ECLI:NL:RBMNE:2023:6317

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
16.280570.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in oplichtings- en afpersingszaak met aanzienlijke geldbedragen en betrokkenheid van meerdere medeverdachten

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en afpersing van een kwetsbare oudere man, hierna aangeduid als het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van medeplegen van oplichting, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de oplichtingsmiddelen die door anderen werden gebruikt. Het slachtoffer had grote geldbedragen, in totaal € 1.720.518, aan de zogenaamde familie van een meisje dat hij via een datingsite had leren kennen, afgestaan. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte op de oplichting, aangezien zij niet dagelijks bij haar schoonfamilie was en niet duidelijk was wanneer zij voor het eerst over het slachtoffer had gehoord.

Daarnaast sprak de rechtbank de verdachte vrij van de subsidiaire ten laste gelegde medeplichtigheid aan de oplichting, omdat er geen bewijs was dat haar opzet was gericht op het gronddelict. Ook het onder 2 ten laste gelegde feit van medeplichtigheid aan afpersing werd niet bewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het causaal verband tussen het geweld en de afgifte van geldbedragen niet kon worden vastgesteld. Het slachtoffer had verklaard dat zijn motivatie om te betalen niet alleen uit angst voor geweld voortkwam, maar ook uit de wens om de vermeende relatie met het meisje te behouden. De rechtbank concludeerde dat andere motieven dan geweld ook een rol speelden bij de betalingen, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.280570.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres
[adres]
[woonplaats] , België
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de volgende zittingen:
  • 18 oktober 2022 - regie;
  • 18, 19 en 25 september 2023 - inhoudelijke behandeling;
  • 14 november 2023 - sluiting van het onderzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Ede, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. C.C.H. Wiekeraad, advocaat te Kampen, naar voren heeft gebracht over de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft ter zitting gebruik gemaakt van het spreekrecht en een gedeelte van zijn schriftelijke slachtofferverklaring voorgedragen. Mr. Wiekeraad heeft namens [slachtoffer] het overige gedeelte van de schriftelijke slachtofferverklaring voorgedragen.

2.INLEIDING

[slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van oplichting en afpersing. Volgens aangever is hij - kort gezegd - via de datingsite [datingsite] in juli 2019 in contact gekomen met een meisje genaamd [valse naam A] . Haar werkelijke naam bleek later [A] te zijn. Na enige tijd zou aangever met [valse naam A] zijn gaan afspreken. Hij leerde toen ook de personen kennen die zich voordeden als de familie van [valse naam A] . Deze zogenaamde familie zou aangever hebben voorgehouden dat hij met [valse naam A] mocht trouwen. Daarvoor moest hij wel grote geldbedragen betalen aan de familie. Deze zouden onder meer zijn bedoeld als borg, voor de kosten van de trouwerij en voor de toekomst van hem en [valse naam A] . Ook zou hij veel goederen voor de familie hebben betaald, net als vakanties en bezoeken aan restaurants en casino’s. De betalingen voor de familie zouden zijn doorgegaan tot halverwege juni 2020, terwijl hij [valse naam A] vanaf februari 2020 niet meer zou hebben gezien. Een groot deel van de door aangever betaalde geldbedragen zou hij hebben moeten voldoen in de vorm van goudstaven. Volgens het dossier zou het gaan om een totaalbedrag van € 1.720.518,- aan goud, goederen en overige betalingen.
Naar aanleiding van de aangifte is een strafrechtelijk onderzoek gestart. Met verwijzing naar het goud, heeft dit onderzoek de naam 31ORO020 gekregen. Voor verdachte heeft dit onderzoek geleid tot de verdenking die hieronder is weergegeven.
Als medeverdachten zijn aangemerkt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] , in het dossier ook wel [bijnaam medeverdachte 2] genoemd) is getrouwd met [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ).
[medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] ( [medeverdachte 5] ) zijn zonen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] , in het dossier ook wel [bijnaam medeverdachte 3] genoemd) is de zus van [medeverdachte 2] .
