ECLI:NL:RBMNE:2023:6304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
16/323537.20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en dwang van een kwetsbare man door een familie

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij de oplichting en dwang van een kwetsbare, oudere man. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de oplichting van het slachtoffer, waarbij hij meer dan 1,1 miljoen euro heeft verloren aan de verdachte en haar medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en haar medeverdachten leugenachtige mededelingen hebben gedaan om het slachtoffer te bewegen grote geldbedragen over te maken voor goudstaven en andere goederen. De psychische druk die op het slachtoffer werd uitgeoefend, speelde een cruciale rol in de dwang die hij ondervond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was voor het causaal verband tussen geweld of bedreiging en de afgifte van geldbedragen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van 1.705.423,15 euro, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.323537.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1977 te [geboorteplaats 1] , Italië,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats 1]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de volgende zittingen:
  • 18 oktober 2022 - regie;
  • 18, 19 en 21 september 2023 - inhoudelijke behandeling;
  • 14 november 2023 - sluiting van het onderzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. C.C.H. Wiekeraad, advocaat te Kampen, naar voren heeft gebracht over de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft ter zitting gebruik gemaakt van het spreekrecht en een gedeelte van zijn schriftelijke slachtofferverklaring voorgedragen. Mr. Wiekeraad heeft namens [slachtoffer] het overige gedeelte van de schriftelijke slachtofferverklaring voorgedragen.

2.INLEIDING

[slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van oplichting en afpersing. Volgens aangever is hij - kort gezegd - via de datingsite [websitenaam] in juli 2019 in contact gekomen met een meisje genaamd [A] . Haar werkelijke naam bleek later [medeverdachte 7] te zijn. Na enige tijd zou aangever met [A] zijn gaan afspreken. Hij leerde toen ook de personen kennen die zich voordeden als de familie van [A] . Deze zogenaamde familie zou aangever hebben voorgehouden dat hij met [A] mocht trouwen. Daarvoor moest hij wel grote geldbedragen betalen aan de familie. Deze zouden onder meer zijn bedoeld als borg, voor de kosten van de trouwerij en voor de toekomst van hem en [A] . Ook zou hij veel goederen voor de familie hebben betaald, net als vakanties en bezoeken aan restaurants en casino’s. De betalingen voor de familie zouden zijn doorgegaan tot halverwege juni 2020, terwijl hij [A] vanaf februari 2020 niet meer zou hebben gezien. Een groot deel van de door aangever betaalde geldbedragen zou hij hebben moeten voldoen in de vorm van goudstaven. Volgens het dossier zou het gaan om een totaalbedrag van € 1.720.518,- aan goud, goederen en overige betalingen.
Naar aanleiding van de aangifte is een strafrechtelijk onderzoek gestart. Met verwijzing naar het goud heeft dit onderzoek de naam 31ORO020 gekregen. Voor verdachte heeft dit onderzoek geleid tot de verdenking die hieronder is weergegeven.
Als medeverdachten zijn aangemerkt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] , in het dossier ook wel [valse naam medeverdachte 1] genoemd) is getrouwd met verdachte.
[medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] , in het dossier ook wel [ valse naam medeverdachte 2] genoemd) is de zus van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) zijn zonen van verdachte en [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 5] ( [medeverdachte 5] ) is de vrouw van [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 6] ( [medeverdachte 6] , in het dossier ook wel [valse naam medeverdachte 6] genoemd) is de partner van [medeverdachte 2] .
Verdachte en haar medeverdachten worden hierna ook wel aangeduid als ‘de familie’.
Aanvankelijk is [medeverdachte 7] ook als medeverdachte aangemerkt. Haar zaak is echter geseponeerd.
De zaken tegen alle verdachten zijn gelijktijdig bij de rechtbank aangebracht. De zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op de zitting van 18 september 2023 echter aangehouden en zullen op een later tijdstip afgesplitst door andere rechters worden behandeld.

3.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 op meerdere plaatsen in Nederland en België samen met anderen [slachtoffer] heeft opgelicht door hem te bewegen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-;
feit 2
primair
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 op meerdere plaatsen in Nederland, België, Frankrijk en Spanje samen met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst door hem met geweld of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-;
subsidiair
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 op meerdere plaatsen in Nederland, België, Frankrijk en Spanje samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-.

4.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te beoordelen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft als bewijs voor beide feiten de verklaringen van aangever als uitgangspunt genomen. Deze verklaringen heeft de officier van justitie als betrouwbaar aangemerkt.
Per feit heeft de officier van justitie - in het kort - de volgende specifieke opmerkingen gemaakt:
Medeplegen oplichting
Het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 1 juli 2019 tot 25 oktober 2019. Het bedrag waarvoor aangever in deze periode in totaal is opgelicht, bedraagt volgens de officier van justitie € 1.091.987,32.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de oplichting is gepleegd door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. Deze bestonden er volgens haar onder meer uit dat aangever werd voorgelogen dat [A] verliefd was op hem. Hij dacht echt dat hij met [A] zou gaan trouwen. Dat was hem veel waard. Door smoesjes en verhalen werd hij telkens bewogen tot de afgifte van veel geld. Als hij twijfels uitte, werd hij omgepraat.
De officier van justitie beschrijft de rol van verdachte als substantieel en merkt verdachte dan ook aan als medepleger. Verdachte heeft zich voorgedaan als de moeder van [A] en heeft aangever actief laten geloven dat [A] zijn vrouw zou worden. Ook heeft ze actief meegedaan met het met leugens overhalen van aangever om grote hoeveelheden goud af te staan, onder andere aan haar zelf. Dat laatste bevestigt ze zelf in een whatsapp videogesprek met aangever van na de ten laste gelegde periode. Hierin zegt ze immers tegen aangever dat ze het goud aan [A] heeft gegeven en dat zij het zal bewaren voor hun toekomst.
Medeplegen afpersing
Het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020. Het bedrag waarvoor aangever in deze periode in totaal zou zijn afgeperst, bedraagt volgens de officier van justitie € 615.427,22.
De officier van justitie ziet het winkelen bij de Louis Vuittonwinkel in [stad] op 25 oktober 2019 als startmoment van de afpersing. Aangever moest die dag voor een bedrag van bijna € 6.000,- aan goederen pinnen in die winkel. Aangever heeft verklaard dat ze daarbij met zeven man om hem heen stonden en dat de sfeer steeds griezeliger en bedreigender werd. Daarmee is volgens de officier van justitie voldaan aan het geweldscriterium van afpersing. De manier waarop hij in de periode daarna werd behandeld was deprimerend. Ze maakten hem kapot. Er werd gezegd dat ze hem dood zouden maken als hij niet zou betalen. Ook werd er geweld gebruikt. Dat de wens om met [A] te trouwen er bij aangever nog steeds was, betekent niet dat hij nog steeds in de oplichtingsfase zat, zo stelt de officier van justitie. Aangever werd zwaar onder druk gezet en heeft daarom gepind en zijn huizen verkocht voor de aankoop van goudstaven.
Verdachte was steeds aanwezig bij de incidenten waarover aangever in zijn aangifte spreekt, zoals het betalen met de pinpas van aangever in casino’s, winkels en restaurants. Ze was erbij als aangever slecht werd behandeld door anderen en ze heeft die slechte behandeling door anderen laten voortduren. Ze kon zelf ook furieus zijn, zo heeft aangever verklaard. Verdachte was er ten slotte bij toen verdachte zonder pinpas in Spanje werd achtergelaten, nadat al zijn vastgoed was verkocht. Dat maakt volgens de officier van justitie dat verdachte ook bij de afpersing van aangever zo’n substantiële rol heeft gehad dat zij kan worden aangemerkt als medepleger.
Medeplegen dwang
Gelet op het standpunt van de officier van justitie over het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing door verdachte, komt zij niet toe aan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van dwang.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daarvoor heeft hij - in het kort - het volgende aangevoerd:
Medeplegen oplichting
De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat voor iedere afgifte van geld door aangever sprake moet zijn van meer dan een enkele leugen om tot een bewezenverklaring van oplichting te kunnen komen. Het enkele gegeven dat [A] niet daadwerkelijk met aangever zou willen trouwen, is dus niet voldoende. In de tenlastelegging staan weliswaar aanvullende leugens, maar daarvoor ontbreekt het steunbewijs. Het enkele overdragen van geld levert naar de mening van de raadsman geen steunbewijs op voor de vermeende aanvullende leugens.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat aangever de vereiste maatschappelijke omzichtigheid onvoldoende heeft betracht. Oplichting is volgens de Hoge Raad niet aan de orde wanneer het slachtoffer - gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken - de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. Hieruit leidt de raadsman af dat de Hoge Raad een zekere verantwoordelijkheid legt bij mensen die onder valse voorwendselen worden uitgelokt tot het afgeven van goederen of geld. Dat betekent dat niet iedere vorm van naïviteit door het strafrecht wordt beschermd. Als relevante omstandigheden benoemt de raadsman (i) de duidelijke twijfels die aangever gelet op zijn eigen verklaring had, (ii) het gegeven dat aangever niet bijzonder kwetsbaar is, althans dat enige kwetsbaarheid niet zichtbaar was voor verdachte, (iii) dat aangever gedurende de tenlastegelegde periode meermalen gewaarschuwd is geweest, te weten door de wijkagent, de Rabobank en de notaris en (iv) de te grote discrepantie tussen de volgens aangever vertelde leugens en de grootte van het geldbedrag/goud dat hij ‘als gevolg daarvan’ afgaf. Die omstandigheden maken dat aangever had moeten inzien dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een situatie die niet pluis was. Op basis hiervan kan geen sprake zijn van oplichting.
Ook heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat per afgifte van geld of een goed moet worden bekeken of verdachte daarbij een rol als medepleger heeft gehad. Volgens de raadsman kan dat niet voor alle posten worden vastgesteld.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat de pintransacties die aangever heeft gedaan mede voor hem zelf bestemd waren. Hij maakte meer en meer deel uit van de familie en heeft dus ook gepind voor zijn eigen levensonderhoud. Het is ook om die reden niet mogelijk om van alle pintransacties vast te stellen of sprake was van oplichting.
Medeplegen afpersing
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in het dossier geen steunbewijs is te vinden voor de door aangever beschreven dreigementen en het toegepaste geweld. Voor zover de rechtbank toch komt tot een bewezenverklaring van het geweld dan wel de bedreiging met geweld kan volgens de raadsman niet worden vastgesteld dat verdachte daarbij betrokken is geweest als medepleger. Dat zij soms furieus kon zijn en de slechte behandeling door anderen zou hebben laten voortduren, zoals de officier van justitie stelt, is hiervoor onvoldoende. Er is ook geen bewijs dat verdachte wist dan wel rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat tegen aangever geweld zou worden gebruikt of daarmee gedreigd zou worden. Daarmee is niet voldaan aan het dubbel opzet vereiste.
Medeplegen dwang
Ook voor dit feit geldt dat onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het onder 1 ten laste gelegde feit, in die zin dat zij bewezen acht dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van aangever voor een bedrag van in totaal € 1.115.892,72 in de periode van 1 september 2019 tot en met 2 december 2019. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, in die zin dat zij bewezen acht dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het dwingen van aangever tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 581.530,43 in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020. In totaal, dus beide feiten samen, gaat het om een bedrag van € 1.697.423,15.
Voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit, te weten het medeplegen van afpersing van aangever, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dit feit zal zij verdachte vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank neemt voor de leesbaarheid van dit vonnis de wettige bewijsmiddelen op in bijlage II. De bewijsmiddelen kunnen op deze plaats als ingelast worden beschouwd. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever
In deze zaak vormen de verklaringen van aangever een belangrijk bewijsmiddel. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet worden aangenomen op grond van enkel de verklaring van de aangever.
Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat alle ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is wanneer de verklaring van de aangever, als die betrouwbaar wordt bevonden, op essentiële onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron.
De rechtbank moet daarom in de eerste plaats de vraag beantwoorden of de verklaring van aangever betrouwbaar is. Als dat zo is moet de rechtbank beoordelen of voor de essentiële onderdelen van deze verklaring voldoende steun te vinden is in andere bewijsmiddelen.
De vraag of de verklaring van aangever betrouwbaar is, beantwoordt de rechtbank bevestigend. Aangever heeft op 17 juni 2020 voor het eerst aangifte gedaan. In een aanvullende aangifte op 16 april 2021 en bij de rechter-commissaris op 22 maart 2022 is hij nader ondervraagd. Aangever heeft bij alle verhoren consistent, eenduidig en gedetailleerd verklaard. Dat hij over sommige gebeurtenissen twijfels heeft geuit dan wel wisselend heeft verklaard, zoals door de raadsman is betoogd, maakt niet dat zijn verklaring als geheel niet betrouwbaar is. De twijfels en wisselingen in zijn verklaring gaan met name over de aanwezigheid van personen bij specifieke gebeurtenissen. Die onderdelen raken niet de essentie van zijn verklaring met het oog op de tenlastelegging. Bovendien zijn deze twijfels en wisselingen verklaarbaar door de lange duur van de gebeurtenissen, het tijdsverloop op het moment van de aanvullende aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris, het aantal betrokken personen en het grote aantal gebeurtenissen dat heeft plaatsgevonden. In de gegeven omstandigheden is het voorstelbaar dat de herinnering van aangever niet op alle punten meer volledig is.
Aan de betrouwbaarheid draagt bovendien bij dat voor een groot aantal onderdelen van de aangifte steunbewijs aanwezig is. De rechtbank wijst in het bijzonder op de bankmutaties. Daaruit blijkt onder meer dat in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk grote geldbedragen van de bankrekening van aangever zijn overgeboekt naar goudleveranciers in Antwerpen. De hoogte van deze geldbedragen komt in hoofdlijnen overeen met de hoogte van de geldbedragen die aangever in zijn verklaring noemt. De Rabobank spreekt over opvallende transacties en bevestigt dat aangever het gesprek hierover met de bank niet is aangegaan. Ook wijst de rechtbank op de verklaring van verdachte ter zitting, waarin zij bevestigt dat aangever in de door hem beschreven periode familie voor haar was. Daarnaast zijn er whatsapp berichten tussen aangever en verdachte en aangever en medeverdachte [medeverdachte 2] , waarin, conform de verklaring van aangever, de indruk wordt gewekt dat aangever en [A] een relatie zouden hebben. Dit raakt de kern van de aangifte én van de tenlastelegging. Foto’s waarmee die indruk eveneens wordt gewekt, zoals een foto waarop aangever en [A] samen staan terwijl [A] gekleed is in een trouwjurk, zitten ook in het dossier. Ten slotte wordt in whatsapp berichten bevestigd dat verdachte zich, anders dan de waarheid, voordeed als de moeder van [A] .
Bij de bespreking van de bewezenverklaarde feiten zal het steunbewijs voor de essentiële onderdelen van de tenlastelegging aan bod komen.
Bewezenverklaring medeplegen oplichting
Juridisch kader oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is het door aanwending van een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen.
Voor bewezenverklaring van oplichting is blijkens artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel (het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) wordt ‘bewogen’ tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel ‘bewegen’ tot uitdrukking gebrachte causaalverband, is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een schuld als bedoeld in genoemd artikel.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde handeling, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. [1] Bij de persoonlijkheid van het slachtoffer spelen onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol. Oplichting is echter niet aan de orde wanneer het slachtoffer - gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken - de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. Van oplichting is dus geen sprake als dermate duidelijk is dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken dat moet worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid die ander aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. [2]
Juridische duiding van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen vast dat aangever in de ten laste gelegde periode grote geldbedragen heeft overgemaakt voor goudstaven, goederen en uitstapjes van verdachte en haar medeverdachten. Op basis van de gebruikte bewijsmiddelen en het onderzoek ter zitting is de rechtbank van oordeel dat het oplichtingsmiddel ‘een samenweefsel van verdichtsels’ aan deze betalingen en uitgaven ten grondslag heeft gelegen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Samenweefsel van verdichtsels
Een verdichtsel is een opzettelijke onwaarheid, een mededeling waarvan de dader de onjuistheid kende. Omdat het Wetboek van Strafrecht een samenweefsel van verdichtsels vereist, is een enkele leugen of verzwijging ontoereikend om tot bewezenverklaring van oplichting te komen. Wel voldoende is een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie. [3]
De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de volgende in de tenlastelegging opgenomen opzettelijke onwaarheden.
Doen geloven dat [A] een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hem is voorgehouden dat [A] een relatie met hem wilde en dat zij met hem wilde trouwen. In de eerste maanden dat aangever bij de familie verbleef, heeft [A] ook gedaan alsof ze aangever leuk vond. Dit heeft ze als getuige (onder haar echte naam, [medeverdachte 7] ) verklaard bij de rechter-commissaris. Ze heeft verklaard dat ze dit moest doen. Ze moest foto’s met aangever maken en naast hem zitten. Ze moest dit doen van de familie.
Dat [A] deed alsof ze aangever leuk vond, was ook voor anderen te zien. Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat aangever en [A] zich als tortelduifjes gedroegen.
Uit de aangifte en overige bewijsmiddelen blijkt dat aangever geloofde dat [A] een relatie met hem wilde. Dat zij zich zo gedroeg in aanwezigheid van de familie, zal dat geloof van aangever hebben versterkt. Ook de foto’s die van hem en [A] samen werden gemaakt, zoals die waarop [A] een trouwjurk droeg, zullen aan dat geloof hebben bijgedragen.
Dat aan aangever het beeld werd voorgehouden dat [A] een relatie met hem wilde, wordt bevestigd in handgeschreven brieven gericht aan aangever, die afkomstig zouden zijn van [A] . Van deze brieven werden foto’s via whatsapp naar aangever gestuurd in de periode dat hij met de familie in Spanje verbleef. De politie heeft deze foto’s en whatsapp berichten op zijn telefoon aangetroffen. Aangever ontving deze foto’s nooit direct van [A] . Hij kreeg de brieven vaak doorgestuurd van medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] of medeverdachte [medeverdachte 3] . Iedereen wist van deze brieven, zo heeft aangever verklaard. [medeverdachte 7] heeft als getuige verklaard dat zij deze brieven uit naam van [A] nooit zelf heeft geschreven. Ze had in de periode dat aangever de brieven ontving ook geen contact meer met de familie. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de brieven in werkelijkheid afkomstig waren van de familie.
Ook wordt het beeld dat [A] een relatie met aangever wilde bevestigd in whatsapp berichten tussen aangever en met name medeverdachte [medeverdachte 2] (in de berichten [ valse naam medeverdachte 2] ), die in de periode na de eerste aangifte van aangever zijn uitgewisseld. In deze berichten herhaalt [ valse naam medeverdachte 2] dat [A] hem mist en hem terug wil als haar man. Dergelijke mededelingen worden zelfs in oktober 2020 nog geuit door verdachte, als ze audio whatsapp gesprekken met aangever voert.
Het doen geloven dat [A] een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen, naar later bleek een leugen, ligt ten grondslag aan de feitelijkheden die de rechtbank hierna zal bespreken.
Lening voor [ valse naam medeverdachte 2]
Begin september 2019 heeft aangever in het kader van een lening bedragen van respectievelijk € 15.000,- en € 10.000,- overgemaakt naar de rekening van medeverdachte [medeverdachte 5] . Dat blijkt uit de bankmutaties van zowel aangever als die van [medeverdachte 5] . Aangever heeft - in het kort - verklaard dat [ valse naam medeverdachte 2] hem om deze lening heeft gevraagd en dat hij in de veronderstelling was dat hij het geld ook naar haar overmaakte. Haar naam begon immers ook met een ‘ [letter voornaam] ’.
De rechtbank meent dat ook hier het oogmerk van verdachten was om zich wederrechtelijk te bevoordelen en dat er nooit daadwerkelijk sprake is geweest van een lening met een terugbetalingsverplichting. De betaling van deze € 25.000 moet namelijk gezien worden in een hele reeks betalingen die onder allerlei valse voorwendselen aangever ontlokt zijn.
Dat een deel van de lening weer is afgelost doordat van de rekening van [medeverdachte 5] bedragen zijn overgemaakt naar aangever, doet daar niet aan af. Volgens aangever moest hij de afgeloste bedragen namelijk gelijk weer pinnen en afgeven aan verdachte. Hij heeft verklaard dat hij uiteindelijk niets van de verstrekte lening heeft teruggezien. De bankmutaties van de rekening van [medeverdachte 5] bevestigen dit beeld. Uit deze mutaties blijkt dat in de periode dat [medeverdachte 5] aflossingen betaalde aan aangever, bedragen van nagenoeg gelijke hoogte op haar rekening werden teruggestort. Daarbij komt dat de verklaring van aangever past bij de manier waarop met het geld van aangever werd omgegaan door de familie.
Omdat aangever geloofde dat [A] een relatie met hem wilde, kon de familie deze ‘lening’ aan hem vragen. Het verstrekken van de lening gaf aangever de mogelijkheid om als partner van [A] indruk te maken op de familie. De rechtbank plaatst deze lening dan ook in de context van de hiervoor besproken leugen, het doen geloven dat [A] een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen.
