3.1.De Gemeente vordert
Primair
I. te verklaren voor recht dat tussen [gedaagde sub 2] en de Gemeente de Tweede Huurovereenkomst tot stand gekomen is;
II. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot nakoming van de Tweede Huurovereenkomst;
III. [gedaagde sub 2] en de heer [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de Gemeente, binnen zeven dagen te rekenen van het in deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van:
a. de huurachterstand van [gedaagde sub 2] uit hoofde van de Tweede Huurovereenkomst van maart 2015 tot en met juni 2016, ter hoogte van € 42.178,62, alsmede tot betaling van maandelijks verschuldigde huur vanaf juli 2016 tot aan het einde van de Tweede Huurovereenkomst, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente;
b. het van maart 2015 tot en met juni 2016 door [gedaagde sub 2] onbetaald gelaten gedeelte van de huurachterstand die is ontstaan onder de Eerste Huurovereenkomst en is verschuldigd uit hoofde van de Tweede Huurovereenkomst, ter hoogte van € 12.000,00 te vermeerderen met een bedrag van € 500,00 per de eerste dag van iedere maand na juni 2016 waarin betaling uitblijft tot aan de datum van het in deze te wijzen vonnis;
c. de contractuele rente van 3% over het onbetaald gelaten gedeelte van de huurachterstand die is ontstaan onder de Eerste Huurovereenkomst en is verschuldigd uit hoofde van de Tweede Huurovereenkomst, tot en met 1 juni 2016, ter hoogte van € 360,00, te vermeerderen met de uit hoofde van dit rentepercentage nadien verschenen rente vanaf 2 juni 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
d. de contractuele waarborgsom van 10% van de jaarhuur, ter hoogte van € 3.157,87;
IV. [gedaagde sub 1] en de heer [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de Gemeente, binnen zeven dagen te rekenen van het in deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de contractuele boete van 8% uit hoofde van de Eerste Huurovereenkomst, over de periode vanaf de overeengekomen datum van betaling tot aan de dag van de algehele voldoening;
Subsidiair
I. [gedaagde sub 2] en de heer [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de Gemeente,
binnen zeven dagen te rekenen van het in deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van:
a. een gebruiksvergoeding ter hoogte van € 42.178,62, wegens het voortgezette gebruik van maart 2015 tot en met juni 2016; alsmede een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs van de Tweede Huurovereenkomst vanaf 1 juli 2016 tot aan de datum van ontruiming;
II. [gedaagde sub 1] en de heer [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de Gemeente, binnen zeven dagen te rekenen van het in deze te wijzen vonnis en tegen
behoorlijk bewijs van kwijting, van:
a. de huurachterstand uit hoofde van de Eerste Huurovereenkomst van [gedaagde sub 1] ter hoogte van € 24.910,65;
b. de contractuele boete van 8% uit hoofde van de Eerste Huurovereenkomst, over der periode van de overeengekomen datum van betaling tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. [gedaagde sub 2] en/of de heer [gedaagde sub 3] te gebieden binnen zeven dagen te rekenen van het in deze te wijzen vonnis het Perceel te ontruimen en ontruimd te houden, met medeneming van al het hunne en de hunnen, en ontdaan van alle opstallen, verhardingen en hekwerken aan de Gemeente ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 25.000,00 ineens, en te vermeerderen met een dwangsom van € 2.500,00 per dag of dagdeel dat (tijdige) medewerking uitblijft;
Meer subsidiair
I. [gedaagde sub 1] en de heer [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de Gemeente, binnen zeven dagen te rekenen van het in deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van:
a. een gebruiksvergoeding gelijk aan de oude huurprijs over de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 juni 2016, ter hoogte van € 43.462,77; vermeerderd met een gebruiksvergoeding gelijk aan de oude huurprijs over de periode dat dit gebruik heeft voortgeduurd vanaf 1juli 2016 tot aan de datum van ontruiming;
b. de daarover verschuldigde wettelijke (handels)rente vanaf 1maart 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
c. de huurachterstand van [gedaagde sub 1] ter hoogte van € 24.910,65;
d. de contractuele boete van 8% over de periode van de overeengekomen datum van betaling tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. [gedaagde sub 1] en/of de heer [gedaagde sub 3] te gebieden binnen zeven dagen te rekenen van het
in deze te wijzen vonnis het Perceel te ontruimen en ontruimd te houden, met medeneming van al het hunne en de hunnen, en ontdaan van alle opstallen, verhardingen en hekwerken aan de Gemeente ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 25.000,00 ineens, en te vermeerderen met een dwangsom van € 2.500,00 per dag of dagdeel dat (tijdige) medewerking uitblijft
Primair, subsidiair als meer subsidiair
I. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.44589, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de nakosten van € 100,00, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten indien en voor zover betaling niet binnen de termijn plaatsvindt.