ECLI:NL:RBMNE:2024:221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
UTR 22/728 e.v.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake WOZ-waardering en procesgedrag van gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de waardering van onroerende zaken op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waardes van vijf woningen en twee niet-woningen in [vestigingsplaats] voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] heeft de waardes vastgesteld op 1 januari 2020 en deze zijn in de uitspraak op bezwaar van 23 december 2021 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 8 januari 2024 is behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op verschillende manieren is gewaarschuwd over zijn procedeergedrag, dat als chaotisch en niet-onderbouwd werd ervaren. De rechtbank heeft de beroepsstukken van eiseres, waaronder de pinpointbrief, terzijde geschoven omdat deze niet specifiek genoeg waren en niet voldeden aan de eisen van de goede procesorde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waardes niet te hoog zijn en dat er geen reden was om het onderzoek te heropenen. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de termijn niet was overschreden.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de gemachtigde van eiseres gewezen op de noodzaak om in toekomstige procedures zorgvuldiger te procederen. De rechtbank heeft de uitspraak ook naar eiseres zelf gestuurd, omdat er niemand van de rechtspersoon op de zitting aanwezig was. De rechtbank heeft de zaak ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/728, UTR 22/730, UTR 22/731, UTR 22/732, UTR 22/733, UTR 22/734 en UTR 22/735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]

(gemachtigde: B.A. Schras).

Inleiding

Met de beschikking van 28 februari 2021 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waardes van vijf woningen en twee niet-woningen in [vestigingsplaats] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiseres (onder haar toenmalige statutaire naam) als eigenaar of gebruiker van deze onroerende zaken ook aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij de waardes als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
Eiseres is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 23 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de vastgestelde waardes gehandhaafd. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

De gestuurde stukken
1. De gemachtigde van eiseres heeft op 2 februari 2022 beroep ingesteld. De tekst daarvan (exclusief de bijlagen) heeft de rechtbank opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Op 22 februari heeft de griffier de ontvangst van het beroepschrift bevestigd en is vermeld dat de zaak is geregistreerd onder zaaknummer UTR 22/728. Op diezelfde dag heeft de griffier een brief gestuurd aan partijen waarin is vermeld dat de zaak om administratieve redenen wordt gesplitst in zeven zaaknummers, waarbij aan iedere onroerende zaak een zaaknummer is toegekend.
3. Tussen 22 februari 2022 en 21 juli 2022 is er tussen de griffier van de rechtbank en de gemachtigde van eiseres gecorrespondeerd over de betaling van het griffierecht en de bevoegdheid van de gemachtigde om namens eiseres op te treden. Op 25 juli 2022 heeft de rechtbank een verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht afgewezen. Daarna is het griffierecht betaald.
4. Op 18 augustus 2022 heeft de heffingsambtenaar een verweerschrift ingediend, waarin per onroerende zaak een onderbouwd standpunt is ingenomen over de vastgestelde WOZ-waardes. Voor de woningen is daarbij een taxatiematrix gevoegd en voor de niet-woningen een vastgoedkaart.
5. Tussen 23 september 2022 en 28 november 2022 hebben de griffier van de rechtbank en de gemachtigde van eiseres verder gecorrespondeerd over de bevoegdheid van de gemachtigde om namens eiseres op te treden. Naar aanleiding van de uiteindelijk toegestuurde stukken heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemachtigde daartoe bevoegd is.
6. Op 7 november 2023 zijn partijen uitgenodigd voor de zitting op 8 januari 2024, waarin de zeven zaaknummers zijn vermeld. In hetzelfde aangetekend verstuurde poststuk is een brief gevoegd, waarvan de tekst luidt:
U heeft in onderhavige procedure(s) een verweerschrift ontvangen.
Als u naar aanleiding van het verweerschrift een nader of gewijzigd standpunt wenst in te nemen, dan wordt u bij deze in de gelegenheid gesteld on dat standpunt schriftelijk kenbaar te naken. U krijgt hiervoor een termijn van vier weken.
