Beoordeling door de rechtbank
1. De gemachtigde van eiseres heeft op 2 februari 2022 beroep ingesteld. De tekst daarvan (exclusief de bijlagen) heeft de rechtbank opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Op 22 februari heeft de griffier de ontvangst van het beroepschrift bevestigd en is vermeld dat de zaak is geregistreerd onder zaaknummer UTR 22/728. Op diezelfde dag heeft de griffier een brief gestuurd aan partijen waarin is vermeld dat de zaak om administratieve redenen wordt gesplitst in zeven zaaknummers, waarbij aan iedere onroerende zaak een zaaknummer is toegekend.
3. Tussen 22 februari 2022 en 21 juli 2022 is er tussen de griffier van de rechtbank en de gemachtigde van eiseres gecorrespondeerd over de betaling van het griffierecht en de bevoegdheid van de gemachtigde om namens eiseres op te treden. Op 25 juli 2022 heeft de rechtbank een verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht afgewezen. Daarna is het griffierecht betaald.
4. Op 18 augustus 2022 heeft de heffingsambtenaar een verweerschrift ingediend, waarin per onroerende zaak een onderbouwd standpunt is ingenomen over de vastgestelde WOZ-waardes. Voor de woningen is daarbij een taxatiematrix gevoegd en voor de niet-woningen een vastgoedkaart.
5. Tussen 23 september 2022 en 28 november 2022 hebben de griffier van de rechtbank en de gemachtigde van eiseres verder gecorrespondeerd over de bevoegdheid van de gemachtigde om namens eiseres op te treden. Naar aanleiding van de uiteindelijk toegestuurde stukken heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemachtigde daartoe bevoegd is.
6. Op 7 november 2023 zijn partijen uitgenodigd voor de zitting op 8 januari 2024, waarin de zeven zaaknummers zijn vermeld. In hetzelfde aangetekend verstuurde poststuk is een brief gevoegd, waarvan de tekst luidt:
U heeft in onderhavige procedure(s) een verweerschrift ontvangen.
Als u naar aanleiding van het verweerschrift een nader of gewijzigd standpunt wenst in te nemen, dan wordt u bij deze in de gelegenheid gesteld on dat standpunt schriftelijk kenbaar te naken. U krijgt hiervoor een termijn van vier weken.
Als de rechtbank binnen de genoemde termijn geen reactie van u ontvangt, gaat de rechtbank ervan uit dat u geen behoefte hebt om naar aanleiding van het verweerschrift een nader of gewijzigd standpunt in te nemen. Met deze werkwijze wil de rechtbank voorafgaand aan de zitting duidelijk zicht hebben op de geschilpunten die partijen verdeeld houden en daar niet pas mee op de zitting worden geconfronteerd. Hiermee worden onnodige vertragingen en belemmeringen van een efficiënte procesgang voorkomen.
De rechtbank wijst u erop dat het op de zitting aanvoeren van nieuwe argumenten strijd met de goede procesorde kan opleveren. Die argumenten worden dan mogelijk niet toegelaten tot de procedure en de rechtbank zal zich daar dan ook niet inhoudelijk over uitlaten. Daarbij zal meewegen dat u bij deze brief in de gelegenheid bent gesteld inhoudelijk te reageren op het verweerschrift en de onderbouwing van verweerder.
7. Op 8 november 2023 heeft de gemachtigde van eiseres een brief gestuurd. De gemachtigde van eiseres noemt dit een ‘pinpointbrief’. De tekst daarvan (exclusief de bijlagen) heeft de rechtbank opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Op 3 januari 2024 heeft de griffier een e-mail gestuurd met een link voor de digitale toegang tot de zitting. Daarbij is het zaaknummer UTR 22/728 van de hoofdzaak genoemd.
9. Op 7 januari 2024 – de (zon)dag voor de zitting – heeft de gemachtigde van eiseres een e-mail gestuurd in reactie op de e-mail van de griffier waarin. In deze e-mail vraagt hij welk pand onder zaaknummer UTR 22/728 valt, wijst hij erop dat hij herhaaldelijk om toezending van een splitsingsbrief heeft gevraagd en vraagt hij wanneer de andere adressen van de aanslag behandeld worden. Diezelfde zondag heeft hij een print van deze e-mail in de brievenbus van de rechtbank achtergelaten.
10. Op 8 januari 2024 – direct na de zitting – heeft de gemachtigde van eiseres een brief gestuurd waarin hij zich beklaagt over de gang van zaken op de online zitting, waarbij hij door de rechter gedempt zou zijn. Verder heeft hij nadere stukken gestuurd en heeft hij onder verwijzing naar de “
aanvang van de Derde Wereldoorlog in Europa alsmede de internationale economische sancties en de noodzakelijke omschakeling naar een oorlogseconomie” herhaald dat de waardes onjuist zijn.
