Beoordeling door de rechtbank
Wat is de aanleiding van deze procedure?
1. Eiseres woont aan de [adres 1] in [woonplaats] . Derde-partij woont op het adres [adres 1] in [woonplaats] . De woning van eiseres ligt aan het einde van de [Weg] en is uitsluitend bereikbaar via het perceel van derde-partij ( [Perceelnummer] ). Eiseres meent dat in het jaar 1961 abusievelijk slechts de westelijke en zuidelijke grens van [Perceelnummer] door een medewerker van het Kadaster is ingetekend en door verweerder is
geregistreerd. De ligging van de noordgrens, zoals geregistreerd in de Basisregistratie Kadaster (BKR), klopt volgens eiseres niet. De noordgrens is ten onrechte niet aangepast zodat de strook grond die als weg in gebruik is, ten onrechte tot [Perceelnummer] behoort. Daarom heeft eiseres op grond van artikel 7t van de Kadasterwet een verzoek gedaan om herstel van dat gegeven in de BKR.
Waarom heeft verweerder het verzoek afgewezen?
2. Verweerder heeft het verzoek van eiseres afgewezen omdat - kort samengevat - volgens de Kadasterwet en nadere regelgeving een kadastrale grens moet overeenstemmen met de grens zoals die door de belanghebbenden aan de landmeter van het Kadaster is aangewezen. Op 17 november 1959 zijn de nieuwe grenzen eensluidend aangewezen door de (destijds) belanghebbenden De grenzen komen overeen met de grenzen zoals deze zijn opgenomen in het minuutplanen zoals vastgelegd in het relaas van bevindingen kadastrale gemeente [woonplaats] , [Perceelnummer] . Door verweerder is geconstateerd dat er geen sprake is van een discrepantie tussen het brondocument (het relaas van bevindingen) en de gegevens in de BKR. De inhoud van het relaas van bevindingen staat daarom vast en kan niet meer ter discussie staan.
Waarom is eiseres het niet eens met de afwijzing van haar verzoek?
3. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar verzoek en voert aan dat herstel van de grens op grond van artikel 7t van de Kadasterwet moet plaatsvinden omdat er sprake is van een kennelijke misslag. Hierbij verwijst eiseres naar jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Volgens eiseres is het duidelijk dat de weg géén onderdeel uitmaakt van de afbakening van de in 1957 geleverde grond. De afbakening aan de noord- en oostzijde van het perceel is een slootje dan wel greppel. Aan de west- en zuidzijde was de afbakening een betonnen schutting. Dit volgt uit de leveringsakte en diverse tekeningen. Eiseres leest het relaas van bevindingen anders dan verweerder en is van mening dat de aangewezen grenzen die met een rode lijn zijn aangeduid, niet op de aanwijs zijn gebaseerd. Daarnaast wijst eiseres op de bedoeling die betrokkenen destijds zouden hebben gehad. Enkel het tijdsverloop leidt volgens eiseres niet tot een rechtens onaantastbare situatie. Ook hierbij verwijst eiseres naar diverse uitspraken van de Afdeling.Ook meent eiseres dat er onduidelijkheid is over de ondertekening omdat het besluit van 23 september 2021 en het bestreden besluit zijn ondertekend door de heer [Bewaarder Kadaster] , als bewaarder, met een stempelhandtekening. Verder wijst eiseres erop dat in de motivering van het bestreden besluit ten onrechte niet is vermeld krachtens welk wetsartikel het besluit is genomen. Tot slot voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
Wat is het standpunt van derde-partij?
4. Derde-partij is van mening dat eiseres geen procesbelang heeft omdat zij gebruik mag maken van de strook grond van derde-partij die als weg in gebruik is. Het staat daarnaast ook vast dat eiseres geen eigenaar is van de grond. Derde-partij is van mening dat eiseres misbruik maakt van recht door een herstelverzoek in te dienen en daarover te procederen. Derde-partij is verder van oordeel dat er destijds geen fouten zijn gemaakt en dat de registratie juist en overeenkomstig de aanwijs is.
Heeft eiseres procesbelang?
