ECLI:NL:RBMNE:2021:716

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
UTR 19/4863
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstemming of toekenning bijzondere bijstand bij terugvordering door de Belastingdienst/toeslagen van de ALO-kop

In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand, die hij had ingediend omdat de Belastingdienst/toeslagen de ALO-kop had teruggevorderd. Eiser ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar na de gezinshereniging met zijn echtgenote werd zijn status gewijzigd naar 'gehuwd', waardoor hij geen recht meer had op de ALO-kop. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. Eiser had zelf de keuze gemaakt om de ALO-kop aan te vragen op basis van onjuiste informatie en heeft niet aangetoond dat hij door Vluchtelingenwerk verkeerd is geadviseerd. De rechtbank concludeert dat de negatieve gevolgen van eisers keuze niet bij de gemeente kunnen worden neergelegd. Eiser heeft ook geen bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwen, waardoor niet kan worden vastgesteld of hij in de problemen is gekomen door de terugvordering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde bijstand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4047

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. W. van Beveren).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om aanvullende bijstand afgewezen.
Bij besluit van 29 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het eerste onderzoek op de zitting van de enkelvoudige kamer was op 20 januari 2020. Eiser en verweerder hebben zich toen laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Aan het einde van deze zitting is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 3 februari 2020 heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. De rechtbank heeft partijen gevraagd om toestemming om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Eiser heeft daarvoor geen toestemming gegeven.
Daarom is er een tweede onderzoek op de zitting van de meervoudige kamer geweest op 27 januari 2021 via een Skype geluid- en beeldverbinding. Eiser en verweerder hebben zich weer laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Waar deze procedure over gaat

1. Deze procedure gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om de bijstand af te stemmen of bijzondere bijstand toe te kennen omdat de hem toegekende tegemoetkoming voor alleenstaande ouders (de ALO-kop) door de Belastingdienst/toeslagen wordt teruggevorderd.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2. Eiser ontving met ingang van 6 oktober 2016 bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Hij woonde toen samen met zijn minderjarige dochter. In het kader van gezinshereniging is eisers echtgenote met twee kinderen op 17 april 2017 bij hem komen wonen. Samen ontvangen zij vanaf 23 juni 2017 bijstand naar de norm voor gehuwden. In 2016 en 2017 heeft eiser van de Belastingdienst/toeslagen kindgebonden budget ontvangen, waaronder de ALO-kop.
3. Omdat de Immigratie- en Naturalisatiedienst de status van eiser na de komst van zijn vrouw met terugwerkende kracht heeft aangepast van ‘alleenstaande ouder’ naar ‘gehuwd’, heeft de Belastingdienst/toeslagen de ALO-kop teruggevorderd van eiser. De Belastingdienst/toeslagen heeft namelijk eisers echtgenote, die in 2016 en een deel van 2017 niet bij hem woonde, alsnog als toeslagpartner voor het kindgebonden budget aangemerkt zodat eiser achteraf geen recht had op de ALO-kop.
4. Eiser heeft eerder een vergelijkbare aanvraag gedaan bij verweerder als de aanvraag die bij besluit van 7 februari 2019 is afgewezen. De eerdere aanvraag is afgewezen met het besluit van 9 augustus 2017. Deze afwijzing is onder wijziging van de juridische grondslag in stand gehouden bij het besluit van 8 maart 2018. Dit besluit staat daarmee in rechte vast.
5. Op 4 februari 2019 heeft eiser een nieuwe aanvraag ingediend.
6. Verweerder heeft ook deze aanvraag afgewezen en die afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd.
Waarom een uitspraak van de meervoudige kamer
7. De reden dat de rechtbank deze zaak heeft verwezen naar een meervoudige kamer, is de uitspraak van deze rechtbank van 11 oktober 2019 [1] . In die zaak speelde een - op hoofdlijnen - vergelijkbare problematiek. De vraag kwam dan ook op of de omstandigheden van deze zaak zo vergelijkbaar zijn, dat eenzelfde soort uitspraak gedaan zou moeten worden. De rechtbank heeft besloten om die vraag door de meervoudige kamer te laten beantwoorden.

Wat eiser vindt

8. Eiser vindt dat verweerder moet afstemmen op grond van artikel 18 van de Participatiewet (Pw). Verweerder zegt wel dat bij eiser geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, maar verwijst daarbij naar een voorbeeld waarin bij een politiek vluchteling wel duurzaam gescheiden leven is aangenomen. Het verbaast eiser dat dit voorbeeld wordt gegeven, nu uit de GBA-code blijkt dat hij een vluchtelingenstatus heeft. De situatie van elke statushouder is dan ook vergelijkbaar met die van een politiek vluchteling die gedwongen is geweest zijn gezin achter te laten. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom dit voorbeeld niet vergelijkbaar is met zijn situatie. Verder stelt eiser dat uit de uitspraak van 9 april 2019 [2] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet de conclusie getrokken kan worden dat in eisers gezin sprake is van een toeslagpartner. De situatie van een partner die na eerder verblijf in Nederland naar het buitenland vertrekt en geen contact onderhoudt, is echt heel anders dan de situatie van eiser waarbij hij door zijn vlucht zijn partner noodgedwongen achter heeft moeten laten en gezinshereniging toen nog een onzekere gebeurtenis was. In die situatie kan niet verwacht worden dat de partner bijdraagt in de onderhoudskosten. In het geval van eiser is gesteld noch gebleken dat dit wel mogelijk zou zijn geweest.