Overmaken geldbedragen naar goudbank voor borg en kosten bruiloft
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij begin september een bedrag van € 135.000,- naar de [naam bank 1] heeft overgemaakt als borg voor zijn huwelijk met [A] en € 140.000,- voor de kosten van de bruiloft. Als hij met [A] wilde trouwen, moest hij die borg betalen. Volgens aangever is verdachte, vanuit de hoedanigheid van moeder van de bruid, met dat verhaal gekomen. Samen met verdachte en [A] heeft hij het goud ook opgehaald. Daarna reden ze terug naar de [adres 1] in [woonplaats 1] . Daar woonde verdachte en daar zou zij het goud als moeder bewaren voor de toekomst van aangever en [A] .
De rechtbank ziet steun voor deze verklaring in de bankmutaties van de rekening van aangever. Daarin is te zien dat aangever op 3 en 9 september 2019 een totaalbedrag van € 268.527,- heeft overgemaakt naar de [naam bank 1] . Van deze aankopen zijn ook facturen.
Eerder kocht aangever nooit goud, zo heeft de Rabobank aangegeven. Dat aangever deze goud aankopen zo kort na de ontmoeting met de familie heeft gedaan, past in het beeld dat hij door de familie is bewogen tot het doen van deze uitgaven in het kader van het voorgehouden huwelijk tussen hem en [A] .
Aankoop Rolex horloges
De verklaring van aangever dat hij twee Rolex horloges heeft betaald, vindt bevestiging in zijn bankmutaties en de factuur van de juwelier. Aangever heeft verklaard dat hij niet weet wie de horloges heeft uitgezocht. Hij heeft ze alleen opgehaald. Dat past in de verklaring van de juwelier dat de horloges door een oude man zijn opgehaald, terwijl ze door anderen zijn uitgezocht. Nadat hij de horloges had opgehaald, moest aangever ze afstaan en werden ze opgeborgen op de [adres 2] , de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] . Aangever is verteld dat de horloges bedoeld waren voor de bruiloft. De Rabobank heeft de grote uitgaven van verdachte bij een juwelier in september uitdrukkelijk genoemd als opvallende transactie van aangever.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat ook de aankoop van de horloges een uitgave is geweest waartoe de familie aangever heeft bewogen in het kader van het voorgehouden huwelijk tussen hem en [A] .
Betalen voor ketting aan pandjesbaas, vrijkopen van pooier en betalen voor woning in Italië
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat [A] vertelde dat ze een ketting bij een pandjesbaas had liggen die ze terug wilde. Ze vroeg of hij € 120.000,- als afbetaling wilde geven. Dat moest hij als goud leveren. Aan aangever zijn op een telefoon foto’s getoond van sieraden die bij de pandjesbaas zouden liggen. Ook heeft aangever - in het kort - verklaard dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hem vertelden dat de vorige relatie van [A] met een pooier was en dat [A] van deze pooier moest worden vrijgekocht. Anders zou [A] weer achter het raam belanden. Hij moest daarvoor een bedrag van
€ 450.000,- betalen in de vorm van goudstaven. Dit was het laatste goud dat hij zelf heeft opgehaald. Hij had ook nog € 70.000,- in goud betaald voor een woning in Italië. Die moest worden verkocht, maar stond onder water. [A] had hem gesmeekt om met zijn geld het financiële gat te vullen. Het zou gaan om een woning van verdachte. Dit zou in september of oktober 2019 hebben plaatsgevonden.
De bankmutaties en facturen van de [naam bank 1] bevestigen dat aangever in september en oktober 2019 voor grote bedragen goudstaven heeft aangekocht. Voor de ontvangst van dit goud heeft hij zelf getekend.
Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat [A] daadwerkelijk een ketting bij een pandjesbaas had liggen, noch dat er daadwerkelijk geld is betaald aan een pooier en ook niet dat er een woning in Italië was die moest worden verkocht. Gelet op de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever, acht de rechtbank bewezen dat hij in september en oktober 2019 goudstaven heeft gekocht vanwege deze aan hem voorgehouden verhalen. Indien [A] niet zou worden vrijgekocht, zou hij immers niet met [A] kunnen trouwen en met de aankoop van het overige goud kon hij tegemoetkomen aan de wensen van [A] en de goedkeuring verkrijgen voor zijn huwelijk met [A] van de familie, in het bijzonder van verdachte als ‘moeder’ van [A] .
Pinbetalingen in winkels
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij pinde voor spullen voor de familie. Ze gingen bijvoorbeeld kleren kopen bij de C&A. Als ze net bij de kassa kwamen, kwamen er opeens hele stapels spullen bij die hij moest betalen. Er waren spullen voor verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] , voor medeverdachte [medeverdachte 2] en voor medeverdachte [medeverdachte 3] . Bij Prénatal heeft hij spullen gekocht voor medeverdachte [medeverdachte 2] .
Aangever heeft verklaard dat de familie tegen hem zei dat hij kon vertrekken als hij niet zou betalen. Hij kreeg eten en onderdak en hij zou met [A] mogen trouwen. Daarvoor moest hij iets terugdoen. Verder heeft aangever ook verklaard dat hem werd voorgehouden dat alles aan hem zou worden terugbetaald.
In de bankmutaties van aangever zijn de pinbetalingen bij diverse winkels terug te zien. Dat aangever een groot aantal van deze pinbetalingen voor de familie heeft gedaan, zoals hij zelf heeft verklaard, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de aard van de winkels waar de aankopen werden gedaan, net als door de hoogte van de pinbetalingen. Deze passen niet bij de leefstijl van aangever. De rechtbank doelt daarbij op de betalingen van grote bedragen bij de Bijenkorf, Prénatal, C&A, MS bedden en H&M. Ook doelt de rechtbank op de betalingen van kleinere bedragen bij Bershka, Majestic, Bijou Brigitte, Zara, Holland & Barrett en Esprit. Opvallend is bovendien dat de betalingen bij Zara, Bershka, een deel van de betalingen bij de Bijenkorf en die bij Majectic allemaal hebben plaatsgevonden op 21 september 2019 te Amsterdam. De rechtbank ziet hierin een aanwijzing dat de familie die dag op kosten van aangever aan het winkelen was in Amsterdam. Verdachte heeft ook bevestigd dat aangever kleding voor haar kocht.
Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij ook tot het doen van deze pinbetalingen is bewogen door de leugenachtige mededelingen dat hij met [A] zou mogen trouwen en dat het zou worden terugbetaald. De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat verdachte en medeverdachten nooit van plan zijn geweest om deze goederen aan aangever terug te betalen.
Leenovereenkomst bij de notaris
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat voor een bedrag van € 365.000,- een leenovereenkomst is opgemaakt tussen hem als geldgever en verdachte als geldontvanger. Ze hebben hun handtekening onder de overeenkomst gezet bij een notariskantoor in [plaats 1] . Volgens aangever kwam het initiatief voor de leenovereenkomst van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De leenovereenkomst is echter niet ondertekend en geregistreerd door de notaris, omdat er geen onderpand voor de lening was gegeven. Ook vond de notaris het opvallend dat een deel van het bedrag waarvoor de leenovereenkomst was bedoeld al was verstrekt in de vorm van goudstaven.
Deze verklaring van aangever wordt bevestigd door de leenovereenkomst die door aangever en verdachte is ondertekend en door de verklaring van getuige [getuige] , die de leenovereenkomst heeft opgesteld. Op de mutaties van de bankrekening van aangever is bovendien te zien dat aangever op de datum van ondertekening van de leenovereenkomst, 13 september 2019, al een bedrag van € 268.527,- had overgemaakt naar de [naam bank 1] . In de dagen en weken erna zijn nog meer grote bedragen naar de [naam bank 1] overgemaakt. Zo is op 16 september 2019 in totaal € 152.465,00 overgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat deze leenovereenkomst past in het beeld dat verdachte hiermee vertrouwen bij aangever wilde wekken om hem te bewegen geldbedragen aan haar te betalen. Uit de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen leidt de rechtbank tegelijkertijd af dat verdachte nooit van plan is geweest de lening terug te betalen en dat het dus een leugenachtige handeling betreft.
Conclusie samenweefsel van verdichtsels
De rechtbank concludeert dat verdachte en medeverdachten steeds leugenachtige mededelingen hebben gebruikt om aangever ertoe te bewegen grote geldbedragen over te maken voor goudstaven en om goederen voor verdachte en medeverdachten te betalen. Er is ook sprake van een causaalverband tussen die leugenachtige mededelingen en de betalingen. De hoge frequentie waarmee voorgaande leugenachtige mededelingen werden gedaan, de indringende manier waarop door verschillende personen op aangever werd ingepraat als hij twijfels uitte over de mededelingen en de vertrouwenwekkende aard van de familiesituatie, de ‘tastbare’ bewijzen zoals de foto’s van sieraden, de leningsovereenkomst en de handgeschreven liefdesbrieven hebben een versterkend effect op elkaar gehad. Dat maakt dat sprake is van leugenachtige mededelingen van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een samenweefsel van verdichtsels. Aan de verschillende leugenachtige mededelingen lag bovendien steeds één grote leugen ten grondslag lag, namelijk dat [A] een relatie met aangever wilde en met hem wilde trouwen.
Oogmerk wederrechtelijke bevoordeling
Dat [A] met aangever wilde en mocht trouwen, werd als reden genoemd om hem grote geldbedragen te laten betalen. Zoals uit het voorgaande blijkt, merkt de rechtbank deze reden aan als leugen. Het was bovendien een leugen die gedurende een lange periode telkens werd herhaald, telkens met het doel om aangever nog meer te laten betalen. Dat levert het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling op.
De in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid
De rechtbank verwerpt de stelling van de raadsman dat aangever de onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien, gelet op de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid. Met de raadsman ziet ook de rechtbank dat aangever twijfels heeft gehad over de hele gang van zaken. Ook ziet de rechtbank dat aangever vanuit de Rabobank, wijkagent en notaris signalen heeft gekregen dat er iets niet in de haak was. De psychiater die aangever heeft onderzocht heeft dat ook geconstateerd. Hij beschrijft dat er bij aangever een wisselend besef is geweest dat de zaken niet klopten. Maar vanuit zijn sociale onvermogen en jarenlang gekoesterde wens om een vrouw te hebben, is betrokkene volgens de psychiater echter sterk beïnvloedbaar geweest en weerloos tegen beloftes en verleidingen. Zo ook was hij weerloos als de familie op zijn geuite twijfels reageerde met mededelingen als: “Geloof je me niet, vertrouw je me niet, ik zweer het op mijn kinderen”. Telkens werd benadrukt dat aangever ze moest vertrouwen. De kwetsbare persoonlijkheid van aangever speelde dus onmiskenbaar een grote rol. De psychiater heeft gewezen op zijn autismespectrumstoornis en geconcludeerd dat deze stoornis eraan heeft bijgedragen dat aangever vatbaar was misbruik. Toen hem voorgespiegeld werd dat hij zou gaan trouwen, heeft hij niet het onwaarachtige daaraan kunnen onderkennen.
Daarnaast wijst de rechtbank op hetgeen hiervoor al is overwogen over de indringendheid en veelheid van de leugens en de verschillende vertrouwenwekkende omstandigheden. Die omstandigheden creëerden een versterkend effect van de afzonderlijke leugens, die op zichzelf genomen wellicht wel doorzien hadden kunnen worden. Aangever werd opgenomen in een familie, juist in een periode van eenzaamheid. Tot slot speelt mee dat [cultuurnaam] voor aangever onbekend was. Voorstelbaar is daarom dat aangever het voor mogelijk heeft gehouden dat bepaalde praktijken als het dragen van dure Rolex horloges op een bruiloft gangbaar waren en dat de kosten van een [cultuurnaam] bruiloft aanzienlijk waren.
De slotsom is dat de rechtbank het causaalverband tussen de verschillende oplichtingsmiddelen, zoals die hiervoor telkens zijn toegelicht, en de afgifte van geld, goud en goederen bewezen acht.
Rol verdachte
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte moet daarbij een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het delict hebben geleverd. Bovendien moet het opzet van de verdachte behalve op de samenwerking ook zijn gericht op het gronddelict. De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte aan die vereisten voldoet.
De wezenlijke bijdrage van verdachte aan het delict blijkt in de eerste plaats uit de rol die zij naar aangever toe heeft aangenomen, namelijk die van de moeder van [A] . Deze rol als moeder was essentieel om het vertrouwen van aangever te winnen. Door zich voor te stellen als moeder van [A] en vanuit die hoedanigheid toestemming te geven voor het huwelijk tussen aangever en [A] , heeft ze bovendien een wezenlijke bijdrage geleverd aan de leugen die aan aangever werd voorgehouden, te weten het doen geloven dat [A] een relatie met hem wilde en met hem wilde trouwen. Toen enkele weken later voor aangever duidelijk werd dat [A] nog geen 18 jaar was, heeft verdachte de leugen onderstreept door te zeggen dat trouwen in hun cultuur gewoon kon vanaf 16 jaar en zij het ook goed vonden als zij zouden trouwen.
Daarmee heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de oplichtingsmiddelen die aangever er in de kern toe hebben bewogen om grote geldbedragen af te geven.
De wezenlijke bijdrage van verdachte is daarnaast zichtbaar bij de aankopen van grote hoeveelheden goud in september en oktober 2019. Verdachte ging in die periode steeds mee om het goud op te halen en nam het ook in bewaring in haar woning. Dat ze betrokkenheid had bij de aankopen van het goud blijkt niet alleen uit de verklaring van aangever, maar ook uit de leenovereenkomst die vanwege de goudaankopen is opgemaakt. Verdachte heeft die overeenkomst ondertekend. De betrokkenheid bij de Rolex horloges blijkt ook uit die leenovereenkomst. Getuige [getuige] verklaarde namelijk dat hij facturen voor goud en Rolex horloges had gezien waarvoor de overeenkomst moest worden opgemaakt. Verder blijkt haar betrokkenheid bij de goudaankopen uit de whatsapp audiogesprekken die na afloop van de ten laste gelegde periode tussen aangever en verdachte hebben plaatsgevonden. Uit deze whatsapp gesprekken blijkt duidelijk dat ze kennis heeft van het goud en dat ze weet waar het goud is.
Zowel bij het doen van de leugenachtige mededelingen, als bij het aankopen van het goud, heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met anderen. Dat blijkt uit de redengevende feiten en omstandigheden die reeds aan de orde zijn geweest.
Er zijn ook leugenachtige mededelingen door anderen gedaan, waarbij geen directe betrokkenheid van verdachte is vast te stellen. De rechtbank ziet bijvoorbeeld geen aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij de mededeling dat [A] eerder een relatie heeft gehad met een pooier en dat die pooier moest worden uitgekocht. Ook hebben gebeurtenissen plaatsgevonden waarvan niet met zekerheid kan worden gezegd dat verdachte daarbij aanwezig was. De rechtbank doelt bijvoorbeeld op de vele pinbetalingen door verdachte voor aankopen van kleding.
Gelet op de wezenlijke rol van verdachte gaat de rechtbank er echter vanuit dat zij wel wetenschap heeft gehad van alle leugenachtige mededelingen dan wel gebeurtenissen. Door het goud telkens in ontvangst te nemen, zo ook voor afbetaling van de pooier, heeft zij bovendien een wezenlijke bijdrage gehad in de leugens die anderen hebben verteld. De wetenschap acht de rechtbank in de context van het geheel voldoende om verdachte als medepleger van alle hiervoor besproken feitelijkheden aan te merken. De rechtbank concludeert dat zij vanuit die wetenschap nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen om het gezamenlijke doel te bereiken, te weten de afgifte door aangever van zoveel mogelijk geld en goudstaven.
Periode
Aangever heeft verklaard dat hij in juli 2019 via de datingsite [websitenaam] met [A] in contact is gekomen. De rechtbank ziet in het dossier echter geen aanwijzingen dat verdachte betrokkenheid had bij de totstandkoming van de online contacten tussen aangever en [A] via de datingsite. Sterker nog, voor die periode is niet eens vast te stellen dat verdachte wetenschap had van het contact tussen aangever en [A] .
Op 3 september 2019 heeft aangever de eerste grote overboekingen naar de [naam bank 1] gedaan. Zoals eerder overwogen, passen deze eerste grote overboekingen bij de geldbedragen die aangever als borg en voor de kosten van de bruiloft moest betalen. Verdachte had aangever om die betalingen gevraagd. Op dat moment is er dus wel sprake van betrokkenheid van verdachte.
Voorafgaand aan de betalingen voor de borg en kosten voor de bruiloft moet verdachte zijn ingelicht over de situatie. Ook moet zij zich voorafgaand aan deze betalingen hebben voorgesteld aan aangever als zijnde de moeder van [A] . De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte in ieder geval vanaf 1 september 2019 betrokkenheid heeft gehad.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken voor zover de tenlastelegging ziet op de periode 1 juli 2019 tot en met 31 augustus 2019. Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde feitelijkheden die vallen in deze periode, te weten het via datingsite [websitenaam] en het profiel [profielnaam] contact zoeken met [slachtoffer] en het veinzen dat die [A] een relatie met die [slachtoffer] wilde en vervolgens met die [slachtoffer] af te spreken.
De oplichting heeft naar het oordeel van de rechtbank voortgeduurd tot 2 december 2019. Op die datum heeft aangever de laatste pinbetalingen voor de familie gedaan. De leugen dat [A] een relatie met hem wilde en dat zij op enig moment zouden trouwen, werd hem toen nog steeds voorgehouden.
Afgegeven geldbedragen
Tot de afgifte van de volgende geldbedragen is aangever bewogen door de hiervoor beschreven oplichtingsmiddelen:
Aankoop goederen
Zoals uit het voorgaande blijkt, is aangever bewogen tot betaling van twee Rolex horloges voor een bedrag van € 73.000,-. Daarnaast is hij bewogen tot het doen van pinbetalingen voor onder meer kleding voor een bedrag van € 10.405,04. De rechtbank heeft daarbij alleen de aankopen meegeteld die zijn gedaan in voornoemde winkels (Bijenkorf, Prénatal, C&A, MS bedden, H&M, Bershka, Majestic, Bijou Brigitte, Zara, Holland & Barrett en Esprit). Dat levert een totaalbedrag voor de aankoop van goederen op van € 83.405,04.
Goud
De rechtbank heeft op basis van de bankmutaties berekend dat aangever in 2019 bewogen is tot de aankoop van goudstaven voor een totaalbedrag van € 990.504,00.
Lening
Zoals uit het voorgaande blijkt, is aangever bewogen tot het verstrekken van € 25.000 aan medeverdachte [medeverdachte 2] onder de noemer van een lening.
Zoals hiervoor bij de oplichtingsmiddelen is besproken, gaat de rechtbank ervan uit dat aangever uiteindelijk niets van de verstrekte lening heeft teruggezien en dus - ondanks dat er wel “aflossingen” zijn geweest - uiteindelijk het totale bedrag van de lening aan de familie heeft afgegeven.
Geldbedragen die niet bewezen kunnen worden
In het dossier zijn ook bankmutaties opgenomen van uitgaven aan hotels en restaurants, van contante opnames, van benzine- en parkeerkosten, van pinbetalingen in supermarkten en van overige kosten. Er is echter geen verklaring van aangever dat hij tot deze uitgaven is bewogen door oplichtingsmiddelen. Van deze geldbedragen acht de rechtbank daarom niet bewezen dat aangever daartoe is bewogen door de omschreven oplichtingsmiddelen.
Conclusie afgegeven geldbedragen
De rechtbank concludeert dat aangever door oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 1.115.892,72. Verdachte kan als medepleger voor de afgifte van het gehele bedrag strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
Vrijspraak medeplegen afpersing
Afpersing als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht is een vorm van dwang die ervoor zorgt dat het slachtoffer een goed afgeeft. Hij zou daartoe niet zijn gekomen als geen dwang was uitgeoefend. Het middel waarmee de dwang wordt uitgeoefend is geweld of bedreiging met geweld.
Het causaalverband tussen het geweld dan wel de bedreiging met geweld en de afgifte is hier nog scherper gesteld dan bij het verband tussen het oplichtingsmiddel en de afgifte bij oplichting. Zodra andere motieven dan het geweld of de bedreiging met geweld tot afgifte hebben geleid, zal het misdrijf van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht nimmer verwezenlijkt zijn. [4]
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven causaalverband in dit geval niet kan worden vastgesteld omdat aannemelijk is dat er (ook) een ander motief is dat aangever ertoe heeft bewogen de geldbedragen af te geven.