Als de rechtbank binnen de genoemde termijn geen reactie van u ontvangt, gaat de rechtbank ervan uit dat u geen behoefte hebt om naar aanleiding van het verweerschrift een nader of gewijzigd standpunt in te nemen. Met deze werkwijze wil de rechtbank voorafgaand aan de zitting duidelijk zicht hebben op de geschilpunten die partijen verdeeld houden en daar niet pas mee op de zitting worden geconfronteerd. Hiermee worden onnodige vertragingen en belemmeringen van een efficiënte procesgang voorkomen.
De rechtbank wijst u erop dat het op de zitting aanvoeren van nieuwe argumenten strijd met de goede procesorde kan opleveren. Die argumenten worden dan mogelijk niet toegelaten tot de procedure en de rechtbank zal zich daar dan ook niet inhoudelijk over uitlaten. Daarbij zal meewegen dat u bij deze brief in de gelegenheid bent gesteld inhoudelijk te reageren op het verweerschrift en de onderbouwing van verweerder.
7. Op 8 november 2023 heeft de gemachtigde van eiseres een brief gestuurd. De gemachtigde van eiseres noemt dit een ‘pinpointbrief’. De tekst daarvan (exclusief de bijlagen) heeft de rechtbank opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Op 3 januari 2024 heeft de griffier een e-mail gestuurd met een link voor de digitale toegang tot de zitting. Daarbij is het zaaknummer UTR 22/728 van de hoofdzaak genoemd.
9. Op 7 januari 2024 – de (zon)dag voor de zitting – heeft de gemachtigde van eiseres een e-mail gestuurd in reactie op de e-mail van de griffier waarin. In deze e-mail vraagt hij welk pand onder zaaknummer UTR 22/728 valt, wijst hij erop dat hij herhaaldelijk om toezending van een splitsingsbrief heeft gevraagd en vraagt hij wanneer de andere adressen van de aanslag behandeld worden. Diezelfde zondag heeft hij een print van deze e-mail in de brievenbus van de rechtbank achtergelaten.
10. Op 8 januari 2024 – direct na de zitting – heeft de gemachtigde van eiseres een brief gestuurd waarin hij zich beklaagt over de gang van zaken op de online zitting, waarbij hij door de rechter gedempt zou zijn. Verder heeft hij nadere stukken gestuurd en heeft hij onder verwijzing naar de “
aanvang van de Derde Wereldoorlog in Europa alsmede de internationale economische sancties en de noodzakelijke omschakeling naar een oorlogseconomie” herhaald dat de waardes onjuist zijn.
De rechtbank liet de zitting doorgaan en heeft het onderzoek niet heropend
11. Met de e-mail van 7 januari 2024 vraagt de gemachtigde van eiseres om verduidelijking over de zitting, maar in feite onthult deze e-mail slechts zijn chaotische werkwijze. Het lijkt er immers op dat hij zich niet op een zitting voorbereidt naar aanleiding van de aangetekend verstuurde uitnodiging met daarin alle zeven zaaknummers, maar pas naar aanleiding van de kort voor de zitting gemailde links. De gemachtigde weet dat die email niet bedoeld is om op te reageren. Het is zijn verantwoordelijkheid om zijn zaken op orde te hebben. Deze late stukken, waarin hij die verantwoordelijkheid op de rechtbank probeert af te schuiven, gaven geen aanleiding om de zitting geen doorgang te laten gaan of voor andere (re)acties.
12. De brief van 8 januari 2024 geeft de rechtbank geen reden om het onderzoek te heropenen: dat is volledig geweest. De stukken bij en de inhoud van de brief blijven buiten beschouwing. De rechter heeft hoor en wederhoor op de zitting in acht genomen. De gemachtigde van eiseres is in deze zaak overigens niet gedempt: doordat ook de brief van 8 januari 2024 gestandaardiseerd is, haalt hij zaken door elkaar.

