ECLI:NL:RVS:2014:3651

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
201402493/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vernieuwing kadastrale gegevens

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 14 februari 2014 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek om vernieuwing van kadastrale gegevens door de bewaarder, zoals bedoeld in artikel 74 van de Kadasterwet. De bewaarder had op 24 mei 2011 het verzoek van [appellant] afgewezen, waarna een reeks van beslissingen volgde, waaronder een niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar op 14 oktober 2011 en een uitspraak van de rechtbank op 17 juli 2012 die de bewaarder opdroeg een nieuw besluit te nemen. Uiteindelijk verklaarde de bewaarder het bezwaar van [appellant] ongegrond op 12 april 2013, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank in februari 2014.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 september 2014. Tijdens de zitting was [appellant] aanwezig, bijgestaan door L.J.G. Widdershoven, en de bewaarder was vertegenwoordigd door mr. I.J. Kloek-Tromp. De rechtbank had overwogen dat [appellant] niet voldoende twijfel had gezaaid over de juistheid van de kadastrale gegevens, en dat de bewaarder in redelijkheid het verzoek tot vernieuwing had kunnen afwijzen. De rechtbank concludeerde dat de bewaarder de kadastrale gegevens correct had vastgesteld en dat de door [appellant] aangedragen argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De bewaarder had terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat de kadastrale gegevens niet juist of onvolledig waren. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201402493/1/A3.
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 februari 2014 in zaak nr. 13/1636 in het geding tussen:
[appellant]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2011 heeft de bewaarder het verzoek van [appellant] om vernieuwing als bedoeld in artikel 74 van de Kadasterwet, afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2011 heeft de bewaarder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de bewaarder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Bij besluit van 12 april 2013 heeft de bewaarder het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door L.J.G. Widdershoven, architect, en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. I.J. Kloek-Tromp, werkzaam bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kadasterwet is de bewaarder, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, belast met het bijwerken van de basisregistraties kadaster, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.
Ingevolge artikel 53 vindt bijwerking plaats als bijhouding dan wel als vernieuwing.
Ingevolge artikel 74, opgenomen in hoofdstuk 4, titel 1, afdeling 3 "Vernieuwing", is de Dienst in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevoegd te onderzoeken of de gegevens betreffende de rechtstoestand, de grootte en feitelijke gesteldheid van onroerende zaken, alsmede de gegevens betreffende de rechtstoestand van de rechten waaraan deze onroerende zaken onderworpen zijn, die zijn weergegeven is de basisregistratie kadaster en bescheiden, bedoeld in artikel 50, juist en volledig zijn.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, aanhef en onder c, van het Kadasterbesluit is de Dienst bevoegd een onderzoek van vernieuwing als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Kadasterwet, in te stellen indien dit aan de Dienst wordt verzocht op de door de verzoeker aannemelijk te maken grond dat met betrekking tot een of meer onroerende zaken de in de basisregistratie kadaster, op de kadastrale kaart en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden voorkomende gegevens betreffende de rechtstoestand, de grootte en feitelijke gesteldheid, niet voldoende juist en volledig zijn.
2. [appellant] is eigenaar geweest van het perceel kadastraal bekend gemeente Limbricht sectie A (hierna: het perceel) nummer 4168. Begin jaren tachtig heeft [appellant] een verbouwing aan zijn pand op het perceel uitgevoerd. Zijn buurman, woonachtig op perceel 4342, heeft hem indertijd gedagvaard, omdat [appellant] over de kadastrale grens zou hebben gebouwd. De rechtbank heeft de rechtsvordering van de buurman toegewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 6.000,00. Nadat executoriaal beslag was gelegd, is het pand van [appellant] op 10 mei 1989 in het openbaar verkocht.
[appellant] heeft het verzoek tot vernieuwing als bedoeld in artikel 74 van de Kadasterwet voor de kadastrale grens tussen de percelen 4168, 4342, 3150 en 3151 gedaan, omdat naar zijn mening de kadastrale kaart van 23 juli 1982, waarvan de civiele rechter bij zijn oordeelsvorming is uitgegaan, onjuist is.
