden
Uit de bankmutaties van betalingen gedaan in Spanje in de periode van 21 februari 2020 tot en met 11 juni 2020 blijkt dat er in totaal een bedrag van € 20.977,10 is uitgegeven door aangever. Dit zijn uitgaven gedaan voor de verblijfskosten in hotels, voor restaurants, voor de aankoop van goederen, voor betalingen in een casino en voor verschillende contante opnames. Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat verdachte slechts eenmalig voor een kortere tijd in Spanje aanwezig is geweest. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij het afdwingen van deze betalingen.
Conclusie dwang
De rechtbank concludeert dat aangever door dwangmiddelen is gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 565.797,60. Verdachte kan als medepleger voor de afgifte van dit bedrag strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
Vrijspraak overige onderdelen van de tenlastelegging
Er is geen bewijs waaruit blijkt dat het handelen van verdachte er mede op was gericht om aangever door middel van geweld of bedreiging met geweld geld af te laten geven. Voor de ten laste gelegde feitelijkheden die geweld, dan wel bedreiging met geweld inhouden, is er geen bewijs dat verdachte wetenschap had van het gebruik van deze dwangmiddelen dan wel geen bewijs dat zij aan het gebruik van die dwangmiddelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Het voorgaande maakt overigens niet dat verdachte voor een deel van de afgegeven geldbedragen die in de tenlastelegging staan niet kan worden veroordeeld. Voor alle afgegeven geldbedragen geldt dat er, als sprake was van (bedreiging met) geweld, ook sprake was van andere dwangmiddelen, te weten (bedreiging met) een andere feitelijkheid. Door het moeten verbreken van de banden met mensen uit [woonplaats] , het niet mogen praten met de politie, het controleren van de telefoon van aangever, het uitschelden en het dreigen met het niet meer mogen zien van ‘ [fakenaam] ’ is zodanig veel psychische druk uitgeoefend op aangever dat ook voor die onderdelen een bewezenverklaring voor verdachte kan volgen.
Daarnaast ziet de rechtbank geen betrokkenheid van verdachte bij het benaderen van aangever via de datingsite [datingsite] , zoals hiervoor al bij de oplichting is overwogen.
De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken. Dat geldt ook voor de overige feitelijkheden waarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarbij aanwezig of anderszins betrokken was en waarvoor eveneens geldt dat haar handelen daar in de kern niet op was gericht. De rechtbank doelt hierbij onder andere op de aankoop van de Mercedes.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.098.909,04 euro, door in strijd met de waarheid:
- te veinzen dat die “ [fakenaam] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [bijnaam verdachte] ” een lening nodig had en dat die [slachtoffer] hiermee kon helpen en daarbij de indruk te wekken dat het geldbedrag terugbetaald zou worden en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [fakenaam] ” een relatie met hem wilde en dat zij samen konden en/of zouden zijn en dat zij met hem wilde trouwen en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat hij een geldbedrag van € 135.000 moest betalen als borg voor de trouwerij en hem vervolgens nog een geldbedrag van € 140.000 te laten betalen voor de trouwerij en die [slachtoffer] hiervoor geld over te laten maken naar Antwerpen Goudbank en hem dat goud in Antwerpen op te laten halen en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat hij twee Rolex horloges ter waarde van in totaal € 73.000 moest kopen ten behoeve van de trouwerij met “ [fakenaam] ” en hem dit geldbedrag over te laten maken en vervolgens aan hem mede te delen dat hij deze horloges moest afstaan en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [fakenaam] ” vrijgekocht moest worden van haar pooier en hiervoor een geldbedrag van € 450.000 in goudstaven moest worden betaald en
- die [slachtoffer] (pin)betalingen te laten doen in diverse winkels en vervolgens de gekochte spullen af te laten staan en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat hij een ketting van “ [fakenaam] ” moest kopen bij een pandjesbaas en hiervoor als afbetaling een geldbedrag van ongeveer € 120.000 in goudstaven moest worden betaald en
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage van

€ 365.000,- en hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen Goudbank en vervolgens het goud af te laten geven en

- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat de woning in Italië onder water stond en hiervoor een geldbedrag van ongeveer € 70.000,- moest worden overgemaakt;
feit 2, subsidiair
op een of meer momenten in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen
en/of Brussel, althans in België, en/of Parijs, althans in Frankrijk, en/of Lloret de
Mar, althans in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, een ander, te weten [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 565.797,60 euro, door
- te veinzen dat die “ [fakenaam] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [fakenaam] ” een relatie met hem wilde en dat zij samen konden en/of zouden zijn en dat zij met hem wilde trouwen en
- die [slachtoffer] meermalen te zeggen dat hij “ [fakenaam] ” niet meer zou zien als hij niet zou betalen en/of mee zou werken en
- die [slachtoffer] te zeggen dat aangifte zou worden gedaan van pedofilie tegen hem en
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in Parijs als hij niet zou betalen en daarbij dreigend in een groep om hem heen te gaan staan en
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij de woning aan de [adres] niet mocht verlaten zonder toestemming en/of daarbij te zeggen dat hij anders alles kwijt zou raken (geld en/of goud en/of “ [fakenaam] ”) en
- die [slachtoffer] te dirigeren in een aparte kamer van de woning te verblijven en/of te zeggen/dwingen dat hij zijn mond moest houden en/of te zeggen/dwingen dat hij

daar moest blijven totdat het bezoek weg was en

- die [slachtoffer] meermalen, mee te nemen en/of mee te sleuren naar het casino en hem daar vervolgens te dwingen om geld te pinnen en dit geldbedrag af te staan en daarbij opnieuw te zeggen dat hij “ [fakenaam] ” anders nooit meer zou zien en
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [fakenaam] ” nooit meer zou zien als hij met de politie zou praten en
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij alle banden met [woonplaats] moest verbreken en/of moest verhuizen uit [woonplaats] en die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij niet mocht communiceren met anderen en hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en vervolgens de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en zijn berichten te verwijderen en
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn huis in [woonplaats] over te maken naar de Goudbank Numagold en vervolgens hem te dwingen het goud af te staan en
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn appartement in [woonplaats] over te maken naar Antwerpen Goudbank en vervolgens hem te dwingen voor het ophalen hiervan een machtiging te ondertekenen,

onder welke feiten en omstandigheden er voor die [slachtoffer] een situatie is ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte en haar mededaders heeft kunnen bieden.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2, subsidiair
medeplegen van dwang, meermalen gepleegd.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van 6,5 jaar, met aftrek van het voorarrest;
  • een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaar, inhoudende
een contactverbod met aangever en een locatiegebod voor het gebied van 20 kilometer rondom de gemeente [woonplaats] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals geëist door de officier van justitie. Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan geweldshandelingen en medeverdachte [medeverdachte 1] , waarvan volgens de verdediging kan worden vastgesteld dat zij een grotere rol heeft gehad, heeft een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd gekregen. Daarnaast dient volgens de raadsman rekening gehouden te worden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Voorts voert de raadsman aan dat verdachte al enige tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten en ook al enige tijd in een schorsing loopt. Verdachte heeft de schorsing aangegrepen om aan de slag te gaan. Verdachte is niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie, heeft een dagbestedingsprogramma waarin zij vrijwilligerswerk doet en wordt begeleid door een ambulant begeleider van VooruitZorg. Daarnaast draagt zij thuis de zorg voor haar kinderen en is zij momenteel zwanger van een tweeling.
In het geval de rechtbank tot een strafoplegging komt, heeft de raadsman verzocht om een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om, indien de rechtbank tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan de geraffineerde oplichting van een kwetsbare en beïnvloedbare oudere man. Door hem vele en verschillende leugens voor te houden heeft verdachte het slachtoffer grote geldbedragen afhandig gemaakt. Ook heeft verdachte zich als medepleger schuldig gemaakt aan dwang. Dit feit heeft eveneens geleid tot de afgifte van grote geldbedragen door het slachtoffer. In totaal heeft het slachtoffer een bedrag van € 1.664.706,64 aan verdachte en diens medeverdachten afgestaan, grotendeels in de vorm van goudstaven.
De feiten hebben gedurende een periode van ruim tien maanden voortgeduurd, totdat het financieel vermogen van het slachtoffer was verdampt. Al die tijd werd het slachtoffer op planmatige wijze beïnvloed door de verhalen die verdachte hem samen met anderen voorhield. Het waren verhalen die inspeelden op de eenzaamheid van het slachtoffer na het overlijden van zijn vader en die beantwoordden aan zijn grote wens om een relatie aan te gaan. Dat maakt het gedrag van verdachte ook zo kwalijk. Verdachte heeft het slachtoffer samen met anderen hoop gegeven, terwijl zij in werkelijkheid op schaamteloze wijze misbruik maakten van zijn kwetsbaarheden.
Pijnlijk is dat de geldbedragen die het slachtoffer heeft afgegeven voor een groot deel afkomstig waren van de erfenis van zijn overleden vader. Deze erfenis is door het handelen van onder meer verdachte in rook opgegaan, althans voor het slachtoffer. Hij heeft niets meer teruggezien van het aangekochte goud en ook voor andere forse uitgaven, zoals de Rolex horloges, is hij nooit gecompenseerd door verdachte of haar medeverdachten. Tot op heden ontbreekt van het aangekochte goud en de Rolex horloges ieder spoor.
De rechtbank acht het extra kwalijk dat de familie het slachtoffer berooid in Spanje heeft achtergelaten, nadat hij de opbrengst van zijn laatst verkochte woning voor hen had omgezet in goud. Het slachtoffer had toen op financieel gebied niet veel meer te bieden. Zijn vermogensbestanddelen waren uitgeput. Door zelfs de pinpas van het slachtoffer mee te nemen, moest het slachtoffer de hulp van kennissen inroepen om vanuit Spanje terug naar Nederland te kunnen komen. Dat was het moment waarop aangever zich realiseerde dat hij aangifte moest doen. Daarmee heeft hij zelf de gebeurtenissen beëindigd.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat deze gebeurtenissen voor het slachtoffer traumatisch zijn geweest. Hij is angstig en durft niet meer alleen naar buiten te gaan. Hij is achterdochtig geworden en heeft nachtmerries. Hij voelt zich neerslachtig en depressief. De constatering dat ‘ [fakenaam] ’ kennelijk ook niet oprecht was in haar liefde voor hem heeft hem veel verdriet gedaan. De advocaat van het slachtoffer heeft op zitting toegelicht dat het slachtoffer inmiddels EMDR-therapie ondergaat.
Het strafproces dat al geruime tijd duurt, en nog steeds niet klaar is, is voor het slachtoffer inmiddels ook te zwaar geworden waardoor hij niet (meer) bij de zittingen aanwezig kan zijn.
Verdachte heeft het ten laste gelegde steeds stellig ontkend en heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven zich bewust te zijn van de ernst van haar gedragingen en de gevolgen daarvan. Verdachte heeft zich gedurende een lange periode kennelijk zonder enige gewetensbezwaren uitsluitend laten leiden door haar eigen financieel gewin ten koste van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook gekeken naar een uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 2 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte al vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten (datingfraude). Verdachte is op 14 juli 2023 veroordeeld voor dwang en diefstal, middels dezelfde datingsite als nu aan de orde. Deze veroordeling volgde weliswaar na de ten laste gelegde feiten en is bovendien nog niet onherroepelijk, waardoor formeel ten aanzien van deze zaak geen sprake is van recidive, maar verdachte is dus wel recentelijk nog in aanraking gekomen met politie en justitie vanwege een soortgelijk feit. Daarnaast is verdachte ook op 1 september 2017 onherroepelijk veroordeeld voor oplichting middels een datingsite, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf van twee jaar. Deze eerder opgelegde gevangenisstraf heeft verdachte er niet van weerhouden om wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 20 april 2023. Uit het rapport volgt dat er op verschillende leefgebieden problemen spelen. Verdachte heeft een enorme schuldenlast en er lijken problemen te spelen rondom de kinderen van verdachte, waarbij zij op enig moment in ieder geval over twee kinderen het gezag is kwijtgeraakt. De jeugdbeschermer spreekt haar zorgen uit over de beperkte beschikbaarheid van verdachte door afwezigheid bij detentie maar ook door haar gebrekkige opvoedvaardigheden. De reclassering schrijft voorts dat ondanks dat verdachte een gemotiveerde houding toont om maatschappelijk geaccepteerde doelen te halen, zij zien dat dit verdachte steeds niet lukt. Vermoedelijk is er sprake van antisociaal gedrag vanaf de vroege jeugd. De reclassering ziet tevens een gebrek aan oplossingsvaardigheden. Verdachte is geneigd te redeneren vanuit het korte termijn belang en de reclassering ziet enkele aanwijzingen voor problematiek die samenhangt met een licht verstandelijke beperking (LVB). Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
In een aanvullende e-mail (update) van de reclassering van 11 november 2024 sluit de reclassering aan bij bovengenoemd advies. De financiële situatie van verdachte is onveranderd. Verdachte heeft geen inkomen en zegt niet in staat te zijn om te werken, waardoor haar schulden oplopen en haar budgetbeheerder moeite heeft om haar vaste lasten te betalen en betalingsregelingen met schuldeisers af te spreken. Daarnaast probeert verdachte een Wajong-uitkering te krijgen, omdat haar aanvraag voor een bijstandsuitkering is afgewezen en is zij aangemeld bij De Waag om aan haar zelfvertrouwen en assertiviteit te werken.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens de terechtzitting.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan, vormt de bewezenverklaring het uitgangspunt. Om te bevorderen dat voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld (ook wel LOVS-oriëntatiepunten genoemd). Nu de nadruk van de bewezenverklaarde feiten ligt op het vermogensverlies, zal de rechtbank als uitgangspunt de oriëntatiepunten voor fraudezaken nemen. Het totale benadelingbedrag van de feiten van € 1.664.706,64 is daarbij leidend. De oriëntatiepunten voor fraude gaan bij een benadelingsbedrag van € 1.000.000,- en hoger uit van een gevangenisstraf van twee jaren, waarbij de specifieke omstandigheden van het geval tot een hogere straf kunnen leiden.
