Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 26 januari 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van plaatsopneming en aansluitende mondelinge behandeling, gehouden op 16 maart 2022.
2.De beoordeling
dat op het lijdend erf niet anders mogen worden gebouwd dan opstallen welke zijn of kunnen worden beschouwd als bedrijfsgebouwen, ten dienste van het door eigenaar of pachter van het heersende erf uitgeoefend landbouw- of veeteeltbedrijf”.
nabij de [straat], niet inclusief de [straat] .
prod. 2 bij cva). Daarop is te zien dat de weg los van het ingekleurde te bebouwen perceel staat ingetekend. [D] legt uit dat uit het veldwerk van het kadaster blijkt dat ten zuiden van de [straat] een slootje/greppel liep die het aan [B] geleverde perceel feitelijk scheidde van de [straat] . Partijen zijn het er ook over eens dat ter plaatse een sloot gelopen heeft. [D] heeft geconstateerd dat in 1961 abusievelijk alleen de Westelijke en Zuidelijke grens van perceel [perceelnummer 2] is ingetekend en door de bewaarder is geregistreerd (zie
prod. 5 bij het beroeptegen de beslissing op bezwaar van bewaarder van het kadaster). Men heeft er daarbij geen rekening mee gehouden dat perceel [perceelnummer 2] aan de Noordzijde afgebakend was door de (inmiddels gedempte) sloot en dat het totale perceel ten Zuiden van de [straat] dertien are groot is. Zo kon het gebeuren dat abusievelijk de toegangsweg de [straat] op papier één geheel ging vormen met perceel [perceelnummer 2] . Hierdoor is volgens [D] ook een onjuiste perceelsgrootte (namelijk vijftien aren, zeventig centiare) geregistreerd. Het verschil tussen de 13 are die [B] van [A] geleverd heeft gekregen en de kadastraal geregistreerde oppervlakte van 15 are, 60 centiaren is namelijk precies de oppervlakte van de weg die is “bijgetekend”.
prod. 6 bij cva, hierna: de akte 1976). Op het voorblad van de akte 1976 staat namelijk “Koopakte van boerderij en gronden [straat] met inbegrip van weg de [straat] sectie [sectie] gedeeltelijk” (hierna: perceel [perceelnummer 3] ). Het andere gedeelte van perceel [perceelnummer 3] , ging tegelijkertijd naar een andere broer van [C] , [F] , toentertijd wonende aan de [straat] te [woonplaats] . In de akte 1967 staat ook dat wordt geleverd
“de boerderij met aangebouwde stallingen, grasland, weg en verder aanbehoren, staande en gelegen te [woonplaats] , [adres] en [woonplaats] , waaronder [sectie] nummer [perceelnummer 3] ”. Op de bijbehorende kaart staat de [straat] ingetekend los van perceel [perceelnummer 2] . Het perceel ten noorden van perceel [perceelnummer 2] was in 1976 perceel [perceelnummer 3] (dat blijkt uit de kadastrale kaart die aan de akte 1976 is gehecht). Het is dan ook duidelijk dat met de weg in akte 1976 de [straat] werd bedoeld.
prod. 13 bij dagvaarding).
Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling ter verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel wordt ingeschreven, met betrekking tot dat registergoed een onjuist feit in de registers ingeschreven was, kan de onjuistheid van dit feit door hem die redelijkerwijze voor overeenstemming van de registers met de werkelijkheid had kunnen zorgdragen, aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij deze de onjuistheid kende of door raadpleging van de registers de mogelijkheid daarvan had kunnen kennen.In de toelichting op dit artikel staat vermeld dat de verkrijger van een registergoed beschermd wordt tegen degene die redelijkerwijze voor correctie van het onjuiste feit had kunnen zorgen.
prod. 9 bij cva, hierna: de akte 1999) wordt expliciet verwezen naar de verkrijging in 1976 bij de akte 1976. Daarbij staat onder andere perceelnummer [perceelnummer 5] vermeld, één van de nummers waarin perceel [perceelnummer 3] is opgegaan (zie punt 2.8.). De rechtbank gaat er daarom van uit dat dat tot hetgeen aan BBL geleverd is ook de strook grond, als onderdeel van de toegangsweg tot [boerderij] , heeft behoord. In de akte van 1999 is een nieuw gevestigd erfdienstbaarheid van weg gevestigd en aanvaard ten laste van de overgedragen percelen [perceelnummer 6] , [perceelnummer 4] , [perceelnummer 5] en [perceelnummer 7] en ten behoeve van perceel sectie [sectie] nr. [perceelnummer 8] (destijds eigendom van [C] , thans eigendom van zijn overlevende echtgenote [gedaagde] , hierna perceel [perceelnummer 8] )
“om te komen van de bebouwde kom van de gemeente [gemeente] en te gaan naar de woning plaatselijk bekend De [adres] te [woonplaats] ”.In 1999 is dus een erfdienstbaarheid van weg komen te rusten op de strook grond.
1.407,50(2,5 punten × tarief € 563,00)