Het procedeergedrag en de eerdere interventies door de rechtbank

13. Voor een goed beeld van het procedeergedrag van de gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank het beroepschrift en de pinpointbrief integraal in de bijlage opgenomen. Uit andere zaken waarin deze gemachtigde optreedt, weet de rechtbank dat dit zijn gestandaardiseerde documenten zijn. De gemachtigde hanteert een werkwijze, waarbij hij een standaardberoepschrift en een standaardpinpointbrief heeft klaar staat, die hij in iedere zaak stuurt. Iedere zaak, dus ook in zaken over heffingen waarbij de WOZ-waarde niet de heffingsmaatstaf vormt. Het gaat om honderden zaken per jaar. De gemachtigde wijzigt deze standaarddocumenten zo nu en dan met nieuwe tekstblokjes en verwijzingen naar bijlagen of rechtspraak. Hij heeft daarover al vaker uitgelegd dat het ‘levende documenten’ zijn die hij doorlopend aanpast naar aanleiding van de actualiteit en juridische ontwikkelingen. De pinpointbrief ontvangt de rechtbank in vrijwel iedere zaak kort nadat een uitnodiging voor een zitting is verstuurd.
13. De rechtbank kan geen andere conclusie trekken dan dat deze stukken op geen enkele navolgbare wijze betrekking hebben op de onroerende zaken waar deze procedure over gaat.
15. Dat de rechtbank niet gediend is van dit soort algemene stukken is voor de gemachtigde niet nieuw. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank zich al uitgelaten over de min of meer gelijkluidende beroepschriften en pinpointbrieven in andere zaken. Daarin is regelmatig gezegd dat de rechtbank hier niets mee kan, omdat ze vol staan met algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende en inconsistente, fragmentarische en niet of nauwelijks onderbouwde op de onroerende zaak betrekking hebbende stellingen. [1] Ook in andere bewoordingen heeft de rechtbank er al eens op gewezen dat deze stukken een brij aan nietszeggende algemeenheden zijn, waarin met een beetje goede wil nog net als beroepsgrond kan worden afgeleid dat de WOZ-waarde te hoog zou zijn. [2] De wijze van procederen in een standaardformat is ook buiten de uitspraken van de rechtbank om aan de orde gesteld. Al op 10 juli 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen het rechterlijk bestuurslid van de rechtbank, de teamvoorzitter en de gemachtigde, naar aanleiding van een destijds door hem ingediende klacht. In dit gesprek is afgesproken dat de gemachtigde in beroepschriften geen algemene gronden meer zal aanvoeren, maar gronden die op de betreffende zaak betrekking hebben. In een nieuwe poging om de gemachtigde ertoe te bewegen om voortaan concreet en op een zaak betrekking hebbend te procederen, heeft de rechtbank vanaf eind 2023 in lopende zaken de in overweging 6 genoemde brief gestuurd.
16. De gemachtigde van eiseres heeft zijn procedeergedrag in deze procedure en in andere procedures ondanks dit alles niet aangepast. Integendeel, de eindeloze stroom aan nietszeggende brieven die in elke zaak en in elke stand van de procedure – zowel voor als na de zitting – worden gestuurd, lijkt zich te intensiveren.
De rechtbank zal de gemachtigde niet weigeren
17. De rechtbank heeft vanwege diens procedeergedrag overwogen om de gemachtigde op de grondslag van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht te weigeren om eiseres in deze procedure nog verder te vertegenwoordigen. De rechtbank zal daarvan nu afzien, omdat zij vindt dat op dit moment niet kan worden gezegd dat de gemachtigde schade toebrengt aan de concrete individuele belangen van eiseres. Daarbij speelt de aard van deze procedure mee: de bewijslastverdeling in WOZ-zaken leidt ertoe dat in beginsel enkel het instellen van beroep met als beroepsgrond “de waarde is onjuist” voldoende is om van de heffingsambtenaar te verlangen dat de vastgestelde waarde aannemelijk wordt gemaakt. Een gemachtigde hoeft daarvoor in eerste instantie dus niet méér te doen dan deze gemachtigde doet. En hoewel de gemachtigde van eiseres in de fase van het vooronderzoek de belangen van zijn cliënt vervolgens op geen enkele wijze in positieve zin behartigt, vindt de rechtbank op dit moment dat niet kan worden gezegd dat die belangen worden geschaad door de pinpointbrief en de andere brieven.