[verdachte] ( [verdachte] ) is de vrouw van [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 6] ( [medeverdachte 6] , in het dossier ook wel [bijnaam medeverdachte 6] genoemd) is de partner van [medeverdachte 3] .
Aanvankelijk is [A] ook als medeverdachte aangemerkt. Haar zaak is echter geseponeerd.
De zaken tegen alle verdachten zijn gelijktijdig bij de rechtbank aangebracht. De zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn op de zitting van 18 september 2023 echter aangehouden en zullen op een later tijdstip afgesplitst door andere rechters worden behandeld.

3.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 op meerdere plaatsen in Nederland en België samen met anderen [slachtoffer] heeft opgelicht door hem te bewegen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-;
subsidiair
samen met anderen medeplichtig is geweest aan die oplichting gepleegd door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ;
feit 2
samen met anderen medeplichtig is geweest aan het in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 op meerdere plaatsen in Nederland, België, Frankrijk en Spanje afpersen van [slachtoffer] gepleegd door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , door hem met geweld of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van geldbedragen en goudstaven ter waarde van in totaal € 1.720.518,-.

4.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te beoordelen.

5.VRIJSPRAAK

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft als bewijs voor beide feiten de verklaringen van aangever als uitgangspunt genomen. Deze verklaringen heeft de officier van justitie als betrouwbaar aangemerkt.
Per feit heeft de officier van justitie in het kort de volgende specifieke opmerkingen gemaakt:
Medeplegen oplichting
Het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 1 juli 2019 tot 25 oktober 2019. Het bedrag waarvoor aangever in deze periode in totaal is opgelicht, bedraagt volgens de officier van justitie € 1.091.987,32.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de oplichting is gepleegd door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. Deze bestonden er volgens haar onder meer uit dat aangever werd voorgelogen dat [valse naam A] verliefd was op hem. Hij dacht echt dat hij met [valse naam A] zou gaan trouwen. Dat was hem veel waard. Door smoesjes en verhalen werd hij telkens bewogen tot de afgifte van veel geld. Als hij twijfels uitte, werd hij omgepraat.
Verdachte heeft hieraan bijgedragen door haar bankrekening ter beschikking te stellen voor het storten van een “lening” die aangever aan medeverdachte [medeverdachte 3] had verstrekt. Verdachte was ook regelmatig bij de familie in Utrecht, waar aangever op dat moment verbleef. Ten slotte is ze mee geweest naar Parijs, waar ze heeft meegeprofiteerd van alle betalingen die aangever voor de familie heeft gedaan.
De officier van justitie acht deze rol van verdachte substantieel genoeg om van medeplegen te kunnen spreken.
Medeplichtigheid aan afpersing
De onder 2 ten laste gelegde medeplichtigheid aan afpersing acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 25 oktober 2019 tot en met 12 juni 2020. Het bedrag waarvoor aangever in deze periode in totaal is afgeperst, bedraagt volgens de officier van justitie € 615.427,22.
De officier van justitie ziet het winkelen bij de Louis Vuitton winkel in Parijs op 25 oktober 2019 als startmoment van de afpersing. Aangever moest die dag voor een bedrag van bijna € 6.000,- aan goederen pinnen in die winkel. Aangever heeft verklaard dat ze daarbij met zeven man om hem heen stonden en dat de sfeer steeds griezeliger en bedreigender werd. Daarmee is volgens de officier van justitie voldaan aan het geweldscriterium van afpersing. De manier waarop hij in de periode daarna werd behandeld was deprimerend. Ze maakten hem kapot. Er werd gezegd dat ze hem dood zouden maken als hij niet zou betalen. Ook werd er geweld gebruikt. Dat de wens om met [valse naam A] te trouwen er bij aangever nog steeds was, betekent niet dat hij nog steeds in de oplichtingsfase zat, zo stelt de officier van justitie. Aangever werd zwaar onder druk gezet en heeft daarom gepind en zijn huizen verkocht voor de aankoop van goudstaven.