Strafverzwarende factoren zijn in deze zaak de duur van de oplichting en de dwang, de hoogte van het benadelingsbedrag, de wijze waarop het slachtoffer uiteindelijk is achtergelaten in Spanje en de algehele ontkennende proceshouding van verdachte waarbij zij heeft geweigerd om openheid van zaken te geven. Ook is strafverzwarend dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat [A] , destijds minderjarig, door verdachte en de familie is gedwongen om deel te nemen aan de oplichting en de dwang, door zich voor te doen als ‘ [fakenaam] ’.
Verder speelt voor de rechtbank mee dat verdachte een sturende en actieve rol heeft gespeeld in het geheel. Verdachte was als eerste bij het slachtoffer betrokken, nog voordat de medeverdachten in beeld kwamen. Zij heeft als eerste de leugen in het leven geroepen en was vanuit haar rol betrokken bij een groot deel van de ten laste gelegde handelingen.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat in het voordeel van verdachte moet worden meegenomen dat ten tijde van de uitspraak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank ziet daarin geen reden voor strafvermindering. Daarbij speelt een rol dat de overschrijding van de termijn met iets meer dan een jaar mede is veroorzaakt door de moeizame planning van deze zaak. Door het grote aantal verdachten moest rekening worden gehouden met veel verhinderdata. Daar komt bij dat de zaak van verdachte in eerste instantie inhoudelijk zou worden behandeld op 18 september 2023, maar op haar verzoek werd aangehouden omdat zij zelf geen advocaat meer had vanwege een vertrouwensbreuk. De rechtbank beperkt zich gelet op deze omstandigheden tot de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en zal hieraan geen verdere gevolgen verbinden.
Wel zal de rechtbank rekening houden met de samenloop van de twee bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om (in vergaande mate) rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte bij de strafoplegging. Eerdere veroordelingen en haar persoonlijke omstandigheden hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Dat verdachte nu kennelijk een ander, positief beeld neerzet bij haar hulpverleners, waarvan verdachte verschillende berichten naar de rechtbank heeft gestuurd, maakt het niet anders. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en vier maanden, met aftrek van het voorarrest (85 dagen), passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Verdachte heeft 85 dagen in voorlopige hechtenis verbleven en is met ingang van 22 februari 2022 onder voorwaarden door de rechtbank geschorst. Verdachte wordt bij dit vonnis veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor ernstige strafbare feiten. De rechtbank acht het maatschappelijk niet aanvaardbaar als verdachte, van wie nu de betrokkenheid bij ernstige feiten is vastgesteld, mede gelet op de rol die zij daarin had, een (eventueel) hoger beroep in vrijheid zou mogen afwachten. De rechtbank weegt de persoonlijke en strafvorderlijke belangen op dit moment anders dan ten tijde van de schorsing. Daarbij legt het veroordelend vonnis, naar het oordeel van de rechtbank, meer gewicht in de schaal dan de persoonlijke belangen van verdachte.
De rechtbank zal daarom met ingang van de datum van dit vonnis de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis opheffen.
Maatregel in de zin van artikel 38v Sr
Daarnaast zal de rechtbank voor het voorkomen van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr opleggen en bevelen dat verdachte geen contact heeft met het slachtoffer en zich niet zal bevinden in de gemeente [woonplaats] . De rechtbank ziet geen aanleiding het locatieverbod uit te breiden tot het gebied van 20 kilometer rondom de gemeente [woonplaats] , zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van vijf jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis van twee weken per overtreding worden opgelegd, met een maximumduur van zes maanden.
Verdachte heeft zich met de bewezenverklaarde feiten belastend gedragen jegens het slachtoffer. Gelet op de duur van de feiten, het grote aantal gebeurtenissen dat van deze feiten onderdeel uitmaakt en de omstandigheid dat het slachtoffer zich ook na zijn aangifte nog bedreigd heeft gevoeld door verdachte en haar medeverdachten, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

10.BESLAG

10.1
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ten aanzien van het beslag ingenomen.
10.2
Oordeel van de rechtbank
Bewaring in beslag genomen voorwerp
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK personenauto ( [kenteken] ), kan verdachte noch de medeverdachten vooralsnog niet als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.750.518,05. Dit bedrag bestaat uit € 1.720.518,05 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en daarnaast aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.739.018,05 en de gevorderde immateriële schade in zijn geheel kan worden toegewezen.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Subsidiair heeft de officier van justitie aangekondigd dat, indien de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren of zal afwijzen, het openbaar ministerie een ontnemingsmaatregel zal aanbrengen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade komt voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 1.664.706,64 te weten het bedrag waarvoor het slachtoffer ten gevolgde van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks is benadeeld.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van een aantasting in zijn persoon is doorgaans pas sprake als er geestelijk letsel kan worden vastgesteld en de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Daarvoor is een onderbouwing van een deskundige vereist.
In het pro-justitia rapport van psychiater Bakkum is vastgesteld dat het slachtoffer lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, gedeeltelijk in remissie. De advocaat van de benadeelde partij heeft daarnaast een recente verklaring overgelegd van een orthopedagoog. Daarin staat onder meer dat het slachtoffer ernstig is getraumatiseerd. Hij is overdreven waakzaam en schrikachtig, angstig, achterdochtig, vermijdt om naar bepaalde plaatsen te gaan, heeft concentratieproblemen en depressieve klachten. Zijn vertrouwen in anderen is zwaar beschadigd. Tevens is het slachtoffer inmiddels begonnen met EMDR-therapie.
De rechtbank leidt uit deze rapporten en verklaringen af dat er sprake is van geestelijk letsel en dat dit letsel het rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. Zij is dan ook van oordeel dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding een bedrag tot € 8.000,- toewijzen, uitgaande van € 4.000,- per bewezenverklaard feit. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de hoogte van het toewijsbare bedrag gelet op de bedragen die zijn toegewezen in vergelijkbare zaken. Meer specifiek heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de uitspraken van rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6304 en ECLI:NL:RBMNE:2023:6301, waar benadeelde partij [slachtoffer] voor deze soortgelijke feiten ook een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade per bewezenverklaard feit toegewezen heeft gekregen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.672.706,64, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.672.706,64 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 47, 57, 63, 284 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 jaar en 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (te weten 85 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging 38v-maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
vijf jaren, inhoudende dat verdachte:
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1954] in [geboorteplaats] ;
  • zich niet zal bevinden in de gemeente [woonplaats] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken per overtreding met een maximum duur van zes maanden;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK personenauto ( [kenteken] );
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.672.706,64 (feit 1 en feit 2 subsidiair);
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2024.
Mr. J. Edgar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal (ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen, door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via datingsite “ [datingsite] ” en het profiel “ [profielnaam] ” contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of zich daarbij voor doen als “ [fakenaam] ” en/of als een potentiële relatie en/of (vervolgens) via de chat contact te hebben en/of
- te veinzen dat die “ [fakenaam] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [bijnaam verdachte] ” en/of “ [fakenaam] ” een lening nodig had(den) en/of dat die [slachtoffer] hiermee kon helpen en/of (daarbij) de indruk te wekken dat het geldbedrag terugbetaald zou worden en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [fakenaam] ” een relatie met hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn en/of dat zij met hem wilde trouwen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een geldbedrag (van (ongeveer) € 135.000) moest betalen als borg voor de trouwerij en/of hem (vervolgens) nog een geldbedrag (van (ongeveer) € 140.000) te laten betalen voor de trouwerij en/of die [slachtoffer] hiervoor geld over te laten maken naar Antwerpen Goudbank en/of hem dat goud in Antwerpen op te laten halen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij twee Rolex horloges ter waarde van (in totaal) € 73.000 moest kopen ten behoeve van de trouwerij met “ [fakenaam] ” en/of hem dit geldbedrag over te laten maken en/of (vervolgens) aan hem mede te delen dat hij deze horloges moest afstaan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [fakenaam] ” vrijgekocht moest worden van haar pooier en hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 450.000) in goudstaven moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te laten doen in diverse winkels en/of (vervolgens) de gekochte spullen af te laten staan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een ketting van “ [fakenaam] ” moest kopen bij een pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag (van (ongeveer) € 120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen Goudbank en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat de woning in Italië onder water stond en/of hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 70.000,--) moest worden overgemaakt;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, en/of Parijs, althans in Frankrijk, en/of Lloret de Mar, althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal (ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te zeggen dat hij “ [fakenaam] ” niet meer zou zien als hij niet zou betalen en/of mee zou werken en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat aangifte zou worden gedaan van pedofilie tegen hem en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij een ketting van “ [fakenaam] ” moest kopen bij een pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag (van (ongeveer) € 120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen Goudbank en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in Parijs als hij niet zou betalen en/of daarbij (dreigend) in een groep om hem heen te gaan staan en/of
- die [slachtoffer] meerdere keren, althans eenmaal, mede te delen dat hij dood gemaakt zou worden en/of (daarbij) een hakbijl te tonen en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij de woning aan de [adres] niet mocht verlaten zonder toestemming en/of daarbij te zeggen dat hij anders alles kwijt zou raken (geld en/of goud en/of “ [fakenaam] ”) en/of
- die [slachtoffer] te dirigeren in een aparte kamer van de woning te verblijven en/of te zeggen/dwingen dat hij zijn mond moest houden en/of te zeggen/dwingen dat hij daar moest blijven totdat het bezoek weg was en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) meermalen, althans eenmaal, uit te schelden en/of te vernederen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag te laten betalen voor de huur van een woning in Leersum en/of hem (daarbij) uit te schelden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, mee te nemen en/of mee te sleuren naar het casino en/of hem daar (vervolgens) te dwingen om geld te pinnen en/of ditgeldbedrag af te staan en/of (daarbij) opnieuw te zeggen dat hij “ [fakenaam] ” anders nooit meer zou zien en/of
- die [slachtoffer] met een vuist in zijn gezicht te slaan en/of zijn gezicht open te
krabben en/of
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [fakenaam] ” nooit meer zou zien als hij met de
politie zou praten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen maandelijks een geldbedrag over te laten maken
ten behoeve van de koop van een auto (Mercedes) en/of (vervolgens) deze auto op
zijn naam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij alle banden met [woonplaats] moest verbreken
en/of moest verhuizen uit [woonplaats] en/of
- die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en/of hem (vervolgens) te dwingen om
meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te doen in hotels en/of restaurants
en/of winkels en/of casino en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te
dwingen geldbedrag(en) op te nemen en/of af te staan en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) uit te schelden en/of mede te delen dat hij dood zou worden gemaakt en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij niet mocht communiceren met anderen en/of hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en/of (vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en/of zijn berichten te verwijderen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn huis in [woonplaats] over te maken naar de Goudbank Numagold en/of (vervolgens) hem te dwingen het goud af te staan en/of
- die [slachtoffer] (hard) bij de keel te grijpen/knijpen en/of (daarbij) te zeggen dat het de volgende keer anders zou gaan en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn appartement in [woonplaats] over te maken naar Antwerpen Goudbank en/of (vervolgens) hem te dwingen voor het ophalen hiervan een machtiging te ondertekenen;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, en/of Parijs, althans in Frankrijk, en/of Lloret de Mar, althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal (ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen, door
- die [slachtoffer] , te weten een (kwetsbare) man die gemakkelijk te beïnvloeden is, te benaderen via datingsite “ [datingsite] ” en met het profiel “ [profielnaam] ” contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of zich daarbij voor doen als “ [fakenaam] ” en/of als een potentiële relatie en/of (vervolgens) via de chat contact te hebben en/of
- te veinzen dat die “ [fakenaam] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [fakenaam] ” een relatie met hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn en/of dat zij met hem wilde trouwen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te zeggen dat hij “ [fakenaam] ” niet meer zou zien als hij niet zou betalen en/of mee zou werken en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat aangifte zou worden gedaan van pedofilie tegen hem en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij een ketting van “ [fakenaam] ” moest kopen bij een pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag (van (ongeveer) € 120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen Goudbank en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in Parijs als hij niet zou betalen en/of daarbij (dreigend) in een groep om hem heen te gaan staan en/of
- die [slachtoffer] meerdere keren, althans eenmaal, mede te delen dat hij dood gemaakt zou worden en/of (daarbij) een hakbijl te tonen en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij de woning aan de [adres] niet mocht verlaten zonder toestemming en/of daarbij te zeggen dat hij anders alles kwijt zou raken (geld en/of goud en/of “ [fakenaam] ”) en/of
- die [slachtoffer] te dirigeren in een aparte kamer van de woning te verblijven en/of te zeggen/dwingen dat hij zijn mond moest houden en/of te zeggen/dwingen dat hij daar moest blijven totdat het bezoek weg was en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) meermalen, althans eenmaal, uit te schelden en/of te vernederen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag te laten betalen voor de huur van een woning in Leersum en/of hem (daarbij) uit te schelden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, mee te nemen en/of mee te sleuren naar het casino en/of hem daar (vervolgens) te dwingen om geld te pinnen en/of dit geldbedrag af te staan en/of (daarbij) opnieuw te zeggen dat hij “ [fakenaam] ” anders nooit meer zou zien en/of
- die [slachtoffer] met een vuist in zijn gezicht te slaan en/of zijn gezicht open te krabben en/of
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [fakenaam] ” nooit meer zou zien als hij met de politie zou praten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen maandelijks een geldbedrag over te laten maken ten behoeve van de koop van een auto (Mercedes) en/of (vervolgens) deze auto op zijn naam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij alle banden met [woonplaats] moest verbreken en/of moest verhuizen uit [woonplaats] en/of
- die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en/of hem (vervolgens) te dwingen om meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te doen in hotels en/of restaurants en/of winkels en/of casino en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te dwingen geldbedrag(en) op te nemen en/of te staan en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) uit te schelden en/of mede te delen dat hij dood zou worden
gemaakt en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij niet mocht communiceren met anderen en/of hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en/of (vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en/of zijn berichten te verwijderen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn huis in [woonplaats] over te maken naar de Goudbank Numagold en/of (vervolgens) hem te dwingen het goud af te staan en/of
- die [slachtoffer] (hard) bij de keel te grijpen/knijpen en/of (daarbij) te zeggen dat het de volgende keer anders zou gaan en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn appartement in [woonplaats] over te maken naar Antwerpen Goudbank en/of (vervolgens) hem te dwingen voor het ophalen hiervan een machtiging te ondertekenen, onder welke feiten en/of omstandigheden er voor die [slachtoffer] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte en/of zijn mededaders heeft kunnen bieden;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II: de bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen [10] gebruikt:
De verklaringen van aangever
Aangever [slachtoffer] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Medio juli 2019 trof ik een promotieteam aan in [woonplaats] . Zij zeiden dat ik op de site “ [datingsite] ” contact kon maken of kon chatten met dames. Dit deed ik. Mijn tweede contact was met ene ‘ [profielnaam] ’. We spraken eerst een aantal maal in de chatroom. Ik dacht dat zij 30 jaar oud was en zij gaf dit ook aan.