De officier van justitie meent dat de gebeurtenis in de Louis Vuitton winkel in [stad] eind oktober 2019 een kantelpunt was en dat vanaf dat moment alle geldafgiften zijn gedaan onder uitoefening van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank ziet dat anders. Op de vraag of aangever zich veilig voelde toen hij in de Louis Vuitton winkel in [stad] een bedrag van € 5.900,- moest pinnen en ze met zeven man om hem heen gingen staan, heeft aangever als antwoord gegeven: “Toen in die winkel, die je net noemde, zeiden ze wel dat ze mij zouden achterlaten als ik niet zou betalen. Ze stonden echt met zeven man om mij heen. Ze werden steeds griezeliger en bedreigender. Maar het ging mij echt om de verliefdheid richting [A] . Als ik niet zou meewerken, was ik bang haar kwijt te raken”. Hieruit blijkt dat aangever de situatie wel als bedreigend heeft ervaren, maar de rechtbank leidt uit de verklaring van aangever ook af dat hij niet zo zeer vanwege de angst voor geweld zich gedwongen voelde om te betalen, maar uit angst om [A] te verliezen.
Ook bij meerdere betalingen die daarna zijn gedaan speelde bij aangever het motief dat hij [A] niet wilde kwijtraken. Zo moest aangever de huur van de woning van [A] in [plaats 2] betalen van de familie, omdat ze zeiden dat [A] zijn vrouw was. Aannemelijk is dan ook dat hij dat ook (mede) deed om een toekomst met [A] te hebben. Dat geldt ook voor de betalingen in het casino. Aangever betaalde omdat hij anders [A] niet meer mocht zien.
Het overmaken van het op zijn rekening ontvangen geld van de verkoop van zijn woning in [plaats 3] naar de Goudbank [naam bank 2] en het tekenen van een volmacht voor het ophalen van het goud was ook mede ingegeven door de angst dat hij [A] anders niet meer te zien zou krijgen. Er werd niet alleen gedreigd dat ze aangever geweld aan zouden doen, maar ook dat hij zijn vrouwtje zou verliezen, zo blijkt uit de e-mail die hij in mei 2020 vanuit Spanje naar kennissen in [plaats 3] stuurt. Daarin schrijft aangever eveneens dat hij een volmacht moest afgeven voor het omzetten van de opbrengst van de woning in goudstaven, omdat hij anders [A] nooit meer zou zien.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat vanaf het incident in de Louis Vuitton winkel tot en met het verblijf in Spanje , de angst om [A] te verliezen dan wel haar nooit meer te mogen zien, mede het motief was om geld af te geven aan de familie. De hoop om [A] nog te zien is er zelfs nog in juni 2020. Op 9 juni 2020 wisselt aangever nog een aantal whatsapp berichten uit met medeverdachte [medeverdachte 2] , waaruit kan worden opgemaakt dat hij nog steeds geloof hecht aan een toekomst samen met [A] .
Omdat andere motieven dan het geweld of de dreiging ervan ook een rol hebben gespeeld bij de betalingen die zijn gedaan door aangever, kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van afpersing komen en zal zij verdachte van dit feit vrijspreken.
Bewezenverklaring medeplegen dwang
Juridisch kader dwang
Dwang als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht is het door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid iemand wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Daarvan kan slechts sprake zijn indien een verdachte door het gebruik van zo’n middel opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer tegen zijn of haar wil iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld. [5] Het bestanddeel ‘andere feitelijkheid’ omvat in beginsel elke gedraging die onder de gegeven omstandigheden iemand kan dwingen tot het betreffende gevolg en die niet beantwoordt aan een van de andere in het betreffende artikel genoemde dwangmiddelen.
Tussen middel en gevolg moet een adequaat causale relatie aanwijsbaar zijn. Deze causaliteitseis ligt besloten in het woord ‘dwingen’. Die causaliteit kan zich voordoen als de gedragingen van een verdachte voor het slachtoffer zo’n psychische druk opleverden dat hij hieraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde te voldoen aan hetgeen van hem werd verlangd. [6]
Anders dan bij afpersing is bij dwang het dwangmiddel niet uitsluitend het geweld of de dreiging daarmee, maar ook een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee.
Samenloop oplichting en dwang
Aangezien de pleegperiodes van de feiten 1 en 2 in de tenlastelegging elkaar overlappen, rijst de vraag of oplichting en dwang naast elkaar kunnen bestaan. De rechtbank merkt op dat een belangrijk verschil tussen oplichting en dwang vrijwilligheid is. Voor dwang is onvrijwilligheid vereist. Er is sprake van onvrijwilligheid als (a) het slachtoffer het gevolg hoe dan ook niet wilde of (b) het slachtoffer het gevolg niet wilde door de omstandigheden waaronder het tot stand kwam. Het slachtoffer moet het ‘niet-willen’ daadwerkelijk ten tijde van de dwang hebben beseft. De gedwongene moet de beïnvloeding dus als dwang hebben ervaren. Bij misleiding is daar doorgaans geen sprake van. [7] Zoals ook blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad is er geen dwang als het slachtoffer tijdens de beïnvloeding welwillend meewerkte als gevolg van misleiding. [8] De rechtbank leidt hieruit af dat een zelfde feit niet zowel als oplichting als dwang kan worden gekwalificeerd.
Dat neemt niet weg dat ook in een situatie van misleiding er sprake kan zijn van dwang. [9] Om in zo’n situatie tot een bewezenverklaring van dwang te kunnen komen moet wel de onvrijwilligheid worden vastgesteld. De rechtbank leidt uit de literatuur en jurisprudentie af dat hiervan sprake kan zijn als de psychische druk die op het slachtoffer wordt uitgeoefend zo groot is dat hij redelijkerwijs niet anders kon en om die reden iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld.
Juridische duiding van de feiten en omstandigheden
Op basis van de gebruikte bewijsmiddelen en het onderzoek ter zitting is de rechtbank van oordeel dat aangever door de volgende in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen is gedwongen tot de afgifte van geldbedragen.
Bij deze dwangmiddelen heeft de psychische druk die op aangever werd uitgeoefend steeds een belangrijke rol gespeeld. Deze psychische druk werd vaak uitgeoefend door de mededeling dat aangever [A] niet meer zou zien als hij niet zou betalen. Maar ook op andere wijze, zoals door middel van bedreigingen, werd hij psychisch onder druk gezet, wat ertoe leidde dat hij werd gedwongen geldbedragen af te geven, terwijl hij dat eigenlijk niet wilde.
Dwangmiddelen
Intimiderende situatie in de Louis Vuitton winkel in [stad]
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij op 25 oktober 2019 met de familie in de Louis Vuitton winkel in [stad] is geweest en dat hij daar een bedrag van € 5.900,- moest pinnen. Volgens aangever waren verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] daar in ieder geval bij aanwezig. Hij heeft verklaard dat hij betaalde onder dreiging. Ze gingen met zeven man om hem heen staan. Ze zeiden dat ze hem zouden achterlaten in [stad] als hij niet zou betalen.
Op de bankmutaties van aangever is te zien dat op 25 oktober 2019 inderdaad een bedrag van € 5.900,- van zijn rekening is afgeschreven voor aankopen bij de Louis Vuitton winkel in [stad] .
Het gepinde bedrag en het type uitgave past naar het oordeel van de rechtbank niet bij het uitgavenpatroon van aangever. De rechtbank ziet hierin bevestiging voor de verklaring van aangever dat hij deze betaling niet vrijwillig heeft gedaan. De rechtbank concludeert dan ook dat aangever door bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten intimidatie én de dreiging van het niet meer mogen zien van [A] , tot deze betaling is gedwongen.
Onder dreiging dat aangever [A] niet meer mocht zien pinnen in het casino
Zoals eerder aan de orde geweest, heeft aangever ook verklaard dat hij meermalen met de familie naar het casino is geweest. Er gingen enkele duizenden euro’s doorheen die hij betaalde. Dit deed hij eveneens onder druk, zo verklaarde hij.
Op de bankmutaties van verdachte is te zien dat hij in december 2019 en januari 2020 daadwerkelijke grote bedragen heeft gepind in casino’s. Verdachte heeft ook bekend dat zij met aangever in het casino is geweest en dat hij daar betaalde. Volgens haar betaalde aangever echter vrijwillig. Gelet op de context van de zaak acht de rechtbank dat niet aannemelijk. Uit de verklaring van aangever dat hij moest betalen en dat hij anders [A] niet meer zou mogen zien, waarmee de familie psychische druk op hem uitoefende, leidt de rechtbank af dat hij door bedreiging met een andere feitelijkheid, namelijk het niet meer mogen zien van [A] , tot die betalingen is gedwongen.
Verbod om met de politie te praten / verbreken banden met [plaats 3] / communicatieverbod
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij niet met de politie durfde te praten, omdat hij dan het geld, het goud en [A] zou kunnen vergeten. Dat werd hem gezegd. Hij mocht met niemand praten. Niet met mensen uit [plaats 3] en niet met de politie. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zeiden dat steeds tegen hem. Het werd niet getolereerd als hij belde. Hij heeft ook verklaard dat ze allemaal aan zijn telefoon zaten en van alles verwijderden.
De rechtbank ziet voor het verbod om met de politie te praten bevestiging in de verklaring van de wijkagent. Deze wijkagent, die aangever bij de familie [familienaam] thuis had ontmoet, had de indruk dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet wilde dat hij met de man praatte. Ook had hij de indruk dat aangever niet met hem durfde te praten, toen hij hem op een later moment op straat was tegengekomen. Dit leidde de wijkagent af uit het schichtige gedrag van aangever.
Dat aangever niet met mensen in [plaats 3] mocht praten, schrijft hij ook in een e-mailbericht van 13 mei 2020 gericht aan kennissen in [plaats 3] . Aangever stuurt deze e-mail als hij met de familie in Spanje verblijft. Hij gebruikt daarin zelfs de term ‘Noodkreet’.
De rechtbank concludeert dat de familie door het spreek- en contactverbod en de dreiging dat hij anders [A] niet meer zou zien aangever heeft gedwongen geld te blijven afgeven. Daarmee is sprake van de dwangmiddelen ‘een andere feitelijkheid’ en ‘dreiging met een andere feitelijkheid’.
Betalingen in Spanje
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij op 21 februari 2020 met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar Spanje is vertrokken. Een paar dagen later kwam ‘moeder’, verdachte. Aangever verbleef in een apart appartement, dat hij zelf betaalde. Hij betaalde ook het appartement van verdachte en de medeverdachten. Zijn pinpas is op een gegeven moment in beslag genomen en werd gebruikt door verdachte, aan wie hij ook zijn pincode had gegeven, en door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Als ze uit eten gingen, moest hij thuis blijven of aan een apart tafeltje eten. Verdachte heeft zelf verklaard dat ze in Spanje de pinpas van aangever kreeg, terwijl zij zich niet kan herinneren dat hij er bij het eten bij was.
De rechtbank acht bewezen dat aangever door de psychische druk die in Spanje is uitgeoefend, door het verbieden van contacten met anderen en het controleren van zijn communicatie, is gedwongen om gedurende het verblijf in Spanje alle betalingen voor de familie te doen.
De rechtbank maakt uit de verklaring van aangever ook op dat hij in Spanje steeds geïsoleerder raakte en dat de verstandhouding steeds vijandiger werd. Dat blijkt ook uit de e-mail die aangever in mei 2020 naar kennissen in [plaats 3] stuurt. Uit die context blijkt de onvrijwilligheid van zijn handelen.
Het overmaken van de opbrengst van de woningen te [plaats 3] naar Goudbank [naam bank 2] en [naam bank 1] en het tekenen van de volmachten
Aangever heeft - in het kort - verklaard dat hij het geld dat binnen was gekomen van de verkoop van zijn woning aan de [adres 3] te [plaats 3] moest overmaken naar de Goudbank [naam bank 2] . Hij verbleef toen in Spanje . Hij moest daarom een volmacht geven om het goud op te laten halen door de familie. Hij heeft verklaard dat hij dit onder dwang deed. Bij het ondertekenen van de volmacht waren verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aanwezig.
Aangever heeft verder - samengevat - verklaard dat hij de opbrengst van zijn appartement in de [straat 1] te [plaats 3] op de dag van de verkoop, 9 juni 2020, heeft overgemaakt naar de [naam bank 1] . Aangever heeft verklaard dat hij ook de volmacht voor het ophalen van het goud bij de [naam bank 1] heeft ondertekend in het appartement in Spanje . Verder heeft hij verklaard dat er steeds weer naar dit geld werd gevraagd door de familie. Hij werd weer bedreigd. Hij wilde levend weg en heeft het daarom geaccepteerd. Op een vraag van de politie of de reden om de opbrengst van beide woningen om te laten zetten in goud was dat aangever dacht een toekomst met [A] te kunnen opbouwen, heeft aangever geantwoord dat het kwam omdat hij bang was.
Dat de goudaankopen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat door aangever volmachten zijn getekend om het goud op te halen, blijkt uit de bankmutaties, de facturen van de goudbanken en de volmachten die onderdeel uitmaken van het dossier.
In het kader van de oplichting heeft de rechtbank overwogen dat aangever blijkens de informatie van de Rabobank voor de ontmoeting met de familie nooit goud kocht. De rechtbank ziet hierin een bevestiging voor de onvrijwilligheid van deze aankopen. De psychische druk waaronder aangever dit deed blijkt bovendien uit de e-mail die hij hierover in mei 2020 aan kennissen in [plaats 3] schreef. Dat hij deze e-mail schreef nog voordat hij aangifte heeft gedaan, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat druk op hem werd uitgeoefend.
Rol verdachte
Zoals eerder overwogen heeft verdachte een essentiële rol gespeeld bij de oplichting. Gelet hierop kan zij ook in het kader van de dwang verantwoordelijk worden gehouden voor de context van opzettelijk geuite onwaarheden die ook bij de dwang relevant zijn. Dat geldt voor alle onderdelen van de tenlastelegging die gaan over de “relatie” tussen aangever en [A] . De rechtbank acht deze onderdelen relevant voor dwang, omdat de leugen dat [A] een relatie met aangever wilde later is gebruikt om aangever onder druk te zetten om te betalen. Tegen hem werd door verdachte en enkele medeverdachten gezegd dat hij [A] niet meer mocht zien als hij niet zou betalen.
Bij de afgifte van het geld in de Louis Vuitton winkel in [stad] was verdachte aanwezig en was zij één van de personen die om aangever heen zijn gaan staan om hem ertoe te bewegen de pinpas te trekken. Aangever heeft dat uitdrukkelijk verklaard. Verdachte heeft op die wijze bijgedragen aan de intimidatie van aangever.
Ook bij de casinobezoeken waar aangever onder dwang heeft betaald was verdachte aanwezig. Ze heeft bovendien zelf verklaard dat aangever dan betaalde.
Aangever heeft verdachte verder uitdrukkelijk genoemd als één van de personen die zei dat hij niet met de politie en mensen uit [plaats 3] mocht praten.
Bijna de gehele periode dat aangever in Spanje verbleef, was verdachte daar ook. Ze heeft zelf verklaard dat ze daar gebruik maakte van de pinpas van aangever. Aangever heeft verklaard dat hij de pinpas en pincode onder dwang aan verdachte heeft moeten geven. De rechtbank acht verdachte daarom ook verantwoordelijk voor de uitgaven die medeverdachten in Spanje en daarna in Nederland met die pinpas hebben gedaan.
Aangever heeft verder verklaard dat ze in Spanje allemaal aan zijn telefoon zaten. Alhoewel aangever hier geen specifieke namen noemt, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte één van die ‘allemaal’ was. In ieder geval moet ze erbij aanwezig zijn geweest, want de familieleden verbleven met elkaar in één appartement. Het tekenen van de volmachten voor het ophalen van het goud bij de goudbanken vond eveneens plaats in het appartement in Spanje . Ook daar was verdachte bij aanwezig.
Daarmee heeft verdachte ook aan dit feit een wezenlijke bijdrage geleverd en kan zij als medepleger worden aangemerkt.
Periode
De bewezenverklaarde feitelijkheden en de afgifte van geldbedragen waartoe aangever door deze feitelijkheden is gedwongen, hebben allemaal plaatsgevonden in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank zal dan ook bewezen verklaren dat verdachte zich aan het medeplegen van dwang heeft schuldig gemaakt in deze periode. Voor het gedeelte van de tenlastelegging dat inhoudt dat verdachte dit delict heeft gepleegd in de periode van 1 juli 2019 tot en met 24 oktober 2019 zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Afgegeven geldbedragen
Tot de afgifte van de volgende geldbedragen is aangever bewogen door de hiervoor beschreven dwangmiddelen:
Goud
Zoals uit het dossier blijkt, is aangever in 2020 gedwongen tot de aankoop van goudstaven voor een totaalbedrag van € 551.250,00.
De dwang voor de aankopen van het goud in april en juni 2020 volgt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
Louis Vuitton winkel
Aangever heeft zoals eerder is overwogen onder dwang in de Louis Vuitton winkel gepind. Het gaat daarbij om een bedrag van € 5.900,-.
Casino
De rechtbank heeft eerder overwogen dat aangever door dwangmiddelen is gedwongen tot de betaling van de kosten in casino’s in december 2019 en januari 2020. Uit de bankmutaties blijkt dat hij in deze periode voor een totaalbedrag van € 8.460,00 heeft gepind bij die casino’s.
Pinbetalingen Spanje
Uit de bankmutaties van betalingen gedaan in Spanje in de periode van 21 februari 2020 tot en met 11 juni 2020 blijkt dat er in totaal een bedrag van € 20.977,10 is uitgegeven door aangever. Gedurende (nagenoeg) de hele periode zijn verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] met aangever daar geweest. Kortere tijd zijn ook andere familieleden in Spanje geweest. Omdat aangever ook in eigen levensonderhoud heeft voorzien en er gedurende de periode in Spanje dus tenminste vier personen daar zijn geweest, is (tenminste) ¾ van het totaalbedrag ten goede van verdachte en haar medeverdachten gekomen. Dat gaat dus om een bedrag van € 15.732,83. Zoals eerder overwogen is aangever gedwongen geweest dit bedrag te betalen.
Supermarkten / Esso
In het dossier zijn ook bankmutaties opgenomen van betalingen met de pinpas van aangever in supermarkten en tankstation Esso op 11 en 12 juni 2020. Voor het vertrek van de familie had aangever aan de familie gevraagd zijn pinpas terug te geven. Dat heeft de familie niet gedaan.
Verdachte en medeverdachten hebben bevestigd dat zij in Nederland over de pinpas van aangever beschikten. Bij het tonen van foto’s van de pintransacties hebben zij bevestigd dat familieleden de pinbetalingen met de pinpas van aangever hebben gedaan. Ze hebben verklaard dat ze de pinpas van verdachte hebben gekregen.
De pinbetalingen die met de pinpas van aangever in Nederland zijn gedaan, ziet de rechtbank dan ook als het verlengde van de uitgaven die de familie met zijn pinpas in Spanje heeft gedaan. De dwang die toen op aangever werd uitgeoefend duurde voort.
De rechtbank is van oordeel dat deze pinbetalingen onderdeel uitmaken van het delict. Pas na het pinnen met de afgegeven pinpas is het delict voltooid.
Het totaalbedrag dat in dit kader van de pinpas van aangever is betaald bedraagt € 187,60.
Conclusie dwang
De rechtbank concludeert dat aangever door dwangmiddelen is gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 581.530,43. Verdachte kan als medepleger voor de afgifte van dit bedrag strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
Vrijspraak overige onderdelen van de tenlastelegging
Er is geen bewijs waaruit blijkt dat het handelen van verdachte er mede op was gericht om aangever door middel van geweld of bedreiging met geweld geld af te laten geven. Voor de ten laste gelegde feitelijkheden die geweld, dan wel bedreiging met geweld inhouden, is er geen bewijs dat verdachte wetenschap had van het gebruik van deze dwangmiddelen dan wel geen bewijs dat zij aan het gebruik van die dwangmiddelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Dat geldt eveneens voor de bedreiging om aangifte te doen tegen aangever van pedofilie. Aangever noemt verdachte niet expliciet als één van de personen die deze bedreiging heeft geuit. De kern van deze bedreiging ligt ook niet in het verlengde van de essentiële rol die verdachte in het geheel heeft vervuld.
Het voorgaande maakt niet dat verdachte voor een deel van de afgegeven geldbedragen die in de tenlastelegging staan niet kan worden veroordeeld. Voor alle afgegeven geldbedragen geldt dat er, als sprake was van (bedreiging met) geweld, ook sprake was van andere dwangmiddelen, te weten (bedreiging met) een andere feitelijkheid. Door het moeten verbreken van de banden met mensen uit [plaats 3] , het niet mogen praten met de politie, het controleren van de telefoon van aangever, het uitschelden en het dreigen met het niet meer mogen zien van [A] is zodanig veel psychische druk uitgeoefend op aangever dat ook voor die onderdelen een bewezenverklaring voor verdachte kan volgen.
Daarnaast ziet de rechtbank geen betrokkenheid van verdachte bij het benaderen van aangever via de datingsite [websitenaam] en de eerste afspraken tussen [A] en aangever, zoals hiervoor al bij de oplichting is overwogen.
Voor het dwingen van aangever om de woning aan de [adres 2] niet te verlaten acht de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig.
