ECLI:NL:RVS:2022:1317

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
202104722/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot herstel Basisregistratie Kadaster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 14 juli 2021 zijn beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot herstel van de Basisregistratie Kadaster (BRK) ongegrond verklaarde. Het verzoek was ingediend na een besluit van de bewaarder van het kadaster en de openbare registers op 14 augustus 2020, waarin het verzoek van [appellant] tot herstel van een bijwerking in de BRK werd afgewezen. [appellant] woont in Zwolle en heeft in 1998 grond gekocht van zijn buren. Hij is in geschil met zijn buurman over de juridische eigendom van een strook grond aan de noordwestelijke grens van zijn perceel. [appellant] stelt dat deze strook grond zijn eigendom is, terwijl de buurman en de bewaarder van het kadaster van mening zijn dat deze strook bij het perceel van de buurman hoort. De rechtbank oordeelde dat de bewaarder de kadastrale registratie niet hoefde te wijzigen, omdat er geen sprake was van een misslag die op grond van artikel 7t van de Kadasterwet kon worden hersteld. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de landmeter in 1999 ten onrechte de resultaten van een eerdere meting heeft overgenomen zonder beide partijen uit te nodigen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen grond is voor het herstel van de BRK, omdat de bijwerking destijds correct is uitgevoerd en [appellant] eerder actie had kunnen ondernemen.