Verdachte was bij het hiervoor beschreven incident in de Louis Vuitton winkel in Parijs aanwezig. Verder heeft zij een grote rol gespeeld bij het ophalen van het goud dat in april en juni 2020 door aangever is afgestaan, terwijl hij in Spanje verbleef. De volmachten die aangever hiervoor heeft getekend, stonden op haar naam. Ten slotte heeft verdachte gebruik gemaakt van de pinpas van aangever, nadat de familie die had meegenomen uit Spanje.
De officier van justitie ziet hierin medeplichtigheidshandelingen, waarmee verdachte de afpersing van aangever door anderen mede mogelijk heeft gemaakt.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig, maar ook onvoldoende overtuigend, bewijs aanwezig is.
De verklaring van aangever kan niet als uitgangspunt worden genomen. Deze is wisselend en inconsequent. Daarbij komt dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangever. Er zijn geen verklaringen van getuigen die bevestigen wat aangever zegt, er zijn geen telefoontaps waaruit blijkt dat door de familie wordt gesproken over zaken die in de aangifte staan, er is geen tactisch bewijs en er zijn ook geen relevante camerabeelden.
Afgezien daarvan kunnen de gebeurtenissen volgens de raadsman niet als oplichting dan wel afpersing worden gezien. Aangever heeft op veel momenten de gelegenheid gehad zich aan de familie te onttrekken, maar zag daar kennelijk geen reden toe. Hij wekte daarentegen de indruk dat hij het fijn had bij de familie.
Voor zover de rechtbank wel komt tot een bewezenverklaring van oplichting en/of afpersing, is er voor nagenoeg geen van die gebeurtenissen bewijs voor betrokkenheid van verdachte in de zin van medeplegen dan wel medeplichtigheid. Het enkele feit dat zij als onderdeel van de familie ergens bij was, is onvoldoende om verdachte als medepleger dan wel medeplichtige aan te merken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Voor de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, te weten het medeplegen van oplichting dan wel de medeplichtigheid daaraan, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Dat geldt ook voor het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten de medeplichtigheid aan afpersing. De rechtbank zal verdachte van deze feiten integraal vrijspreken.
Juridisch kader oplichting
Voor bewezenverklaring van oplichting is blijkens artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) wordt ‘bewogen’ tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel ‘bewegen’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in genoemd artikel.
Vrijspraak medeplegen oplichting
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van oplichting is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij het opzet van de verdachte behalve op de samenwerking ook moet zijn gericht op die oplichting, het gronddelict. Het opzet op het gronddelict ziet de rechtbank hier niet.
In de eerste plaats kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen, die er in de kern steeds uithebben bestaan dat aangever is voorgehouden dat hij zou gaan trouwen met [valse naam A] en hij voor de bruiloft en voor (toestemming van) de ‘familie’ grote geldbedragen heeft afgestaan.
Verdachte woonde in België en was niet dagelijks bij haar schoonfamilie in [woonplaats] . Het is dan ook niet duidelijk wanneer ze voor het eerst over aangever heeft gehoord en ook niet wanneer ze hem voor het eerst heeft ontmoet. Bij gebrek aan bewijs kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat verdachte wist dat aangever werd voorgehouden dat hij zou gaan trouwen met [valse naam A] en dat de geldbedragen die hij heeft afgestaan daarmee verband hielden.
Een vorm van betrokkenheid die wel uit het dossier kan worden opgemaakt, is het feit dat aangever begin september 2019 € 25.000 (in twee overschrijvingen) heeft overgemaakt naar de rekening van verdachte in het kader van een “lening” die [medeverdachte 3] aan aangever had gevraagd.
Niet vastgesteld kan echter worden dat verdachte wetenschap had van de context van deze lening en meer specifiek van het gegeven dat aangever door oplichtingsmiddelen was bewogen om die geldbedragen over te maken. Die wetenschap kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid uit de enkele omstandigheid dat vrijwel direct na de overboekingen van aangever de € 25.000 contant is opgenomen en ook niet uit de omstandigheid dat op momenten dat in de periode dat vanaf de rekening van verdachte bedragen aan aangever werden overgemaakt bedragen van nagenoeg gelijke hoogte op haar rekening werden teruggestort. Deze gang van zaken roept zeker vragen op, waarop verdachte geen antwoord heeft gegeven. Maar uit deze gang van zaken blijkt nog niet dat verdachte wist dat de lening onder valse voorwendselen was verstrekt. Het beroep van verdachte op haar zwijgrecht maakt dit niet anders. Uit het voorgaande kan dus ook geen opzet van verdachte op de oplichting worden afgeleid.