Wij spraken af op het Smaragdplein in Utrecht. Zij had een vriendin bij zich. [11]
Toen kwamen de volgende afspraken. Inmiddels was ook een keer een nicht bij een afspraak. Deze nicht was [bijnaam verdachte] van de [adres] te [woonplaats] .
[bijnaam verdachte] vroeg aan mij of ik hun een lening kon geven. Dit heb ik betaald. Dit was 10.000 euro. Ik kan me niet herinneren waarvoor ze de lening nodig had. Dit deed ik op 1 september 2019 onder vermelding van “geld lening 2019 10.000” op rekening van mw. [medeverdachte 5] . Op 2 september 2019 heb ik nogmaals een lening overgemaakt van 15.000 euro aan dezelfde mw. [medeverdachte 5] onder vermelding van “geld lening 2019 II”. Dit was op hetzelfde rekeningnummer [rekeningnummer] .
Een paar weken later was het overtuigd. ‘ [fakenaam] ’ wilde met me trouwen. Ik ging al een aantal keer logeren bij [bijnaam verdachte] in de [adres] te [woonplaats] .
Op een gegeven moment maakte ik kennis met de vriend van [bijnaam verdachte] , genaamd [bijnaam medeverdachte 6] . Hij kwam samen met een neef van ‘ [fakenaam] ’. Deze neef heet [medeverdachte 3] . Er was een discussie tussen ‘ [fakenaam] ’ en [medeverdachte 3] of ze mij moesten vertellen over de leeftijd van ‘ [fakenaam] ’. Toen werd mij verteld dat ze pas 17 jaar oud was.
We kregen een discussie over het wel of niet trouwen voordat ze 18 jaar was. Zij vertelden mij dat we dan gewoon zouden gaan trouwen voor de familie. [bijnaam verdachte] vertelde mij dit. De moeder van ‘ [fakenaam] ’ moest eerst haar goedkeuring geven. De volgende ochtend was de moeder er. [12] De vraag was of ik 135.000 euro wilde betalen als borg en dat ik maar een lieve goede man voor haar dochter zou zijn. De naam van de moeder van ‘ [fakenaam] ’ is [medeverdachte 1] . [13]
Dan moest er nog betaald worden 140.000 euro voor de trouwerij. Er kwamen ook nog twee Rolex horloges in beeld ter waarde van 75.000 euro. ‘ [fakenaam] ’ kwam met het idee dat we deze Rolex horloges zouden kopen voor de trouwerij. Hier kreeg ik een rekening van en ik betaalde dit. Ik heb de horloges uiteindelijk één of twee keer gezien. Heel kort en daarna werden ze opgeborgen door [bijnaam verdachte] op de [adres] .
‘ [fakenaam] ’ vertelde mij dat ze een ketting bij een pandjesbaas had liggen die ze terug wilde. Ze vroeg me of ik 120.000 als afbetaling wilde betalen. Ik moest dit als goud inleveren. Ik leg u uit hoe dat werkte met die goudstaven. Er wordt geld overgeboekt naar de “Antwerpen Goudbank” en als je dan dat geld daar hebt geboekt, kun je daar goudstaven ophalen. Eerst haalde ik het goud zelf op.
De familie van ‘ [fakenaam] ’ ( [medeverdachte 2] en [bijnaam verdachte] ) vertelde mij dat de vorige relatie van ‘ [fakenaam] ’ een pooier was en dat ‘ [fakenaam] ’ vrijgekocht moest worden van hem. Zo niet, zou zij weer achter het raam belanden. Ik moest haar vrijkopen voor 450.000 euro. Dit moest ook weer in goudstaven. Dit waren de laatste goudstaven die ik zelf ben gaan halen. [14]
In het najaar van 2019 kwam er een initiatief van [bijnaam verdachte] om met de familie af te reizen naar Parijs, Disneyland. De bedoeling was dat we (ik, ‘ [fakenaam] ’, [medeverdachte 3] , [bijnaam medeverdachte 6] , [bijnaam verdachte] en dan nog wat kinderen) met acht personen weg gingen. Ik betaalde de entree en de rest. Er waren problemen voor hun met betalen. De pinpas van [bijnaam verdachte] werkte niet. Ik moest alles betalen. Hotelovernachtingen en heel veel kleren zijn er gekocht door [bijnaam verdachte] en het andere volk. Uiteindelijk zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] erbij gekomen. Over de bedragen die ik uitgaf werd vaak gezegd dat dit was voor ons huwelijk en dat het terug zou komen. Het was een investering voor later.
Op een gegeven moment kwamen er problemen met de Rabobank over waarom ik binnen zo’n korte tijd zulke grote uitgaven had gedaan. Dan het ik het over september tot en met eind oktober 2019. Ik moest komen bij de Rabobank in [woonplaats] om een toelichting te geven. Ik kreeg van de familie Roma een stevige waarschuwing mee als ik me versprak dat ik dan al het geld gedag kon zeggen en dat ik ‘ [fakenaam] ’ niet meer zou zien. Ik mocht ze niet benoemen. Er werd gezegd dat als ik hun erbij zou betrekken, zij aangifte tegen me zouden doen van pedofilie. Ik ben dus nooit op gesprek gegaan bij de Rabobank en ze hebben mijn rekening geblokkeerd. Ik heb toen alles over laten zetten naar de Regiobank. [15]
In december werd ik meegesleurd naar het casino. Ze vertelden me niet dat we naar het casino zouden gaan. Dit hadden ze me wel eens eerder gevraagd, maar dan wilde ik niet mee. Ze zeiden dan dat we wat anders zouden doen. Ze vertelden daar dat ik moest pinnen voor ze anders zou ik ‘ [fakenaam] ’ niet meer zien. Er gingen enkele duizenden euro’s doorheen. Ik betaalde.
De laatste zondag dat ik ‘ [fakenaam] ’ zag en sprak was 9 februari 2020. Ik mocht haar niet meer zien. [16]
‘ [fakenaam] ’ was dus onder mijn ogen vandaan gevlucht. Ze zei dat ze weer contact met me opnam als ze 18 jaar zou zijn. Dit beloofde ze me. Dit zou op of rond 1 juli zijn. Dan zouden we samen weggaan.
Op 21 februari ben ik samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar Spanje vertrokken. ‘ [fakenaam] ’ zou opgevangen zijn in een jeugdinstelling. De bedoeling was dat als ze het eerste weekend met verlof mocht, ze dan gelijk naar Spanje gebracht zou worden. Ik wilde haar graag zien dus ik ben meegegaan. We gingen naar Lloret de Mar. Een paar dagen later kwam moeder. In het begin betaalde ik weinig, maar later moest ik meer betalen.
Het huis in [woonplaats] , [adres] , was verkocht en dat is ten gehore gekomen bij de familie Roma. Toen het geld binnen was, moest er een volmacht gegeven worden om het goud op te halen. Dit was in Brussel. Er werd 250.000 euro overgemaakt naar NUMAGOLD. Dit was 5 kilogram goud. De goudstaven werden door vier personen opgehaald. Dit waren [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] ( [adres] ), [bijnaam medeverdachte 6] , [bijnaam verdachte] ( [adres] ). Ik dacht dat als ik dat kan gebruiken om een mens in nood te redden of mijn grote liefde, dan is het dat waard.
Op 9 juni 2020 is er een appartement van mij verkocht in de [adres] te [woonplaats] . Dezelfde dag is aan de Antwerpen Goudbank een bedrag van 249.100 euro overgemaakt en op 10 juni is 44.000 euro betaald. [17]
Mij werd verteld door de moeder van ‘ [fakenaam] ’ en [medeverdachte 2] met name dat dit geld vast gezet zou worden en gebruikt zou worden voor de toekomst van mij en ‘ [fakenaam] ’. Het geld kwam binnen op mijn rekening. Er werd weer steeds naar dit geld gevraagd door de familie. En toen kwamen we weer op de volmacht uit. Ik werd weer bedreigd en alles. Ik wilde levend weg dus ik heb het geaccepteerd.
Ondertussen had ik contact gehad met enkele personen in Nederland. Het werd niet getolereerd als ik belde. Dit moest dus in het geniep. Ik verwijderde ook al mijn berichten omdat ze mijn telefoon steeds nagingen.
De hele familie is 11 juni 2020 weggegaan uit Spanje. Ze lieten me alleen daar. Ik vroeg ze of ik mijn pinpas terug kon krijgen. Ze vertelden me dat ze mijn pinpas nodig hadden voor de tolweg. [18]
Ik werd in Spanje en Nederland meerdere malen in een kamer apart gezet en gedirigeerd. Er werd gezegd dat ik moest gaan zitten en mijn mond moest houden net zo lang tot dat de bezoekers vertrokken waren. [19]
Aangever [slachtoffer] heeft in een aanvullende aangifte – voor zover van belang – het volgende verklaard:
In het begin wilde ik ‘ [fakenaam] ’ eerst beter leren kennen, maar ‘ [fakenaam] ’ zei eigenlijk dat ze met me wilde trouwen. Maar ook [bijnaam verdachte] gaf gelijk aan dat ‘ [fakenaam] ’ wilde trouwen.
In het begin werd ze, ook in haar profiel op [datingsite] , gepresenteerd als een dertigjarige, dus ik zag toen geen belemmering. Pas enkele weken later, toen ik er vragen over ging stellen, omdat ze mij veel jonger leek, kwam ik erachter dat ze pas 17 jaar zou zijn. Ik heb toen gezegd: “Je bent te jong om te trouwen, we moeten stoppen”. Maar haar familie en vooral [medeverdachte 1] gaf aan dat het in hun cultuur gewoon kon vanaf 16 jaar en zij het ook goed vonden als wij zouden trouwen.
Ik had op dat moment niet het gevoel dat ze mogelijk op mijn geld uit waren en dat ‘ [fakenaam] ’ helemaal niet met me wilde trouwen. Maar elke keer als ik wel een twijfel had over iets dan zei [bijnaam verdachte] : “ [slachtoffer] , geloof je me niet, dan leg ik het nog een keer uit”. Ze zei: “Ik zweer het op mijn moeders graf” en “Ik zweer het op mijn kinderen”. Hierdoor vertrouwde ik ze op dat moment. [20]
Ik ging al gelijk na het begin in de [adres] te [woonplaats] logeren.
U toont mij een foto die op mijn telefoon stond. Ik zie mijzelf en ‘ [fakenaam] ’(
toevoeging rechtbank: in trouwjurk).
De foto is gemaakt op de [adres] . [21] De foto is gemaakt door [bijnaam verdachte] met mijn telefoon. Ze maakten mij gek om mij te doen geloven dat ‘ [fakenaam] ’ met mij wilde trouwen. Het was ook een soort oefenen voor de bruiloft. Ze kwam die middag als een soort verrassing in een trouwjurk naar beneden.
U houdt mij voor dat op mijn telefoon ook berichten zijn gevonden tussen mij en ‘ [fakenaam] ’, zoals het volgende bericht:
[slachtoffer] :
Jij bent mijn alles eigenlijk mijn spiegelbeeld ik herken jou in mij en je herkent mij in jou.
Dus we schamen nooit voor elkaar nooit. We houden alleen van elkaar en daarom zijn we zo gelukkig dat we elkaar hebben gevonden een God’s wonder zelf want zijn engelen brachten ons bij elkaar en iedereen zal het merken of weten, mijn schat (hartjes).
‘ [fakenaam] ’:
Mooi liefie (hartje)
Schatje
Ik ga slapen liefie
Ik app je morgen weer ja schat
Ik ben echt moe ik hou van jou heel veel (hartjes en zoentjes).