18. Hiermee is niet gezegd dat een weigering niet alsnog aan de orde kan komen als de gemachtigde willens en wetens door blijft gaan op de manier zoals hij doet, door tijdens het vooronderzoek welbewust de belangen van zijn cliënten niet verder te behartigen.
De rechtbank laat de stukken en standpunten van eiseres buiten beschouwing
19. Omdat het beroepschrift en de pinpointbrief niet over de onroerende zaken van deze procedure gaan en omdat de gemachtigde hiervoor al vaak is gewaarschuwd, zal de rechtbank deze stukken terzijde schuiven.
20. De gemachtigde had het voornemen om pas op de zitting per onroerende zaak inhoudelijke standpunten in te nemen. De rechtbank heeft hem dat niet toegestaan wegens strijd met de goede procesorde. Aan deze beslissing ligt ten grondslag dat de onderwerpen die de gemachtigde op de zitting wilde bespreken niet al in zijn beroepschrift of pinpointbrief staan en dus geen nadere onderbouwing daarvan zijn. Met zijn procedeergedrag ontneemt de gemachtigde de heffingsambtenaar én de rechtbank de kans om zich adequaat voor te bereiden op (een reactie op) standpunten die pas op de zitting concreet aan een onroerende zaak worden gerelateerd. Nadat de heffingsambtenaar in de beroepsfase de WOZ-waarden nader heeft onderbouwd met het verweerschrift heeft de gemachtigde van eiseres ruimschoots de kans gehad om daarop te reageren. En met de in overweging 6 genoemde brief – waarvan de ontvangst niet is betwist – is hij gewaarschuwd dat de nu door de rechtbank genomen beslissing het gevolg kon zijn van het te laat reageren.

De WOZ-waardes zijn aannemelijk

21. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met het verweerschrift en de stukken daarbij aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waardes niet te hoog zijn. De waardes zijn bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentieobjecten waarvan verkoopcijfers en/of huurgegevens beschikbaar zijn die rondom de waardepeildatum zijn gerealiseerd. De heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de waardebepalende verschillen. Bij het ontbreken van inhoudelijke beroepsgronden ziet de rechtbank geen aanleiding om dit oordeel nader te motiveren.
De redelijke termijn wordt verlengd
22. De gemachtigde van eiseres heeft namens haar verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend als een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt.
23. Het bezwaarschrift is ontvangen op 29 maart 2021, zodat meer dan twee jaar is verstreken tot de uitspraak van de rechtbank.
24. In dit geval gaat de rechtbank echter uit van een verlengde termijn van drie jaar voor de bezwaar- en de beroepsfase samen. Daaraan ligt ten grondslag dat de gemachtigde van eiseres een zeer groot aantal bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures heeft lopen bij deze rechtbank, dat hij geen personeel heeft en dat zijn handelswijze noodzakelijkerwijs leidt tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Die handelswijze kan aan eiseres worden toegerekend. Voor een nadere motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 20 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6191, overwegingen 17 tot en met 23. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
De uitspraak wordt ook naar eiseres zelf gestuurd
25. Namens de rechtspersoon van eiseres was er niemand op de zitting en de rechtbank vraagt zich af of zij op de hoogte is van de wijze waarop de door haar ingeschakelde gemachtigde procedeert. Om die reden stuurt de rechtbank de uitspraak ook naar eiseres zelf.

Conclusie en gevolgen

26. Het beroep is ongegrond. De vastgestelde WOZ-waardes blijven in stand. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De heffingsambtenaar hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Beroepschrift van 2 februari 2022
Betreft: APPEL alsmede eerste deel van de inhoudelijke gronden d.d. 2 februari 2022, de nadere aanvulling volgt uiterlijk 11 dagen vóór de mondelinge behandeling ná ontvangst van het verweerschrift van de gemeente gecompleteerd door een recent —onafhankelijk- taxatierapport
Edelachtbaar College,
Namens belanghebbende, Houdstermaatschappij [eiseres] B.V. (de gemeente doet moedwillig ANONIEM uitspraak), zie verder het volledige procesdossier terzake de bezwaarprocedure, wordt hierdoor tijdig beroep ingesteld tegen de uitspraak van de gemeente [gemeente] d.d. 23 december jl., die ik kennelijk via een onbeveiligde (e)mailserver per ongeluk in mijn SPAM vond én die verder nimmer per reguliere post -door mij(n postbus)- mocht worden ontvangen. Waarom niet per aangetekende post verstuurd? Hoe luidt de status van het -gelijkertijd mét de indiening van het bezwaarschrift gedane kwijtscheldingsverzoek? Nooit meer iets van/op gehoord! Vide óók het aangehechte persbericht van de gemeente Amsterdam d.d. 12 januari 2022.