Ook ten aanzien van de betalingen die aangever in Parijs heeft gedaan voor de familie kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de context van die betalingen. Uit het meeprofiteren van deze betalingen door verdachte kan die wetenschap in ieder geval niet worden afgeleid.
De rechtbank ziet ook geen bewijs voor wetenschap dan wel voor een andere vorm van betrokkenheid bij de overige ten laste gelegde feitelijkheden, zodat het opzet van verdachte op de oplichting daaruit evenmin kan worden afgeleid.
Dat leidt tot vrijspraak van verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Vrijspraak medeplichtigheid aan oplichting
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid geldt dat de medeplichtige zowel opzet op zijn medeplichtigheidsgedraging als (voorwaardelijk) opzet op het door de dader gepleegde misdrijf moet hebben gehad. Het voorwaardelijk opzet van de medeplichtige hoeft niet volledig te zijn gericht op het gronddelict, maar het misdrijf waarop het opzet was gericht, moet wel voldoende verband houden met het gronddelict. Of sprake is van een dergelijk verband, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. [1]
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, kan uit de betrokkenheid van verdachte bij de “lening” die aangever aan medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verstrekt niet worden afgeleid dat haar opzet was gericht op het gronddelict oplichting. In deze betrokkenheid ziet de rechtbank ook voor opzet op een daarmee verband houdend gronddelict geen bewijs. De rechtbank spreekt verdachte van het subsidiaire feit daarom eveneens vrij.
Juridisch kader afpersing
Afpersing als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht is een vorm van dwang die ervoor zorgt dat het slachtoffer een goed afgeeft. Hij zou daartoe niet zijn gekomen als geen dwang was uitgeoefend. Het middel waarmee de dwang wordt uitgeoefend is geweld of bedreiging met geweld.
Het causaal verband tussen het geweld dan wel de bedreiging met geweld en de afgifte is hier nog scherper gesteld dan bij het verband tussen het oplichtingsmiddel en de afgifte bij oplichting. Zodra andere motieven dan het geweld of de bedreiging met geweld tot afgifte hebben geleid, zal het misdrijf van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht nimmer verwezenlijkt zijn. [2]
Vrijspraak medeplichtigheid afpersing
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven causaal verband in dit geval niet kan worden vastgesteld, omdat aannemelijk is dat er (ook) een ander motief is dat aangever ertoe heeft bewogen de geldbedragen af te geven.
De officier van justitie meent dat de gebeurtenis in de Louis Vuitton winkel in Parijs eind oktober 2019 een kantelpunt was en dat vanaf dat moment alle geldafgiften zijn gedaan onder uitoefening van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank ziet dat anders.
Op de vraag of aangever zich veilig voelde toen hij in de Louis Vuitton winkel in Parijs een bedrag van € 5.900,- moest pinnen en ze met zeven man om hem heen gingen staan, heeft aangever als antwoord gegeven: “Toen in die winkel, die je net noemde, zeiden ze wel dat ze mij zouden achterlaten als ik niet zou betalen. Ze stonden echt met zeven man om mij heen. Ze werden steeds griezeliger en bedreigender. Maar het ging mij echt om de verliefdheid richting [valse naam A] . Als ik niet zou meewerken, was ik bang haar kwijt te raken”. Hieruit blijkt dat aangever de situatie wel als bedreigend heeft ervaren, maar de rechtbank leidt uit de verklaring van aangever ook af dat hij niet zo zeer vanwege de angst voor geweld zich gedwongen voelde om te betalen, maar uit angst om [valse naam A] te verliezen.
Ook bij meerdere betalingen die daarna zijn gedaan speelde bij aangever het motief dat hij [valse naam A] niet wilde kwijtraken, waaronder de twee betalingen voor de aankoop van goud in april en juni 2020 waarbij verdachte betrokken bij was.