5. Eiseres heeft gesteld dat het besluit van verweerder om de gegevens in de BKR niet te herstellen tot verwarring leidt over de eigendom van de weg op [Perceelnummer] en daarmee over de toegankelijkheid van haar woning. Zij gebruikt de weg en haar woning is uitsluitend bereikbaar via deze weg. Daarnaast heeft zij er een voorkeur voor dat deze weg eigendom van de provincie is en niet van een particulier omdat daarmee de toegankelijkheid in de toekomst beter is gewaarborgd. De rechtbank oordeelt, gelet hierop, dat eiseres procesbelang heeft bij haar beroep. Hoewel deze procedure niet gaat over de eigendom van de strook grond die als weg in gebruik is of het gebruik daarvan, kan de vaststelling dat er destijds een misslag is gemaakt bij de registratie, feitelijk van belang zijn voor de beantwoording van civielrechtelijke vragen rond deze strook.
Is er sprake van misbruik van procesrecht?
6. De derde-partij stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit in stand moet blijven en verzoekt eiseres te veroordelen in de proceskosten. Daarvoor refereert derde-partij aan het arrest van het Hof Den Haag inzake de toepasbaarheid van artikel 3:13 BW in het bestuursrecht.
7. De rechtbank overweegt het volgende. De bestuursrechter komt slechts onder bijzondere - zwaarwichtige - omstandigheden tot het oordeel dat een aangewend rechtsmiddel misbruik van recht oplevert.De enkele omstandigheid dat er sprake is van meerdere procedures over hetzelfde perceel waarbij eiseres en de derde-partij betrokken zijn, maakt niet dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van misbruik van procesrecht. Ook in de omstandigheid dat eiseres een herstelbesluit aan verweerder heeft gevraagd, ziet de rechtbank geen misbruik van recht. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verweerder eiseres als belanghebbende in de zin van artikel 7t van de Kadasterwet heeft aangemerkt. Het verzoek om eiseres te veroordelen in de proceskosten, wordt dan ook afgewezen.
Heeft verweerder het verzoek van eiseres terecht afgewezen?
8. De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet kan een belanghebbende, indien deze gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de BRK opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, (…) onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de BRK doen.
9. De rechtbank stelt voorop dat de procedure van artikel 7t van de Kadasterwet een beperkte procedure is. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwetkan worden afgeleid dat met deze bepaling is beoogd een regeling te bieden voor het ambtshalve of op verzoek herstellen van misslagen.Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een verschil tussen het brondocument en de BKR. Het herstelverzoek kan zich alleen richten tegen het feit dat de bijwerking van de registratie niet juist is. Het verzoek kan niet worden gebruikt als men het niet eens is met het resultaat van de bijwerking. Tegen het resultaat van de bijwerking is immers in het verleden bezwaar mogelijk geweest.
10. De rechtbank stelt vast dat op het relaas van bevindingen de west- en zuidgrens zijn ingetekend. De noord- en oostgrens bestonden destijds al. Tussen partijen is op zich niet in geschil dat er geen verschil tussen het brondocument, het relaas van bevindingen, en de BRK. Dat betekent dat er in zoverre geen sprake is van een misslag. Eiseres betwist echter met verschillende argumenten dat het brondocument juist is en dat het ook niet voor de hand ligt dat de weg kadastraal bij het [Perceelnummer] hoort. De beroepsgronden van eiseres komen erop neer dat zij bezwaar heeft tegen het resultaat van de bijwerking. De hoofdregel is, zoals overwogen, dat artikel 7t van de Kadasterwet in zo’n geval geen ruimte biedt om de BRK te corrigeren. De rechtbank overweegt dat eiseres een gedetailleerde reconstructie heeft gemaakt die enige plausibiliteit heeft. Derde-partij betwist die reconstructie en stelt daar een andere reconstructie tegenover. Deze tegenstrijdige reconstructies benadrukken het belang van de hoofdregel dat wijziging van de BRK alleen moet plaatsvinden als er sprake is van een misslag tussen het brondocument. Het brondocument is in dat opzicht een objectief gegeven. Als het destijds niet goed zou zijn gegaan, dan had het op de weg van de destijds betrokken belanghebbenden gelegen om na de aanwijs te controleren of de grens overeenkomstig de aanwijs was ingetekend en op een juiste manier in de BRK was verwerkt.Vaststaat dat de destijds betrokken belanghebbenden geen bezwaar hebben gemaakt tegen de bijwerking van de kadastrale gegevens. De gegevens zoals neergelegd in het relaas van bevindingen en de registratie daarvan in de BRK kunnen daarom niet meer ter discussie staan. De rechtbank overweegt ten slotte dat zich in deze zaak geen situatie voordoet waarin het relaas van bevindingen, gelet op de feitelijke situatie ter plaatse, onmogelijk kan kloppen.