De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken. Dat geldt ook voor de overige feitelijkheden waarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarbij aanwezig was en waarvoor eveneens geldt dat haar handelen daar in de kern niet op was gericht.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 september 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Leersum en/of [plaats 3] , althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.115.892,72,
door in strijd met de waarheid:
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [ valse naam medeverdachte 2] ” een lening nodig had en dat die [slachtoffer] hiermee kon helpen en daarbij de indruk te wekken dat het geldbedrag terugbetaald zou worden en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [A] ” een relatie met hem wilde en dat zij met hem wilde trouwen en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat hij een geldbedrag van € 135.000 moest betalen als borg voor de trouwerij en hem vervolgens nog een geldbedrag van € 140.000 te laten betalen voor de trouwerij en die [slachtoffer] hiervoor geld over te laten maken naar [naam bank 1] en hem dat goud in Antwerpen op te laten halen en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat hij twee Rolex horloges ter waarde van in totaal € 73.000 moest kopen ten behoeve van de trouwerij met “ [A] ” en hem dit geldbedrag over te laten maken en vervolgens aan hem mede te delen dat hij deze horloges moest afstaan en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [A] ” vrijgekocht moest worden van haar pooier en hiervoor een geldbedrag van € 450.000 in goudstaven moest worden betaald en
- die [slachtoffer] pinbetalingen te laten doen in diverse winkels en vervolgens de gekochte spullen af te laten staan en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat hij een ketting van “ [A] ” moest kopen bij een pandjesbaas en hiervoor als afbetaling een geldbedrag van ongeveer € 120.000,- in goudstaven moest worden betaald en
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage van
€ 365.000,- en hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar [naam bank 1] en vervolgens het goud af te laten geven en
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat de woning in Italië onder water stond en hiervoor een geldbedrag van ongeveer € 70.000,- moest worden overgemaakt;
feit 2 subsidiair:
in de periode van 1 september 2019 tot en met 12 juni 2020 te Utrecht en/of Leersum en/of [plaats 3] , althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, en/of Parijs , althans in Frankrijk, en/of [plaats 4] , althans in Spanje ,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen een ander, te weten [slachtoffer] ,
door enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 581.530,43, door
- die [slachtoffer] mede te delen en te doen geloven dat “ [A] ” een relatie met hem wilde en dat zij met hem wilde trouwen en
- die [slachtoffer] meermalen te zeggen dat hij “ [A] ” niet meer zou zien als hij niet zou betalen en
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in [stad] als hij niet zou betalen en daarbij dreigend in een groep om hem heen te gaan staan en
- die [slachtoffer] meermalen mee te nemen en/of mee te sleuren naar het casino en hem daar vervolgens te dwingen om geld te pinnen en dit geldbedrag af te staan en daarbij opnieuw te zeggen dat hij “ [A] ” anders nooit meer zou zien en
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [A] ” nooit meer zou zien als hij met de politie zou praten en
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij alle banden met [plaats 3] moest verbreken en die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en hem vervolgens te dwingen om meermalen pinbetalingen te doen in hotels en restaurants en winkels en het casino en die [slachtoffer] meermalen te dwingen geldbedragen op te nemen en te staan en
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij niet mocht communiceren met anderen en hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en vervolgens de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en zijn berichten te verwijderen en
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn huis in [plaats 3] over te maken naar de Goudbank [naam bank 2] en vervolgens hem te dwingen het goud af te staan en
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de verkoop van zijn appartement in [plaats 3] over te maken naar [naam bank 1] en vervolgens hem te dwingen voor het ophalen hiervan een machtiging te ondertekenen,
onder welke feiten en omstandigheden er voor die [slachtoffer] een situatie is ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte en haar mededaders heeft kunnen bieden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair
medeplegen van dwang, meermalen gepleegd.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangever en een locatieverbod voor het gebied van 20 kilometer rondom de gemeente [gemeente] , met de oplegging van één maand vervangende hechtenis per overtreding van deze maatregel met een maximum van zes maanden vervangende hechtenis;
- aansluitend aan de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht met gelijke inhoud, voor de duur van 30 jaren;
- opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag van de uitspraak.
De officier van justitie heeft gevorderd de artikel 38v maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank toekomt aan de oplegging van een straf, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze lager moet zijn dan de straf die door de officier van justitie is geëist. De raadsman noemt de eis van de officier van justitie buitensporig. Volgens de raadsman moet rekening worden gehouden met het feit dat verdachte zich vrijwillig bij de politie heeft gemeld, dat zij langdurig in voorlopige hechtenis heeft gezeten, dat tijdens deze voorlopige hechtenis haar moeder is overleden en dat sprake is van een beperkt strafblad. Ook moet rekening worden gehouden met de gezondheidssituatie van verdachte. Ten gevolge van haar verblijf in voorlopige hechtenis heeft verdachte last gehad van angstaanvallen in de vorm van hartkloppingen.
Ten slotte wijst de raadsman erop dat ten tijde van de uitspraak de redelijke termijn is overschreden.
In geval van oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel heeft de raadsman verzocht het locatieverbod te beperken tot de gemeente [gemeente] .
De raadsman verzet zich tegen opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan de oplichting van een kwetsbare, oudere man. Door oplichtingsmiddelen heeft verdachte het slachtoffer grote geldbedragen afhandig gemaakt. Ook heeft verdachte zich als medepleger schuldig gemaakt aan dwang. Dit feit heeft eveneens geleid tot de afgifte van grote geldbedragen door het slachtoffer. In totaal heeft het slachtoffer een bedrag van € 1.697.423,15 afgestaan, grotendeels in de vorm van goudstaven.
De feiten hebben gedurende een periode van ruim tien maanden voortgeduurd. Al die tijd werd het slachtoffer op planmatige wijze beïnvloed door de verhalen die verdachte hem samen met anderen voorhield. Het waren verhalen die inspeelden op de eenzaamheid van het slachtoffer na het overlijden van zijn vader en die beantwoordden aan zijn grote wens om een relatie aan te gaan. Dat maakt het gedrag van verdachte ook zo kwalijk. Verdachte heeft het slachtoffer samen met anderen hoop gegeven, terwijl zij in werkelijkheid op schaamteloze wijze misbruik maakten van zijn kwetsbaarheden.
Pijnlijk is dat de geldbedragen die het slachtoffer heeft afgegeven voor een groot deel afkomstig waren van de erfenis van zijn overleden vader. Deze erfenis is door het handelen van onder meer verdachte in rook opgegaan, althans voor het slachtoffer. Hij heeft niets meer teruggezien van het aangekochte goud en ook voor andere forse uitgaven, zoals de Rolex horloges, is hij nooit gecompenseerd door verdachte of haar medeverdachten.
De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat zij en haar familieleden het slachtoffer in Spanje hebben achtergelaten, nadat hij de opbrengst van zijn laatst verkochte woning voor hen had omgezet in goud. Het slachtoffer had toen op financieel gebied niet veel meer te bieden. Zijn vermogensbestanddelen waren uitgeput. Door zelfs de pinpas van het slachtoffer mee te nemen, moest het slachtoffer de hulp van kennissen inroepen om vanuit Spanje terug naar Nederland te kunnen komen. Dat was het moment waarop aangever zich realiseerde dat hij aangifte moest doen. Daarmee heeft hij zelf de gebeurtenissen beëindigd.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen blijkt dat deze gebeurtenissen voor het slachtoffer traumatisch zijn geweest. Hij is angstig en durft niet meer alleen naar buiten te gaan. Hij is achterdochtig geworden en heeft nachtmerries. Hij voelt zich neerslachtig en depressief. De constatering dat ‘ [A] ’ kennelijk ook niet oprecht was in haar liefde voor hem heeft hem veel verdriet gedaan.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij gedurende zo’n lange periode uitsluitend heeft laten leiden door haar eigen financieel gewin ten koste van het slachtoffer.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De meest recente justitiële documentatie van verdachte laat zien dat zij in 2007 voor het laatst onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit betrof ook een oplichting, maar kan gelet op de ouderdom van de veroordeling niet worden aangemerkt als relevante recidive. De rechtbank zal deze veroordeling niet als strafverzwarende omstandigheid aanmerken.
De reclassering heeft sinds de aanhouding van verdachte voor deze zaak twee rapporten over verdachte opgemaakt. Het laatste rapport is van 30 augustus 2023. De reclassering heeft hierin geen delictgerelateerde factoren kunnen noemen, gelet op de ontkennende houding van verdachte. Verdachte heeft ook aangegeven geen hulp te willen. Ze zegt wel spanningsklachten te hebben als gevolg van haar verblijf in detentie in het kader van de voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet echter geen reden hiermee rekening te houden bij de strafoplegging. De feiten zijn daarvoor te ernstig.
De straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde soort feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis aansluiting gezocht bij een zaak waarin mensenhandel en zware mishandeling bewezen is verklaard, namelijk de zogeheten zaak over de Kerkdrielse huisslaaf. De officier van justitie ziet parallellen in de huiselijke setting waarin die zaak zich heeft afgespeeld en waarin ook de feiten van onderhavige zaak zich hebben afgespeeld.
De rechtbank zoekt deze aansluiting niet. Zij vindt dat de nadruk van de bewezenverklaarde feiten ligt op vermogensverlies en niet zozeer op vrijheidsbeneming of andere aantasting van de lichamelijke integriteit. Zij zal daarom de oriëntatiepunten voor fraudezaken als uitgangspunt nemen. Het totale benadelingbedrag van de feiten van € 1.697.423,15 is daarbij leidend. De oriëntatiepunten voor fraude gaan bij een benadelingsbedrag van € 1.000.000,00 en hoger uit van een gevangenisstraf van twee jaren.
Strafverzwarende factoren zijn in deze zaak de duur van de oplichting en de dwang, de hoogte van het benadelingsbedrag, de wijze waarop het slachtoffer uiteindelijk is achtergelaten in Spanje en de weigering om openheid van zaken te geven over wat er met de goudstaven en Rolex horloges is gebeurd. Verder speelt voor de rechtbank mee dat verdachte door het aannemen van de rol van moeder een cruciale en actieve rol heeft gespeeld in het geheel. Ze was vanuit die rol betrokken bij een groot deel van de ten laste gelegde handelingen.
De rechtbank ziet geen strafverminderende factoren.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat in het voordeel van verdachte moet worden meegenomen dat ten tijde van de uitspraak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank ziet hierin geen reden voor strafvermindering en beperkt zich tot de constatering van deze overschrijding. Daarbij speelt een rol dat de overschrijding van de termijn met iets meer dan twee maanden zeer beperkt is gebleven en mede is veroorzaakt door de moeizame planning van deze zaak. Door het grote aantal verdachten moest rekening worden gehouden met veel verhinderdata.
Wel zal de rechtbank rekening houden met de samenloop van de twee bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank concludeert dat met geen andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. Zij acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend.
De rechtbank komt daarmee tot oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Daaraan ligt met name ten grondslag dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen en dat de rechtbank bij de strafoplegging andere uitgangspunten heeft gehanteerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Verdachte heeft voor deze strafzaak 148 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Deze voorlopige hechtenis is in februari 2022 geschorst .
De rechtbank acht het maatschappelijk niet aanvaardbaar als verdachte, van wie thans de betrokkenheid bij ernstige feiten is vastgesteld, mede gelet op de rol die zij daarin had, een (eventueel) hoger beroep in vrijheid zou mogen afwachten. Gelet hierop zal de rechtbank met ingang van de datum van dit vonnis de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis opheffen. Niet gebleken is van zwaarwegende (persoonlijke) omstandigheden die daaraan in de weg staan. In ieder geval spelen de omstandigheden die destijds tot de schorsing hebben geleid nu geen rol van betekenis meer.
Maatregel 38v Wetboek van Strafrecht
Daarnaast zal de rechtbank voor het voorkomen van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen en bevelen dat verdachte geen contact heeft met het slachtoffer en zich niet zal bevinden in de gemeente [gemeente] . De rechtbank ziet geen aanleiding het locatieverbod uit te breiden tot het gebied van 20 kilometer rondom de gemeente [gemeente] , zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van vijf jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis van twee weken per overtreding worden opgelegd, met een maximumduur van zes maanden.
Verdachte heeft zich met de bewezenverklaarde feiten belastend gedragen jegens het slachtoffer. Gelet op de duur van de feiten, het grote aantal gebeurtenissen dat van deze feiten onderdeel uitmaakt en de omstandigheid dat het slachtoffer zich ook na zijn aangifte nog bedreigd heeft gevoeld door verdachte en haar medeverdachten, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Maatregel 38z Wetboek van Strafrecht
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot oplegging van een maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht af. Verdachte is veroordeeld voor oplichting en dwang. De maximumstraf die is gesteld op dwang is twee jaar en daarmee valt de veroordeling voor dwang niet onder één van de in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht genoemde categorieën waarbij het mogelijk is om de maatregel op te leggen. Oplichting is geen misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en daarom valt ook de veroordeling voor oplichting niet onder één van de in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht genoemde categorieën.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.750.518,02. Dit bedrag bestaat uit € 1.720.518,02 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Het slachtoffer heeft gevorderd dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Het slachtoffer heeft gevorderd de verdachte hoofdelijk tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen te veroordelen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag niet thuishoort in het strafrecht. Hij heeft daarom verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade komt voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 1.697.423,15, te weten het bedrag waarvoor het slachtoffer ten gevolgde van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks is benadeeld.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van een aantasting in zijn persoon is doorgaans pas sprake als er geestelijk letsel kan worden vastgesteld en de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Daarvoor is een onderbouwing van een deskundige vereist.
In de pro-justitia rapport van psychiater Bakkum is vastgesteld dat het slachtoffer lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, gedeeltelijk in remisse. Het slachtoffer heeft daarnaast een verklaring overgelegd van een orthopedagoog. Daarin staat onder meer dat het slachtoffer ernstig is getraumatiseerd. Hij is overdreven waakzaam en schrikachtig, angstig, achterdochtig, vermijdt om naar bepaalde plaatsen te gaan, heeft concentratieproblemen en depressieve klachten. Zijn vertrouwen in anderen is zwaar beschadigd.
De rechtbank leidt uit deze rapporten af dat er sprake is van geestelijk letsel en dat dit letsel het rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. Zij is dan ook van oordeel dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, die voor vergoeding in aanmerking komt.
De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank beoordeelt de hoogte van de schade anders dan de officier van justitie. Zij benadrukt dat de bewezenverklaarde feiten in de kern vermogensfeiten zijn. Voor immateriële schade ten gevolge van dergelijke feiten acht zij een minder hoge schadevergoeding op zijn plaats dan voor immateriële schade ten gevolge van bijvoorbeeld gewelds- en levensdelicten. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek en kijkend naar de vergoeding die in soortgelijke zaken is opgelegd, beperkt zij de hoogte van deze schade dan ook tot € 8.000,-, uitgaande van € 4.000,- per bewezenverklaard feit. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.705.423,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.705.423,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 284 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van drie jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
vijf jaren, inhoudende dat verdachte:
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1954 te [geboorteplaats 2] ;
* zich niet zal bevinden in de gemeente [gemeente] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken per overtreding met een maximum duur van zes maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.705.423,15 (feiten 1 en 2 subsidiair)
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.705.423,15 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 365 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2023.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december
2019 te Utrecht en/of Leersum en/of [plaats 3] , althans in Nederland, en/of
Antwerpen en/of Brussel, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (telkens)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld, te weten
de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal
(ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen,
door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via datingsite “ [websitenaam] ” en het profiel “ [profielnaam] ” contact te zoeken met die
[slachtoffer] en/of zich daarbij voor doen als “ [A] ” en/of als een potentiële relatie
en/of (vervolgens) via de chat contact te hebben en/of
- te veinzen dat die “ [A] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of
(vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [ valse naam medeverdachte 2] ” en/of “ [A] ” een
lening nodig had(den) en/of dat die [slachtoffer] hiermee kon helpen en/of (daarbij) de
indruk te wekken dat het geldbedrag terugbetaald zou worden en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [A] ” een relatie met
hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn en/of dat zij met hem
wilde trouwen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een geldbedrag (van
(ongeveer) € 135.000) moest betalen als borg voor de trouwerij en/of hem
(vervolgens) nog een geldbedrag (van (ongeveer) € 140.000) te laten betalen voor de
trouwerij en/of die [slachtoffer] hiervoor geld over te laten maken naar [naam bank 1]
en/of hem dat goud in Antwerpen op te laten halen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij twee Rolex horloges ter
waarde van (in totaal) € 73.000 moest kopen ten behoeve van de trouwerij met
“ [A] ” en/of hem dit geldbedrag over te laten maken en/of (vervolgens) aan
hem mede te delen dat hij deze horloges moest afstaan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [A] ” vrijgekocht moest
worden van haar pooier en hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 450.000) in
goudstaven moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te laten doen in diverse
winkels en/of (vervolgens) de gekochte spullen af te laten staan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een ketting van “ [A] ”
moest kopen bij een pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag
(van (ongeveer) € 120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage
van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar [naam bank 1]
en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat de woning in Italië onder
water stond en/of hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 70.000,--) moest
worden overgemaakt;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 te
Utrecht en/of Leersum en/of [plaats 3] , althans in Nederland, en/of Antwerpen
en/of Brussel, althans in België, en/of [stad] , althans in Frankrijk, en/of [plaats 4]
, althans in Spanje ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot
de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal
(ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen, dat geheel
of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde,
door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te zeggen dat hij “ [A] ” niet meer
zou zien als hij niet zou betalen en/of mee zou werken en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat aangifte zou worden gedaan van pedofilie tegen hem
en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij een ketting van “ [A] ” moest kopen bij een
pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag (van (ongeveer) €
120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage
van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar [naam bank 1]
en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in [stad] als
hij niet zou betalen en/of daarbij (dreigend) in een groep om hem heen te gaan
staan en/of
- die [slachtoffer] meerdere keren, althans eenmaal, mede te delen dat hij dood
gemaakt zou worden en/of (daarbij) een hakbijl te tonen en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij de woning aan de [adres 2] niet mocht
verlaten zonder toestemming en/of daarbij te zeggen dat hij anders alles kwijt zou
raken (geld en/of goud en/of “ [A] ”) en/of
- die [slachtoffer] te dirigeren in een aparte kamer van de woning te verblijven en/of te
zeggen/dwingen dat hij zijn mond moest houden en/of te zeggen/dwingen dat hij
daar moest blijven totdat het bezoek weg was en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) meermalen, althans eenmaal, uit te schelden en/of te
vernederen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag te laten betalen voor de huur van een
woning in Leersum en/of hem (daarbij) uit te schelden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, mee te nemen en/of mee te sleuren
naar het casino en/of hem daar (vervolgens) te dwingen om geld te pinnen en/of dit
geldbedrag af te staan en/of (daarbij) opnieuw te zeggen dat hij “ [A] ” anders
nooit meer zou zien en/of
- die [slachtoffer] met een vuist in zijn gezicht te slaan en/of zijn gezicht open te
krabben en/of
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [A] ” nooit meer zou zien als hij met de
politie zou praten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen maandelijks een geldbedrag over te laten maken
ten behoeve van de koop van een auto (Mercedes) en/of (vervolgens) deze auto op
zijn naam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij alle banden met [plaats 3] moest verbreken
en/of moest verhuizen uit [plaats 3] en/of
- die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en/of hem (vervolgens) te dwingen om
meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te doen in hotels en/of restaurants
en/of winkels en/of casino en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te
dwingen geldbedrag(en) op te nemen en/of af te staan en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) uit te schelden en/of mede te delen dat hij dood zou worden
gemaakt en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij niet mocht communiceren met anderen
en/of hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en/of
(vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en/of zijn berichten te
verwijderen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de
verkoop van zijn huis in [plaats 3] over te maken naar de Goudbank [naam bank 2] en/of
(vervolgens) hem te dwingen het goud af te staan en/of
- die [slachtoffer] (hard) bij de keel te grijpen/knijpen en/of (daarbij) te zeggen dat het
de volgende keer anders zou gaan en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de
verkoop van zijn appartement in [plaats 3] over te maken naar [naam bank 1]
en/of (vervolgens) hem te dwingen voor het ophalen hiervan een
machtiging te ondertekenen;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 te
Utrecht en/of Leersum en/of [plaats 3] , althans in Nederland, en/of Antwerpen
en/of Brussel, althans in België, en/of [stad] , althans in Frankrijk, en/of [plaats 4]
, althans in Spanje ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander,
wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
te weten de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in
totaal (ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen,
door
- die [slachtoffer] , te weten een (kwetsbare) man die gemakkelijk te beïnvloeden is, te
benaderen via datingsite “ [websitenaam] ” en met het profiel “ [profielnaam] ” contact te zoeken
met die [slachtoffer] en/of zich daarbij voor doen als “ [A] ” en/of als een potentiële
relatie en/of (vervolgens) via de chat contact te hebben en/of
- te veinzen dat die “ [A] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of
(vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [A] ” een relatie met
hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn en/of dat zij met hem
wilde trouwen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te zeggen dat hij “ [A] ” niet meer
zou zien als hij niet zou betalen en/of mee zou werken en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat aangifte zou worden gedaan van pedofilie tegen hem
en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij een ketting van “ [A] ” moest kopen bij een
pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag (van (ongeveer) €
120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage
van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar [naam bank 1]
en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in [stad] als
hij niet zou betalen en/of daarbij (dreigend) in een groep om hem heen te gaan
staan en/of
- die [slachtoffer] meerdere keren, althans eenmaal, mede te delen dat hij dood
gemaakt zou worden en/of (daarbij) een hakbijl te tonen en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij de woning aan de [adres 2] niet mocht
verlaten zonder toestemming en/of daarbij te zeggen dat hij anders alles kwijt zou
raken (geld en/of goud en/of “ [A] ”) en/of
- die [slachtoffer] te dirigeren in een aparte kamer van de woning te verblijven en/of te
zeggen/dwingen dat hij zijn mond moest houden en/of te zeggen/dwingen dat hij
daar moest blijven totdat het bezoek weg was en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) meermalen, althans eenmaal, uit te schelden en/of te
vernederen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag te laten betalen voor de huur van een
woning in Leersum en/of hem (daarbij) uit te schelden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, mee te nemen en/of mee te sleuren
naar het casino en/of hem daar (vervolgens) te dwingen om geld te pinnen en/of dit
geldbedrag af te staan en/of (daarbij) opnieuw te zeggen dat hij “ [A] ” anders
nooit meer zou zien en/of
- die [slachtoffer] met een vuist in zijn gezicht te slaan en/of zijn gezicht open te
krabben en/of
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [A] ” nooit meer zou zien als hij met de
politie zou praten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen maandelijks een geldbedrag over te laten maken
ten behoeve van de koop van een auto (Mercedes) en/of (vervolgens) deze auto op
zijn naam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij alle banden met [plaats 3] moest verbreken
en/of moest verhuizen uit [plaats 3] en/of
- die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en/of hem (vervolgens) te dwingen om
meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te doen in hotels en/of restaurants
en/of winkels en/of casino en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te
dwingen geldbedrag(en) op te nemen en/of te staan en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) uit te schelden en/of mede te delen dat hij dood zou worden
gemaakt en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij niet mocht communiceren met anderen
en/of hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en/of
(vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en/of zijn berichten te
verwijderen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de
verkoop van zijn huis in [plaats 3] over te maken naar de Goudbank [naam bank 2] en/of
(vervolgens) hem te dwingen het goud af te staan en/of
- die [slachtoffer] (hard) bij de keel te grijpen/knijpen en/of (daarbij) te zeggen dat het
de volgende keer anders zou gaan en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de
verkoop van zijn appartement in [plaats 3] over te maken naar [naam bank 1]
en/of (vervolgens) hem te dwingen voor het ophalen hiervan een
machtiging te ondertekenen,
onder welke feiten en/of omstandigheden er voor die [slachtoffer] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte
en/of zijn mededaders heeft kunnen bieden.
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
Bijlage II: De Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen [10] gebruikt:
De verklaringen van aangever
Aangever [slachtoffer] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Medio juli 2019 trof ik een promotieteam aan in [plaats 3] . Zij zeiden dat ik op de site “ [websitenaam] ” contact kon maken of kon chatten met dames. Dit deed ik. Mijn tweede contact was met ene [profielnaam] . We spraken eerst een aantal maal in de chatroom. Ik dacht dat zij 30 jaar oud was en zij gaf dit ook aan.
Wij spraken af op [locatie] in Utrecht. Zij had een vriendin bij zich. [11]
Toen kwamen de volgende afspraken. Inmiddels was ook een keer een nicht bij een afspraak. Deze nicht was [ valse naam medeverdachte 2] van de [adres 2] te [plaats 5] .
[ valse naam medeverdachte 2] vroeg aan mij of ik hun een lening kon geven. Dit heb ik betaald. Dit was 10.000 euro. Ik kan me niet herinneren waarvoor ze de lening nodig had. Dit deed ik op 1 september 2019 onder vermelding van “geld lening 2019 10.000” op rekening van mw. [medeverdachte 5] . Op 2 september 2019 heb ik nogmaals een lening overgemaakt van 15.000 euro aan dezelfde mw. [medeverdachte 5] onder vermelding van “geld lening 2019 II”. Dit was op hetzelfde rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
Een paar weken later was het overtuigd. [A] wilde met me trouwen. Ik ging al een aantal keer logeren bij [ valse naam medeverdachte 2] in de [adres 2] te [plaats 5] .
Op een gegeven moment maakte ik kennis met de vriend van [ valse naam medeverdachte 2] , genaamd [valse naam medeverdachte 6] . Hij kwam samen met een neef van [A] . Deze neef heet [medeverdachte 3] . Er was een discussie tussen [A] en [medeverdachte 3] of ze mij moesten vertellen over de leeftijd van [A] . Toen werd mij verteld dat ze pas 17 jaar oud was.
We kregen een discussie over het wel of niet trouwen voordat ze 18 jaar was. Zij vertelden mij dat we dan gewoon zouden gaan trouwen voor de familie. [ valse naam medeverdachte 2] vertelde mij dit. De moeder van [A] moest eerst haar goedkeuring geven. De volgende ochtend was de moeder er. [12] De vraag was of ik 135.000 euro wilde betalen als borg en dat ik maar een lieve goede man voor haar dochter zou zijn. De naam van de moeder van [A] is [verdachte] . [A] kwam op het idee dat we Rolex horloges zouden kopen voor de trouwerij. [13]
Dan moest er nog betaald worden 140.000 euro voor de trouwerij. Er kwamen ook nog twee Rolex horloges in beeld ter waarde van 75.000 euro. [A] kwam met het idee dat we deze Rolex horloges zouden kopen voor de trouwerij. Hier kreeg ik een rekening van en ik betaalde dit. Ik heb de horloges uiteindelijk één of twee keer gezien. Heel kort en daarna werden ze opgeborgen.
[A] vertelde mij dat ze een ketting bij een pandjesbaas had liggen die ze terug wilde. Ze vroeg me of ik 120.000 als afbetaling wilde betalen. Ik moest dit als goud inleveren. Ik leg u uit hoe dat werkte met die goudstaven. Er wordt geld overgeboekt naar de “ [naam bank 1] ” en als je dan dat geld daar hebt geboekt, kun je daar goudstaven ophalen. Eerst haalde ik het goud zelf op.
De familie van [A] ( [medeverdachte 1] en [ valse naam medeverdachte 2] ) vertelde mij dat de vorige relatie van [A] een pooier was en dat [A] vrijgekocht moest worden van hem. Zo niet, zou zij weer achter het raam belanden. Ik moest haar vrijkopen voor 450.000 euro. Dit moest ook weer in goudstaven. Dit waren de laatste goudstaven die ik zelf ben gaan halen. [14]
In het najaar van 2019 kwam er een initiatief van [ valse naam medeverdachte 2] om met de familie af te reizen naar [stad] , Disneyland. De bedoeling was dat we (ik, [A] , [medeverdachte 3] , [valse naam medeverdachte 6] , [ valse naam medeverdachte 2] en dan nog wat kinderen) met acht personen weg gingen. Ik betaalde de entree en de rest. Er waren problemen voor hun met betalen. De pinpas van [ valse naam medeverdachte 2] werkte niet. Ik moest alles betalen. Hotelovernachtingen en heel veel kleren zijn er gekocht door [ valse naam medeverdachte 2] en het andere volk. Uiteindelijk zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] en [medeverdachte 5] erbij gekomen. Over de bedragen die ik uitgaf werd vaak gezegd dat dit was voor ons huwelijk en dat het terug zou komen. Het was een investering voor later.
Op een gegeven moment kwamen er problemen met de Rabobank over waarom ik binnen zo’n korte tijd zulke grote uitgaven had gedaan. Dan het ik het over september tot en met eind oktober 2019. Ik moest komen bij de Rabobank in [plaats 3] om een toelichting te geven. Ik kreeg van de familie [cultuurnaam] een stevige waarschuwing mee als ik me versprak dat ik dan al het geld gedag kon zeggen en dat ik [A] niet meer zou zien. Ik mocht ze niet benoemen. Er werd gezegd dat als ik hun erbij zou betrekken, zij aangifte tegen me zouden doen van pedofilie. Ik ben dus nooit op gesprek gegaan bij de Rabobank en ze hebben mijn rekening geblokkeerd. Ik heb toen alles over laten zetten naar de Regiobank. [15]
Tussentijds was er ook nog het verhaal dat [A] de leerplichtwet had overtreden en moest zij verstopt worden door de familie in Leersum. Ik moest alles betalen. Ik was erbij in Leersum. [medeverdachte 3] kwam vaak langs. Wisselend kwamen ook [medeverdachte 1] en [verdachte] mee als zijnde ouders. Ik kocht alles. Dit moest omdat ze zeiden dat [A] mijn vrouw was.
In december werd ik meegesleurd naar het casino. Ze vertelden me niet dat we naar het casino zouden gaan. Dit hadden ze me wel eens eerder gevraagd, maar dan wilde ik niet mee. Ze zeiden dan dat we wat anders zouden doen. Ze vertelden daar dat ik moest pinnen voor ze anders zou ik [A] niet meer zien. Er gingen enkele duizenden euro’s doorheen. Ik betaalde.
De laatste zondag dat ik [A] zag en sprak was 9 februari 2020. Ik mocht haar niet meer zien. [16]
[A] was dus onder mijn ogen vandaan gevlucht. Ze zei dat ze weer contact met me opnam als ze 18 jaar zou zijn. Dit beloofde ze me. Dit zou op of rond 1 juli zijn. Dan zouden we samen weggaan.
Op 21 februari ben ik samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar Spanje vertrokken. [A] zou opgevangen zijn in een jeugdinstelling. De bedoeling was dat als ze het eerste weekend met verlof mocht, ze dan gelijk naar Spanje gebracht zou worden. Ik wilde haar graag zien dus ik ben meegegaan. We gingen naar [plaats 4] . Een paar dagen later kwam moeder. Ik het begin betaalde ik weinig, maar later moest ik meer betalen.
Het huis in [plaats 3] , [adres 3] , was verkocht en dat is ten gehore gekomen bij de familie [cultuurnaam] . Toen het geld binnen was, moest er een volmacht gegeven worden om het goud op te halen. Dit was in Brussel. Er werd 250.000 euro overgemaakt naar [naam bank 2] . Dit was 5 kilogram goud. De goudstaven werden door vier personen opgehaald. Dit waren [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] ( [adres 1] ), [valse naam medeverdachte 6] , [ valse naam medeverdachte 2] ( [adres 2] ). Ik dacht dat als ik dat kan gebruiken om een mens in nood te redden of mijn grote liefde, dan is het dat waard.
Op 9 juni 2020 is er een appartement van mij verkocht in de [adres 4] te [plaats 3] . Dezelfde dag is aan de [naam bank 1] een bedrag van 249.100 euro overgemaakt en op 10 juni is 44.000 euro betaald. [17]
Mij werd verteld door de moeder van [A] en [medeverdachte 1] met name dat dit geld vast gezet zou worden en gebruikt zou worden voor de toekomst van mij en [A] . Het geld kwam binnen op mijn rekening. Er werd weer steeds naar dit geld gevraagd door de familie. En toen kwamen we weer op de volmacht uit. Ik werd weer bedreigd en alles. Ik wilde levend weg dus ik heb het geaccepteerd.
Ondertussen had ik contact gehad met enkele personen in Nederland. Het werd niet getolereerd als ik belde. Dit moest dus in het geniep. Ik verwijderde ook al mijn berichten omdat ze mijn telefoon steeds nagingen.
De hele familie is 11 juni 2020 weggegaan uit Spanje . Ze lieten me alleen daar. Ik vroeg ze of ik mijn pinpas terug kon krijgen. Ze vertelden me dat ze mijn pinpas nodig hadden voor de tolweg. [18]
Aangever [slachtoffer] heeft in een aanvullende aangifte – voor zover van belang – het volgende verklaard:
In het begin wilde ik [A] eerst beter leren kennen, maar [A] zei eigenlijk dat ze met me wilde trouwen. Maar ook [ valse naam medeverdachte 2] gaf gelijk aan dat [A] wilde trouwen.
In het begin werd ze, ook in haar profiel op [websitenaam] , gepresenteerd als een dertigjarige, dus ik zag toen geen belemmering. Pas enkele weken later, toen ik er vragen over ging stellen, omdat ze mij veel jonger leek, kwam ik erachter dat ze pas 17 jaar zou zijn. Ik heb toen gezegd: “Je bent te jong om te trouwen, we moeten stoppen”. Maar haar familie en vooral [verdachte] gaf aan dat het in hun cultuur gewoon kon vanaf 16 jaar en zij het ook goed vonden als wij zouden trouwen.
Ik had op dat moment niet het gevoel dat ze mogelijk op mijn geld uit waren en dat [A] helemaal niet met me wilde trouwen. Maar elke keer als ik wel een twijfel had over iets dan zei [ valse naam medeverdachte 2] : “ [slachtoffer] , geloof je me niet, dan leg ik het nog een keer uit”. Ze zei: “Ik zweer het op mijn moeders graf” en “Ik zweer het op mijn kinderen”. [19]
Ik ging al gelijk na het begin in de [adres 2] te [plaats 5] logeren.
U toont mij een foto die op mijn telefoon stond. Ik zie mijzelf en [A](
toevoeging rechtbank: in trouwjurk). De foto is gemaakt op de [adres 2] . [20] De foto is gemaakt door [ valse naam medeverdachte 2] met mijn telefoon. Ze maakten mij gek om mij te doen geloven dat [A] met mij wilde trouwen. Het was ook een soort oefenen voor de bruiloft. Ze kwam die middag als een soort verrassing in een trouwjurk naar beneden.
U houdt mij voor dat op mijn telefoon ook berichten zijn gevonden tussen mij en [A] , zoals het volgende bericht:
[slachtoffer] :
Jij bent mijn alles eigenlijk mijn spiegelbeeld ik herken jou in mij en je herkent mij in jou.
Dus we schamen nooit voor elkaar nooit. We houden alleen van elkaar en daarom zijn we zo gelukkig dat we elkaar hebben gevonden een God’s wonder zelf want zijn engelen brachten ons bij elkaar en iedereen zal het merken of weten, mijn schat (hartjes).
[A] :
Mooi liefie (hartje)
Schatje
Ik ga slapen liefie
Ik app je morgen weer ja schat
Ik ben echt moe ik hou van jou heel veel (hartjes en zoentjes).
Ik vond het wel gek want als ze bij mij was dan zei ze nooit zoveel tegen mij maar via de telefoon kreeg ik dit soort berichten. Ik kreeg door de berichten het idee dat ze echt van mij hield. Het haalde wel de twijfel weg die ik soms had. [21]
U vraagt mij hoe het kan dat ik zo snel voor bijna 270.000 euro aan goud kocht voor de borg en de trouwerij.
[verdachte] kwam met dat verhaal. Als ik met haar dochter wilde trouwen, moest ik die borg betalen. Ik heb wel getwijfeld om het te doen, maar ik kon [A] niet loslaten. Als ik niet zou betalen, zou ik weer terug kunnen naar [plaats 3] , zeiden ze. Ook gaven ze aan dat mijn verliefdheid voor [A] niet echt was als ik die niet over had voor haar. [ valse naam medeverdachte 2] en [verdachte] zeiden dit tegen mij.
[verdachte] , [A] en ik waren bij het ophalen van het goud aanwezig. Ik ging de goudzaak binnen en de rest bleef buiten.
We reden toen vaak terug naar de [adres 1] . Daar wilden ze het goud gelijk hebben. Ze overtuigden mij dat ik het goud moest geven, omdat ze een kluis boven hadden waar ze het konden bewaren. Ze zeiden dat ik ze moest vertrouwen en dat deed ik toen ook.
[verdachte] kreeg het goud in handen. Ik gaf volgens mij altijd het goud aan haar. [22]
Moeder, [verdachte] , nam het goud in bewaring. Ik zou het terug krijgen als ik paar jaar goed zou zijn voor [A] . Ze zeiden dat dat traditie was. Het was een soort borg zodat ik goed zou zorgen voor hun dochter.
U vraagt mij wie de Rolex horloges heeft uitgezocht.Dat weet ik niet. Ik kreeg alleen de factuur onder mijn neus, van [ valse naam medeverdachte 2] . Volgens mij ben ik alleen naar de juwelier gegaan om ze op te halen. [ valse naam medeverdachte 2] heeft de horloges opgeborgen op de [adres 2] onder de trapkast.
U vraagt mij wat [A] mij vertelde over een ketting die zij bij een pandjesbaas had liggen.Ze had een aantal sieraden. Ze lieten foto’s van sieraden zien op hun telefoon. Deze zouden liggen bij een pandjesbaas zeiden ze. [23] Als ik vragen stelde, zei [ valse naam medeverdachte 2] weer: “Geloof je me niet, vertrouw je me niet, ik zweer het op mijn kinderen”. Telkens benadrukte ze me dat ik ze moest vertrouwen.
Pas toen [medeverdachte 3] en [valse naam medeverdachte 6] enkele weken later in beeld kwamen, werd mij duidelijk dat [A] 17 bleek te zijn. Dit was rond half september 2019. Dit was ruim na de dag van de foto met de trouwjurk. Ik heb toen gezegd dat ik mijn geld en mijn goud terug wilde en niet direct wilde trouwen, maar daarop zeiden ze allemaal tegen mij dat in hun cultuur ook gewoon nu al kon en zorgden ze er dus voor dat ik toch bleef. Ik was helemaal verliefd en wilde haar niet verliezen. Als ik te veel vragen zou stellen, was ik bang om [A] kwijt te raken.
Als ik naar de politie zou gaan, zou ik het geld, het goud en [A] kunnen vergeten. Ik heb dat dus niet durven doen. Ik mocht met niemand praten. Niet met mensen uit [plaats 3] en niet met de politie. [ valse naam medeverdachte 2] , [verdachte] en [valse naam medeverdachte 1] zeiden dit steeds tegen me. Ik was het meeste bang dat ik [A] kwijt zou raken. [24]
U vraagt mij wat de hoofdreden was om in de periode van 3 september tot 11 oktober 2019 voor zo’n groot bedrag aan goud af te staan.Ik was smoorverliefd op haar en was altijd bang haar kwijt te raken.
[medeverdachte 3] en [A] zouden neef en nicht zijn. Ik wist niet dat [medeverdachte 3] een zoon was van [verdachte] .
U houdt mij voor dat in de periode vanaf 3 september 2019 veel pinbetalingen zijn te zien van mijn bankrekening bij diverse winkels. [25]
Ik was bij alle pinbetalingen zelf aanwezig. Ik moest ook altijd zelf pinnen. Als ik niet betaalde, kon ik vertrekken. Dan gingen we bijvoorbeeld wat kleren kopen en net bij de kassa kwamen er ineens hele stapels kleren bij die ik moest betalen. Dat was volgens mij bij C&A. De reden dat er zoveel spullen werden gekocht van mijn geld was heel simpel. Ik kreeg eten en onderdak en ik zou met [A] mogen trouwen en daar wilde ze wat voor terug zien. Ik denk dat alles naar de familie is gegaan. Er waren spullen voor [medeverdachte 1] , voor [verdachte] , voor [ valse naam medeverdachte 2] en ook voor [medeverdachte 3] . [26]
U vraagt waarom voor een bedrag van 365.000 euro een leenovereenkomst is opgemaakt.Ze wilde niet hoger gaan dan dit bedrag. Ook wilde ze geen hoge rente en een lange looptijd. Het was dit of niets, zeiden ze. U vraagt waar [verdachte] en ik onze handtekening hebben gezet. Dat is in het Notariskantoor [kantoornaam] in [plaats 1] geweest. [ valse naam medeverdachte 2] , [verdachte] , ik, notaris [B] en volgens mij ook meneer [getuige] waren daarbij aanwezig. Op het moment nadat het stuk werd ondertekend zei [B] tegen ons dat het geen akte van het kantoor is en dat ze er ook geen factuur voor zouden sturen.
U vraagt aan mij wat ik dacht toen de notaris zei dat hij het niet vertrouwde.De reden was dat er geen onderpand was. Het goud was al gegeven namelijk. Ik heb hem in het gesprek uitgelegd dat het voor de bruiloft was en dat het allemaal voor [A] was. De lening overeenkomst kwam echt uit [ valse naam medeverdachte 2] en [verdachte] . [27]
Ze wilden graag een woning van [verdachte] in Italië verkopen maar de woning stond onder water vertelden ze. Ze wilden graag verkopen, maar de markt in Italië was slecht. [A] smeekte mij om geld te betalen om het gat te vullen van deze woning. Dat was volgens mij ergens in september of oktober 2019. Het ging om 70.000 euro. Ook weer in goud. [A] smeekte om dit voor haar moeder te doen met tranen in haar ogen. [28]
U houdt mij voor dat op mijn telefoon ook een foto stond van mij en [A] voor de Eiffeltoren. U vraagt hoe ik mij toen voelde.Ik dacht, hier doe ik het voor.