Het overmaken van het op zijn rekening ontvangen geld van de verkoop van zijn woning in Kampen naar de Goudbank [bank] en het tekenen van een volmacht op naam van verdachte voor het ophalen van het goud, was mede ingegeven door de angst dat hij [valse naam A] anders niet meer te zien zou krijgen. Er werd niet alleen gedreigd dat ze aangever geweld aan zouden doen, maar ook dat hij zijn vrouwtje zou verliezen, zo blijkt uit de e-mail die hij in mei 2020 vanuit Spanje naar kennissen in [woonplaats] stuurt. Daarin schrijft aangever dat hij een volmacht moest afgeven voor het omzetten van de opbrengst van de woning in goudstaven, omdat hij anders Kris nooit meer zou zien.
Voor de afgifte van zijn pinpas in Spanje, die verdachte vervolgens in Nederland heeft gebruikt, ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat aangever die onder geweld of bedreiging met geweld heeft afgegeven.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat vanaf het incident in de Louis Vuitton winkel tot en met het verblijf in Spanje, de angst om [valse naam A] te verliezen dan wel haar nooit meer te mogen zien, mede het motief was om geld af te geven aan de familie. De hoop om [valse naam A] nog te zien is er zelfs nog in juni 2020. Op 9 juni 2020 wisselt aangever nog een aantal whatsapp berichten uit met medeverdachte [medeverdachte 3] , waaruit kan worden opgemaakt dat hij nog steeds geloof hecht aan een toekomst samen met [valse naam A] .
Omdat andere motieven dan het geweld of de dreiging ervan ook een rol hebben gespeeld bij de betalingen die zijn gedaan door aangever, kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van afpersing komen en zal zij verdachte reeds om die reden van dit feit vrijspreken.
6 BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.750.518,02. Dit bedrag bestaat uit € 1.720.518,02 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Het slachtoffer heeft gevorderd dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Het slachtoffer heeft gevorderd de verdachte hoofdelijk tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen te veroordelen.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring levert de vordering van de benadeelde partij volgens de raadsman een onevenredige belasting van het strafgeding op. Per post moet worden bekeken of verdachte daarvoor civielrechtelijk aansprakelijk is. De raadsman heeft daarom verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat alleen die posten kunnen worden toegewezen, waarvan bewezen kan worden dat verdachte daarin een aandeel heeft gehad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat de rechtbank verdachte integraal vrijspreekt.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op een of meer momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december
2019 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of
Antwerpen en/of Brussel, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (telkens)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld, te weten
de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal
(ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen,
door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via datingsite “ [datingsite] ” en het profiel “ [profielnaam] ” contact te zoeken met die
[slachtoffer] en/of zich daarbij voor doen als “ [valse naam A] ” en/of als een potentiële relatie
en/of (vervolgens) via de chat contact te hebben en/of
- te veinzen dat die “ [valse naam A] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of
(vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [bijnaam medeverdachte 3] ” en/of “ [valse naam A] ” een
lening nodig had(den) en/of dat die [slachtoffer] hiermee kon helpen en/of (daarbij) de
indruk te wekken dat het geldbedrag terugbetaald zou worden en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [valse naam A] ” een relatie met
hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn en/of dat zij met hem
wilde trouwen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een geldbedrag (van
(ongeveer) € 135.000) moest betalen als borg voor de trouwerij en/of hem
(vervolgens) nog een geldbedrag (van (ongeveer) € 140.000) te laten betalen voor de
trouwerij en/of die [slachtoffer] hiervoor geld over te laten maken naar Antwerpen
Goudbank en/of hem dat goud in Antwerpen op te laten halen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij twee Rolex horloges ter
waarde van (in totaal) € 73.000 moest kopen ten behoeve van de trouwerij met
“ [valse naam A] ” en/of hem dit geldbedrag over te laten maken en/of (vervolgens) aan
hem mede te delen dat hij deze horloges moest afstaan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [valse naam A] ” vrijgekocht moest
worden van haar pooier en hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 450.000) in
goudstaven moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te laten doen in diverse