Graag uitstel van betaling totdat finaal door u is beslist c.q. door partijen geschikt vanwege bijvoorbeeld compromissoire overwegingen. Akkoord?
Het beschikkingnummer sec wordt niet (volledig) vermeld. Enige nadere -volledig correcte- aanduiding c.q. tenaamstelling van het aanslagnummer wordt evenmin genoemd. De toepasselijke Regelnummers én van toepassing zijnde Belobjnrs worden niet expliciet benoemd. Het gaat om het nummer [nummer] . Kopie van de beslissing is bijgevoegd. In voorkomend geval: Aub NIET-SPLITSEN!
Wilt u als mijn referentie annex kenmerk steeds op al uw correspondentie (zowel schriftelijk, per email als telefonisch) én griffierechtnota (laten) vermelden het(de) juiste én complete- adres(sen) waar het in casu over gaat? Daar vertrouw ik op conform onze -expliciet schriftelijk vastgelegde- afspraak! Napoleon is toch niet voor niets hier geweest (dit jaar precies 211 jaar geleden) in 1811?
De bijgevoegde volmacht (die in het kader van de bezwaarprocedure reeds was aangehecht c.q. per omgaande werd nagezonden) én opdracht, voor zover nog nodig, bevindt zich óók reeds in het dossier van verweerder in prima als tweede bijlage bij het -tijdig ingediende- bezwaarschrift, dat door verweerder als eerste bij de zogenaamde A-stukken zal worden overgelegd.
Het bezwaarschrift wordt volstrekt ten onrechte ongegrond verklaard. Voorts werd de expliciet gevraagde mondelinge hoorzitting niet adequaat c.q. naar behoren georganiseerd. Alles abusievelijk? Waarom? Verzuim-herstelverschoonbaar? Vol beroep!
U wordt verzocht de nota terzake van griffierecht rechtstreeks -en direct- op naam van de belanghebbende te stellen P/A het onderstaand postbusadres. Vide óók de inhoud én strekking van mijn algemene missive gericht aan u in alle —andere reeds —lopende zaken d.d. 19 april 2019: er is (maximaal) maar één keer griffierecht verschuldigd (want, voor zover van toepassing: er is sprake van samenhangende zaken, bijv. om de reden dat van belang is van één rechtsvraag)!
Wilt u bij verweerder aub asap opvragen het harerzijds ongetwijfeld opgemaakte en dus schriftelijk vastgelegde verslag van de "gang van zaken" tot en met heden?
Onze klant streeft naar (oplegging van) een juiste aanslag, zowel formeel als inhoudelijk als cijfermatig! In dat kader is primair een complete, juiste en dus adequate beantwoording van de hierna volgende kwesties van eminent belang.
Éérst dienen door verweerder echter nog de 25 vragen (annex opmerkingen) beantwoord te worden die zijn vastgelegd in liet inleidende bezwaarschrift.
Voorts dient de gemeente ter beschikking te stellen ingevolge het arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 9 januari 2019 de ongeanominiseerde gegevens van de in het eerste stadium én nu gebruikte vergelijkingsobjecten. Zie ECLI:NL:GHDHA:2019:17.
Voor de goede orde wordt vermeld dat een groot deel van deze onderwerpen ook reeds deel uit maakte van een meerledig WOB- annex informatieverzoek zoals vastgelegd in mijn epistels gericht aan verweerder d.d. 20 december 2018, 2019, 2020 én 2021. Kan door verweerder kopie van haar schriftelijke beantwoording worden overgelegd? Bij voorrang graag van die meest recente en derhalve veruit meest actuele, die als laatste genoemde dus! Okay?