De rechtbank liet de zitting doorgaan en heeft het onderzoek niet heropend
11. Met de e-mail van 7 januari 2024 vraagt de gemachtigde van eiseres om verduidelijking over de zitting, maar in feite onthult deze e-mail slechts zijn chaotische werkwijze. Het lijkt er immers op dat hij zich niet op een zitting voorbereidt naar aanleiding van de aangetekend verstuurde uitnodiging met daarin alle zeven zaaknummers, maar pas naar aanleiding van de kort voor de zitting gemailde links. De gemachtigde weet dat die email niet bedoeld is om op te reageren. Het is zijn verantwoordelijkheid om zijn zaken op orde te hebben. Deze late stukken, waarin hij die verantwoordelijkheid op de rechtbank probeert af te schuiven, gaven geen aanleiding om de zitting geen doorgang te laten gaan of voor andere (re)acties.
12. De brief van 8 januari 2024 geeft de rechtbank geen reden om het onderzoek te heropenen: dat is volledig geweest. De stukken bij en de inhoud van de brief blijven buiten beschouwing. De rechter heeft hoor en wederhoor op de zitting in acht genomen. De gemachtigde van eiseres is in deze zaak overigens niet gedempt: doordat ook de brief van 8 januari 2024 gestandaardiseerd is, haalt hij zaken door elkaar.
Het procedeergedrag en de eerdere interventies door de rechtbank
13. Voor een goed beeld van het procedeergedrag van de gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank het beroepschrift en de pinpointbrief integraal in de bijlage opgenomen. Uit andere zaken waarin deze gemachtigde optreedt, weet de rechtbank dat dit zijn gestandaardiseerde documenten zijn. De gemachtigde hanteert een werkwijze, waarbij hij een standaardberoepschrift en een standaardpinpointbrief heeft klaar staat, die hij in iedere zaak stuurt. Iedere zaak, dus ook in zaken over heffingen waarbij de WOZ-waarde niet de heffingsmaatstaf vormt. Het gaat om honderden zaken per jaar. De gemachtigde wijzigt deze standaarddocumenten zo nu en dan met nieuwe tekstblokjes en verwijzingen naar bijlagen of rechtspraak. Hij heeft daarover al vaker uitgelegd dat het ‘levende documenten’ zijn die hij doorlopend aanpast naar aanleiding van de actualiteit en juridische ontwikkelingen. De pinpointbrief ontvangt de rechtbank in vrijwel iedere zaak kort nadat een uitnodiging voor een zitting is verstuurd.
13. De rechtbank kan geen andere conclusie trekken dan dat deze stukken op geen enkele navolgbare wijze betrekking hebben op de onroerende zaken waar deze procedure over gaat.
15. Dat de rechtbank niet gediend is van dit soort algemene stukken is voor de gemachtigde niet nieuw. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank zich al uitgelaten over de min of meer gelijkluidende beroepschriften en pinpointbrieven in andere zaken. Daarin is regelmatig gezegd dat de rechtbank hier niets mee kan, omdat ze vol staan met algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende en inconsistente, fragmentarische en niet of nauwelijks onderbouwde op de onroerende zaak betrekking hebbende stellingen.Ook in andere bewoordingen heeft de rechtbank er al eens op gewezen dat deze stukken een brij aan nietszeggende algemeenheden zijn, waarin met een beetje goede wil nog net als beroepsgrond kan worden afgeleid dat de WOZ-waarde te hoog zou zijn.De wijze van procederen in een standaardformat is ook buiten de uitspraken van de rechtbank om aan de orde gesteld. Al op 10 juli 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen het rechterlijk bestuurslid van de rechtbank, de teamvoorzitter en de gemachtigde, naar aanleiding van een destijds door hem ingediende klacht. In dit gesprek is afgesproken dat de gemachtigde in beroepschriften geen algemene gronden meer zal aanvoeren, maar gronden die op de betreffende zaak betrekking hebben. In een nieuwe poging om de gemachtigde ertoe te bewegen om voortaan concreet en op een zaak betrekking hebbend te procederen, heeft de rechtbank vanaf eind 2023 in lopende zaken de in overweging 6 genoemde brief gestuurd.
16. De gemachtigde van eiseres heeft zijn procedeergedrag in deze procedure en in andere procedures ondanks dit alles niet aangepast. Integendeel, de eindeloze stroom aan nietszeggende brieven die in elke zaak en in elke stand van de procedure – zowel voor als na de zitting – worden gestuurd, lijkt zich te intensiveren.