11. Eiseres heeft nog gewezen op de uitspraak van deze rechtbank in de civiele procedure tussen eiseres en derde-partij, waarin is geoordeeld dat er in 1961 een fout is gemaakt bij de registratie van de eigendomsgrenzen.Derde-partij heeft verklaard dat tegen die uitspraak hoger beroep is ingesteld. Deze uitspraak biedt geen grond om voor de toepassing van artikel 7t van de Kadasterwet aan te nemen dat er sprake is van een kennelijke misslag. Derde-partij heeft er in dat verband terecht op gewezen dat de rechtbank in het midden laat wie eigenaar is van de strook grond waarover de weg loopt.
12. De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Een geslaagd beroep op het verzoek tot herstel als bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet is alleen mogelijk indien er sprake is van een kennelijke misslag. Van een kennelijke misslag in dit kader kan slechts sprake zijn als het in de BRK opgenomen gegeven verschilt van het gegeven in het brondocument. Op grond van de beroepsgronden kan de rechtbank niet de conclusie trekken dat een discrepantie bestaat tussen het relaas van bevindingen en de gegevens in de BRK. Dat betekent dat geen sprake is van een kennelijke misslag.
Had verweerder mogen afzien van horen in de bezwaarfase?
13. In artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Daarvan is sprake als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De beslissing hierover moet worden genomen op grond van wat in het bezwaarschrift is aangevoerd.
14. In het bezwaarschrift heeft eiseres aangevoerd dat de kadastrale grens op onjuiste wijze en ook inhoudelijk onjuist is vastgesteld. Zoals hiervoor onder 9 is overwogen kan een verzoek op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking. Omdat de gronden in het bezwaarschrift van eiseres zich daar wel tegen richten was er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk dat de bezwaren niet konden leiden tot een ander besluit. Verweerder heeft daarom van het horen van eiseres mogen afzien.
15. Het bestreden besluit is genomen door verweerder en ondertekend door mr. [Bewaarder Kadaster] als de Bewaarder van het Kadaster en de openbare registers. De ondertekening heeft plaatsgevonden door het plaatsen van een stempelhandtekening. Eiseres heeft gesteld dat door die stempelhandtekening voor haar niet duidelijk is wie het bestreden besluit heeft genomen. In het verweerschrift is toegelicht dat een medewerker van het BKK-team namens verweerder het bestreden besluit heeft genomen en dat dat in overeenstemming is met het verleende mandaat.Eiseres heeft dit niet betwist. Uit het bestreden besluit volgt dat het bestuursorgaan zelf op het bezwaar heeft beslist, terwijl een medewerker van het BKK-team namens het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestreden besluit vermeldt niet dat het is genomen namens verweerder. Dit is in strijd met artikel 10:10 van de Awb. Eiseres heeft daar terecht op gewezen. De rechtbank vindt het echter aannemelijk dat eiseres hier niet door is benadeeld. Daarom passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
16. Artikel 3:47, tweede lid, van de Awb bepaalt dat de motivering van een besluit zo veel mogelijk vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift het is genomen. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat het bestreden besluit niet vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift het is genomen. Het bestreden besluit is op dat punt dus in strijd met deze bepaling. De rechtbank verbindt geen gevolgen aan het niet vermelden van het wettelijke voorschrift in het bestreden besluit omdat het voor eiseres, die een verzoek op grond van artikel 7t van de Kadasterwet heeft gedaan, redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het bestreden besluit op dat artikel is gebaseerd. Daarom passeert de rechtbank ook dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.