Ik vond het wel gek want als ze bij mij was dan zei ze nooit zoveel tegen mij maar via de telefoon kreeg ik dit soort berichten. Ik kreeg door de berichten het idee dat ze echt van mij hield. Het haalde wel de twijfel weg die ik soms had. [22]
U vraagt mij hoe het kan dat ik zo snel voor bijna 270.000 euro aan goud kocht voor de borg en de trouwerij.
[medeverdachte 1] kwam met dat verhaal. Als ik met haar dochter wilde trouwen, moest ik die borg betalen. Ik heb wel getwijfeld om het te doen, maar ik kon ‘ [fakenaam] ’ niet loslaten. Als ik niet zou betalen, zou ik weer terug kunnen naar [woonplaats] , zeiden ze. Ook gaven ze aan dat mijn verliefdheid voor ‘ [fakenaam] ’ niet echt was als ik die niet over had voor haar. [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 1] zeiden dit tegen mij.
[medeverdachte 1] , ‘ [fakenaam] ’ en ik waren bij het ophalen van het goud aanwezig. Ik ging de goudzaak binnen en de rest bleef buiten.
We reden toen vaak terug naar de [adres] . Daar wilden ze het goud gelijk hebben. Ze overtuigden mij dat ik het goud moest geven, omdat ze een kluis boven hadden waar ze het konden bewaren. Ze zeiden dat ik ze moest vertrouwen en dat deed ik toen ook.
[medeverdachte 1] kreeg het goud in handen. Ik gaf volgens mij altijd het goud aan haar. [23]
Moeder, [medeverdachte 1] , nam het goud in bewaring. Ik zou het terug krijgen als ik paar jaar goed zou zijn voor ‘ [fakenaam] ’. Ze zeiden dat dat traditie was. Het was een soort borg zodat ik goed zou zorgen voor hun dochter.
U vraagt mij wie de Rolex horloges heeft uitgezocht.
Dat weet ik niet. Ik kreeg alleen de factuur onder mijn neus van [bijnaam verdachte] . Volgens mij ben ik alleen naar de juwelier gegaan om ze op te halen. [bijnaam verdachte] heeft de horloges opgeborgen op de [adres] onder de trapkast.
U vraagt mij wat ‘ [fakenaam] ’ mij vertelde over een ketting die zij bij een pandjesbaas had liggen.Ze had een aantal sieraden. Ze lieten foto’s van sieraden zien op hun telefoon. Deze zouden liggen bij een pandjesbaas zeiden ze. [24] Als ik vragen stelde, zei [bijnaam verdachte] weer: “Geloof je me niet, vertrouw je me niet, ik zweer het op mijn kinderen”. Telkens benadrukte ze me dat ik ze moest vertrouwen.
Pas toen [medeverdachte 3] en [bijnaam medeverdachte 6] enkele weken later in beeld kwamen, werd mij duidelijk dat ‘ [fakenaam] ’ 17 bleek te zijn. Dit was rond half september 2019. Dit was ruim na de dag van de foto met de trouwjurk. Ik heb toen gezegd dat ik mijn geld en mijn goud terug wilde en niet direct wilde trouwen, maar daarop zeiden ze allemaal tegen mij dat dat in hun cultuur ook gewoon nu al kon en zorgden ze er dus voor dat ik toch bleef. Ik was helemaal verliefd en wilde haar niet verliezen. Als ik te veel vragen zou stellen, was ik bang om ‘ [fakenaam] ’ kwijt te raken.
Als ik naar de politie zou gaan, zou ik het geld, het goud en ‘ [fakenaam] ’ kunnen vergeten. Ik heb dat dus niet durven doen. Ik mocht met niemand praten. Niet met mensen uit [woonplaats] en niet met de politie. [bijnaam verdachte] , [medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] zeiden dit steeds tegen mij. Ik was het meeste bang dat ik ‘ [fakenaam] ’ kwijt zou raken. [25]
U vraagt mij wat de hoofdreden was om in de periode van 3 september tot 11 oktober 2019 voor zo’n groot bedrag (€ 990.504,-) aan goud af te staan.
Ik was smoorverliefd op haar en was altijd bang haar kwijt te raken.
[medeverdachte 3] en ‘ [fakenaam] ’ zouden neef en nicht zijn. Ik wist niet dat [medeverdachte 3] een zoon was van [medeverdachte 1] .
U houdt mij voor dat in de periode vanaf 3 september 2019 veel pinbetalingen zijn te zien van mijn bankrekening bij diverse winkels. [26]
Bij de Prenetal was ik met [bijnaam verdachte] en ‘ [fakenaam] ’. Het ging om babyspullen voor [bijnaam verdachte] . Ik was bij alle pinbetalingen zelf aanwezig. Ik moest ook altijd zelf pinnen. Als ik niet betaalde, kon ik vertrekken. Dan gingen we bijvoorbeeld wat kleren kopen en net bij de kassa kwamen er ineens hele stapels kleren bij die ik moest betalen. Dat was volgens mij bij C&A. De reden dat er zoveel spullen werden gekocht van mijn geld was heel simpel. Ik kreeg eten en onderdak en ik zou met ‘ [fakenaam] ’ mogen trouwen en daar wilde ze wat voor terug zien. Ik denk dat alles naar de familie is gegaan. Er waren spullen voor [medeverdachte 2] , voor [medeverdachte 1] , voor [bijnaam verdachte] en ook voor [medeverdachte 3] . Ik zou het geld terugkrijgen zeiden ze. [27]
U vraagt waarom voor een bedrag van 365.000 euro een leenovereenkomst is opgemaakt.
Ze wilde niet hoger gaan dan dit bedrag. Ook wilde ze geen hoge rente en een lange looptijd. Het was dit of niets, zeiden ze.
U vraagt waar [medeverdachte 1] en ik onze handtekening hebben gezet.
Dat is in het Notariskantoor [notariskantoor 2] in [notariskantoor 1] geweest. [bijnaam verdachte] , [medeverdachte 1] , ik, notaris [notaris] en volgens mij ook meneer [getuige 1] waren daarbij aanwezig. Op het moment nadat het stuk werd ondertekend zei [notaris] tegen ons dat het geen akte van het kantoor is en dat ze er ook geen factuur voor zouden sturen.
U vraagt aan mij wat ik dacht toen de notaris zei dat hij het niet vertrouwde.
De reden was dat er geen onderpand was. Het goud was al gegeven namelijk. Ik heb hem in het gesprek uitgelegd dat het voor de bruiloft was en dat het allemaal voor ‘ [fakenaam] ’ was. De lening overeenkomst kwam echt uit [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 1] . [28]
Ze wilden graag een woning van [medeverdachte 1] in Italië verkopen maar de woning stond onder water vertelden ze. Ze wilden graag verkopen, maar de markt in Italië was slecht. ‘ [fakenaam] ’ smeekte mij om geld te betalen om het gat te vullen van deze woning. Dat was volgens mij ergens in september of oktober 2019. Het ging om 70.000 euro. Ook weer in goud. ‘ [fakenaam] ’ smeekte om dit voor haar moeder te doen met tranen in haar ogen. [29]
U houdt mij voor dat op mijn telefoon ook een foto stond van mij en ‘ [fakenaam] ’ voor de Eiffeltoren. U vraagt hoe ik mij toen voelde.
Ik dacht, hier doe ik het voor.
U houdt mij voor dat op 25 oktober 2019 € 5.900,- wordt gepind bij Louis Vuitton in Parijs. U vraagt wie die pintbetaling heeft gedaan.
Dat moest ik doen en dat ging echt onder dwang. Daar waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ook bij.
U vraagt of ik er altijd bij was als er werd gepind in Parijs.
Ja natuurlijk. Ik betaalde onder dreiging. Op een gegeven moment kwam er de dreiging dat ik alles kwijt zou raken. Toen in die winkel, die je net noemde (
de rechtbank begrijpt: Louis Vuitton) zeiden ze wel dat ze mij zouden achterlaten als ik niet zou betalen. Ze stonden echt met zeven man om mij heen. Ze werden steeds griezeliger en bedreigender. Maar het ging mij echt om de verliefdheid richting ‘ [fakenaam] ’. Als ik niet zou meewerken, was ik bang haar kwijt te raken. [30]
U vraagt wie tegen mij zei dat zij aangifte tegen mij zouden doen van pedofilie als ik hun zou betrekken bij een gesprek met de Rabobank.
Dat waren [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 2] zeer zeker. En [medeverdachte 3] ook op zijn manier. Ik dacht echt dat ik later weg zou gaan met ‘ [fakenaam] ’ en weg zou gaan bij de familie. Ik heb de dreigementen over mij heen laten komen. Ik was echt bang dat ik geld en het goud niet meer terug zou krijgen als ik met de Rabobank ging praten. Ik was ook bang dat ik hierdoor ‘ [fakenaam] ’ niet meer zou zien. [31]
U vraagt mij waar ik in de maanden november en december 2019 verbleef.
Afwisselend op de [adres] of de [adres] . Ik mocht in die periode ook niet meer naar [woonplaats] van ze. [32]
U vraagt mij waarom ik bij deze mensen bleef.
Ik mocht zonder toestemming het huis niet verlaten. Als ik zou gaan, zou ik alles kwijt zijn, mijn geld, mijn goud en ‘ [fakenaam] ’.
U vraagt wie mij vaak uitschold.
[medeverdachte 3] , [bijnaam verdachte] , [medeverdachte 2] , de mannen eigenlijk voornamelijk.
U vraagt waarom er elke keer geld van mijn rekening werd gepind om te spelen in gokhallen.Dat moest. Anders zag ik ‘ [fakenaam] ’ nooit meer.
U houdt mij voor dat in het politiesysteem staat dat 20 december 2019 de politie ter plaatse is gegaan bij een casino naar aanleiding van een melding. De politie heeft een aantal personen in het casino gecontroleerd. Onder andere de volgende personen waren aanwezig. [slachtoffer] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
Wie zei tegen u dat het geld moest pinnen?
Dat moest van [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 2] .
U houdt mij voor dat uit mijn bankmutaties blijkt dat er van mijn rekening ook is gepind bij gokhallen in Rotterdam, Rijswijk, Dongen en Hoofddorp in januari 2020. U vraagt of ik daar elke keer bij was.
Ja, en dat was allemaal onder dwang. Casino’s en gokhallen zijn plekken waar ik nooit kom, ook nooit eerder was geweest, maar vooral ook niet wil komen. Elke keer werd ik er onder valse voorwendselen naartoe gelokt, zoals dat we ergens uit eten zouden gaan of dat ik ‘ [fakenaam] ’ die avond zou gaan zien.
Met wie ging u naar die gokhallen toe?
Met diezelfde club
. [33]
U houdt mij voor dat de wijkagent mij op 11 januari 2020 op straat heeft aangesproken vlakbij de [adres] . U houdt mij voor dat hij toen zijn zorgen heeft geuit over mijn verblijf bij de familie en dat hij de indruk had dat ik bang was. U houdt mij voor dat ik toen ontkende dat ik in een lastige situatie zat.
Dat is dezelfde problematiek als met de Rabobank. Als ik iets zou zeggen tegen de politie zou ik ‘ [fakenaam] ’ nooit meer zien. Ik twijfelde echt of ik het toen moest vertellen. Deze wijkagent heb ik twee keer in de woning van de familie gezien. Zij zeiden tegen de agent dat ik de klusjesman was. Ik mocht dan zelf steeds niets zeggen, dat zouden zij wel doen. De tweede keer stuurden ze mij al vrijwel direct nadat hij binnen was naar buiten en zeiden ze dat ik verder moest gaan met klussen.
U vraagt mij waarom ik niet aan de wijkagent vertelde over ‘ [fakenaam] ’ of hoe ik verder behandeld werd.
Dat mocht niet. Dan zou ik alles kwijt geraakt zijn. [34]
Wie had voorgesteld een woning in [woonplaats] te gaan huren?
Ik vond het vervelend altijd op de sofa te liggen. Ik zei toen dat ik terug zou gaan naar [woonplaats] en toen werd de huurwoning aan de [adres] te [woonplaats] geregeld. Ik vond het vreselijk om uit [woonplaats] weg te gaan. Ik kon het door ‘ [fakenaam] ’. [35]
Ik heb er weinig mensen over verteld dat ik naar [woonplaats] ging verhuizen. Misschien wel niemand. Ik mocht er niets over vertellen. Ik moest alle banden met [woonplaats] verbreken.
U houdt mij voor dat ik op 21 februari 2020 met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar Spanje ben vertrokken en dat het de bedoeling was dat ‘ [fakenaam] ’ ook naar Spanje zou komen.
Dat kwam echt vanuit [bijnaam verdachte] .
U vraagt of ik was meegegaan naar Spanje als ik had geweten dat ‘ [fakenaam] ’ niet naar Spanje zou komen.
Nee, nooit. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [B] [medeverdachte 3] en ik verbleven in een appartement. [36] [bijnaam medeverdachte 6] en [bijnaam verdachte] zijn een keer in de vakantieperiode in Spanje geweest. [37]
Omdat ik in [woonplaats] ging wonen en geld nodig had besloot ik het huis aan de [adres] te [woonplaats] te verkopen. Ik regelde zelf alles.
U vraagt mij hoe de familie Roma hier achter is gekomen.
Ik had de verplichting dat te vertellen. Ze vroegen daar steeds om.
U houdt mij voor dat op 15 april 2020 een bedrag van 280.963,66 euro op mijn rekening wordt gestort afkomstig van de notaris. U houdt mij ook voor dat uit mijn bankmutaties blijkt dat ik op 27 en 28 april 2020 in totaal voor 258.150 euro van mijn rekening is overgemaakt naar Numagold.
Dat deed ik onder dwang. [bijnaam verdachte] belde mij dagelijks. Ik moest weer goud kopen. Ik zei dat ik er wel klaar mee was. Maar toen kwam [medeverdachte 2] met de dreigementen.
U vraagt mij van wie ik de volmacht moest ondertekenen.
Van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren daar ook bij. [38]
U houdt mij voor dat ik verklaarde dat ze toen weer kwamen op de volmacht en dat ik weer werd bedreigd. U vraagt door wie ik werd bedreigd.
Door [medeverdachte 2] . Het was in het appartement. De volmacht is ingevuld en ondertekend in het appartement in Spanje. Het eerste kopje is van mij. Dat onderste waarschijnlijk van [medeverdachte 3] .
U vraagt mij wie erbij waren.
[medeverdachte 3] in ieder geval en ik denk ook [medeverdachte 2] . [39]
U vraagt mij met wie uit Nederland ik contact had in Spanje.
Met [C] en [D] .
U vraagt hoe ik contact had.
Telefonisch. Dat was de laatste paar dagen in Spanje, in juni. Toen heb ik nog een keer een mail gestuurd naar [D] met het bericht: Code rood! [40]
U vraagt of hier nog berichten van zijn.
Ik moest alles verwijderen. Ze zaten ook allemaal aan mijn telefoon en verwijderde volgens mij aan van alles. [41]
U vraagt mij of ‘ [fakenaam] ’ de belangrijkste reden was dat ik bij de familie bleef.
Ja, zonder ‘ [fakenaam] ’ was ik pertinent niet meegegaan naar Spanje en dat wisten ze precies.
U houdt mij voor dat op mijn telefoon ook foto’s stonden van handgeschreven brieven.
Op deze brieven stond altijd bovenaan de brief een datum en " [woonplaats] " of "te [woonplaats] ". De brieven zijn gericht aan meerdere personen: Aan " [bijnaam slachtoffer] ", maar ook aan mama, papa, de rest, allemaal. De brieven worden vaak afgesloten met ‘ [fakenaam] ’. Ze geeft in de brieven aan dat ze heel veel van " [bijnaam slachtoffer] " houdt en hem heel erg mist. Ook staat er vaak dat ze samen een toekomst gaan opbouwen. Ook staat er in brieven vaak de naam [bijnaam medeverdachte 2] , moeder en [bijnaam verdachte] . In de laatste brieven staat dat ze er tussen 8 en 10 juni weer is en ze er weer is voor " [bijnaam slachtoffer] ". In de brieven gaat het vooral over dat " [bijnaam slachtoffer] " geduld moet hebben. De brieven hebben de volgende datering: 25 februari 2020, 4 maart 2020, 11 maart 2020, 17 maart 2020, 24 maart 2020, 31 maart 2020, 6 april 2020, 13 april 2020, 28 april 2020, 4 mei 2020, 18 mei 2020, 23 mei 2020 en 30 mei 2020. [42]
De eerste brief gaf mij het beeld dat alles klopte en dat het echt brieven waren van ‘ [fakenaam] ’. Ik was er bijzonder mee ingenomen en het was een reden om uit te kijken naar de toekomst met ‘ [fakenaam] ’.
Ik kreeg deze brieven toegestuurd via de app. Ik zag nooit een envelop. Ik kreeg een foto van de brieven via de telefoon van [bijnaam verdachte] . Iedereen wist van deze brieven en [medeverdachte 2] , [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 3] stuurden deze brieven aan mij door.
Dat ‘ [fakenaam] ’ in een jeugdinstelling in [woonplaats] zou zitten dat zei iedereen. Iedereen vertelde altijd hetzelfde. Dus [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 2] . Niemand zei ooit iets anders over waar ‘ [fakenaam] ’ zat. [43] Ik had twijfels en noemde die ook, maar die werden door hun allemaal steeds weggewuifd. Als ik twijfelde over hun eerlijkheid werden ze razend.
U houdt mij voor dat de brieven mij het idee gaven dat als ‘ [fakenaam] ’ vrij kwam ze een toekomst met mij ging opbouwen. U vraagt of dit ook een reden was om de opbrengst van twee woningen met een waarde van ongeveer 550.000 euro te laten omzetten in goud en met een volmacht door [medeverdachte 5] te laten ophalen?
Nee, dat waren echt meer de bedreigingen. Ik was doodsbang. [44]
Aangever [slachtoffer] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
De raadsman van verdachte [medeverdachte 1] houdt mij voor dat ik op enig moment een lening heb verstrekt. Hij vraagt mij of ik nog weet welke lening dat was en aan wie ik die lening heb verstrekt.
De lening is in twee segmenten geweest. 10 en 15. [bijnaam verdachte] had de lening voorgesteld. Ik meen dat dat de tweede of derde afspraak met [bijnaam verdachte] was. [45]
U vraagt mij of ik aan [bijnaam verdachte] leende om indruk te maken op ‘ [fakenaam] ’?
Ja, dat is handiger verwoord.
Het is overgemaakt op de bankrekening van [medeverdachte 5] . Ik ging ervan uit dat [medeverdachte 5] [bijnaam verdachte] was. Ik had al gezegd dat [bijnaam verdachte] graag een lening wilde. Dat kon ze goed gebruiken. [46]
U houdt mij voor dat ik zei dat 14 september het huwelijk volgens hun traditie was gepland. U vraagt mij of het huwelijk ook heeft plaatsgevonden.
Nee, want de dag ervoor, de 13e september, kwam er bericht dat er een tante ofzo was overleden en daarom kon het de 14e niet doorgaan. [medeverdachte 1] kreeg het telefoontje dat die persoon was overleden. [47]
U vraagt mij hoe veel afspraakjes ik heb gehad met ‘ [fakenaam] ’ voordat ik bij de familie terecht kwam.
De eerste afspraak was Smaragdplein, de tweede afspraak was gedeeltelijk Smaragdplein daarna [adres] (
de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte). [48]
Hoe vaak ziet u uw vriend in de periode eind 2019?
Nauwelijks meer vanaf de fase dat ik in [woonplaats] terecht kwam. Ik moest wel eens terug om post op te halen en het huis in de gaten te houden. In het begin was het makkelijk, maar later niet want ik moest altijd toestemming vragen. [49]
Wat gebeurde er concreet met de goudstaven die u ophaalde in Antwerpen? Werden ze ergens in de kluis gelegd?
De familie op nummer [huisnummer] of [huisnummer] had ook een kluis, maar het is mij onduidelijk waar die kluis was. [50] Ik heb de goudstaven aan [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 1] gegeven. De eerste keer gaf ik ze aan [bijnaam verdachte] op nummer [huisnummer] . Ze zei gedeeltelijk voor belegging en gedeeltelijk als borg voor de bruiloft. [51]
Aangever [slachtoffer] heeft in een aanvullende verhoor bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U vraagt mij of ik met [medeverdachte 5] over die lening heb gesproken op enig moment ten tijde van die verstrekking.
Bij mijn herinnering helemaal niet. In mijn beleving heeft [verdachte] zich uitgegeven als [bijnaam verdachte] Westhiner.
U vraagt mij of het bedrag teruggestort is geweest.
Ik weet niet wat er teruggestort is, maar elke terugstorting hield in: terug pinnen aan de familie. Dat moest ik afgeven aan [medeverdachte 1] . Dus eigenlijk een verkapte constructie. Alles wat werd afgelost moest ik weer pinnen en afgeven aan [medeverdachte 1] . Dat was bij de pinautomaat aan het Smaragdplein. Van die 25.000 heb ik zelf niets teruggezien.
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] waren de kopstukken en zaten altijd op mijn huid. [52]
Rol verdachte
[A] heeft als medeverdachte – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik had geen goede band met [verdachte] . Het voelde voor mij alsof zij mijn baas was. Wat [verdachte] zei dat moest ik doen. [53]
De foto van mij in een trouwjurk naast [slachtoffer] was bij [verdachte] thuis. Ik moest dit allemaal doen van [verdachte] . [54]
[A] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
[verdachte] was er altijd. [55]
Doen geloven dat ‘ [fakenaam] ’ een relatie met hem zou willen, met hem zou willen trouwen
[A] heeft als medeverdachte – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik ben met [medeverdachte 3] geweest in 2019. Ik denk in mei of juni van 2019. [56] Tot januari februari 2020. [57]
Verbalisanten tonen aan [A] de foto waarop zij met aangever staat, terwijl zij in trouwjurk is gekleed.
Ik moest dit allemaal van hun doen. Dit ben ik op de foto. Ik zag deze man bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Ik had toen zelf een relatie met [medeverdachte 3] . [58] Ik had geen relatie met [slachtoffer] . Ik had in die periode geen eigen mobiele telefoon. Ik mocht geen telefoon. [59]
U vraagt of ik ooit tegen [slachtoffer] heb gezegd dat ik met hem wilde trouwen.
Nee, nee.
Mag ik iets zeggen over die foto (
in trouwjurk). Dit was bij [verdachte] thuis. Ik moest dit allemaal doen van [verdachte] . De trouwjurk was ook van [verdachte] .
U vraagt mij wat ik denk dat [slachtoffer] toen gedacht zal hebben.
Dat hij met mij zou gaan trouwen. [60]
U houdt mij voor dat u veel berichten op de telefoon van [slachtoffer] heeft teruggevonden, zoals dit bericht dat hij van mij zou hebben gekregen:
[slachtoffer] :
Jij bent mijn alles eigenlijk mijn spiegelbeeld ik herken jou in mij en je herkent mij in jou.
Dus we schamen nooit voor elkaar nooit. We houden alleen van elkaar en daarom zijn we zo gelukkig dat we elkaar hebben gevonden een God’s wonder zelf want zijn engelen brachten ons bij elkaar en iedereen zal het merken of weten, mijn schat (hartjes).
‘ [fakenaam] ’:
Mooi liefie (hartje)
Schatje
Ik ga slapen liefie
Ik app je morgen weer ja schat
Ik ben echt moe ik hou van jou heel veel (hartjes en zoentjes).
Ik heb dit bericht niet gestuurd. Ik had zelf geen telefoon. Ik mocht geen telefoon in mijn hand houden. [61]
U houdt mij voor dat u ook een aantal foto’s heeft aangetroffen van mij en [slachtoffer] in Parijs. U houdt mij voor dat het hier lijkt of [slachtoffer] en ik een stelletje zijn. [62]
Ja, deze foto’s herken ik. Ik zie mezelf op de foto en [slachtoffer] . Dit moest ik doen van [verdachte] . [63]
U vraagt mij of ik in de periode na februari 2020 in een jeugdinstelling in Friesland ( [woonplaats] ) heb gezeten.
Dat is gewoon gelogen. Ik was toen niet meer bij de familie [familie] . Ik heb nooit in een jeugdinstelling in Friesland gezeten.
U vraagt mij wat ik kan vertellen over handgeschreven brieven die ik naar [slachtoffer] zou hebben gestuurd.
Nee, dat heb ik nooit gedaan. Ik ben gevlucht en ik heb nooit meer achterom gekeken. [64]
U laat mij de foto’s van de brieven zien.
Ik heb deze brieven niet geschreven. Ik was in deze tijd al met mijn vriend. Dit klopt niet. Dit hebben ze uit mijn naam gedaan. Dit is echt ziek. Ik heb nooit een brief gehad van [slachtoffer] . [65]
[A] heeft bij de rechter-commissaris als getuige – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U vraagt mij naar de foto waarop ik met [slachtoffer] sta terwijl ik in trouwjurk ben gekleed.
Ik moest dit allemaal van hun doen. Hun allemaal, het is familie. [66] Ik moest doen alsof ik [slachtoffer] leuk vond en met hem moest trouwen. [67]
U vraagt mij of ik wel eens heb gedaan of ik met [slachtoffer] wilde trouwen.
Dat moest ik doen, maar dat was nooit mijn bedoeling. [68] Ze zeiden tegen mij: Doe een bruiloftsjurk aan en maak nog eens foto’s met [slachtoffer] en doe net of je hem leuk vindt. Deze dingen zeiden ze allemaal. Ik moest foto maken en naast hem zitten. Hem vasthouden met de arm. [69]
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat [slachtoffer] in de veronderstelling was dat hij met [A] zou trouwen. U vraagt mij hoe [slachtoffer] op dat idee zou zijn gekomen.
Hoe ik hem heb gezien. Ze zaten bovenop elkaar op de bank. Als ze zo knus op de bank zitten, zal het wel dat hij dat dacht. [70]
U houdt mij de foto voor waarop [slachtoffer] en [A] in trouwjurk staan.
Dat was op de [adres] . Hadden ze soms bruiloftsplannen? Het leken mij wel twee tortelduifjes. Als je die foto ziet zal hij wel op zijn knieën gegaan zijn. Ik kan alleen zien wat ik zie op de foto. Dan zullen ze wel gaan trouwen. [71]
U houdt mij de foto voor van [slachtoffer] en [A] voor de Eiffeltoren in Parijs.
Als ik ze zag was het altijd dit knusse gedrag. Kijk eens naar die foto. Twee mensen waren verliefd ja. Ze wilden elkaar. [72]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op de telefoon van [slachtoffer] stonden onder andere veel foto’s van handgeschreven brieven. [73]
Op deze brieven stond altijd bovenaan de brief een datum en " [woonplaats] " of "te [woonplaats] " De brieven zijn gericht aan meerdere personen: Aan " [bijnaam slachtoffer] " maar ook aan mama, papa, de rest, allemaal. De brieven worden vaak afgesloten met “ [A] ” en op 6 april 2020 met “vrouwtje [fakenaam] ”.