Belanghebbende meent er goed aan te doen vervolgens nog te overleggen een nader op te stellen overzicht waarin kort, zakelijk én inhoudelijk wordt ingegaan op de gang van zaken tijdens de periode voorafgaand aan de (nog) steeds beoogde mondelinge hoorzitting en tevens zal worden aangegeven met welke waarde(s van specifiek nog te noemen objecten) niet wordt ingestemd.
Primair wordt inhoudelijk aangevoerd dat de gemeente in strijd handelt met (minimaal) één algemeen rechtsbeginsel door niet de relevante grondstaffels in te brengen. Dezerzijds wordt gesteld dat zulks (nieuwe jurisprudentie!) eveneens heeft te gelden voor niet-woningen nu deze —algemeen beschikbare informatie achter de schermen een belangrijke rol kan vervullen t.a.v. de — nu letterlijk- onderliggende waarde(n) alsmede ter controle van de straks voorliggende gemeentelijke onderbouwingen van de "aangeslagen" waarde(s).
Secundair dat de waarde van het onderhavige vastgoed apert onjuist is vastgesteld. Niet alleen de informatie met betrekking tot de gebruikte grondstaffels dient door de gemeente zelf overgelegd te worden maar eveneens de gemeentelijke taxatiekaarten en gemeentelijke taxatieverslagen die kennelijk aan de onderhavige aanslag ten grondslag liggen. Deze maken immers deel uit van de op de zaak betrekking hebbende bescheiden
Verder wordt opgemerkt dat door de gemeente ook géén geschikte referentiepanden zijn gebruikt en evenmin voldoende rekening is gehouden met de onderhoudssituatie per waardepeildatum, eventueel lokaal aanwezige verpaupering/verloedering, het rompslompforfait én voorts de waardehausse van de afgelopen tijd/jaren!
Een nieuw —in opdracht van de gemeente- op te maken onafhankelijk, adequaat en compleet taxatierapport zal ongetwijfeld méér duidelijkheid kunnen scheppen. Kunnen daarin óók alvast de desastreuze gevolgen van de Covid- 19 /CoronaCrisis worden meegenomen en -gewogen? Graag óók van de hierop inmiddels gevolgde giga- economische crisis(sen)!
De inhoud en strekking van het ingediende bezwaarschrift dient, teneinde niet onnodig in herhaling hoeven te vervallen, als hier herhaald en ingelast beschouwd te worden.
De gemachtigde van belanghebbende gaat er van uit dat de gemeente alle voormelde geschriften zal overleggen uiterlijk ter gelegenheid van de indiening van haar verweerschrift, compleet en inzichtelijk becommentarieerd.
De tegemoetkoming in de proceskostenvergoeding dient overeenkomstig de wettelijke regeling door uw Rechtbank te worden vastgesteld.
Indien uiterlijk niet ter zitting een fiscaal compromis wordt bereikt, is het de wens van belanghebbende dat de Rechtbank de juiste waarde van het vastgoed schattenderwijs in goede justitie vast stelt.
Belanghebbende herhaalt voorts het verzoek een proceskostenvergoeding toegekend te worden ingevolge artikel 8:75 Awb jo. Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast wordt aanspraak gemaakt op een vergoeding van de kosten van een eventueel reeds ingebracht of na te leveren deskundigenrapport conform lid 2 van artikel 7:15 Awb.
Tot slot wordt ingevolge vaste jurisprudentie aanspraak gemaakt op de immateriële schadevergoeding ad 500,- euro per half jaar onredelijke termijnoverschrijding, naar boven toe afgerond, kosten rechtens. In casu werd het bezwaarschrift reeds door verweerder ontvangen op (of omstreeks) 28 februari 2021. Onze klant vertrouwt er echter op dat dit laatste aspect vermeden en uiteindelijk een inhoudelijke gegrondverklaring van het beroep middels een minlijke regeling vóórdien bevorderd kan worden.