U houdt mij voor dat op 25 oktober 2019 € 5.900,- wordt gepind bij Louis Vuitton in [stad] . U vraagt wie die pintbetaling heeft gedaan.Dat moest ik doen en dat ging echt onder dwang. Daar waren [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ook bij.
U vraagt of ik er altijd bij was als er werd gepind in [stad] .Ja natuurlijk. Ik betaalde onder dreiging. Op een gegeven moment kwam er de dreiging dat ik alles kwijt zou raken. Toen in die winkel, die je net noemde (
de rechtbank begrijpt: Louis Vuitton) zeiden ze wel dat ze mij zouden achterlaten als ik niet zou betalen. Ze stonden echt met zeven man om mij heen. Ze werden steeds griezeliger en bedreigender. Maar het ging mij echt om de verliefdheid richting [A] . Als ik niet zou meewerken, was ik bang haar kwijt te raken. [29]
U vraagt wie tegen mij zei dat zij aangifte tegen mij zouden doen van pedofilie als ik hun zou betrekken bij een gesprek met de Rabobank.Dat waren [ valse naam medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zeer zeker. En [medeverdachte 3] ook op zijn manier. Ik dacht echt dat ik later weg zou gaan met [A] en weg zou gaan bij de familie. Ik heb de dreigementen over mij heen laten komen. Ik was echt bang dat ik geld en het goud niet meer terug zou krijgen als ik met de Rabobank ging praten. Ik was ook bang dat ik hierdoor [A] niet meer zou zien. [30]
U vraagt mij waarom ik bij deze mensen bleef.Ik mocht zonder toestemming het huis niet verlaten. Als ik zou gaan, zou ik alles kwijt zijn, mijn geld, mijn goud en [A] .
U vraagt wie mij vaak uitschold. [medeverdachte 3] , [ valse naam medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , de mannen eigenlijk voornamelijk.
U vraagt waarom er elke keer geld van mijn rekening werd gepind om te spelen in gokhallen?Dat moest. Anders zag ik [A] nooit meer.
U houdt mij voor dat in het politiesysteem staat dat 20 december 2019 de politie ter plaatse is gegaan bij een casino naar aanleiding van een melding. De politie heeft een aantal personen in het casino gecontroleerd. Onder andere de volgende personen waren aanwezig. [slachtoffer] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Wie zei tegen u dat het geld moest pinnen?
Dat moest van [ valse naam medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
U houdt mij voor dat uit mijn bankmutaties blijkt dat er van mijn rekening ook is gepind bij gokhallen in Rotterdam, Rijswijk, Dongen en Hoofddorp in januari 2020. U vraagt of ik daar elke keer bij was.
Ja, en dat was allemaal onder dwang. Casino’s en gokhallen zijn plekken waar ik nooit kom, ook nooit eerder was geweest, maar vooral ook niet wil komen. Elke keer werd ik er onder valse voorwendselen naartoe gelokt, zoals dat we ergens uit eten zouden gaan of dat ik [A] die avond zou gaan zien.
Met wie ging u naar die gokhallen toe?
Met diezelfde club
. [31]
U houdt mij voor dat de wijkagent mij op 11 januari 2020 op straat heeft aangesproken vlakbij de [adres 2] . U houdt mij voor dat hij toen zijn zorgen heeft geuit over mijn verblijf bij de familie en dat hij de indruk had dat ik bang was. U houdt mij voor dat ik toen ontkende dat ik in een lastige situatie zat.
Dat is dezelfde problematiek als met de Rabobank. Als ik iets zou zeggen tegen de politie zou ik [A] nooit meer zien. Ik twijfelde echt of ik het toen moest vertellen. Deze wijkagent heb ik twee keer in de woning van de familie gezien. Zij zeiden tegen de agent dat ik de klusjesman was. Ik mocht dan zelf steeds niets zeggen, dat zouden zij wel doen. De tweede keer stuurden ze mij al vrijwel direct nadat hij binnen was naar buiten en zeiden ze dat ik verder moest gaan met klussen.
U vraagt mij waarom ik niet aan de wijkagent vertelde over [A] of hoe ik verder behandeld werd. Dat mocht niet. Dan zou ik alles kwijt geraakt zijn. [32]
Wie had voorgesteld een woning in [plaats 5] te gaan huren?
Ik vond het vervelend altijd op de sofa te liggen. Ik zei toen dat ik terug zou gaan naar [plaats 3] en toen werd de huurwoning aan de [adres 5] te [plaats 5] geregeld. Ik vond het vreselijk om uit [plaats 3] weg te gaan. Ik kon het door [A] . [33]
Ik heb er weinig mensen over verteld dat ik naar [plaats 5] ging verhuizen. Misschien wel niemand. Ik mocht er niets over vertellen. Ik moest alle banden met [plaats 3] verbreken.
U vraagt of ik was meegegaan naar Spanje als ik had geweten dat [A] niet naar Spanje zou komen. Nee, nooit. [34]
U houdt mij voor dat in mijn bankmutaties is te zien dat mijn pinpas in de periode van 21 februari tot 11 juni 2020 in Spanje werd gebruikt voor betalingen voor onder andere verblijfskosten in hotels, voor restaurants, door de aankoop van goederen, voor betalingen in een casino en voor verschillende contante opnames. U vraagt mij wie deze betalingen deed.
In he begin deed ik dat zelf, maar later werd mijn pinpas in beslag genomen door [medeverdachte 1] .
U vraagt mij wie er allemaal gebruik maakte van mijn pinpas in deze periode.
Eerst [verdachte] , daarna [medeverdachte 1] volgens mij en vervolgens [medeverdachte 3] . Ik gaf mijn pincode aan [verdachte] .
U houdt mij voor dat we op facebook een aantal foto’s hebben gezien van een etentje bij de [horecagelegenheid] . De foto’s zijn geplaatst op 2 juni 2020. U houdt mij voor dat op 2 juni 2020 om 21:36 is gepind bij de [horecagelegenheid] van mijn rekening. U vraagt wie ik allemaal zie op de foto?
[medeverdachte 3] met Allabina, [verdachte] en [valse naam medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ). [35]
Omdat ik in [plaats 5] ging wonen en geld nodig had besloot ik het huis aan de [adres 3] te [plaats 3] te verkopen. Ik regelde zelf alles.
U vraagt mij hoe de familie [cultuurnaam] hier achter is gekomen. Ik had de verplichting dat te vertellen. Ze vroegen daar steeds om.
U houdt mij voor dat op 15 april 2020 een bedrag van 280.963,66 euro op mijn rekening wordt gestort afkomstig van de notaris. U houdt mij ook voor dat uit mijn bankmutaties blijkt dat ik op 27 en 28 april 2020 in totaal voor 258.150 euro van mijn rekening is overgemaakt naar [naam bank 2]. Dat deed ik onder dwang. [ valse naam medeverdachte 2] belde mij dagelijks. Ik zei dat ik er wel klaar mee was. Maar toen kwam [medeverdachte 1] met de dreigementen.
U vraagt mij van wie ik de volmacht moest ondertekenen. Van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] en [verdachte] waren daar ook bij. [36]
U houdt mij voor dat ik verklaarde dat ze toen weer kwamen op de volmacht en dat ik weer werd bedreigd. U vraagt door wie ik werd bedreigd. Door [medeverdachte 1] . Het was in het appartement. De volmacht is ingevuld en ondertekend in het appartement in Spanje . Het eerste kopje is van mij. Dat onderste waarschijnlijk van [medeverdachte 3] . U vraagt mij wie erbij waren. [medeverdachte 3] in ieder geval en ik denk ook [medeverdachte 1] . [37]
U vraagt mij met wie ik contact had in Nederland.
Met [C] en [D] .
U vraagt hoe ik contact had.
Telefonisch. Dat was de laatste paar dagen in Spanje , in juni. Toen heb ik nog een keer een mail gestuurd naar [D] met het bericht: Code rood! [38]
U vraagt of hier nog berichten van zijn.
Ik moest alles verwijderen. Ze zaten ook allemaal aan mijn telefoon en verwijderde volgens mij aan van alles. [39]
U vraagt mij of [A] de belangrijkste reden was dat ik bij de familie bleef. Ja, zonder [A] was ik pertinent niet meegegaan naar Spanje en dat wisten ze precies.
U houdt mij voor dat op mijn telefoon ook foto’s stonden van handgeschreven brieven.
Op deze brieven stond altijd bovenaan de brief een datum en "Leeuwarden" of "te Leeuwarden". De brieven zijn gericht aan meerdere personen: Aan " [koosnaam slachtoffer] ", maar ook aan mama, papa, de rest, allemaal. De brieven worden vaak afgesloten met [A] . Ze geeft in de brieven aan dat ze heel veel van " [koosnaam slachtoffer] " houdt en hem heel erg mist. Ook staat er vaak dat ze samen een toekomst gaan opbouwen. Ook staat er in brieven vaak de naam [valse naam medeverdachte 1] , moeder en [ valse naam medeverdachte 2] . In de laatste brieven staat dat ze er tussen 8 en 10 juni weer is en ze er weer is voor " [koosnaam slachtoffer] ". In de brieven gaat het vooral over dat " [koosnaam slachtoffer] " geduld moet hebben. De brieven hebben de volgende datering:
25 februari 2020, 4 maart 2020, 11 maart 2020, 17 maart 2020, 24 maart 2020, 31 maart 2020, 6 april 2020, 13 april 2020, 28 april 2020, 4 mei 2020, 18 mei 2020, 23 mei 2020 en 30 mei 2020. [40]
De eerste brief gaf mij het beeld dat alles klopte en dat het echt brieven waren van [A] . Ik was er bijzonder mee ingenomen en het was een reden om uit te kijken naar de toekomst met [A] .
Ik kreeg deze brieven toegestuurd via de app. Ik zag nooit een envelop. Ik kreeg een foto van de brieven via de telefoon van [ valse naam medeverdachte 2] . Iedereen wist van deze brieven en [medeverdachte 1] , [ valse naam medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stuurden deze brieven aan mij door.
Dat [A] in een jeugdinstelling in Leeuwarden zou zitten dat zei iedereen. Iedereen vertelde altijd hetzelfde. Dus [verdachte] , [medeverdachte 3] , [ valse naam medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Niemand zei ooit iets anders over waar [A] zat. [41]
Als ik twijfelde over hun eerlijkheid werden ze razend.
U houdt mij voor dat de brieven mij het idee gaven dat als [A] vrij kwam ze een toekomst met mij ging opbouwen. U vraagt of dit ook een reden was om de opbrengst van twee woningen met een waarde van ongeveer 550.000 euro te laten omzetten in goud en met een volmacht door [medeverdachte 5] te laten ophalen?
Nee, dat waren echt meer de bedreigingen. Ik was doodsbang. [42]
Aangever [slachtoffer] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
De raadsman van verdachte [verdachte] houdt mij voor dat ik op enig moment een lening heb verstrekt. Hij vraagt mij of ik nog weet welke lening dat was en aan wie ik die lening heb verstrekt.
De lening is in twee segmenten geweest. 10 en 15. [ valse naam medeverdachte 2] had de lening voorgesteld. [43]
U vraagt mij of ik aan [ valse naam medeverdachte 2] leende om indruk te maken op [A] ?
Ja, dat is handiger verwoord.
Het is overgemaakt op de bankrekening van [medeverdachte 5] . Ik ging ervan uit dat [medeverdachte 5] [ valse naam medeverdachte 2] was. Ik had al gezegd dat [ valse naam medeverdachte 2] graag een lening wilde. Dat kon ze goed gebruiken.. [44]
U houdt mij voor dat ik zei dat 14 september het huwelijk volgens hun traditie was gepland. U vraagt mij of het huwelijk ook heeft plaatsgevonden.
Nee, want de dag ervoor, de 13e september, kwam er bericht dat er een tante ofzo was overleden en daarom kon het de 14e niet doorgaan. [verdachte] kreeg het telefoontje dat die persoon was overleden. [45]
Ik ben alleen in Antwerpen geweest voor goudstaven. Volgens mij drie keer. [verdachte] was er altijd bij. [46]
Aangever [slachtoffer] heeft in een aanvullende verhoor bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U vraagt mij of ik met [medeverdachte 5] over die lening heb gesproken op enig moment ten tijde van die verstrekking.
Bij mijn herinnering helemaal niet.
U vraagt mij of het bedrag teruggestort is geweest.
Ik weet niet wat er teruggestort is, maar elke terugstorting hield in: terug pinnen aan de familie. Dat moest ik afgeven aan [verdachte] . Dus eigenlijk een verkapte constructie. Alles wat werd afgelost moest ik weer pinnen en afgeven aan [verdachte] . Dat was bij de pinautomaat aan [locatie] . Van die 25.000 heb ik zelf niets teruggezien.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zaten altijd op mijn huid. [47]
Rol verdachte
[medeverdachte 7] heeft als medeverdachte – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik ben met [medeverdachte 3] geweest in 2019. Ik denk in mei of juni van 2019. [48] Ik was ongeveer zeven maanden met hem. Ik denk in januari of februari 2020 was ik weg.
In de tijd dat ik een relatie met hem had, woonde ik bij hem in [plaats 5] . Hij woonde met zijn ouders samen.
[verdachte] is [medeverdachte 3] zijn moeder. [49]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb gesproken met mr. Wiekeraad, de advocaat van [slachtoffer] . Wiekeraad gaf aan dat er door hem op 15 oktober 2020 whatsapp gesprekken waren opgenomen. Deze gesprekken waren in het bijzijn van hem, [slachtoffer] en de accountant van [slachtoffer] gevoerd. Ik heb deze audiobestanden ontvangen.
Volgens Wiekeraad zijn de gesprekken van 15 oktober 2020 tussen [slachtoffer] en (moeder) [verdachte] .
Ik heb hieronder een aantal passages uit de gesprekken letterlijk weergegeven: [50]
[Whatsapp 1] Gesprek 15 oktober 2020 van 6:39 min. tussen [verdachte] en [slachtoffer] :
04:15 min.
[verdachte] :
- Ik ben zo blij jou te horen lieverd. Moeder mist jou heel erg.
[slachtoffer] :
- Hoe komt dat?
[verdachte] :
- Ja, jij weet ik hou van jou, jij bent mijn zoon. [51]
02:24 min:
[slachtoffer] :
- Hoe zit het met [A] dan? Mist die mij ook?
[verdachte] :
- [A] mist jou heel erg.
03:55:
[verdachte] :
- Luister naar je moeder. Kom bij [straat 2] , bij mij. Kom bij [huisnummer 1] . Ik wacht op jou. Jij bent mijn familie.
05:43:
[verdachte] :
- Ik ben jouw moeder.
[Whatsapp 2] gesprek van 15 oktober 2020 van 9.12 min (tussen [verdachte] en [slachtoffer] )
0.56
min.
[slachtoffer] :
- Waar is mijn goud gebleven? Wanneer komt mijn goud terug? Dat wil ik weten.
[verdachte] :
- Alles bij je vrouw hè, jij weet. [52]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op 22 januari 2021 had ik een afspraak met de advocaat van [slachtoffer] om een bestand van zijn telefoon in ontvangst te nemen. Dit ging om een filmpje wat op 15 oktober 2020 om 17:30 uur was opgenomen. Dat was te zien in de eigenschappen van het filmpje op de telefoon. De advocaat vertelde mij dat er op 15 oktober 2020 een Whatsapp videogesprek was geweest tussen [slachtoffer] en [verdachte] (moeder). Bij dat gesprek waren [slachtoffer] , de advocaat en de accountant van [slachtoffer] aanwezig. [slachtoffer] had de camera afgeplakt zodat hij niet in beeld kwam. Ik heb van dit filmpje vervolgens ook een filmpje gemaakt omdat het op dat moment niet lukte om het bestand over te zetten. [53]
Ik herkende op het filmpje [verdachte] . [54]
Doen geloven dat [A] een relatie met hem zou willen, met hem zou willen trouwen
[medeverdachte 7] heeft als medeverdachte – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Verbalisanten tonen aan [medeverdachte 7] de foto waarop zij met aangever staat, terwijl zij in trouwjurk is gekleed.
Ik moest dit allemaal van hun doen. Dit ben ik op de foto. Ik zag deze man bij [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [familienaam] . Ik had toen zelf een relatie met [medeverdachte 3] . [55] Ik had geen relatie met [slachtoffer] . Ik had in die periode geen eigen mobiele telefoon. Ik mocht geen telefoon. [56]
U vraagt of ik ooit tegen [slachtoffer] heb gezegd dat ik met hem wilde trouwen.
Nee, nee.
Mag ik iets zeggen over die foto (
in trouwjurk). Dit was bij [medeverdachte 2] thuis. Ik moest dit allemaal doen van [medeverdachte 2] . De trouwjurk was ook van [medeverdachte 2] .
U vraagt mij wat ik denk dat [slachtoffer] toen gedacht zal hebben.
Dat hij met mij zou gaan trouwen. [57]
U houdt mij voor dat u veel berichten op de telefoon van [slachtoffer] heeft teruggevonden, zoals dit bericht dat hij van mij zou hebben gekregen:
[slachtoffer] :
Jij bent mijn alles eigenlijk mijn spiegelbeeld ik herken jou in mij en je herkent mij in jou.
Dus we schamen nooit voor elkaar nooit. We houden alleen van elkaar en daarom zijn we zo gelukkig dat we elkaar hebben gevonden een God’s wonder zelf want zijn engelen brachten ons bij elkaar en iedereen zal het merken of weten, mijn schat (hartjes).
[A] :
Mooi liefie (hartje)
Schatje
Ik ga slapen liefie
Ik app je morgen weer ja schat
Ik ben echt moe ik hou van jou heel veel (hartjes en zoentjes).
Ik heb dit bericht niet gestuurd. Ik had zelf geen telefoon. Ik mocht geen telefoon in mijn hand houden. [58]
U houdt mij voor dat u ook een aantal foto’s heeft aangetroffen van mij en [slachtoffer] in [stad] . U houdt mij voor dat het hier lijkt of [slachtoffer] en ik een stelletje zijn. [59]
Ja, deze foto’s herken ik. Ik zie mezelf op de foto en [slachtoffer] . Dit moest ik doen van [medeverdachte 2] . [60]
U vraagt mij of ik in de periode na februari 2020 in een jeugdinstelling in Friesland (Leeuwarden) heb gezeten.
Dat is gewoon gelogen. Ik was toen niet meer bij de familie [familienaam] . Ik heb nooit in een jeugdinstelling in Friesland gezeten.
U vraagt mij wat ik kan vertellen over handgeschreven brieven die ik naar [slachtoffer] zou hebben gestuurd.
Nee, dat heb ik nooit gedaan. Ik ben gevlucht en ik heb nooit meer achterom gekeken. [61]
U laat mij de foto’s van de brieven zien.
Ik heb deze brieven niet geschreven. Ik was in deze tijd al met mijn vriend. Dit klopt niet. Dit hebben ze uit mijn naam gedaan. Dit is echt ziek. Ik heb nooit een brief gehad van [slachtoffer] . [62]
[medeverdachte 7] heeft bij de rechter-commissaris als getuige – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U vraagt mij naar de foto waarop ik met [slachtoffer] sta terwijl ik in trouwjurk ben gekleed.
Ik moest dit allemaal van hun doen. Hun allemaal, het is familie. [63] Ik moest doen alsof ik [slachtoffer] leuk vond en met hem moest trouwen. [64]
U vraagt mij of ik wel eens heb gedaan of ik met [slachtoffer] wilde trouwen.
Dat moest ik doen, maar dat was nooit mijn bedoeling. [65] Ze zeiden tegen mij: Doe een bruiloftsjurk aan en maak nog eens foto’s met [slachtoffer] en doe net of je hem leuk vindt. Deze dingen zeiden ze allemaal. Ik moest foto maken en naast hem zitten. Hem vasthouden met de arm. [66]
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat [slachtoffer] in de veronderstelling was dat hij met [medeverdachte 7] zou trouwen. U vraagt mij hoe [slachtoffer] op dat idee zou zijn gekomen.
Hoe ik hem heb gezien. Ze zaten bovenop elkaar op de bank. Als ze zo knus op de bank zitten, zal het wel dat hij dat dacht. [67]
U houdt mij de foto voor waarop [slachtoffer] en [medeverdachte 7] in trouwjurk staan.
Dat was op de [adres 2] . Hadden ze soms bruiloftsplannen? Het leken mij wel twee tortelduifjes. Als je die foto ziet zal hij wel op zijn knieën gegaan zijn. Ik kan alleen zien wat ik zie op de foto. Dan zullen ze wel gaan trouwen. [68]
U houdt mij de foto voor van [slachtoffer] en [medeverdachte 7] voor de Eiffeltoren in [stad] .
