ECLI:NL:RBLIM:2025:4220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11331179 EL 24-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake leaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V. met betrekking tot onrechtmatig handelen en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser in conventie, die tevens verweerder in reconventie is, en Dexia Nederland B.V. De eiser heeft een leaseovereenkomst afgesloten met Dexia, waarbij hij als lessee stond vermeld. De eiser vorderde onder andere schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen door Dexia, omdat hij niet goed geïnformeerd was over de risico's van de overeenkomst. Dexia voerde verweer en stelde dat zij aan haar verplichtingen had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechter verklaarde dat de eiser schade had geleden en dat Dexia gehouden was deze schade te vergoeden. De schade werd vastgesteld op € 8.938,64, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11331179 EL 24-13
vonnis van de kantonrechter van 16 april 2025
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 september 2024;
  • de incidentele vordering ex artikel 843a tevens houdende conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident en van repliek in conventie en antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de volgende leaseovereenkomst (verder: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
39288406
20-12-2000
AEX Plus Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I.
22-11-2012
€ 727,30
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 9.665,94 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen bedrag aan dividenden ontvangen en evenmin fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , Leaseproces, heeft bij brief van 12 maart 2007 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van al datgene dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ex artikel 843a Rv zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesloten overeenkomst met nummer 39288406 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verschuldigd is,
 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal veroordelen in de proceskosten, zowel in conventie en in reconventie.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in het incidentalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .

4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Pensioen Partners B.V. (verder: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de @overeenkomst(en) en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kwam via zijn werkgever in contact met Pensioen Partners in het kader van een spaarloonregeling. De medewerker van Pensioen Partners stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door te nemen met een financieel adviseur van Pensioen Partners. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft hiermee ingestemd. Vervolgens hebben over een periode van enkele jaren meerdere huisbezoeken plaatsgevonden met twee adviseurs van Pensioen Partners. Het betreft de heren [naam 1] en [naam 2] . Hierbij gingen de gesprekken met de heer [naam 1] met name over de pensioenvoorzieningen en met de heer [naam 2] over de effectenlease-overeenkomst van Bank Labouchere.
Het eerste huisbezoek met een adviseur van Pensioen Partners heeft plaatsgevonden met de heer [naam 1] . (…) Tijdens het eerste huisbezoek heeft de adviseur geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Zo is met de adviseur gesproken over het werk, het inkomen, het spaargeld en vooral de pensioensituatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Naar aanleiding van dit huisbezoek heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een aanvullende pensioenverzekering afgesloten.
Op een later moment is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wederom benaderd door een medewerker van Pensioen Partners om nogmaals de financiële situatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door te nemen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daarmee ingestemd. Bij dit volgende huisbezoek kwam de heer [naam 2] (hierna te noemen: 'adviseur') langs voor een algemeen financieel adviesgesprek. (…)
Tijdens dit huisbezoek heeft de adviseur geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Naar aanleiding van het eerdere contact met Pensioen Partners was er tevens veel over de financiële situatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bekend. Daarnaast is opnieuw gesproken over het werk, het inkomen, het spaargeld en vooral de lopende pensioenregeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Daarbij is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om een voorziening te treffen om zijn pensioenregeling aan te vullen en zo het 'pensioengat' te over­ bruggen op het moment dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zou stoppen met werken op zijn 62e. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist.
De adviseur adviseerde [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om een AEX Plus Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. Op basis van het inkomen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de adviseur geadviseerd om een AEX Plus Effect overeenkomst af te sluiten met een maandelijkse inleg van ongeveer NLG 150,-. Volgens de adviseur zou [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een voorziening kon treffen ter overbrugging van het pensioengat. De adviseur zette zijn advies kracht bij door middel van rekenvoorbeelden waarbij werd gerekend met een zeer lucratief winstpercentage. De adviseur maakte met de hand aantekeningen en rekende op deze wijze voor hoe [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met de inleg van NLG 150,- per maand het pensioengat kon overbruggen als hij zou stoppen met werken op zijn 62e. Deze handgeschreven aantekeningen en berekeningen zijn niet bewaard gebleven en kunnen om die reden niet worden overgelegd.
De adviseur heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op deze risico's gewezen was, had hij de AEX Plus Effect overeenkomst nooit afgesloten.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Om deze reden heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het advies van de adviseur opgevolgd. De aanvraag voor de AEX Plus Effect overeenkomst is door de adviseur in orde gemaakt en bij het huisbezoek ondertekend. Uiteindelijk heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten met een maandelijkse inleg van NLG 150,01 van Bank Labouchere.”
4.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 20 december 2000 met contractnummer 39288406, voorzien van het adviseursnummer:
ATP00962-Pensioen Partners B.V.,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van de tussenpersoon, waarop vermeld staat:
“ [naam 1] Pensioenadviseur(…)”,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van de tussenpersoon, waarop vermeld staat:
“ [naam 2] Financieel Adviseur(…)”,
-een schermafbeelding van de toenmalige website van de tussenpersoon, waarop onder andere te lezen is:
“Voor alle geldzaken heeft de Pensioen Partners Nederland specialisten in huis. Of het nu gaat om verzekeren, sparen, beleggen, hypotheken of een langetermijnplanning:
Wij zijn op de hoogte en wij adviseren u. Persoonlijk en deskundig”,
- een kopie van een uittreksel van de KvK van de tussenpersoon met als beschrijving van de werkzaamheden “
Het verstrekken van adviezen op het gebied van oudedagsvoorziening; arbeidsongeschiktheidsvoorziening en financial planning”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door de tussenpersoon is geadviseerd.
Dit geldt temeer nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]4.12. De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gehandeld door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander voor zover op deze zaak van toepassing volgt uit het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 8.938,64. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven eventuele andere door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
4.15.
vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
de incidentele vordering van Dexia
4.16.
Dexia vordert dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld het intakeformulier van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 Rv. voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde bescheiden,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
4.17.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als cliënt van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , althans haar zijn gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.18.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
4.19.
Gelet op de beoordeling in conventie wordt de vordering van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.20.
Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97.
4.21.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident tot afgifte van het intakeformulier
5.1.
wijst de vordering van Dexia af,
5.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , tot op heden begroot op € 82,00,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gehandeld door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
verklaart voor recht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de schade, ten bedrage van € 8.938,64, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.