winkels en/of (vervolgens) de gekochte spullen af te laten staan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een ketting van “ [valse naam A] ”
moest kopen bij een pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag
(van (ongeveer) € 120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage
van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen
Goudbank en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat de woning in Italië onder
water stond en/of hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 70.000,--) moest
worden overgemaakt;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op een of meer
momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 te Utrecht
en/of Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of
Brussel, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (telkens)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld, te weten
de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal
(ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen,
door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via datingsite “ [datingsite] ” en het profiel “ [profielnaam] ” contact te zoeken met die
[slachtoffer] en/of zich daarbij voor doen als “ [valse naam A] ” en/of als een potentiële relatie
en/of (vervolgens) via de chat contact te hebben en/of
- te veinzen dat die “ [valse naam A] ” een relatie met die [slachtoffer] zou willen en/of
(vervolgens) met die [slachtoffer] af te spreken en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [bijnaam medeverdachte 3] ” en/of “ [valse naam A] ” een
lening nodig had(den) en/of dat die [slachtoffer] hiermee kon helpen en/of (daarbij) de
indruk te wekken dat het geldbedrag terugbetaald zou worden en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [valse naam A] ” een relatie met
hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn en/of dat zij met hem
wilde trouwen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een geldbedrag (van
(ongeveer) € 135.000) moest betalen als borg voor de trouwerij en/of hem
(vervolgens) nog een geldbedrag (van (ongeveer) € 140.000) te laten betalen voor de
trouwerij en/of die [slachtoffer] hiervoor geld over te laten maken naar Antwerpen
Goudbank en/of hem dat goud in Antwerpen op te laten halen en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij twee Rolex horloges ter
waarde van (in totaal) € 73.000 moest kopen ten behoeve van de trouwerij met
“ [valse naam A] ” en/of hem dit geldbedrag over te laten maken en/of (vervolgens) aan
hem mede te delen dat hij deze horloges moest afstaan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat “ [valse naam A] ” vrijgekocht moest
worden van haar pooier en hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 450.000) in
goudstaven moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te laten doen in diverse
winkels en/of (vervolgens) de gekochte spullen af te laten staan en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat hij een ketting van “ [valse naam A] ”
moest kopen bij een pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag
(van (ongeveer) € 120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage
van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen
Goudbank en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] mede te delen en/of te doen geloven dat de woning in Italië onder
water stond en/of hiervoor een geldbedrag (van (ongeveer) € 70.000,--) moest
worden overgemaakt,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, op een of meer momenten in de periode van 1
juli 2019 tot en met 31 december 2019 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen,
althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft door
- een bankrekening ter beschikking te stellen voor het storten en/of overboeken van
het door die [slachtoffer] betaalde bedrag van (in totaal) € 25.000 en/of
- van bovengenoemde bankrekening een geldbedrag van (in totaal) € 25.000 contant
op te nemen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
feit 2
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op een of meer
momenten in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 juni 2020 te Utrecht en/of
Leersum en/of Kampen, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel,
althans in België, en/of Parijs, althans in Frankrijk, en/of Lloret de Mar, althans in
Spanje,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot
de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of goudstaven ter waarde van in totaal
(ongeveer) € 1.720.518 euro, althans van een of meerdere geldbedragen, dat geheel
of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde,
door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te zeggen dat hij “ [valse naam A] ” niet meer