Als ik ze zag was het altijd dit knusse gedrag. Kijk eens naar die foto. Twee mensen waren verliefd ja. Ze wilden elkaar. [69]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op de telefoon van [slachtoffer] stonden onder andere veel foto’s van handgeschreven brieven. [70]
Op deze brieven stond altijd bovenaan de brief een datum en
"Leeuwarden" of "te Leeuwarden" De brieven zijn gericht aan meerdere personen: Aan " [koosnaam slachtoffer] " maar ook aan mama, papa, de rest, allemaal. De brieven worden vaak afgesloten met “ [medeverdachte 7] ” en op 6 april 2020 met “vrouwtje [A] ”.
In de brieven staat dat [medeverdachte 7] in een jeugdinstelling in Leeuwarden zit. Ze geeft in de brieven aan dat ze heel veel van " [koosnaam slachtoffer] " houdt en hem heel erg mist. Ook staat er vaak dat ze samen een toekomst gaan opbouwen. In de brieven staat vaak de naam [valse naam medeverdachte 1] , moeder en [ valse naam medeverdachte 2] . In de laatste brieven staat dat ze er tussen 8 en 10 juni weer is en ze er weer is voor " [koosnaam slachtoffer] " In de brieven gaat het vooral over het feit dat " [koosnaam slachtoffer] " geduld moet hebben. [71]
Op 9 juni 2020 stuurt [slachtoffer] een bericht naar [ valse naam medeverdachte 2] : “Beetje onrustig wanneer [A] vrijkomt.
Dan stuurt [ valse naam medeverdachte 2] terug: “Ja Midden”, “Juni”. [72]
[slachtoffer] stuurt op 9 juni 2020 het bericht aan [ valse naam medeverdachte 2] : Komt er nog een brief van [A] ? [73]
Waarop [ valse naam medeverdachte 2] stuurt: Ja. [74]
Op 15 mei 2020 stuurt [valse naam medeverdachte 1] een bericht naar [slachtoffer] met daarbij een Attachement (bijlage). [75] Op 20 en 26 mei 2020 stuurt [valse naam medeverdachte 1] een aantal berichten naar [slachtoffer] met daarbij een Attachement (bijlage). Het lijkt te gaan om foto’s van de brieven van [medeverdachte 7] die door [valse naam medeverdachte 1] worden doorgestuurd aan [slachtoffer] . [76]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Nadat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan, is nog contact geweest tussen [slachtoffer] en de personen tegen wie [slachtoffer] de aangifte heeft gedaan. Deze contacten verliepen via Whatsapp. De telefoon waarmee de communicatie had plaatsgevonden is veiliggesteld. In de telefoon stonden Whatsapp berichten tussen [slachtoffer] en verschillende personen:
22 juli 2020
nummer [telefoonnummer 1]
- Ik ben het [ valse naam medeverdachte 2] . [77]
23 juli 2020
nummer [telefoonnummer 1]
  • [A] is hier en [A] is boos op jou hoe je met haar heb gedaan en met de rest
  • Lieve [koosnaam slachtoffer] hoezo heb je dit met mij gedaan je zou wachten op me. Zei je ook in je berichten die ik door kreeg toen ik er was was jij er niet meer weetje wat je met mij heb gedaan je heb me pijn gedaan we zouden nog van alles doen en ineens ben je er nie alsjeblieft. Laten we dit zo snel mogelijk goed maken je wist dat ik 17 jaar was en problemen had en dat is er nu niet meer Ik mis je [A] .
[slachtoffer] :
- [ valse naam medeverdachte 2] , als [A] nu echt bij je zit, stuur mij dan maar nu direct een foto van jullie samen
Nummer [telefoonnummer 1]
- [slachtoffer] , [A] is kapot, ze huilt [78]
29 augustus 2020
Nummer [telefoonnummer 1]
-
Twee foto’s van [A] worden gestuurd, waarvan één met groot rood hart op de achtergrond. [79]
- Weet dat ik je mis en nog lang niet over is.
16 oktober 2020
Nummer [telefoonnummer 1]
- Goeie morgen [slachtoffer] [A] heeft haar studio gehad al aantal maanden ze zit gelukkig op de zelf ze komt dagelijks zie en spreek er ook ze mist jou ontzettend tuurlijk je bent haar eerste echte liefde geweest [slachtoffer] alsjeblieft je weet hoe ik met je bent en was laat me een afspraak maken met JOU we treffen elkaar ergens en we praten over alles je bent en zal altijd een familie voor ons blijven voor ons allemaal. [80]
19 juli 2020
Nummer [telefoonnummer 2]
- Ik ben het [ valse naam medeverdachte 2] .
20 juli 2020
Nummer [telefoonnummer 2]
  • [slachtoffer] ik snap jou stress maar [A] heeft ook hele zware stress slaap nachten niet dat ze je niet heeft kunnen horen en zien ze is er kapot van dat je er zo heb laten zitten terwijl je wist wat ze heeft meegemaakt waar ze nu vanaf is maar zonder jou dat is het zwaarste voor haar doe dit niet [slachtoffer] vooral niet voor [A] sorry
  • [slachtoffer] [A] wil jou terug ze wil jou als haar man jij bent toch ook voor haar door alles heen gegaan zei ook voor jou laat er niet alleen
  • Foto van [A] met groot rood hart op achtergrond wordt bijgevoegd.
  • Ze denkt elke dat dat je aankomt kloppen en zegt dit is jou verrassing.
21 juli 2020
Nummer [telefoonnummer 3]
- [slachtoffer] ik ben het moeder kan je de telefoon opnemen wil met je praten wan tik mis je. [82]
  • Goeie avond [koosnaam slachtoffer] waarom Heb je me dit aangedaan waarom heb je mij na maanden zo achter gelaten ik dacht dat mijn leven met jou zou eindige dit is de laatste wat ik had verwacht jij mij zo achter laten heb maanden weken gevochten zodat we elkaar in armen konden houden en dat is zo verbroken waarom [koosnaam slachtoffer] waarom mijn persoon die mijn aanvoelde is er nie meer is helemaal verdwenen [koosnaam slachtoffer] alsjeblieft doe dit nie ik hou van jou ik mis jou iedereen zal je vergeven wat er is gebeurd iedereen heeft er begrip voor dat je even je rust nodig had vanwege de Corona en wat er is gebeurd dat ik ineens maanden weg moest je telefoon deed het niet meer er waren zoveel planningen wat we zouden doen is dit nu van mijn afgenomen schat ik hou van je ik mis je xxox [A]
  • Als bijlage wordt een foto van [A] bijgevoegd.
  • Deze is speciaal voor jou. Ik mis je.
22 juli 2020
Nummer [telefoonnummer 3]
  • Grt [ valse naam medeverdachte 2]
  • Kom naar mij toe [huisnummer 2]
  • Ga na haar toe laat er nie zo [slachtoffer] jullie horen bij elkaar dat weet ik dat weet jij ze heb al genoeg mee gemaakt laat er dit niet mee maken.
8 oktober 2020
Nummer [telefoonnummer 3]
  • Met [A] is en blijft jou vrouw
  • Maar ze is er ook kapot van na dit wat er is gebeurd
  • Laten we alsjeblieft elkaar ontmoeten ik en jij xxx [ valse naam medeverdachte 2] .
[slachtoffer] :
- Wat nou dan, ben ik nu ineens een hondje die naar het baasje moet luisteren? Antwoord nou toch eerst op de eenvoudige vragen. Waar zijn mijn goudstaven en is [A] nog ergens. Wanneer kan zij reageren? Waar is ze (vraag nog net niet waar woont ze)?
Nummer [telefoonnummer 3]
- Ze woont bij mij. [85]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb gesproken met mr. Wiekeraad, de advocaat van [slachtoffer] . Wiekeraad gaf aan dat er door hem op 15 oktober 2020 whatsapp gesprekken waren opgenomen. Deze gesprekken waren in het bijzijn van hem, [slachtoffer] en de accountant van [slachtoffer] gevoerd. Ik heb deze audiobestanden ontvangen.
Volgens Wiekeraad zijn de gesprekken van 15 oktober 2020 tussen [slachtoffer] en (moeder) [verdachte] .
Ik heb hieronder een aantal passages uit de gesprekken letterlijk weergegeven: [86]
[Whatsapp 2] Gesprek van 15 oktober 2020 van 09:12 min (tussen [verdachte] en [slachtoffer] ):
07:22 min.
[verdachte] :
- Luister [slachtoffer] , hou van [A] ?
[slachtoffer] :
- Hou ik van [A] ? De vraag is eerder houdt [A] nog van mij met al dat goud.
[verdachte] :
- Ja, [A] wacht nog steeds op jou.
07:42 min.
[verdachte] :
- Bel mij op. Met mij afspreken en met jou vrouw, is goed?
Lening voor [ valse naam medeverdachte 2]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Door ING Bank N.V. zijn de volgende gegevens verstrekt: Bankmutaties over de periode van 27 augustus 2019 tot 7 augustus 2020 van rekening [rekeningnummer 1] op naam van [medeverdachte 5] . Uit deze bankmutaties blijkt onder andere het volgende:
Op 1 september 2019 wordt er een bedrag ontvangen van € 10.000,- van rekening [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer] met in de omschrijving: “Geldlening 2019”. Op 2 september 2019 wordt er een bedrag ontvangen van € 15.000,- van rekening [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer] met in de omschrijving: “Geldlening 2019”.
Vanaf 23 september 2019 worden er diverse bedragen weer overgeboekt naar rekeningen op naam van [slachtoffer] . Het gaat om o.a. de volgende overboekingen:
23-sep-2019 € 1.000,00 Omschrijving: aflossing lening// eerste termijn
28-okt-2019 € 1.000,00 Omschrijving: aflossen lening
25-nov-2019 € 1.000,00 Omschrijving: Aflossing lening
4-jan-2020 € 1.000,00 Omschrijving: Aflossing lening
5-feb-2020 € 2.000,00 Omschrijving: Aflossing lening // februari/maart
15-mei-2020 € 1.000,00 Omschrijving: Snelle aflossing// september
25-mei-2020 € 2.000,00 Omschrijving: Snelle aflossing// oktober november
3-jun-2020 € 1.500,00 Omschrijving: Snelle aflossing// december januari
Totaal € 16.500,00
Op de rekening worden de o.a. volgende bedragen contant gestort:
23-sep-2019 - € 1.000,00
28-okt-2019 - € 1.000,00
25-nov-2019 - € 1.000,00
4-jan-2020 - € 1.000,00
5-feb-2020 - € 2.000,00
25-mei-2020 - € 2.650,00
3-jun-2020 - € 1.500,00. [87]
Overmaken geldbedragen naar goudbank voor borg en kosten bruiloft
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [88]
Aankoop goud:
In deze categorie zijn alle overboekingen naar de [naam bank 1] en naar [naam bank 2] opgenomen die gedaan zijn om goud aan te kopen.
Rabo 03-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 03-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 03-09-2019 € 35.927,00 [naam bank 1]
Rabo 09-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 09-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 09-09-2019 € 32.600,00 [naam bank 1]
Totaal: € 268.527,00. [89]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op de telefoon van aangever stonden onder andere verschillende foto's en documenten die betrekking hadden op de aankoop van goud. Deze zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd. Daarnaast heeft [slachtoffer] bij zijn aangifte ook diverse (kopie) facturen verstrekt van de aankoop van Goud. Deze facturen zijn allen gericht aan Dhr [slachtoffer] , [adres 3] , [woonplaats 2] . De facturen zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Uit de documenten is het volgende op te maken:
- Factuur van 03/09/2019 van [naam bank 1] bvba voor de verkoop van 3 stuks
Beleggingsgoud AGB/TGZ met een gewicht van 1000,00. Totaalbedrag:€ 135.927,-.
- Factuur van 07/09/2019 van [naam bank 1] bvba voor de verkoop van 3 stuks
Beleggingsgoud met een gewicht van 1000,00. Totaalbedrag:€ 132.600,-. [90]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb gesproken met mr. Wiekeraad, de advocaat van [slachtoffer] . Wiekeraad gaf aan dat er door hem op 15 oktober 2020 whatsapp gesprekken waren opgenomen. Deze gesprekken waren in het bijzijn van hem, [slachtoffer] en de accountant van [slachtoffer] gevoerd. Ik heb deze audiobestanden ontvangen.
Volgens Wiekeraad zijn de gesprekken van 15 oktober 2020 tussen [slachtoffer] en (moeder) [verdachte] .
Ik heb hieronder een aantal passages uit de gesprekken letterlijk weergegeven: [91]
[Whatsapp 2] Gesprek van 15 oktober 2020 van 09:12 min (tussen [verdachte] en [slachtoffer] ):
00:56 min
[slachtoffer] :
- Waar is mijn goud gebleven? Wanneer komt mijn goud terug? Dat wil ik weten.
[verdachte] :
- Alles bij je vrouw he, jij weet.
[slachtoffer] :
- Bij mijn vrouw? Bij [A] ? Wat moet zij ermee doen dan?
[verdachte] :
- [A] wacht op jou.
[slachtoffer] :
- Prima, maar waar is ze dan?
[verdachte] :
- Als je bij [ valse naam medeverdachte 2] komt…. Laten zien…. Ze is bij [ valse naam medeverdachte 2] , ze wacht op jou. Wanneer kom jij bij [ valse naam medeverdachte 2] ?
03:04 min.
[slachtoffer] :
- Ik wil mijn goud zien. Eerst mijn goud.
[verdachte] :
- Luister, als je komt bij [ valse naam medeverdachte 2] zie jij alles.
[slachtoffer] :
- Prima. Maak een Whatsapp foto, dan wil ik het eerst zien dat alles bij [ valse naam medeverdachte 2] ligt.
[verdachte] :
- En dan kom je?
[slachtoffer] :
- Als ik dan al die goudstaven zie dan gaan we het volgende gesprek aan en dan gaan we afspreken ja.
[verdachte] :
- Is goed, oké. [92]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op 22 januari 2021 had ik een afspraak met de advocaat van [slachtoffer] om een bestand van zijn telefoon in ontvangst te nemen. Dit ging om een filmpje wat op 15 oktober 2020 om 17:30 uur was opgenomen. Dat was te zien in de eigenschappen van het filmpje op de telefoon. De advocaat vertelde mij dat er op 15 oktober 2020 een Whatsapp videogesprek was geweest tussen [slachtoffer] en [verdachte] (moeder). Bij dat gesprek waren [slachtoffer] , de advocaat en de accountant van [slachtoffer] aanwezig. [slachtoffer] had de camera afgeplakt zodat hij niet in beeld kwam. Ik heb van dit filmpje vervolgens ook een filmpje gemaakt omdat het op dat moment niet lukte om het bestand over te zetten. [93]
Ik herkende op het filmpje [verdachte] . [94]
Ik heb het hele gesprek geluisterd en hieronder een aantal passages uit het gesprek letterlijk weergegeven:
06:44 uur
[verdachte] :
- Jouw vrouw houdt van jou
[slachtoffer] :
- Ja, en van het geld en het goud dan? Hoe zit het daar dan mee?
[verdachte] :
- Is allemaal bij jouw vrouw. Ik heb jou gezegd. Allemaal bij [A] . Als jij komt, komt jouw vrouw, gelukkig leven met jouw vrouw.
[slachtoffer] :
- Daar heeft ze het nooit over gehad, dat het goud bij haar was.
[verdachte] :
- Ik heb… wanneer.. uh.. is ze toch in die dingen gesloten was, wanneer ze is vrijgekomen. Ik heb alles bij haar gelaten. [slachtoffer] , en nu bewaren voor jou… ja…voor jullie twee… toekomst goedkomen. Liefde is belangrijk [slachtoffer] . Alstublieft. [95]
Aankoop Rolex horloges
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken.
Aankoop goederen:
In deze categorie zijn alle betalingen en overboekingen opgenomen die waarschijnlijk gedaan zijn om spullen mee aan te kopen bij diverse winkels zoals bijvoorbeeld sieraden en kleding:
Rabo 02-09-2019 € 50.000,00 [rekeningnummer 4] [bedrijf]
Rabo 02-09-2019 € 23.000,00 [rekeningnummer 4] . [96]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Uit een factuur, op naam van [slachtoffer] , blijkt dat er op 2 september 2019 twee Rolex horloges zijn aangeschaft. Factuurnummer C18021877-1452287.
Rolex Oyster Perpetual Classic, Serial: [serienummer 1] :
Rolex Oyster Perpetual Classic, Serial: [serienummer 2]
Totaal factuurbedrag inclusief btw: € 73.000,-
Door [bedrijf] Juweliers is vervolgens een e-mail verstrekt met onder andere de volgende informatie:
Ik heb navraag gedaan bij ons filiaal te Utrecht. Het is al een tijd geleden en daardoor zal het verhaal ook niet gedetailleerd zijn. Wat het filiaal bij staat is dat er een meneer en dochter twee horloges hebben uitgezocht voor haar bruiloft. Haar aanstaande man zou deze komen op halen en betalen. Bij het ophalen na betaling heeft meneer [slachtoffer] zich gelegitimeerd. Hier is geen kopie van. Tevens is het te lang gelden waardoor er geen beeldmateriaal meer is. [97] Als bijlage is de factuur van de aankoop van de horloges gevoegd. [98]
Ongebruikelijke transacties
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op 10 december 2020 is een verzoek verstrekking gegevens uit databestand ongebruikelijke transacties gedaan.
Op 28 september 2019 doet de Rabobank de volgende melding:
Het lijkt erop dat particuliere klant [slachtoffer] voor € 295.392,- aan goud heeft aangekocht. Dit vermogen is afkomstig van klant zijn eigen spaarrekeningen: tussen 24-09-2019 en 27-09-2019 heeft de klant in 5 transacties €195.000,- ontvangen van [rekeningnummer 5] en op 27-09-2019 in 1 transactie €100.000,- van [rekeningnummer 6] . De spaarrekening is in het verleden gevoed door een erfenis. Klant heeft in vier maanden tijd € 900.000,- uitgegeven. Hierbij zitten ook enkele opvallende transacties, waaronder grote uitgaven bij een juwelier en aankopen bij de [naam bank 1] . Aangezien klant niet het gesprek met de bank wilde aangaan, is de Rabobank rekening uiteindelijk beëindigd. [99] De transacties zijn niet passend in het klantbeeld omdat er nooit eerder goud is aangekocht. [100]
Betalen voor ketting aan pandjesbaas, vrijkopen van pooier en betalen voor woning in Italië
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [101]
Aankoop goud:
In deze categorie zijn alle overboekingen naar de [naam bank 1] en naar [naam bank 2] opgenomen die gedaan zijn om goud aan te kopen.
Rabo 16-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 16-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 16-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 16-09-2019 € 2.465,00 [naam bank 1]
Regio 24-09-2019 € 25.000,00 [naam bank 1]
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 [naam bank 1]
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 [naam bank 1]
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 [naam bank 1]
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 [naam bank 1]
Regio 25-09-2019 € 25.000,00 [naam bank 1]
Regio 25-09-2019 € 22.000,00 [naam bank 1]
Rabo 28-09-2019 € 23.000,00 [naam bank 1]
Regio 28-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Regio 28-09-2019 € 50.392,00 [naam bank 1]
Rabo 30-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 30-09-2019 € 3.000,00 [naam bank 1]
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 11-10-2019 € 50.000,00 [naam bank 1]
Rabo 11-10-2019 € 21.120,00 [naam bank 1]
Totaal: € 721.977. [102]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Op de telefoon van aangever stonden onder andere verschillende foto's en documenten die betrekking hadden op de aankoop van goud. Deze zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Uit de documenten is het volgende op te maken:
- Factuur van 14/09/2019 van [naam bank 1] bvba voor de verkoop van 3 stuks
Beleggingsgoud Umicore met een gewicht van 1000,00,-. En 1 stuk Beleggingsgoud
Unicore met een gewicht van 500,00. Totaalbedrag € 152.465,-
Met de hand is op de factuur geschreven dat het goud is geleverd op 17/09.
  • Factuur van 24/09/2019 van [naam bank 1] bvba voor de verkoop van 2 stuks beleggingsgoud Umicore met een gewicht van 1000,00, 3 stuks beleggingsgoud Tony Goetz met een gewicht van 1000,00. En 1 stuk beleggingsgoud Tony Goetz met een gewicht van 500,00. Totaalbedrag € 246.670,-
  • Factuur van 08/10/2019 van [naam bank 1] bvba voor de verkoop van 5 stuks Beleggingsgoud met een gewicht van 1000,00,-. Totaalbedrag € 221.120,-
Met de hand is op de factuur geschreven dat het goud is geleverd op 11/10. [103]
Pinbetalingen
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken.