In de brieven staat dat [A] in een jeugdinstelling in [woonplaats] zit. Ze geeft in de brieven aan dat ze heel veel van " [bijnaam slachtoffer] " houdt en hem heel erg mist. Ook staat er vaak dat ze samen een toekomst gaan opbouwen. In de brieven staat vaak de naam [bijnaam medeverdachte 2] , moeder en [bijnaam verdachte] . In de laatste brieven staat dat ze er tussen 8 en 10 juni weer is en ze er weer is voor " [bijnaam slachtoffer] " In de brieven gaat het vooral over het feit dat " [bijnaam slachtoffer] " geduld moet hebben. [74]
Op 9 juni 2020 stuurt [slachtoffer] een bericht naar [bijnaam verdachte] : “Beetje onrustig wanneer [fakenaam] vrijkomt.”
Dan stuurt [bijnaam verdachte] terug: “Ja Midden”, “Juni”. [75]
[slachtoffer] stuurt op 9 juni 2020 het bericht aan [bijnaam verdachte] : Komt er nog een brief van [fakenaam] ? [76]
Waarop [bijnaam verdachte] stuurt: Ja. [77]
Op 15 mei 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 2] een bericht naar [slachtoffer] met daarbij een Attachement (bijlage). [78] Op 20 en 26 mei 2020 stuurt [bijnaam medeverdachte 2] een aantal berichten naar [slachtoffer] met daarbij een Attachement (bijlage). Het lijkt te gaan om foto’s van de brieven van [A] die door [bijnaam medeverdachte 2] worden doorgestuurd aan [slachtoffer] . [79]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Nadat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan, is nog contact geweest tussen [slachtoffer] en de personen tegen wie [slachtoffer] de aangifte heeft gedaan. Deze contacten verliepen via Whatsapp. De telefoon waarmee de communicatie had plaatsgevonden is veiliggesteld. In de telefoon stonden Whatsapp berichten tussen [slachtoffer] en verschillende personen:
22 juli 2020
nummer [telefoonummer]
- Ik ben het [bijnaam verdachte] . [80]
23 juli 2020
nummer [telefoonummer]
  • [fakenaam] is hier en [fakenaam] is boos op jou hoe je met haar heb gedaan en met de rest
  • Lieve [bijnaam slachtoffer] hoezo heb je dit met mij gedaan je zou wachten op me. Zei je ook in je berichten die ik door kreeg toen ik er was was jij er niet meer weetje wat je met mij heb gedaan je heb me pijn gedaan we zouden nog van alles doen en ineens ben je er nie alsjeblieft. Laten we dit zo snel mogelijk goed maken je wist dat ik 17 jaar was en problemen had en dat is er nu niet meer Ik mis je [fakenaam] .
[slachtoffer] :
- [bijnaam verdachte] , als [fakenaam] nu echt bij je zit, stuur mij dan maar nu direct een foto van jullie samen
Nummer [telefoonummer]
- [slachtoffer] , [fakenaam] is kapot, ze huilt [81]
29 augustus 2020
Nummer [telefoonummer]
-
Twee foto’s van ‘ [fakenaam] ’ worden gestuurd, waarvan één met groot rood hart op de achtergrond. [82]
- Weet dat ik je mis en nog lang niet over is.
16 oktober 2020
Nummer [telefoonummer]
- Goeie morgen [slachtoffer] [fakenaam] heeft haar studio gehad al aantal maanden ze zit gelukkig op de zelf ze komt dagelijks zie en spreek er ook ze mist jou ontzettend tuurlijk je bent haar eerste echte liefde geweest [slachtoffer] alsjeblieft je weet hoe ik met je bent en was laat me een afspraak maken met JOU we treffen elkaar ergens en we praten over alles je bent en zal altijd een familie voor ons blijven voor ons allemaal. [83]
19 juli 2020
Nummer [telefoonummer]
- Ik ben het [bijnaam verdachte] .
20 juli 2020
Nummer [telefoonummer]
  • [slachtoffer] ik snap jou stress maar [fakenaam] heeft ook hele zware stress slaap nachten niet dat ze je niet heeft kunnen horen en zien ze is er kapot van dat je er zo heb laten zitten terwijl je wist wat ze heeft meegemaakt waar ze nu vanaf is maar zonder jou dat is het zwaarste voor haar doe dit niet [slachtoffer] vooral niet voor [fakenaam] sorry
  • [slachtoffer] [fakenaam] wil jou terug ze wil jou als haar man jij bent toch ook voor haar door alles heen gegaan zei ook voor jou laat er niet alleen
  • Foto van [fakenaam] met groot rood hart op achtergrond wordt bijgevoegd.
  • Ze denkt elke dat dat je aankomt kloppen en zegt dit is jou verrassing.
21 juli 2020
Nummer [telefoonummer]
- [slachtoffer] ik ben het moeder kan je de telefoon opnemen wil met je praten wan tik mis je. [85]
  • Goeie avond [bijnaam slachtoffer] waarom Heb je me dit aangedaan waarom heb je mij na maanden zo achter gelaten ik dacht dat mijn leven met jou zou eindige dit is de laatste wat ik had verwacht jij mij zo achter laten heb maanden weken gevochten zodat we elkaar in armen konden houden en dat is zo verbroken waarom [bijnaam slachtoffer] waarom mijn persoon die mijn aanvoelde is er nie meer is helemaal verdwenen [bijnaam slachtoffer] alsjeblieft doe dit nie ik hou van jou ik mis jou iedereen zal je vergeven wat er is gebeurd iedereen heeft er begrip voor dat je even je rust nodig had vanwege de Corona en wat er is gebeurd dat ik ineens maanden weg moest je telefoon deed het niet meer er waren zoveel planningen wat we zouden doen is dit nu van mijn afgenomen schat ik hou van je ik mis je xxox [fakenaam]
  • Als bijlage wordt een foto van ‘ [fakenaam] ’ bijgevoegd.
  • Deze is speciaal voor jou. Ik mis je.
22 juli 2020
Nummer [telefoonummer]
  • Grt [bijnaam verdachte]
  • Kom naar mij toe 28
  • Ga na haar toe laat er nie zo [slachtoffer] jullie horen bij elkaar dat weet ik dat weet jij ze heb al genoeg mee gemaakt laat er dit niet mee maken.
8 oktober 2020
Nummer [telefoonummer]
  • Met [fakenaam] is en blijft jou vrouw
  • Maar ze is er ook kapot van na dit wat er is gebeurd
  • Laten we alsjeblieft elkaar ontmoeten ik en jij xxx [bijnaam verdachte] .
[slachtoffer] :
- Wat nou dan, ben ik nu ineens een hondje die naar het baasje moet luisteren? Antwoord nou toch eerst op de eenvoudige vragen. Waar zijn mijn goudstaven en is [fakenaam] nog ergens. Wanneer kan zij reageren? Waar is ze (vraag nog net niet waar woont ze)?
Nummer [telefoonummer]
- Ze woont bij mij. [88]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb gesproken met mr. Wiekeraad, de advocaat van [slachtoffer] . Wiekeraad gaf aan dat er door hem op 15 oktober 2020 whatsapp gesprekken waren opgenomen. Deze gesprekken waren in het bijzijn van hem, [slachtoffer] en de accountant van [slachtoffer] gevoerd. Ik heb deze audiobestanden ontvangen.
Volgens Wiekeraad zijn de gesprekken van 15 oktober 2020 tussen [slachtoffer] en (moeder) [medeverdachte 1] .
Ik heb hieronder een aantal passages uit de gesprekken letterlijk weergegeven: [89]
WA0001 Gesprek van 15 oktober 2020 van 09:12 min (tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] ):
07:22 min.
[medeverdachte 1] :
- Luister [slachtoffer] , hou van [fakenaam] ?
[slachtoffer] :
- Hou ik van [fakenaam] ? De vraag is eerder houdt [fakenaam] nog van mij met al dat goud.
[medeverdachte 1] :
- Ja, [fakenaam] wacht nog steeds op jou.
07:42 min.
[medeverdachte 1] :
- Bel mij op. Met mij afspreken en met jou vrouw, is goed?
Lening voor [bijnaam verdachte]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Door ING Bank N.V. zijn de volgende gegevens verstrekt: Bankmutaties over de periode van 27 augustus 2019 tot 7 augustus 2020 van rekening [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte 5] . Uit deze bankmutaties blijkt onder andere het volgende:
Op 1 september 2019 wordt er een bedrag ontvangen van € 10.000,- van rekening [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer] met in de omschrijving: “Geldlening 2019”. Op 2 september 2019 wordt er een bedrag ontvangen van € 15.000,- van rekening [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer] met in de omschrijving: “Geldlening 2019”.
Vanaf 23 september 2019 worden er diverse bedragen weer overgeboekt naar rekeningen op naam van [slachtoffer] . Het gaat om o.a. de volgende overboekingen:
23-sep-2019 € 1.000,00 Omschrijving: aflossing lening// eerste termijn
28-okt-2019 € 1.000,00 Omschrijving: aflossen lening
25-nov-2019 € 1.000,00 Omschrijving: Aflossing lening
4-jan-2020 € 1.000,00 Omschrijving: Aflossing lening
5-feb-2020 € 2.000,00 Omschrijving: Aflossing lening // februari/maart
15-mei-2020 € 1.000,00 Omschrijving: Snelle aflossing// september
25-mei-2020 € 2.000,00 Omschrijving: Snelle aflossing// oktober november
3-jun-2020 € 1.500,00 Omschrijving: Snelle aflossing// december januari
Totaal € 16.500,00
Op de rekening worden de o.a. volgende bedragen contant gestort:
23-sep-2019 - € 1.000,00
28-okt-2019 - € 1.000,00
25-nov-2019 - € 1.000,00
4-jan-2020 - € 1.000,00
5-feb-2020 - € 2.000,00
25-mei-2020 - € 2.650,00
3-jun-2020 - € 1.500,00. [90]
Overmaken geldbedragen naar goudbank voor borg en kosten bruiloft
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019
(de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020) bekeken. [91]
Aankoop goud:
In deze categorie zijn alle overboekingen naar de Antwerpen Goudbank en naar Numagold opgenomen die gedaan zijn om goud aan te kopen.
Rabo 03-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 03-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 03-09-2019 € 35.927,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 09-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 09-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 09-09-2019 € 32.600,00 Antwerpen-Goudbank
Totaal: € 268.527,00. [92]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op de telefoon van aangever stonden onder andere verschillende foto's en documenten die betrekking hadden op de aankoop van goud. Deze zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd. Daarnaast heeft [slachtoffer] bij zijn aangifte ook diverse (kopie) facturen verstrekt van de aankoop van Goud. Deze facturen zijn allen gericht aan Dhr [slachtoffer] , [adres] , [woonplaats] . De facturen zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Uit de documenten is het volgende op te maken:
- Factuur van 03/09/2019 van Goudbank Antwerpen bvba voor de verkoop van 3 stuks
Beleggingsgoud AGB/TGZ met een gewicht van 1000,00. Totaalbedrag:€ 135.927,-.
- Factuur van 07/09/2019 van Goudbank Antwerpen bvba voor de verkoop van 3 stuks
Beleggingsgoud met een gewicht van 1000,00. Totaalbedrag:€ 132.600,-. [93]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb gesproken met mr. Wiekeraad, de advocaat van [slachtoffer] . Wiekeraad gaf aan dat er door hem op 15 oktober 2020 whatsapp gesprekken waren opgenomen. Deze gesprekken waren in het bijzijn van hem, [slachtoffer] en de accountant van [slachtoffer] gevoerd. Ik heb deze audiobestanden ontvangen.
Volgens Wiekeraad zijn de gesprekken van 15 oktober 2020 tussen [slachtoffer] en (moeder) [medeverdachte 1] .
Ik heb hieronder een aantal passages uit de gesprekken letterlijk weergegeven: [94]
WA0001 Gesprek van 15 oktober 2020 van 09:12 min (tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] ):
00:56 min
[slachtoffer] :
- Waar is mijn goud gebleven? Wanneer komt mijn goud terug? Dat wil ik weten.
[medeverdachte 1] :
- Alles bij je vrouw he, jij weet.
[slachtoffer] :
- Bij mijn vrouw? Bij [fakenaam] ? Wat moet zij ermee doen dan?
[medeverdachte 1] :
- [fakenaam] wacht op jou.
[slachtoffer] :
- Prima, maar waar is ze dan?
[medeverdachte 1] :
- Als je bij [bijnaam verdachte] komt…. Laten zien…. Ze is bij [bijnaam verdachte] , ze wacht op jou. Wanneer kom jij bij [bijnaam verdachte] ?
03:04 min.
[slachtoffer] :
- Ik wil mijn goud zien. Eerst mijn goud.
[medeverdachte 1] :
- Luister, als je komt bij [bijnaam verdachte] zie jij alles.
[slachtoffer] :
- Prima. Maak een Whatsapp foto, dan wil ik het eerst zien dat alles bij [bijnaam verdachte] ligt.
[medeverdachte 1] :
- En dan kom je?
[slachtoffer] :
- Als ik dan al die goudstaven zie dan gaan we het volgende gesprek aan en dan gaan we afspreken ja.
