ECLI:NL:CRVB:2019:1380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijzondere bijstand voor alleenstaande ouder in verband met gemis van ALO-kop
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijzondere bijstand voor een alleenstaande ouder, appellante, die duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. Appellante ontving tot 1 januari 2015 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm van een alleenstaande ouder. Met de afschaffing van de gemeentelijke toeslag voor alleenstaande ouders per 1 januari 2015, werd de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders gelijkgesteld aan die van alleenstaanden. Appellante kwam hierdoor niet in aanmerking voor de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) van de Belastingdienst, omdat zij gehuwd is. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de ALO-kop in deze situatie geen passende voorliggende voorziening is. De Raad heeft vastgesteld dat appellante vanaf 1 april 2017 een inkomensterugval van 20% heeft ervaren, wat haar bestaansminimum in gevaar brengt. De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam in strijd met de wet heeft gehandeld door de bijstand niet af te stemmen op de gewijzigde omstandigheden van appellante. De Raad vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bijzondere situatie van appellante. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellante.