15.2De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen. Als uitgangspunt bij de beoordeling van de vergelijkbaarheid van de referentieobjecten geldt dat gekeken dient te worden naar de gebruiksmogelijkheden van het pand en niet naar het feitelijke gebruik daarvan. De in de taxatiematrix gehanteerde referentieobjecten hebben dezelfde statige uitstraling als het object en de gebruiksmogelijkheden zijn gelijkwaardig. De beroepsgrond slaagt niet.
De datum van de obligatoire koopovereenkomst
16. Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar voor de transactiedatum uit moet gaan van de datum van de obligatoire koopovereenkomst en dat er vanaf die datum moet worden geïndexeerd. Volgens eiseres zit er bij niet-woningen meer tijd tussen de datum van de obligatoire koopovereenkomst en de transactiedatum omdat de financiering meer tijd kost. Dit is een nieuwe grond. De rechtbank is dan ook van oordeel, onder verwijzing naar overweging 3 van deze uitspraak, dat dit in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank zal deze grond dan ook niet in behandeling nemen.
Conclusie [adres 1] (Coffeebar)
17. De beroepsgronden van eiseres slagen niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van het object niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
Het geschil over de objecten [adres 2] (UTR 22/4221) en [adres 2] (2e verdieping achterzijde) (UTR 22/4222)
18. De onroerende zaak aan de [adres 2] in [plaats] is een kantoorvilla. Het object is gelegen op een B1 locatie in het centrum van [plaats] . Het object heeft als bouwjaar 1900 en heeft een oppervlakte van 333 m2.
19. In geschil is de waarde van het object per 1 januari 2020. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk maximaal € 329.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft de in de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van € 578.000,-.
20. De onroerende zaak aan de [adres 2] (2e verdieping achterzijde) in [plaats] is een kantoorvilla. Het object is gelegen op een B1 locatie in het centrum van [plaats] . Het object heeft als bouwjaar 1900 en heeft een oppervlakte van 204 m2.
21. In geschil is de waarde van het object per 1 januari 2020. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk maximaal € 199.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft de in de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van € 354.000,-.
Heeft de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk gemaakt?
22. De heffingsambtenaar is bij [adres 2] uitgegaan van een brutohuurwaarde van € 51.282,- per jaar (huurwaarde per m²: € 154,-). Bij [adres 2] (2e verdieping achterzijde) is de heffingsambtenaar van een brutohuurwaarde van € 31.416,- per jaar (huurwaarde per m²: € 154,-). Daarnaast heeft de heffingsambtenaar om de huurwaarde van dit object te onderbouwen een vergelijking gemaakt met gerealiseerde huurprijzen uit de markt van soortgelijke objecten in [plaats] rondom de waardepeildatum. De heffingsambtenaar onderbouwt deze huurwaarde met vier vergelijkbare huurtransacties.
23. Voor de kapitalisatiefactor is de heffingsambtenaar uitgegaan van 12.0. De heffingsambtenaar heeft om de kapitalisatiefactor te onderbouwen het object van eiseres vergeleken met drie, naar het oordeel van de rechtbank vergelijkbare, objecten waarvan gerealiseerde verkoopcijfers beschikbaar zijn en waarvan de kapitalisatiefactor is berekend aan de hand van die verkoopcijfers en een getaxeerde huurwaarde. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarde van het object niet te hoog heeft vastgesteld. De referentieobjecten zijn net als het object gelegen op een B1 locatie in het centrum van [plaats] en de heffingsambtenaar heeft referentieobjecten gehanteerd waarvan de verkoop- en huurtransacties voldoende dicht rondom de waardepeildatum zijn gesloten. De gerealiseerde huurwaarde per m2 en de kapitalisatiefactor van het object van eiseres liggen onder de gerealiseerde huurwaarde per m² en de kapitalisatiefactor van de referentieobjecten.
24. Wat eiseres in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat legt zij hierna uit.
25. Eiseres voert aan dat het object een voormalige bank is die nu in gebruik is als kantoor en dat het onterecht wordt vergeleken met oude woonhuizen. Daarnaast voert eiseres aan dat er vergeleken moet worden met referentieobjecten waarvan de prijs per m² rond de WOZ-waarde per m² van het object ligt.