[medeverdachte 1] :
- Is goed, oké. [95]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op 22 januari 2021 had ik een afspraak met de advocaat van [slachtoffer] om een bestand van zijn telefoon in ontvangst te nemen. Dit ging om een filmpje wat op 15 oktober 2020 om 17:30 uur was opgenomen. Dat was te zien in de eigenschappen van het filmpje op de telefoon. De advocaat vertelde mij dat er op 15 oktober 2020 een Whatsapp videogesprek was geweest tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] (moeder). Bij dat gesprek waren [slachtoffer] , de advocaat en de accountant van [slachtoffer] aanwezig. [slachtoffer] had de camera afgeplakt zodat hij niet in beeld kwam. Ik heb van dit filmpje vervolgens ook een filmpje gemaakt omdat het op dat moment niet lukte om het bestand over te zetten. [96]
Ik herkende op het filmpje [medeverdachte 1] . [97]
Ik heb het hele gesprek geluisterd en hieronder een aantal passages uit het gesprek letterlijk weergegeven:
06:44 uur
[medeverdachte 1] :
- Jouw vrouw houdt van jou
[slachtoffer] :
- Ja, en van het geld en het goud dan? Hoe zit het daar dan mee?
[medeverdachte 1] :
- Is allemaal bij jouw vrouw. Ik heb jou gezegd. Allemaal bij [fakenaam] . Als jij komt, komt jouw vrouw, gelukkig leven met jouw vrouw.
[slachtoffer] :
- Daar heeft ze het nooit over gehad, dat het goud bij haar was.
[medeverdachte 1] :
- Ik heb… wanneer.. uh.. is ze toch in die dingen gesloten was, wanneer ze is vrijgekomen. Ik heb alles bij haar gelaten. [slachtoffer] , en nu bewaren voor jou… ja…voor jullie twee… toekomst goedkomen. Liefde is belangrijk [slachtoffer] . Alstublieft. [98]
Aankoop Rolex horloges
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken.
Aankoop goederen:
In deze categorie zijn alle betalingen en overboekingen opgenomen die waarschijnlijk gedaan zijn om spullen mee aan te kopen bij diverse winkels zoals bijvoorbeeld sieraden en kleding:
Rabo 02-09-2019 € 50.000,00 [rekeningnummer] [winkel]
Rabo 02-09-2019 € 23.000,00 [rekeningnummer] . [99]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Uit een factuur, op naam van [slachtoffer] , blijkt dat er op 2 september 2019 twee Rolex horloges zijn aangeschaft. Factuurnummer [rekeningnummer] .
Rolex Oyster Perpetual Classic, Serial: 65KH0120, 228235-0003:
Rolex Oyster Perpetual Classic, Serial: 30KG1850, 228235-0005
Totaal factuurbedrag inclusief btw: € 73.000,-
Door [winkel] is vervolgens een e-mail verstrekt met onder andere de volgende informatie:
Ik heb navraag gedaan bij ons filiaal te Utrecht. Het is al een tijd geleden en daardoor zal het verhaal ook niet gedetailleerd zijn. Wat het filiaal bij staat is dat er een meneer en dochter twee horloges hebben uitgezocht voor haar bruiloft. Haar aanstaande man zou deze komen op halen en betalen. Bij het ophalen na betaling heeft meneer [slachtoffer] zich gelegitimeerd. Hier is geen kopie van. Tevens is het te lang gelden waardoor er geen beeldmateriaal meer is. [100] Als bijlage is de factuur van de aankoop van de horloges gevoegd. [101]
Ongebruikelijke transacties
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op 10 december 2020 is een verzoek verstrekking gegevens uit databestand ongebruikelijke transacties gedaan.
Op 28 september 2019 doet de Rabobank de volgende melding:
Het lijkt erop dat particuliere klant [slachtoffer] voor € 295.392,- aan goud heeft aangekocht. Dit vermogen is afkomstig van klant zijn eigen spaarrekeningen: tussen 24-09-2019 en 27-09-2019 heeft de klant in 5 transacties €195.000,- ontvangen van [rekeningnummer] en op 27-09-2019 in 1 transactie €100.000,- van [rekeningnummer] . De spaarrekening is in het verleden gevoed door een erfenis. Klant heeft in vier maanden tijd € 900.000,- uitgegeven. Hierbij zitten ook enkele opvallende transacties, waaronder grote uitgaven bij een juwelier en aankopen bij de Antwerper Goudbank. Aangezien klant niet het gesprek met de bank wilde aangaan, is de Rabobank rekening uiteindelijk beëindigd. [102] De transacties zijn niet passend in het klantbeeld omdat er nooit eerder goud is aangekocht. [103]
Betalen voor ketting aan pandjesbaas, vrijkopen van pooier en betalen voor woning in Italië
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken. [104]
Aankoop goud:
In deze categorie zijn alle overboekingen naar de Antwerpen Goudbank en naar Numagold opgenomen die gedaan zijn om goud aan te kopen.
Rabo 16-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 16-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 16-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 16-09-2019 € 2.465,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 24-09-2019 € 25.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 25-09-2019 € 22.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 28-09-2019 € 23.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 28-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Regio 28-09-2019 € 50.392,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 30-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 30-09-2019 € 3.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank
Rabo 11-10-2019 € 21.120,00 Antwerpen-Goudbank
Totaal: € 721.977. [105]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op de telefoon van aangever stonden onder andere verschillende foto's en documenten die betrekking hadden op de aankoop van goud. Deze zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Uit de documenten is het volgende op te maken:
- Factuur van 14/09/2019 van Goudbank Antwerpen bvba voor de verkoop van 3 stuks
Beleggingsgoud Umicore met een gewicht van 1000,00,-. En 1 stuk Beleggingsgoud
Unicore met een gewicht van 500,00. Totaalbedrag € 152.465,-
Met de hand is op de factuur geschreven dat het goud is geleverd op 17/09.
  • Factuur van 24/09/2019 van Goud bank Antwerpen bvba voor de verkoop van 2 stuks beleggingsgoud Umicore met een gewicht van 1000,00, 3 stuks beleggingsgoud [naam] met een gewicht van 1000,00. En 1 stuk beleggingsgoud [naam] met een gewicht van 500,00. Totaalbedrag € 246.670,-
  • Factuur van 08/10/2019 van Goud bank Antwerpen bvba voor de verkoop van 5 stuks Beleggingsgoud met een gewicht van 1000,00,-. Totaalbedrag € 221.120,-
Met de hand is op de factuur geschreven dat het goud is geleverd op 11/10. [106]
Pinbetalingen
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken.
Rabo 03-09-2019 € 129,00 Bijenkorf Amsterdam
Rabo 03-09-2019 € 300,00 Bijenkorf Amsterdam
Rabo 03-09-2019 € 77,00 Bijenkorf Amsterdam
Rabo 04-09-2019 € 921,94 Bijenkorf Utrecht
Rabo 04-09-2019 € 830,00 Bijenkorf Utrecht [107]
Rabo 04-09-2019 € 534,84 Bijenkorf Utrecht
Rabo 04-09-2019 € 850,00 Bijenkorf Utrecht
Rabo 04-09-2019 € 275,00 Bijenkorf Utrecht
Rabo 17-09-2019 € 859,31 Prénatal Utrecht
Rabo 17-09-2019 € 406,52 Prénatal Utrecht
Rabo 21-09-2019 € 29,90 C&A 001 AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 59,90 ZARA Nieuwendijk AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 89,97 AMSTERDAM KALVERSTRAAT AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 60,97 Bershka Kalverstraat AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 66,00 De Bijenkorf Amsterdam
Rabo 21-09-2019 € 57,00 Majestic AMSTERDAM
Rabo 05-10-2019 € 1.125,00 [rekeningnummer] MS Bedden
Rabo 10-10-2019 € 102,95 H&M 143 UTRECHT UTRECHT
Rabo 10-10-2019 € 219,90 H&M 143 UTRECHT UTRECHT
Rabo 10-10-2019 € 22,85 [winkel] Utrecht
Rabo 17-10-2019 € 21,26 Holland & Barrett UTRECHT
Regio 29-11-2019 € 261,60 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 590,85 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 992,59 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 491,31 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 79,98 Esprit Utrecht
Regio 02-12-2019 € 729,45 Bijenkorf Utrecht
Regio 02-12-2019 € 219,95 Bijenkorf Utrecht
Totaal: € 10.405,04. [108]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie - voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat op de bankrekening van [slachtoffer] van september tot en met december 2019 veel pinbetalingen zijn te zien bij diverse winkels, zoals de Bijenkorf, Prenatal, H&M, Vodafone, Intratuin, Blokker, MS Bedden, GSM-reparatiecentrum, Esprit en C&A. U vraagt welke betalingen waren voor spullen die ik daarna heb gekregen.
[slachtoffer] heeft samen met mij boodschappen doen. Soms kleren kopen voor mij bij de Bijenkorf. [109]
Leenovereenkomst bij de notaris
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
In de overeenkomst [110] staat dat [medeverdachte 1] , geboren [1977] , wonende [adres] , een bedrag van € 365.000,- ter leen heeft ontvangen van [slachtoffer] , geboren [1954] . De overeenkomst is ondertekend op 13 september 2019 te [notariskantoor 1] . In artikel 2 staat dat de uiterste opnamedatum 16 september 2019 is. [111]
In de bij de aangifte gevoegde bankmutaties op naam van [slachtoffer] is geen overboeking van de 365.000,- te zien. Wel is er in de periode voor en op de uiterste opnamedatum van de lening door [slachtoffer] geld overgemaakt naar de Antwerpen Goudbank om goud te kopen. Totaal bedrag naar Antwerpen Goudbank volgens mutaties bedraagt € 420.992,-. Hierover verklaarde [slachtoffer] dat hij dit goud heeft moeten afstaan aan "de familie". Het gaat om de volgende overboeking van de rekening van [slachtoffer] :
03-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
03-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
03-09-2019 € 35.927,00 Antwerpen-Goudbank bvba
09-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
09-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
09-09-2019 € 32.600,00 Antwerpen-Goudbank bvba
(€ 268.527,00)
16-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
16-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
16-09-2019 € 50.000,00 Antwerpen-Goudbank bvba
16-09-2019 € 2.465,00 Antwerpen-Goudbank bvba
Totaal € 420.992,00. [112]
[getuige 1] heeft als getuige – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik heb de overeenkomst opgemaakt. [113] Het ging over wat goederen. Over horloges en wat goud uit Antwerpen. Dat stond niet in de overeenkomst. Ik kreeg een factuur van twee Rolex horloges van [winkel] van € 60.000,- à € 70.000,-. Ik kreeg ook een factuur van de aankoop van goud. Bij de notaris vroeg de notaris aan de man waarom hij deze lening verstrekte. De notaris nam de man apart omdat hij vraagtekens had. Er was geen zekerheid gegeven. De notaris vertelde mij dat hij het vreemd vond. De notaris vertelde mij dat het geld al verstrekt was voordat de overeenkomst was opgemaakt. De man vertelde dus aan de notaris dat het geld uit de overeenkomst al aan de vrouw was gegeven. De overeenkomst is niet bij de notaris getekend. Ik denk dan daarna. Ik heb de blanco versie bij de notaris aan hun gegeven. [114] Het was gek dat er geen onderpand was en dat het geld al gegeven was. [115]
[getuige 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
De notaris was wel zo slim om te denken: Hier ga ik mijn handtekening niet onder zetten. [116]
Laten pinnen in Parijs / Eurodisney
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken. [117]
Eurodisney / Parijs:
In deze categorie zijn alle pinbetalingen en overboekingen opgenomen die gedaan zijn ten behoeve van een bezoek/ vakantie in Eurodisney en in Parijs. Het gaat om betalingen voor toegangstickets, voor verblijfskosten in hotels, voor restaurants en voor de aankoop van goederen zoals een Louis Vuitton aankoop van € 5.900,-:
Rabo 25-10-2019 € 5.900,00, Louis Vuitton Paris FRA. [118]
Verdachte heeft ter terechtzitting, voor zover relevant, het volgende verklaard:
Ik was aanwezig in Parijs en ik ben langs de Louis Vuiton winkel gelopen.
Casino
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken. [119]
Casino:
In deze categorie zijn alle pinbetalingen opgenomen die gedaan zijn in casino’s.
Regio 19-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 19-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 19-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 100,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino) [120]
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 06-01-2020 € 50,00 Silver Plaza Leisure >ROTTERDAM
Regio 07-01-2020 € 50,00 Silver Plaza Leisure >ROTTERDAM
Regio 13-01-2020 € 50,00 Silver Plaza Leisure >ROTTERDAM
Regio 17-01-2020 € 250,00 L.C. Binnenstad >RIJSWIJK
Regio 17-01-2020 € 250,00 L.C. Binnenstad >RIJSWIJK
Regio 26-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 30-01-2020 € 300,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 100,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 100,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 10,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
(
Totaal: € 8.460,00) [121]
Verdachte heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik ging 2 of 3 keer per week met de familie naar het casino. [slachtoffer] ging ook regelmatig mee. [122]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat uit de bankmutaties van [slachtoffer] blijkt dat er in de nacht van 19 op 20 december 2019 voor in totaal € 2.900,- gepind was van zijn rekening bij een Casino.
U vraagt of ik wel eens in een Casino kom.