De rechtbank zal de gemachtigde niet weigeren
17. De rechtbank heeft vanwege diens procedeergedrag overwogen om de gemachtigde op de grondslag van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht te weigeren om eiseres in deze procedure nog verder te vertegenwoordigen. De rechtbank zal daarvan nu afzien, omdat zij vindt dat op dit moment niet kan worden gezegd dat de gemachtigde schade toebrengt aan de concrete individuele belangen van eiseres. Daarbij speelt de aard van deze procedure mee: de bewijslastverdeling in WOZ-zaken leidt ertoe dat in beginsel enkel het instellen van beroep met als beroepsgrond “de waarde is onjuist” voldoende is om van de heffingsambtenaar te verlangen dat de vastgestelde waarde aannemelijk wordt gemaakt. Een gemachtigde hoeft daarvoor in eerste instantie dus niet méér te doen dan deze gemachtigde doet. En hoewel de gemachtigde van eiseres in de fase van het vooronderzoek de belangen van zijn cliënt vervolgens op geen enkele wijze in positieve zin behartigt, vindt de rechtbank op dit moment dat niet kan worden gezegd dat die belangen worden geschaad door de pinpointbrief en de andere brieven.
18. Hiermee is niet gezegd dat een weigering niet alsnog aan de orde kan komen als de gemachtigde willens en wetens door blijft gaan op de manier zoals hij doet, door tijdens het vooronderzoek welbewust de belangen van zijn cliënten niet verder te behartigen.
De rechtbank laat de stukken en standpunten van eiseres buiten beschouwing
19. Omdat het beroepschrift en de pinpointbrief niet over de onroerende zaken van deze procedure gaan en omdat de gemachtigde hiervoor al vaak is gewaarschuwd, zal de rechtbank deze stukken terzijde schuiven.
20. De gemachtigde had het voornemen om pas op de zitting per onroerende zaak inhoudelijke standpunten in te nemen. De rechtbank heeft hem dat niet toegestaan wegens strijd met de goede procesorde. Aan deze beslissing ligt ten grondslag dat de onderwerpen die de gemachtigde op de zitting wilde bespreken niet al in zijn beroepschrift of pinpointbrief staan en dus geen nadere onderbouwing daarvan zijn. Met zijn procedeergedrag ontneemt de gemachtigde de heffingsambtenaar én de rechtbank de kans om zich adequaat voor te bereiden op (een reactie op) standpunten die pas op de zitting concreet aan een onroerende zaak worden gerelateerd. Nadat de heffingsambtenaar in de beroepsfase de WOZ-waarden nader heeft onderbouwd met het verweerschrift heeft de gemachtigde van eiseres ruimschoots de kans gehad om daarop te reageren. En met de in overweging 6 genoemde brief – waarvan de ontvangst niet is betwist – is hij gewaarschuwd dat de nu door de rechtbank genomen beslissing het gevolg kon zijn van het te laat reageren.
De WOZ-waardes zijn aannemelijk
21. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met het verweerschrift en de stukken daarbij aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waardes niet te hoog zijn. De waardes zijn bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentieobjecten waarvan verkoopcijfers en/of huurgegevens beschikbaar zijn die rondom de waardepeildatum zijn gerealiseerd. De heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de waardebepalende verschillen. Bij het ontbreken van inhoudelijke beroepsgronden ziet de rechtbank geen aanleiding om dit oordeel nader te motiveren.
De redelijke termijn wordt verlengd
22. De gemachtigde van eiseres heeft namens haar verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend als een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt.
23. Het bezwaarschrift is ontvangen op 29 maart 2021, zodat meer dan twee jaar is verstreken tot de uitspraak van de rechtbank.
24. In dit geval gaat de rechtbank echter uit van een verlengde termijn van drie jaar voor de bezwaar- en de beroepsfase samen. Daaraan ligt ten grondslag dat de gemachtigde van eiseres een zeer groot aantal bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures heeft lopen bij deze rechtbank, dat hij geen personeel heeft en dat zijn handelswijze noodzakelijkerwijs leidt tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Die handelswijze kan aan eiseres worden toegerekend. Voor een nadere motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 20 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6191, overwegingen 17 tot en met 23. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak wordt ook naar eiseres zelf gestuurd
25. Namens de rechtspersoon van eiseres was er niemand op de zitting en de rechtbank vraagt zich af of zij op de hoogte is van de wijze waarop de door haar ingeschakelde gemachtigde procedeert. Om die reden stuurt de rechtbank de uitspraak ook naar eiseres zelf.