3. Aan het besluit van 12 april 2013 heeft de bewaarder ten grondslag gelegd dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in de basisregistratie kadaster of op de kadastrale kaart opgenomen gegevens niet voldoende juist en volledig zijn om een onderzoek van vernieuwing in te stellen. Ten aanzien van de hermeting van 1974 is uit onderzoek gebleken dat de toen gemeten gegevens overeenkomen met de gegevens op het ontstaansrelaas van bevindingen. Voorts is uit onderzoek gebleken dat de reconstructies van de kadastrale grens tussen de percelen 4168, 4342 en 3151 correct zijn uitgevoerd, aldus de bewaarder.
4. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] met de door hem aangedragen argumenten niet zodanige twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de eerder vastgelegde kadastrale gegevens, dat de bewaarder hem tegemoet had moeten komen door over te gaan tot vernieuwing van de gegevens als bedoeld in artikel 74 van de Kadasterwet. De bewaarder heeft ter zitting uiteengezet dat de door [appellant] aangevoerde verschillen tussen de weergave van de scheidsmuur op het relaas van bevindingen uit 1959 en het relaas van bevindingen uit 1977 te verklaren zijn doordat de weergave op het voor [appellant] van belang zijnde onderdeel op het latere relaas, slechts indicatief was en geen betrekking had op de betwiste kadastrale grens. Voorts kon nader onderzoek van het kadaster de correctheid van de kadastrale kaart alleen maar bevestigen. Verder heeft de bewaarder alleen bevoegdheid met betrekking tot de kadastrale gegevens en niet met betrekking tot de gebruiksgrenzen of juridische grenzen, waar het [appellant] kennelijk om te doen is, aldus de rechtbank.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij voldoende twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de vastgelegde kadastrale gegevens. Hij voert daartoe aan dat op de kadastrale kaart van 1977 de grens tussen de percelen 4168 en 4342 ten nadele van het voormalige perceel van [appellant] schuin afloopt, waar die op de kaart van 1959 recht is. De bewaarder heeft te kennen gegeven bij de reconstructies van 1982 en 1987 ten onrechte van de kaart van 1977 te zijn uitgegaan in plaats van van het ontstaansveldwerk. Vervolgens heeft de bewaarder de stelling dat na onderzoek is gebleken dat die reconstructies juist zijn geweest niet gemotiveerd, aldus [appellant]. Voorts zijn noodzakelijke inpandige metingen voor de exacte vaststelling van de grens achterwege gelaten. Verder dient bij de metingen rekening te worden gehouden met marges, die in dit geval kunnen worden vastgesteld op ongeveer 10 cm. Een verschil van 10 cm kan het verschil maken bij de beantwoording van de vraag, of hij destijds over de grens heeft gebouwd. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte het standpunt van de bewaarder, dat de schuine lijn alleen indicatief is, zonder nader onderzoek als vaststaand feit aangenomen, aldus [appellant].
5.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door [appellant] bedoelde schuine lijn op de kadastrale kaart van 1977 niet een nieuwe grens is, maar alleen indicatief was. De bewaarder heeft ter zitting bij de rechtbank uitgelegd dat nieuwe vastgestelde grenzen op de kadastrale kaart rood worden weergegeven, hetgeen bij deze lijn niet het geval is. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat door nadere onderzoeken van de bewaarder de correctheid van de kadastrale kaarten is bevestigd. De bewaarder heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel bij de grensreconstructies in 1982 en 1987 niet volgens de richtlijnen is gehandeld, de grensreconstructies correct zijn vastgesteld. Daartoe heeft de bewaarder verwezen naar het relaas van bevindingen van 1 juli 2011. In dat relaas is opgenomen dat de bij de reconstructies gebruikte maatvoeringen van het relaas van 1977 overeenkomen met de maatvoeringen van het ontstaansrelaas in 1912 die hadden moeten worden gebruikt. Daarbij moet volgens de bewaarder rekening worden gehouden met marges van ongeveer 10 cm, omdat landmeters vroeger over minder nauwkeurige meetapparatuur beschikten. In het relaas van bevindingen van 5 november 2012 van een controlemeting is wederom geconcludeerd dat de grens op correcte wijze is gereconstrueerd. Deze conclusie kon worden genomen op basis van de gedane veldmetingen, zodat inpandige metingen niet nodig waren.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, terecht geoordeeld dat de bewaarder het verzoek van [appellant] tot vernieuwing in redelijkheid heeft kunnen afwijzen, omdat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kadastrale gegevens niet juist dan wel onvolledig zijn.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014
43-773.