Met de meeste Hoogachting,Namens [bedrijf] B.V., Mr. D. A. N. Bartels MRE
‘Pinpointbrief’ van 8 november 2023
Met betrekking tot uw dossier(s) met het(de) nummer(s) 22/728(ev. e.a. c.q. c.a.) breng ik hierdoor tijdig onder uw dringende aandacht de onderhavige - inmiddels- gebruikelijke "pinpoint" brief -in de vorm van een conclusie van REPLIEK- met het oog op de door u geplande{conform onze afspraak digitaal te organiseren} inhoudelijke -mondelinge behandeling op maandag 8 januari 2024/ aanstaande oen 13.00 uur. Okay?
Hebt u óók reeds schriftelijk de (andere) eigenaar c.q. huurder(s) én/of gebruikers opgeroepen? Hebt u voor mij aub bij voorrang een kopie van de op de derde(n)-belanghebbende(n) betrekking hebbende correspondentie? Zijn zij óók al opgeroepen voor deze sessie?
Ik verzoek u vriendelijk doch dringend te bevorderen overlegging door verweerder van de gebruikelijke schriftelijke bescheiden waardoor dezerzijds meer specifiek op de inhoud kan worden in gegaan.
Ik doel met name op de achterliggende vergelijkingen met ander "vergelijkbaar" vastgoed c.a., waarvan de waarde óók -aantoonbaar- onjuist is vastgesteld: denk aan eventueel geanonimiseerde huurovereenkomsten én/of HIF's (Huurinformatieformulieren).
Hebt u voor mij aub nog (een kopie van) uw schrijven c.q. van de Dienst te Utrecht waarbij expliciet de gelegenheid werd gegeven om een eventueel destijds bestaand deficit terzake de betaling van griffierecht aan te vullen?
Ik meldde u reeds herhaaldelijk uitermate voorzichtig te zijn met mijn (uw, onze) gezondheid. Gelet op mijn oorproblematiek (u inmiddels welbekend én vrezend (de gevolgen van Long-)Covid- 19 /Corona wordt het bijzonder op prijs gesteld dat we deze meeting óók weer gewoon veilig digitaal kunnen laten plaatsvinden. Stuurt u mij tijdig een linkje?
Opgelet: verweerder is gehouden om ALLE schriftelijke bescheiden waarop zij haar aanslag -en motivatie daartoe annex onderbouwing daarvoor- baseert in het geding te brengen: vide hieronder de punten 1, 3, 4, 5, 6, 7 én 8. Kunt/wilt u zulks bepaaldelijk bevorderen?
Waar is/blijft (een update van) liet (complete) inhoudelijke verweerschrift in hoger beroep? Én mag ik aub ditmaal tijdig ALLE waardematrices in een LEESBAAR forma(a)t ontvangen?
Ik mis overigens (nog steeds, voor zover van toepassing) een up-to-date complete leegstands-annex marktanalyse, zowel een historische, een actuele als een toekomstige. Graag óók een uitsplitsing in aantallen vierkante meters én in aantallen objecten. Agree?
1.In mijn dossier ontbreekt óók het uitgebreide én volledig uitgewerkte proces-verbaal van de mondelinge hoorzitting bij verweerder (én dát verslag van mijzelf). Kunt u mij die svp bij voorrang (doen) laten toekomen? Hetzelfde standpunt, dat dezerzijds tot nu toe werd ingenomen, wordt mutatis mutandis verkondigd én verdedigd met de uitdrukkelijke kanttekening dat in voorkomend geval niet-woningen zoveel mogelijk in waarde(n) verlaagd dienen te worden doch in de regel moeten de waardes van verhuurde zelfstandige woonruimtes zoveel mogelijk verhoogd worden teneinde een hogere (nieuwe aanvangs)huur te kunnen bevorderen, een hypothecaire financiering te vereenvoudigen én een zelfbewoningsplicht te vermijden. Uitzonderlijke situaties voorbehouden! Ter zitting zal zonodig hierop een nadere toelichting gegeven worden
2.De fysieke persoonlijke aanwezigheid én de niet te vermijden non-verbale communicatie zijn en blijven van een eminent belang voor een juiste en correcte rechtsbedeling! Een behandeling "in levende lijve" bevordert óók bepaaldelijk een minlijke regeling, soms al in de wachtruimte c.q. op de gang! Fijn dat het nu tóch -tegenwoordig- digitaal kan (én onder de gegeven omstandigheden verstandig is, blijft én in casu soms óók moet omdat het anders niet eens -meer- kan!).
