8.2.De rechtbank stelt voorop dat het uiterst merkwaardig is dat Team Zeden eiser heeft gevraagd om zelf zijn vriend te bellen. Team Zeden wilde [naam 4] horen als getuige in de zaak, waarin eiser verdachte was. Door hem dat te vragen, heeft Team Zeden het risico genomen dat er meer werd besproken dan alleen het verzoek om contact op te nemen met Team Zeden. Dat geldt met name wanneer blijkt dat [naam 4] in eerste instantie niet van zins was aan dit verzoek te voldoen.
Als naar de inhoud van de gesprekken van 21 en 24 juni 2021 wordt gekeken dan is het juist dat eiser [naam 4] vertelt wat hij moet gaan verklaren. Zo heeft eiser in het gesprek van 24 juni 2021 gezegd:
“Want het gaat zich er om he wat jij ook zei van … dat jij met haar ook nog contact hebt gehad inderdaad, dat ze heel flirterig was en heel aardig was het goed contact en dan gaat ze irritant doen. Dat is eigenlijk precies wat belangrijk is om te…”En later in het gesprek heeft eiser gezegd:
“Maar ook dat jij zegt tegen mij van app zeg maar he, dat het een leuke meid lijkt alles er op en eraan he, dat ze heel flirterig is en in een keer heel idioot wordt zeg maar.”
De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval zwaarder weegt dat Team Zeden eiser in deze positie heeft gebracht. Team Zeden vraagt het eiser als een verdachte en verweerder verwijt het hem vervolgens als een politieambtenaar. Dat is niet zuiver. Verweerder had eiser van deze gedraging dan ook geen verwijt mogen maken en niet mogen tegenwerpen. Ook deze gedraging levert dus naar het oordeel van de rechtbank geen plichtsverzuim op.
9. De conclusie is dat de straf van schriftelijke berisping geen stand kan houden.
Het ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid (ROE 23/1715)
10. Volgens vaste rechtspraak moet het bestuursorgaan ongeschiktheid voor het vervullen van een functie – zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van die functie vereist zijn – aannemelijk maken aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar.
De ongeschiktheid voor de functie dient zich te uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn. Daarvoor is niet steeds vereist dat de functievervulling van de ambtenaar inhoudelijk niet naar behoren is.Ook indien houding en gedrag van de ambtenaar hem ongeschikt maken voor zijn werkzaamheden, kan van functieongeschiktheid worden gesproken.
Eveneens volgens vaste rechtspraak is een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziekte of gebreken in het algemeen niet toelaatbaar, als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren.
11. Aan het ontslag heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd:
- verweerder rekent het eiser aan dat hij bij herhaling de grenzen van (seksuele) partners overschrijdt, los van zijn bedoeling daartoe. Dit heeft ertoe geleid dat drie meisjes melding over dan wel aangifte tegen hem hebben gedaan. Los van de vraag wat er precies in deze gevallen is gebeurd, hebben de betreffende meisjes het (seksuele) contact met eiser als zeer ongewenst ervaren;
- verweerder rekent het eiser ook aan dat hij niet direct en volledig openheid van zaken heeft gegeven, dat hij gebrek aan zelf reflecterend vermogen heeft getoond en dat hij tot op de dag van vandaag de laakbaarheid van zijn gedrag niet lijkt in te zien.
12. Eiser stelt dat hij geen gedragingen heeft verricht die een ontslag op grond van artikel 94, eerste lid, onder g, van het Barp kunnen rechtvaardigen. In dat kader zijn de vermeende gedragingen door verweerder niet aangetoond. Daarbij beschikt eiser wel degelijk over een grondhouding zoals die van een politieagent verwacht mag worden.
Eiser blijft zich op het standpunt stellen dat alles wat hij heeft gedaan met wederzijds goedvinden was. Niet gezegd kan worden dat een politieagent moet vermijden dat hij terecht komt in een situatie met een vrouw waarbij eventuele seksuele contacten plaatsvinden. Als je drie meldingen/aangiften van zedendelicten aan je broek hebt, heb je de schijn tegen. Dat maakt echter nog niet dat die meldingen het gevolg zijn van een substantiële tekortkoming in mentaliteit en gedrag. In welk opzicht eiser substantieel tekortschiet in mentaliteit en gedrag is niet aangegeven door verweerder. Eiser betwist dat er sprake is van een tekortkoming, laat staan een substantiële tekortkoming die een ontslag rechtvaardigt.
Eiser heeft wel degelijk voldoende vermogen om over zijn eigen optreden te reflecteren. Zo vertelde hij niet meer dat hij bij de politie werkt, maar bij de overheid. Hij liet ook geen foto’s meer van zichzelf in uniform zien. Hij heeft geen signalen gemist en ook niet (onbedoeld) bepaald gedrag vertoond waardoor hij anders overkomt op (jonge) vrouwen. Verweerder laat na om inzichtelijk te maken wat wordt bedoeld met hoe hij als persoon in zijn houding en gedrag (onbedoeld) overkomt op anderen. Hij weet niet welk gedrag hij zou moeten veranderen. Eiser heeft in beroep reflectierapporten overgelegd waaruit blijkt dat hij wel degelijk goed kan reflecteren, een goede houding heeft en niet schuw is om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen gedrag. Eiser heeft wel openheid van zaken gegeven. Hij heeft aangegeven dat de camerabeelden van het café kunnen worden opgevraagd. Ook heeft hij meegewerkt aan een DNA-onderzoek. Hij heeft bovendien zelf een gesprek aangevraagd met zijn leidinggevende. Om dit aan te tonen, heeft eiser zelf een tijdlijn gemaakt.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met voldoende concrete feiten heeft onderbouwd dat houding en gedrag van eiser hem ongeschikt maken voor zijn werkzaamheden. Daarvoor wordt het volgende van belang geacht.