Ja, met [slachtoffer] samen. Hij heeft gepind. Ik ben vaker met [slachtoffer] in het Casino geweest. [slachtoffer] gaf aan mij geld om te gokken. [123]
Een verbalisant heeft – voor zover relevant – het volgende gerelateerd:
Op 20 december 2019 is de politie ter plaatse gegaan bij een casino naar aanleiding van een
melding. De politie heeft een aantal personen in het casino gecontroleerd. Onder andere de
volgende personen waren aanwezig. [slachtoffer] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . [124]
Verbod om met politie te praten
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik ben werkzaam als wijkagent. Ik heb in november en december 2019 de familie [familie] meerdere malen bezocht. Bij één van deze bezoeken trof ik meerdere mij bekende en één mij onbekende persoon aan in de woning. Het betrof een oudere man en ik schatte hem in als een Hollandse man van tussen de 60 en 65 jaar oud. Hij noemde zich [slachtoffer] . [125] Op 2 december 2019 surveilleerde ik in mijn wijk en zag ik genoemde [slachtoffer] uit de woning [adres] te [woonplaats] komen. Op 11 januari 2020 zag ik [slachtoffer] weer lopen op de [straat] en kreeg ik sterk de indruk dat hij mij ook zag maar mij wilde ontlopen. Ik ben met [slachtoffer] in gesprek gegaan. Ik kreeg sterk de indruk dat [slachtoffer] bang was. Hij keek steeds schichtig om zich heen. Ik voelde dat hij bang was en wel wilde maar niet durfde te praten. [126]
[getuige 2] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik denk dat ik vier of vijf keer binnen ben geweest bij de familie [familie] . Ik ben daar wijkagent.
U houdt mij voor dat ik in mijn proces-verbaal heb beschreven dat ik bij een van die bezoeken een oudere man trof van tussen de 60-65 jaar. U houdt mij voor dat ik heb beschreven dat u zich aan deze man heeft voorgesteld.
Hij zei dat hij [slachtoffer] heette en vervolgens is de heer [medeverdachte 2] gelijk in het gesprek gekomen. Bij doorlezing: Dat gesprek werd gewoon afgebroken door de heer [medeverdachte 2] . Ik had sterk de indruk dat de heer [medeverdachte 2] niet wilde dat ik verder vroeg, dat ik verder met de heer [slachtoffer] in gesprek ging. [127]
Aangifte pedofilie
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Nadat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan, is nog contact geweest tussen [slachtoffer] en de personen tegen wie [slachtoffer] de aangifte heeft gedaan. Deze contacten verliepen via Whatsapp. De telefoon waarmee de communicatie had plaatsgevonden is veiliggesteld. In de telefoon stonden Whatsapp berichten tussen [slachtoffer] en verschillende personen:
Nummer [telefoonummer] :
Het telefoonnummer [telefoonummer] lijkt in gebruik te zijn bij [bijnaam verdachte] : [128]
22 juli 2020:
[bijnaam verdachte] :
- Ik ben het [bijnaam verdachte] . [129]
23 juli 2020:
[bijnaam verdachte] :
  • Eind verhaal. Jij bent een oplichter want je zat met een minderjarig meisje.
  • Gek dat je bent.
  • PEDOFIEL.
Verbreken banden met [woonplaats] / communicatieverbod
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte diverse bijlages verstrekt, waaronder een aantal e-mailberichten die hij vanuit Spanje naar bekende personen in [woonplaats] heeft verstuurd. Deze personen hebben hem ook geholpen uit Spanje naar Nederland te komen op 12 juni 2020.
Verzonden: woensdag 13 mei 2020 te 23:10 uur
Na weken kregen we weer bericht van [slachtoffer] . Ik stuur het bericht door.
Noodkreet??
(…)
Gebruik voor contact in deze alleen mijn email adres [e-mail adres slachtoffer] @hccnet.nl dus NIET @home.nl.
(…)
[adres] moest ik alleen al in goudstaven omzetten en die is gehaald vanuit België.
Met volmacht die ik "moest" afgeven. Anders zie ik [fakenaam] . nooit weer. [131]
(…)
Ik onderhoud sinds ca. 3 weken 6 a 7 personen etc waaronder mezelf. Kosten lopen in de papieren. (Gaten in hun handen) Ze hebben al aangegeven als ik niet voldoende meewerk kan ik ophoepelen.
(…)
Uitsluitend per email in verband met uitlenen van de telefoon. (..) De familie wil niet dat ik contact heb met “ [woonplaats] ”. [132]
Overmaken opbrengst woningen [woonplaats] naar Goudbanken en tekenen volmachten
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken. [133]
Aankoop goud:
In deze categorie zijn alle overboekingen naar de Antwerpen Goudbank en naar Numagold opgenomen die gedaan zijn om goud aan te kopen.
Regio 27-04-2020 € 248.150,00 [rekeningnummer] NUMAGOLD
Regio 28-04-2020 € 10.000,00 [rekeningnummer] NUMAGOLD
Regio 09-06-2020 € 249.100,00 [rekeningnummer] Antwerpen-Goudbank
Regio 10-06-2020 € 44.000,00 [rekeningnummer] Antwerpen-Goudbank
Totaal: € 551.250,00. [134]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte diverse (kopie) facturen verstrekt van de aankoop van Goud. Deze facturen zijn allen gericht aan Dhr [slachtoffer] , [adres] , [woonplaats] . De facturen zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Uit de documenten is het volgende op te maken:
- Factuur van 29/04/2020 van Numagold voor de verkoop van 5000 gram goudstaven.
Totaalbedrag € 258.150,-
- Factuur van 04/06/2020 van Goudbank Antwerpen bvba voor de verkoop van 6 stuks
Beleggingsgoud met een gewicht van 1000,00. Totaalbedrag: € 293.100,-. [135]
Daarnaast zijn er nog 2 e-mail berichten tussen [slachtoffer] en Antwerpen Goudbank met
betrekking tot het ophalen van het goud op 11 juni 2020 en de volmacht die daarvoor is afgegeven. [136]
(
De rechtbank merkt op dat op de volmacht staat dat deze is opgemaakt en ondertekend te [woonplaats]). [137]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Door Numagold te Brussel is een factuur verstrekt van 29 april 2020 op naam van [slachtoffer] voor de aankoop van 5 kg aan goudstaven voor een bedrag van € 258.150,-. Op deze factuur werd voor ontvangst getekend door [medeverdachte 5] . Bij de factuur werd een kopie van de identiteitskaart van [medeverdachte 5] , geboren [2001] en een volmacht meegeleverd. Op de handgeschreven volmacht staat dat [slachtoffer] een volmacht afgeeft voor [medeverdachte 5] om bestelling [bestelling] op te mogen halen. [138]
Pinbetalingen supermarkten en tankstation Nederland
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019 (
de rechtbank begrijpt: 12 juni 2020)) bekeken. [139]
Supermarkten
In deze categorie zijn alle pinbetalingen bij supermarkten in Nederland opgenomen: [140]
Regio 11-06-2020 € 100,90 Coop, Rijnlaan 2257 >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 13,99 PLUS Smaragdplein >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 17,31 Coop, Rijnlaan 2257 >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 32,46 Coop, Rijnlaan 2257 >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 4,99 Coop, Rijnlaan 2257 >UTRECHT
Regio 12-06-2020 € 17,95 Esso [naam] Utrecht >UTRECHT
Totaal: € 187,60
Verdachte heeft ter zitting - voor zover van belang - het volgende verklaard:
Het klopt dat ik heb gepind met de pinpas van [slachtoffer] in juni 2020 bij de Coop. Ik had het pasje van [medeverdachte 1] gekregen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat uit afschriften van [slachtoffer] is gebleken dat er in Utrecht is gepind met zijn pas na 11 juni 2020. U houdt mij voor dat de politie beelden van die pinbetalingen heeft opgevraagd. U toont mij de volgende beelden en vraagt wie ik daarop zie:
Foto 11 juni 2020 om 19:54 uur, pintransactie € 100,90 bij Coöp Utrecht. [141]
Dat zijn [medeverdachte 6] en [verdachte] . Ze hebben de pinpas gekregen van [medeverdachte 1] . [142]
De in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid
In een pro justitia rapport over de geestvermogens van aangever heeft psychiater Th.J.G. Bakkum – voor zover van belang – het volgende uiteengezet:
Betrokkene is een 68-jarige man die naar alle waarschijnlijkheid al zijn hele leven behept is met een autismespectrumstoornis. Rapporteur meent dat betrokkene na het overlijden van zijn vader de behoefte aan een relatie met een vrouw zo sterk gevoeld heeft, dat hij zich in dit gedrag minder heeft kunnen beheersen en vatbaar was voor iemand die daar misbruik van zou willen maken. [143]
Hij heeft zijn hele leven al hinder ondervonden van zijn beperkte vermogen tot sociale interactie en communicatie vanuit zijn autismespectrumstoornis en in het bijzonder bij het zoeken naar een relatie, een vrouw. Met het verlies van zijn werk en vooral het verlies van zijn vader is het gemis van een relatie hem pijnlijk geworden en is hij pogingen gaan ondernemen die hem soms over de grens van het maatschappelijk aanvaardbare brachten. Toen hem voorgespiegeld werd dat hij zou gaan trouwen heeft hij niet het onwaarachtige daaraan kunnen onderkennen. Er is wel een wisselend besef geweest dat de zaken niet klopten, maar vanuit zijn sociale onvermogen en jarenlang gekoesterde wens om een vrouw te hebben, is betrokkene sterk beïnvloedbaar geweest en weerloos tegen beloftes en verleidingen. [144]

Voetnoten

1.Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600 (https://new.navigator.nl/document/id8c447735250f430fa71d791c94ca2ff9).
2.Hoge Raad, 30 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1149.
3.Hoge Raad 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889.
4.Tekst & Commentaar Strafrecht, Van der Velden & De Jonge, aantekening 7 bij artikel 317 Wetboek van Strafrecht en Hand- en leerboek van het Nederlands strafrecht, Van Bemmelen Van Hattum, 1954, pag. 291-292).
5.Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:568.
6.Tekst & Commentaar Strafrecht, Langemeijer, Remmelink aantekening 5 bij artikel 284 Wetboek van Strafrecht.
7.Strafbare dwang, K. Lindenberg, 2007, o.a. p. 137, p. 158 en p. 163.
8.O.a. HR 3 november 1998, NJ 1999, 125 en HR 22 juni 2004, NJ 2004, 439.
9.Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:568.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 januari 2022 met nummer PL0900-2020189312, het einddossier, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Daar waar aanvullende stukken aan het dossier zijn gevoegd die geen deel uitmaken van het hiervoor genoemde einddossier, zal de rechtbank dat expliciet vermelden. Alle opgenomen bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 63.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 64.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 65.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 65.
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 66.
16.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 67.
17.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 68.
18.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 69.
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 70.
20.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 73.
21.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 74.
22.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 75.
23.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 76.
24.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 77.
25.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 78.
26.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 80.
27.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 81.
28.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 82.
29.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 83.
30.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 84.
31.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 85.
32.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 86.
33.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 87.
34.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 88.
35.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 90.
36.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 91.
37.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 92.
38.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 93.
39.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 96.
40.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 97.
41.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 98.
42.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 100.
43.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 101.
44.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 102.
45.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 5 van het proces-verbaal.
46.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 6 van het proces-verbaal.
47.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 8 van het proces-verbaal.
48.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 10 van het proces-verbaal.
49.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 11 van het proces-verbaal.
50.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 32 van het proces-verbaal.
51.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 33 van het proces-verbaal.
52.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 23 juni 2022, pag. 3 van het proces-verbaal.
53.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 996.
54.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 999.
55.Proces-verbaal van verhoor [A] als getuige bij de rechter-commissaris d.d 14 september 2022, pag. 4 van het proces-verbaal.
56.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 993.
57.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 994.
58.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 997.
59.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 998.
60.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 999.
61.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1000.
62.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1005.
63.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1006.
64.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1009.
65.Proces-verbaal van verhoor [A] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1010.
66.Proces-verbaal van verhoor [A] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 3 van het proces-verbaal.
67.Proces-verbaal van verhoor [A] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 4 van het proces-verbaal.
68.Proces-verbaal van verhoor [A] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 5 van het proces-verbaal.
69.Proces-verbaal van verhoor [A] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 6 van het proces-verbaal.
70.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 18 oktober 2021, pag. 962.
71.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 18 oktober 2021, pag. 963
72.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 18 oktober 2021, pag. 964
73.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 121.
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 122.
75.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 123.
76.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 124.
77.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 125.
78.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 127.
79.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 128.
80.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 224.
81.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 225.
82.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 227.
83.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 228.
84.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 229.
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 230.
86.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 231.
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 234.
88.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 235.
89.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 236.
90.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2021, pag. 473.
91.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
92.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 248.
93.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 356.
94.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 236.
95.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 240.
96.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 242.
97.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 243.
98.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 244.
99.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
100.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2021, pag. 217.
101.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2021, pag. 218.
102.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2021, pag. 370.
103.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2021, pag. 371.
104.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
105.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 248.
106.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 356.
107.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
108.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 247.
109.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 april 2021, pag. 695.
110.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 110.
111.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 108.
112.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 109.
113.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2021, pag. 184.
114.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2021, pag. 185.
115.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2021, pag. 187.
116.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 15 maart 2022, pag. 7 van het proces-verbaal.
117.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
118.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 249 en de bijlage op pag. 281.
119.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
120.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 250.
121.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 251.
122.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 november 2021, pag. 767.
123.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2021, pag. 696.
124.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2021, pag. 40.
125.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2021, pag. 177.
126.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2021, pag. 178.
127.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2022, pag. 3 van dat proces-verbaal.
128.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 223.
129.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 224.
130.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 226.
131.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 119.
132.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 120.
133.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
134.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 248.
135.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 356.
136.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 357.
137.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 368.
138.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2021, pag. 147.
139.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246.
140.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 256.
141.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 22 september 2021, pag. 598.
142.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 22 september 2021, pag. 599.
143.Pro Justitia psychiatrisch rapport d.d. 24 maart 2022, pag. 23 van dat rapport.
144.Pro Justitia psychiatrisch rapport d.d. 24 maart 2022, pag. 24 van dat rapport.