Uitspraak

202104722/1/A3.
Datum uitspraak: 4 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Zwolle, appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 juli 2021 in zaak nr. 20/2359 in het geding tussen:
[appellant]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2020 heeft de bewaarder een verzoek van [appellant] tot herstel van een bijwerking in de Basisregistratie Kadaster (hierna: BRK) afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2020 heeft de bewaarder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2022, waar [appellant] en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Schamp, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.1.    [appellant] woont op het adres [locatie A] in Zwolle. Hij heeft op 10 december 1998 van zijn toenmalige buren van [nummer] grond gekocht, die tot dan bij het perceel van [nummer] hoorde. De grootte van het perceel is in een notariële akte van koop en levering van 10 december 1998 (hierna: de akte) omschreven als ongeveer twee aren en vijf centiaren. De grenzen van het gekochte perceel zijn door een landmeter vastgesteld en beschreven in een relaas van bevindingen van 1 maart 1999 (hierna ook: veldwerk 428). De noordwestelijke grens van het perceel is door de landmeter overgenomen van het eerdere veldwerk 424, waarvan een relaas van bevindingen van 4 juni 1998 is opgemaakt. De BRK is in 1999 in overeenstemming met de gegevens uit veldwerk 428 bijgewerkt. [appellant] heeft het perceel in 2006 aan zijn kinderen in eigendom overgedragen en in 2018 weer in eigendom teruggekregen.
1.2.    [appellant] verschilt met zijn [buurman] van mening over de juridische eigendom van een strook grond ter hoogte van de noordwestelijke grens van zijn perceel, die hij in gebruik had en op verzoek van [buurman] in 2020 aan hem in gebruik heeft gegeven. Hij ging er daarbij vanuit dat [buurman] zich terecht op het standpunt stelde dat de kadastrale grens de juridische eigendomsgrens aangaf en dat de strook grond daarom bij het perceel van [buurman] hoorde. [appellant] stelt zich op het standpunt dat de noordwestelijke grens die is opgenomen in de BRK niet klopt, omdat uit de akte en de daarbij gevoegde tekening van het perceel volgt dat die strook grond zijn eigendom is en bij zijn perceel hoort. Hij wil dat de feitelijke situatie wordt teruggedraaid en de in de BRK opgenomen kadastrale grens daaraan aangepast wordt. Omdat [buurman] daaraan niet wil meewerken heeft [appellant] zich tot de burgerlijke rechter gewend. Hij heeft daarnaast de bewaarder verzocht om herstel van de bijwerking van de BRK volgens de door partijen in de akte bedoelde situatie en de daarbij gevoegde tekening.
1.3.    De bewaarder heeft het verzoek afgewezen omdat het besluit tot bijwerking van de BRK in rechte onaantastbaar is. Er is geen sprake van een misslag met betrekking tot de bijwerking van de BRK, die op grond van artikel 7t van de Kadasterwet kan worden hersteld. De kadastrale grens, die in de BRK is vastgelegd volgens het relaas van bevindingen in 1999, is juist weergegeven op de kadastrale kaart en ook de hieruit berekende kadastrale grootte is juist.
Aangevallen uitspraak
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewaarder de kadastrale registratie van het perceel niet hoefde te wijzigen omdat geen sprake is van een misslag die op grond van artikel 7t van de Kadasterwet kan worden hersteld. De rechtbank heeft ook overigens geen grond gezien voor het oordeel dat de bewaarder de registratie van het perceel in de BRK moet aanpassen. Of de meting van het perceel in 1999 in strijd met de regels heeft plaatsgevonden, zoals [appellant] stelt, is niet meer na te gaan. Als dat zo is dan had hij daar veel eerder actie tegen kunnen ondernemen.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat dwingend recht is dat bij een aanwijs beide partijen uitgenodigd moeten worden. Dat is in 1999 niet gebeurd. De landmeter heeft in veldwerk 428 ten onrechte volstaan met het, onjuist,  overnemen van de resultaten van veldwerk 424. Dat was een groottebepaling van het perceel dat hij wilde gaan kopen. De betwiste strook grond maakte daar geen deel van uit maar van het perceel dat hij heeft gekocht, zoals blijkt uit de bij de akte gevoegde tekening. In veldwerk 428 is het perceel zonder de betwiste strook ongeveer 35 m2 te klein vastgesteld waardoor zijn tuin niet aansluit bij die van de buren en waardoor het aanzicht van zijn tuin is geschaad. Hij heeft destijds geen kennisgeving ontvangen van het resultaat van veldwerk 428. Daardoor kon hij daar toen geen bezwaar tegen maken. De kadastrale grens van het perceel is, zonder dat hij dat wist, sinds 1999 onjuist geregistreerd in de BRK. De rechtbank heeft, door te oordelen dat hij dat door de latere transacties eerder had kunnen weten, miskend dat dat geen rechtvaardiging is voor de in 1999 gemaakte fout bij het bijwerken van de BRK. Die fout moet hersteld worden, aldus [appellant].
Beoordeling
4.       Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt : "Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, […] kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. […]".
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2907) kan uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) worden afgeleid dat met dit artikel is beoogd een regeling te bieden voor het op verzoek van een belanghebbende herstellen van een misslag. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is geschied omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat, zoals vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking, dat aan de belanghebbende is medegedeeld.
4.2.    In dit geding is niet aan de orde of [appellant] eigenaar is van de betwiste strook grond die in de BRK als deel van het perceel van [buurman] is geregistreerd. [appellant] heeft deze vraag terecht aan de burgerlijke rechter voorgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de bijwerking van de BRK destijds heeft plaatsgevonden overeenkomstig het relaas van bevindingen van 1 maart 1999 van veldwerk 428. Van een misslag als hiervoor bedoeld is daarom geen sprake. Voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat hij het resultaat van de meting van het perceel in veldwerk 428 nog in rechte kan betwisten omdat hij daar destijds geen kennisgeving van heeft ontvangen, volgt de Afdeling hem niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet meer is na te gaan of de meting van het perceel in 1999 in strijd met de regels heeft plaatsgevonden. Indien het zo is dat [appellant] in verband met die meting geen uitnodiging voor een aanwijs en geen kennisgeving van het resultaat heeft ontvangen, lag het op zijn weg om daar in verband met de inschrijving van zijn perceel in de BRK navraag naar te doen. Dat hij dat toen niet heeft gedaan en ook niet toen hij het perceel op 24 februari 2006 verkocht en op 31 december 2018 weer in eigendom kreeg, komt voor zijn rekening en risico. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] eerder dan pas bij zijn verzoek in deze zaak, aan de orde had kunnen en moeten stellen of de meting van het perceel in 1998 en 1999 in strijd met de regels had plaatsgevonden. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de bewaarder het verzoek om herstel als bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet ten onrechte heeft afgewezen.
4.3.    Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.       De bewaarder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022
280-983