3.In mijn dossier ontbreekt voorts een recent én onafhankelijk opgemaakt taxatierapport van dit specifiek te onderscheiden object over dit belastingjaar bezien! Vide de aanhef van mijn beroepschrift....
4.Wilt u verweerder eveneens verzoeken haar bevindingen vanuit het Kadaster in het geding te brengen? Hoe luiden de waarderingen terzake dit vastgoed m.b.t. de twee vóórgaande én de drie opvolgende belastingjaren? Een mutatie van de waardes ligt -hoe dan ook- in het verschiet!
5.Verwezen wordt eveneens nog naar een enigszins gedateerd compromisvoorstel dezerzijds! Kunnen we deze kwestie niet beter alsnog schikken vóór aanvang van de zitting?
6.Kunt u tevens bevorderen dat mij asap bereiken de gemeentelijke taxatieverslagen annex -kaarten terzake de voorgaande 4 belastingkalenderjaren?
7.Verder ontberen nog de geheel en al uitgewerkte grondstaffels! Óók dit vastgoed staat -per definitie-op grond. Kunnen die per omgaande svp mij worden nagezonden?
8.In ieder geval wordt voorts nogmaals expliciet verzocht om inzichtelijke én controleerbare berekeningen van de gebruikte waardering(en) tevens in onderling verband bezien. Graag overlegging alsnog van deze bescheiden! OK?
9.Alvast/nogmaals wordt aanspraak gemaakt op de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ad 500,- euro per halfjaar (extra) vertraging alsmede de hieruit voortvloeiende kosten rechtens. Het inleidende bezwaarschrift werd reeds door verweerder ontvangen ruim 2 jaar/424 maanden teruggerekend vanaf de vermoedelijke datum van uw uitspraak c.q. het tussentijds alsnog te treffen compromis. Vide ECLI:NL:HR:2022:752.
10.Uit het dossier blijkt niet c.q. onvoldoende of, en zó ja op welke wijze en in welke mate, rekening is gehouden met de gigantische gevolgen van de Covid-19/CoronaCrisis én de oorlog in Europa. Een forse herwaardering annex -beoordeling ligt hoe dan ook in het verschiet.
Ik voeg terzake -alle alsdan te behandelen dossiers- bij, voor zover - reeds/nog-van toepassing, een recente notitie van de VNG plus een onlangs verschenen artikel uit Property NL terzake het advies van de Procureur-Generaal, terzake waarvan door de Hoge Raad op 24 december 2021 grotendeels dienovereenkomstig uitspraak is gedaan!
Voor zover relevant: eveneens de richtinggevende uitspraak van het (lees: uw!) Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 13 juli 2021, welke inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan, nu de BgHU verzuimd heeft tijdig in cassatie te gaan. Verwezen wordt met name naar punt 4.6 (citeer/citaat!).
Alsook worden twee recente én richtinggevende -lokale- uitspraken in kopie bijgevoegd waarbij de plaatselijke belastingdruk met 40% c.q.75% werd teruggebracht.
Vide óók het persbericht van de gemeente Amsterdam d.d. 12 januari 2022 én het "plan van aanpak" van een collega-uitvoerende belastingdienst, te weten de BsW-B d.d. 17 januari 2022.
In geval van een hotel: zie het bijgesloten voorblad van liet recent verschenen boek genaamd "Hotelvastgoed".
Met name wordt uw aller aandacht gevraagd voor -eveneens ingesloten figuur 14 houdende (het enige juiste)/een stappenplan benodigd voor een adequate taxatie van een hotel (of aanverwant).
Bevestigt u mij nog even per email svp de tijdige c.q. correcte ontvangst én dóórverzending aan verweerder alsmede de adequate verwerking van een en ander?
Alvast bedankt!
Hoogachtend,Namens [bedrijf] B.V.,
Mr. D.A.N. Bartels MRE

Voetnoten

1.Voor het eerst in de uitspraak van 23 maart 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1259 en in latere uitspraken vaak herhaald.
2.Uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2574.