Rabo 03-09-2019 € 129,00 Bijenkorf Amsterdam
Rabo 03-09-2019 € 300,00 Bijenkorf Amsterdam
Rabo 03-09-2019 € 77,00 Bijenkorf Amsterdam
Rabo 04-09-2019 € 921,94 Bijenkorf Utrecht
Rabo 04-09-2019 € 830,00 Bijenkorf Utrecht [104]
Rabo 04-09-2019 € 534,84 Bijenkorf Utrecht
Rabo 04-09-2019 € 850,00 Bijenkorf Utrecht
Rabo 04-09-2019 € 275,00 Bijenkorf Utrecht
Rabo 17-09-2019 € 859,31 Prénatal Utrecht
Rabo 17-09-2019 € 406,52 Prénatal Utrecht
Rabo 21-09-2019 € 29,90 C&A 001 AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 59,90 ZARA Nieuwendijk AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 89,97 AMSTERDAM KALVERSTRAAT AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 60,97 Bershka Kalverstraat AMSTERDAM
Rabo 21-09-2019 € 66,00 De Bijenkorf Amsterdam
Rabo 21-09-2019 € 57,00 Majestic AMSTERDAM
Rabo 05-10-2019 € 1.125,00 NL36 INGB 0006 6541 54 MS Bedden
Rabo 10-10-2019 € 102,95 H&M 143 UTRECHT UTRECHT
Rabo 10-10-2019 € 219,90 H&M 143 UTRECHT UTRECHT
Rabo 10-10-2019 € 22,85 Bijou Brigitte Utrecht
Rabo 17-10-2019 € 21,26 Holland & Barrett UTRECHT
Regio 29-11-2019 € 261,60 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 590,85 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 992,59 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 491,31 C&A Utrecht
Regio 29-11-2019 € 79,98 Esprit Utrecht
Regio 02-12-2019 € 729,45 Bijenkorf Utrecht
Regio 02-12-2019 € 219,95 Bijenkorf Utrecht
Totaal: € 10.405,04. [105]
Verdachte heeft bij de politie - voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat op de bankrekening van [slachtoffer] van september tot en met december 2019 veel pinbetalingen zijn te zien bij diverse winkels, zoals de Bijenkorf, Prenatal, H&M, Vodafone, Intratuin, Blokker, MS Bedden, GSM-reparatiecentrum, Esprit en C&A. U vraagt welke betalingen waren voor spullen die ik daarna heb gekregen.
[slachtoffer] heeft samen met mij boodschappen doen. Soms kleren kopen voor mij bij de Bijenkorf. [106]
Leenovereenkomst bij de notaris
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
In de overeenkomst [107] staat dat [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1977, wonende [adres 1] , een bedrag van € 365.000,- ter leen heeft ontvangen van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1954. De overeenkomst is ondertekend op 13 september 2019 te [plaats 1] . In artikel 2 staat dat de uiterste opnamedatum 16 september 2019 is. [108]
In de bij de aangifte gevoegde bankmutaties op naam van [slachtoffer] is geen overboeking van de 365.000,- te zien. Wel is er in de periode voor en op de uiterste opnamedatum van de lening door [slachtoffer] geld overgemaakt naar de [naam bank 1] om goud te kopen. Totaal bedrag naar [naam bank 1] volgens mutaties bedraagt € 420.992,-. Hierover verklaarde [slachtoffer] dat hij dit goud heeft moeten afstaan aan "de familie". Het gaat om de volgende overboeking van de rekening van [slachtoffer] :
03-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
03-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
03-09-2019 € 35.927,00 [naam bank 1] bvba
09-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
09-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
09-09-2019 € 32.600,00 [naam bank 1] bvba
(€ 268.527,00)
16-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
16-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
16-09-2019 € 50.000,00 [naam bank 1] bvba
16-09-2019 € 2.465,00 [naam bank 1] bvba
Totaal € 420.992,00. [109]
[getuige] heeft als getuige – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik heb de overeenkomst opgemaakt. [110] Het ging over wat goederen. Over horloges en wat goud uit Antwerpen. Dat stond niet in de overeenkomst. Ik kreeg een factuur van twee Rolex horloges van [bedrijf] van € 60.000,- à € 70.000,-. Ik kreeg ook een factuur van de aankoop van goud. Bij de notaris vroeg de notaris aan de man waarom hij deze lening verstrekte. De notaris nam de man apart omdat hij vraagtekens had. Er was geen zekerheid gegeven. De notaris vertelde mij dat hij het vreemd vond. De notaris vertelde mij dat het geld al verstrekt was voordat de overeenkomst was opgemaakt. De man vertelde dus aan de notaris dat het geld uit de overeenkomst al aan de vrouw was gegeven. De overeenkomst is niet bij de notaris getekend. Ik denk dan daarna. Ik heb de blanco versie bij de notaris aan hun gegeven. [111] Het was gek dat er geen onderpand was en dat het geld al gegeven was. [112]
[getuige] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
De notaris was wel zo slim om te denken: Hier ga ik mijn handtekening niet onder zetten. [113]
Laten pinnen in [stad] / Eurodisney
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [114]
Eurodisney / [stad] :
In deze categorie zijn alle pinbetalingen en overboekingen opgenomen die gedaan zijn ten behoeve van een bezoek/ vakantie in Eurodisney en in [stad] . Het gaat om betalingen voor toegangstickets, voor verblijfskosten in hotels, voor restaurants en voor de aankoop van goederen zoals een Louis Vuitton aankoop van € 5.900,-:
Rabo 25-10-2019 € 5.900,00, Louis Vuitton [stad] FRA
Totaalbedrag periode 20 oktober tot en met 25 oktober 2019: € 22.883,68. [115]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard:
[slachtoffer] is naar [stad] gegaan met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] . (…)
V: Eerder waren [slachtoffer] , [medeverdachte 3] , [valse naam medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] al in Disney. Wanneer ben je samen met [verdachte] naar Disney gegaan?
A: Ik ben 2 a 3 dagen later gegaan.
V: Hoe lang ben je in Disney geweest?
A: 1 nachtje, maar dit was niet in Disney, maar in [stad] . [116]
Casino
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [117]
Casino:
In deze categorie zijn alle pinbetalingen opgenomen die gedaan zijn in casino’s.
Regio 19-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 19-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 19-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 100,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 200,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino) [118]
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 20-12-2019 € 150,00 PDJ (Casino)
Regio 06-01-2020 € 50,00 Silver Plaza Leisure >ROTTERDAM
Regio 07-01-2020 € 50,00 Silver Plaza Leisure >ROTTERDAM
Regio 13-01-2020 € 50,00 Silver Plaza Leisure >ROTTERDAM
Regio 17-01-2020 € 250,00 L.C. Binnenstad >RIJSWIJK
Regio 17-01-2020 € 250,00 L.C. Binnenstad >RIJSWIJK
Regio 26-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 27-01-2020 € 250,00 PDJ DONGEN (Casino)
Regio 30-01-2020 € 300,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 100,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 100,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 30-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 10,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
Regio 31-01-2020 € 200,00 Betaalautomaat Hoofddorp
(
Totaal: € 8.460,00) [119]
Verdachte heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat uit de bankmutaties van [slachtoffer] blijkt dat er in de nacht van 19 op 20 december 2019 voor in totaal € 2.900,- gepind was van zijn rekening bij een Casino.
U vraagt of ik wel eens in een Casino kom.
Ja, met [slachtoffer] samen. Hij heeft gepind. Ik ben vaker met [slachtoffer] in het Casino geweest. [slachtoffer] gaf aan mij geld om te gokken. [120]
Een verbalisant heeft – voor zover relevant – het volgende gerelateerd:
Op 20 december 2019 is de politie ter plaatse gegaan bij een casino naar aanleiding van een
melding. De politie heeft een aantal personen in het casino gecontroleerd. Onder andere de
volgende personen waren aanwezig. [slachtoffer] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [121]
Verbod om met politie te praten
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik ben werkzaam als wijkagent. Ik heb in november en december 2019 de familie [familienaam] meerdere malen bezocht. Bij één van deze bezoeken trof ik meerdere mij bekende en één mij onbekende persoon aan in de woning. Het betrof een oudere man en ik schatte hem in als een Hollandse man van tussen de 60 en 65 jaar oud. Hij noemde zich [slachtoffer] . [122] Op 2 december 2019 surveilleerde ik in mijn wijk en zag ik genoemde [slachtoffer] uit de woning [adres 2] te [plaats 5] komen. Op 11 januari 2020 zag ik [slachtoffer] weer lopen op de [straat 2] en kreeg ik sterk de indruk dat hij mij ook zag maar mij wilde ontlopen. Ik ben met [slachtoffer] in gesprek gegaan. Ik kreeg sterk de indruk dat [slachtoffer] bang was. Hij keek steeds schichtig om zich heen. Ik voelde dat hij bang was en wel wilde maar niet durfde te praten. [123]
[verbalisant] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Ik denk dat ik vier of vijf keer binnen ben geweest bij de familie [familienaam] . Ik ben daar wijkagent.
U houdt mij voor dat ik in mijn proces-verbaal heb beschreven dat ik bij een van die bezoeken een oudere man trof van tussen de 60-65 jaar. U houdt mij voor dat ik heb beschreven dat u zich aan deze man heeft voorgesteld.
Hij zei dat hij [slachtoffer] heette en vervolgens is de heer [familienaam] gelijk in het gesprek gekomen. Bij doorlezing: Dat gesprek werd gewoon afgebroken door de heer [familienaam] . Ik had sterk de indruk dat de heer [familienaam] niet wilde dat ik verder vroeg, dat ik verder met de heer [slachtoffer] in gesprek ging. [124]
Verbreken banden met [plaats 3] / communicatieverbod
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
[slachtoffer] heeft zij zijn aangifte diverse bijlages verstrekt, waaronder een aantal e-mailberichten die hij vanuit Spanje naar bekende personen in [plaats 3] heeft verstuurd. Deze personen hebben hem ook geholpen uit Spanje naar Nederland te komen op 12 juni 2020.
Verzonden: woensdag 13 mei 2020 te 23:10 uur
Na weken kregen we weer bericht van [slachtoffer] . Ik stuur het bericht door.
Noodkreet??
(…)
Gebruik voor contact in deze alleen mijn email adres [email-adres] dus NIET @home.nl.
(…)
[adres 3] moest ik alleen al in goudstaven omzetten en die is gehaald vanuit België.
Met volmacht die ik "moest" afgeven. Anders zie ik [A] . nooit weer. [125]
(…)
Ik onderhoud sinds ca. 3 weken 6 a 7 personen etc waaronder mezelf. Kosten lopen in de papieren. (Gaten in hun handen) Ze hebben al aangegeven als ik niet voldoende meewerk kan ik ophoepelen.
(…)
Uitsluitend per email in verband met uitlenen van de telefoon. (..) De familie wil niet dat ik contact heb met “ [plaats 3] ”. [126]
Pinbetalingen Spanje
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [127]
Spanje , [plaats 4] :
Regio 21-02-2020 [128] tot en met 11 juni 2020
Totaal: € 20.977,10 [129]
Verdachte heeft ter zitting – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik in Spanje ben geweest met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [slachtoffer] . Het klopt dat ik met de pinpas van [slachtoffer] heb betaald.
Overmaken opbrengst woningen [plaats 3] naar Goudbanken en tekenen volmachten
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [130]
Aankoop goud:
In deze categorie zijn alle overboekingen naar de [naam bank 1] en naar [naam bank 2] opgenomen die gedaan zijn om goud aan te kopen.
Regio 27-04-2020 € 248.150,00 BE84 3100 4644 0959 [naam bank 2]
Regio 28-04-2020 € 10.000,00 BE84 3100 4644 0959 [naam bank 2]
Regio 09-06-2020 € 249.100,00 BE77 0015 8943 6542 [naam bank 1]
Regio 10-06-2020 € 44.000,00 BE77 0015 8943 6542 [naam bank 1]
Totaal: € 551.250,00. [131]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte diverse (kopie) facturen verstrekt van de aankoop van Goud. Deze facturen zijn allen gericht aan Dhr [slachtoffer] , [adres 3] , [woonplaats 2] . De facturen zijn als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Uit de documenten is het volgende op te maken:
- Factuur van 29/04/2020 van [naam bank 2] voor de verkoop van 5000 gram goudstaven.
Totaalbedrag € 258.150,-
- Factuur van 04/06/2020 van [naam bank 1] bvba voor de verkoop van 6 stuks
Beleggingsgoud met een gewicht van 1000,00. Totaalbedrag: € 293.100,-. [132]
Daarnaast zijn er nog 2 e-mail berichten tussen [slachtoffer] en [naam bank 1] met
betrekking tot het ophalen van het goud op 11 juni 2020 en de volmacht die daarvoor is afgegeven. [133]
(
De rechtbank merkt op dat op de volmacht staat dat deze is opgemaakt en ondertekend te [plaats 3]). [134]
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Door [naam bank 2] te Brussel is een factuur verstrekt van 29 april 2020 op naam van [slachtoffer] voor de aankoop van 5 kg aan goudstaven voor een bedrag van € 258.150,-. Op deze factuur werd voor ontvangst getekend door [medeverdachte 5] . Bij de factuur werd een kopie van de identiteitskaart van [medeverdachte 5] , geboren [geboortedatum 3] 2001 en een volmacht meegeleverd. Op de handgeschreven volmacht staat dat [slachtoffer] een volmacht afgeeft voor [medeverdachte 5] om bestelling VO20-01551 op te mogen halen. [135]
Pinbetalingen supermarkten en tankstation Nederland
Een verbalisant heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:
Ik heb alle mutaties van twee bankrekeningen op naam van [slachtoffer] ( [rekeningnummer 2] periode 1 september 2019 tot 31 oktober 2019 en [rekeningnummer 3] , periode 24 september 2019 tot 12 juni 2019) bekeken. [136]
Supermarkten
In deze categorie zijn alle pinbetalingen bij supermarkten in Nederland opgenomen: [137]
Regio 11-06-2020 € 100,90 Coop, [adres 6] >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 13,99 PLUS [locatie] >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 17,31 Coop, [adres 6] >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 32,46 Coop, [adres 6] >UTRECHT
Regio 11-06-2020 € 4,99 Coop, [adres 6] >UTRECHT
Regio 12-06-2020 € 17,95 Esso [handelsnaam] Utrecht >UTRECHT
Totaal: € 187,60
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft - voor zover van belang - het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat uit afschriften van [slachtoffer] is gebleken dat er in Utrecht is gepind met zijn pas na 11 juni 2020. U houdt mij voor dat de politie beelden van die pinbetalingen heeft opgevraagd. U toont mij de volgende beelden en vraagt wie ik daarop zie:
Foto 11 juni 2020 om 20.09 uur, pintransactie voor een bedrag van € 13,99 bij Plus Supermarkt in Utrecht.
Dat is [medeverdachte 6] . We kregen die pas van [verdachte] voor boodschappen. Ik heb ook met die pin bij de Coop ook boodschappen gedaan.
Foto 11 juni 2020 om 21 .44 uur, pintransactie € 32,46 bij Coöp in Utrecht.
Dat zijn [medeverdachte 5] en [E] .
Ik denk dat zij de pinpas van [slachtoffer] ook van [verdachte] hebben gekregen maar dat weet ik niet
Foto 12 juni 2020 om 10:25 uur, pintransactie € 17,95 bij Esso.
Dat is [medeverdachte 3] . [138]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – voor zover van belang – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat uit afschriften van [slachtoffer] is gebleken dat er in Utrecht is gepind met zijn pas na 11 juni 2020. U houdt mij voor dat de politie beelden van die pinbetalingen heeft opgevraagd. U toont mij de volgende beelden en vraagt wie ik daarop zie:
Foto 11 juni 2020 om 19:54 uur, pintransactie € 100,90 bij Coöp Utrecht. [139]
Dat zijn [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] . Ze hebben de pinpas gekregen van [verdachte] . [140]
Verdachte heeft ter zitting – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Het klopt dat we de pinpas van [slachtoffer] vanuit Spanje hebben meegenomen naar Nederland.
De in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid
In een pro justitia rapport over de geestvermogens van aangever heeft psychiater [F] – voor zover van belang – het volgende uiteengezet:
Betrokkene is een 68-jarige man die naar alle waarschijnlijkheid al zijn hele leven behept is met een autismespectrumstoornis. Rapporteur meent dat betrokkene na het overlijden van zijn vader de behoefte aan een relatie met een vrouw zo sterk gevoeld heeft, dat hij zich in dit gedrag minder heeft kunnen beheersen en vatbaar was voor iemand die daar misbruik van zou willen maken. [141]
Hij heeft zijn hele leven al hinder ondervonden van zijn beperkte vermogen tot sociale interactie en communicatie vanuit zijn autismespectrumstoornis en in het bijzonder bij het zoeken naar een relatie, een vrouw. Met het verlies van zijn werk en vooral het verlies van zijn vader is het gemis van een relatie hem pijnlijk geworden en is hij pogingen gaan ondernemen die hem soms over de grens van het maatschappelijk aanvaardbare brachten. Toen hem voorgespiegeld werd dat hij zou gaan trouwen heeft hij niet het onwaarachtige daaraan kunnen onderkennen. Er is wel een wisselend besef geweest dat de zaken niet klopten, maar vanuit zijn sociale onvermogen en jarenlang gekoesterde wens om een vrouw te hebben, is betrokkene sterk beïnvloedbaar geweest en weerloos tegen beloftes en verleidingen. [142]

Voetnoten

1.Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600 (https://new.navigator.nl/document/id8c447735250f430fa71d791c94ca2ff9).
2.Hoge Raad, 30 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1149
3.Hoge Raad 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889
4.Tekst & Commentaar Strafrecht, Van der Velden & De Jonge, aantekening 7 bij artikel 317 Wetboek van Strafrecht en Hand- en leerboek van het Nederlands strafrecht, Van Bemmelen Van Hattum, 1954, pag. 291-292).
5.Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:568
6.Tekst & Commentaar Strafrecht, Langemeijer, Remmelink aantekening 5 bij artikel 284 Wetboek van Strafrecht.
7.Strafbare dwang, K. Lindenberg, 2007, o.a. p. 137, p. 158 en p. 163
8.O.a. HR 3 november 1998, NJ 1999, 125 en HR 22 juni 2004, NJ 2004, 439
9.Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:568
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 januari 2022 met nummer PL0900-2020189312, het einddossier, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Daar waar aanvullende stukken aan het dossier zijn gevoegd die geen deel uitmaken van het hiervoor genoemde einddossier, zal de rechtbank dat expliciet vermelden.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 63
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 64
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 65
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 65
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 66
16.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 67
17.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 68
18.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, pag. 69
19.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 73
20.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 74
21.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 75
22.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 76
23.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 77
24.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 78
25.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 80
26.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 81
27.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 82
28.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 83
29.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 84
30.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 85
31.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 87
32.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 88
33.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 90
34.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 91
35.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 92
36.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 93
37.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 96
38.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 97
39.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 98
40.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 100
41.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 101
42.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 16 april 2021, pag. 102
43.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 5 van het proces-verbaal.
44.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 6 van het proces-verbaal.
45.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 8 van het proces-verbaal.
46.Proces-verbaal van verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 22 maart 2022, pag. 31 van het proces-verbaal.
47.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 23 juni 2022, pag. 3 van het proces-verbaal.
48.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 993
49.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 994
50.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 236
51.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 239
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 240
53.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 242
54.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 243
55.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 997
56.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 998
57.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 999
58.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1000
59.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1005
60.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1006
61.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1009
62.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als verdachte d.d. 14 juni 2021, pag. 1010
63.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 3 van het proces-verbaal
64.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 4 van het proces-verbaal
65.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 5 van het proces-verbaal
66.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 14 september 2022, pag. 6 van het proces-verbaal
67.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 18 oktober 2021, pag. 962
68.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 18 oktober 2021, pag. 963
69.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 18 oktober 2021, pag. 964
70.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 121
71.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 122
72.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 123
73.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 124
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 125
75.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 127
76.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 128
77.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 224
78.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 225
79.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 227
80.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 228
81.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 229
82.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 230
83.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 231
84.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 234
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 235
86.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 236
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2021, pag. 473
88.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
89.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 248
90.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 356
91.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 236
92.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 240
93.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 242
94.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 243
95.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, pag. 244
96.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
97.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2021, pag. 217
98.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2021, pag. 218
99.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2021, pag. 370
100.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2021, pag. 371
101.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
102.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 248
103.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 356
104.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
105.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
106.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 april 2021, pag. 695
107.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 110
108.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 108
109.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, pag. 109
110.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2021, pag. 184
111.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2021, pag. 185
112.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2021, pag. 187
113.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 15 maart 2022, pag. 7 van het proces-verbaal
114.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
115.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 249 en de bijlage op pag. 281
116.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , pag. 592.
117.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
118.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 250
119.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 251
120.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2021, pag. 696
121.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2021, pag. 40.
122.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2021, pag. 177
123.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2021, pag. 178
124.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2022, pag. 3 van dat proces-verbaal
125.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 119
126.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2021, pag. 120
127.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
128.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 252
129.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 256
130.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
131.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 248
132.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 356
133.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 357
134.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, pag. 368
135.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2021, pag. 147
136.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 246
137.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, pag. 256
138.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 oktober 2021, pag. 773
139.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 22 september 2021, pag. 598
140.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 22 september 2021, pag. 599
141.Pro Justitia psychiatrisch rapport d.d. 24 maart 2022, pag. 23 van dat rapport
142.Pro Justitia psychiatrisch rapport d.d. 24 maart 2022, pag. 24 van dat rapport