zou zien als hij niet zou betalen en/of mee zou werken en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat aangifte zou worden gedaan van pedofilie tegen hem
en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij een ketting van “ [valse naam A] ” moest kopen bij een
pandjesbaas en/of hiervoor (als afbetaling) een geldbedrag (van (ongeveer) €
120.000) (in goudstaven) moest worden betaald en/of
- die [slachtoffer] bij de notaris een leenovereenkomst aan te laten gaan ten bedrage
van € 365.000,-- en/of hiervoor een geldbedrag over te laten maken naar Antwerpen
Goudbank en/of (vervolgens) het goud af te laten geven en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat ze hem achter zouden laten in een winkel in Parijs als
hij niet zou betalen en/of daarbij (dreigend) in een groep om hem heen te gaan
staan en/of
-die [slachtoffer] meerdere keren, althans eenmaal, mede te delen dat hij dood
gemaakt zou worden en/of (daarbij) een hakbijl te tonen en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij de woning aan de [adres] niet mocht
verlaten zonder toestemming en/of daarbij te zeggen dat hij anders alles kwijt zou
raken (geld en/of goud en/of “ [valse naam A] ”) en/of
- die [slachtoffer] te dirigeren in een aparte kamer van de woning te verblijven en/of te
zeggen/dwingen dat hij zijn mond moest houden en/of te zeggen/dwingen dat hij
daar moest blijven totdat het bezoek weg was en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) meermalen, althans eenmaal, uit te schelden en/of te
vernederen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen een geldbedrag te laten betalen voor de huur van een
woning in [woonplaats] en/of hem (daarbij) uit te schelden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, mee te nemen en/of mee te sleuren
naar het casino en/of hem daar (vervolgens) te dwingen om geld te pinnen en/of dit
geldbedrag af te staan en/of (daarbij) opnieuw te zeggen dat hij “ [valse naam A] ” anders
nooit meer zou zien en/of
- die [slachtoffer] met een vuist in zijn gezicht te slaan en/of zijn gezicht open te
krabben en/of
- die [slachtoffer] mede te delen dat hij “ [valse naam A] ” nooit meer zou zien als hij met de
politie zou praten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen maandelijks een geldbedrag over te laten maken
ten behoeve van de koop van een auto (Mercedes) en/of (vervolgens) deze auto op
zijn naam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij alle banden met [woonplaats] moest verbreken
en/of moest verhuizen uit [woonplaats] en/of
- die [slachtoffer] mee te nemen naar Spanje en/of hem (vervolgens) te dwingen om
meermalen, althans eenmaal, (pin)betalingen te doen in hotels en/of restaurants
en/of winkels en/of casino en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te
dwingen geldbedrag(en) op te nemen en/of af te staan en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) uit te schelden en/of mede te delen dat hij dood zou worden
gemaakt en/of
- die [slachtoffer] te zeggen/dwingen dat hij niet mocht communiceren met anderen
en/of hem te dwingen alle berichten van zijn telefoon te verwijderen en/of
(vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] te controleren en/of zijn berichten te
verwijderen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de
verkoop van zijn huis in [woonplaats] over te maken naar de Goudbank [bank] en/of
(vervolgens) hem te dwingen het goud af te staan en/of
- die [slachtoffer] (hard) bij de keel te grijpen/knijpen en/of (daarbij) te zeggen dat het
de volgende keer anders zou gaan en/of
- die [slachtoffer] te dwingen het op zijn rekening ontvangen geldbedrag voor de
verkoop van zijn appartement in [woonplaats] over te maken naar Antwerpen
Goudbank en/of (vervolgens) hem te dwingen voor het ophalen hiervan een
machtiging te ondertekenen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, op een of meer momenten in de periode van 1
juli 2019 tot en met 12 juni 2020 te Utrecht en/of Leersum en/of Kampen, althans in
Nederland, en/of Antwerpen en/of Brussel, althans in België, en/of Parijs, althans in
Frankrijk, en/of Lloret de Mar, althans in Spanje, opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- zich te begeven naar een winkel in Parijs en/of daarbij (dreigend) in een groep om
die [slachtoffer] heen te gaan staan en/of
- meermalen, althans eenmaal, door die [slachtoffer] aangekochte goudstaven op te
halen en/of een auto ter beschikking te stellen en/of anderen te vervoeren ten
behoeve van het ophalen deze goudstaven en/of
- meermalen, althans eenmaal, gebruik te maken van de pinpas en/of pincode van
die [slachtoffer] en/of (daarmee) betalingen te doen.
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 maart 2022, ECLI:NL:HR:2011:BO4471
2.Tekst & Commentaar Strafrecht, Van der Velden & De Jonge, aantekening 7 bij artikel 317 Wetboek van Strafrecht (met verwijzing naar Van Bemmelen Van Hattum, pag. 291-292).