Wat verweerder vindt

9. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen. Volgens verweerder is - kort samengevat - in eisers geval geen sprake van dezelfde situatie als in de uitspraken van 6 juni 2018 van de CRvB [3] . Verweerder merkt op dat van duurzaam gescheiden echtgenoten geen sprake is, nu eiser zijn echtgenote in het kader van gezinshereniging naar Nederland heeft kunnen halen. Verder merkt verweerder op dat eisers aanvraag in feite een aanvraag om bijstand voor schulden betreft. Verweerder heeft gesteld dat er geen reden is om in strijd met artikel 13, eerste lid, onder g, van de Pw toepassing te geven aan het buitenwettelijk begunstigend beleid van verweerder, nu niet is gebleken van dringende redenen.

Wat de rechtbank vindt

10. Voor een weergave van het toepasselijke kader van de ALO-kop in samenhang met het recht op bijstand verwijst de rechtbank naar de hiervoor al genoemde uitspraak van de CRvB van 6 juni 2018. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
11. Volgens vaste rechtspraak wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene een aanvraag om bijstand heeft ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat van dit uitgangspunt wordt afgeweken. [4]
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de stellingen van eiser geen bijzondere omstandigheden heeft hoeven zien, die zouden moeten leiden tot afstemming van bijstand met terugwerkende kracht. De omstandigheid dat middelen die eerder aan eiser ter beschikking stonden (namelijk de ALO-kop) worden teruggevorderd, is geen bijzondere omstandigheid die moet leiden tot verlening van bijstand met terugwerkende kracht. [5]
13. Eiser heeft er zelf voor gekozen om de aanvraag voor de ALO-kop te doen, op basis van informatie die onjuist was. Hij heeft bij die aanvraag namelijk ingevuld dat hij ongehuwd was. Dat eiser door Vluchtelingenwerk is geadviseerd om op basis van een afspraak tussen Vluchtelingenwerk en de Belastingdienst/toeslagen onjuiste informatie te verstrekken, om op die manier de ALO-kop te krijgen is door eiser niet aangetoond. Als dit zo was geweest dan had het in de lijn van de verwachtingen gelegen dat eiser bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/toeslagen om over te gaan tot terugvordering. De terugvordering zou dan immers niet terecht zijn geweest, omdat eiser had gehandeld op basis van een afspraak tussen Vluchtelingenwerk en de Belastingdienst/toeslagen.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser, tegen de bedoeling van de wetgever in, ervoor heeft gekozen om de ALO-kop bij de Belastingdienst/toeslagen aan te vragen op basis van onjuiste informatie, in plaats van het indienen van een aanvraag om bijstand bij de gemeente. De negatieve gevolgen van deze keuze, namelijk dat hij nu geen bijstand kan krijgen om de gevolgen van de terugvordering van de ALO-kop ongedaan te maken, kunnen niet bij verweerder worden neergelegd. Van bijzondere omstandigheden is dan ook geen sprake.
14. Daar komt nog bij dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het inwilligen van de aanvraag zou neerkomen op het verlenen van bijstand voor schulden, waar artikel 13, eerste lid onder g, van de Pw aan in de weg staat. Ook hier zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken.
14. Tot slot blijkt uit het dossier dat verweerder eiser in bezwaar en in beroep gevraagd heeft naar stukken waarmee de schuld aan de Belastingdienst/toeslagen onderbouwd kan worden en heeft gevraagd om stukken over een eventueel getroffen betalingsregeling of waaruit blijkt dat eiser door deze terugvordering in de problemen is gekomen. Deze stukken zijn door eiser niet overgelegd. Gelet hierop is niet vast te stellen of eiser een ouder is die in de problemen is gekomen, zijn bestaansminimum niet is gewaarborgd en hij nu knel zit tussen de Belastingdienst/toeslagen en verweerder.
14. Wat hiervoor is overwogen betekent dat de rechtbank, gelet op de omstandigheden in deze zaak, geen aanleiding ziet de in overweging 7 genoemde uitspraak van deze rechtbank te volgen.

De conclusie

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en hij dus geen bijstand krijgt om de door hem ten onrechte ontvangen ALO-kop te kunnen terugbetalen.
18. Omdat het beroep ongegrond is, wordt verweerder niet veroordeeld om de proceskosten en het griffierecht van eiser te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzitter, en mr. Y. Sneevliet en
mr. J.A. Schuman, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBMNE:2019:5111, te raadplegen op www.rechtspraak.nl.
2.uitspraak van 9 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1380, te raadplegen op
3.Uitspraak van 6 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1600, te raadplegen op
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3538, te raadplegen op
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3744, te raadplegen op