ECLI:NL:RBLIM:2023:2460

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
03/252155-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf opgelegd aan verdachte

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uur. De zaak kwam aan het licht na een incident op 2 maart 2022, waarbij de verdachte het slachtoffer in een café in Roermond heeft verkracht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de verkrachting. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank verwierp dit en achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere betrokkenheid bij soortgelijke zaken, en besloot tot een andere strafmodaliteit dan geëist door de officier van justitie. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de kosten van studievertraging niet konden worden vastgesteld. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding via de Staat kan verhalen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/252155-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.L. Antonides, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting [naam] van Slachtofferhulp Nederland gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging - na wijziging - is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 2 maart 2023 [slachtoffer] heeft verkracht. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het plegen van ontucht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit (verkrachting) bewezen. De officier van justitie neemt de verklaringen van [slachtoffer] tot uitgangspunt voor de bewijsvoering. De verklaringen die zij heeft afgelegd zijn consistent en vinden voldoende steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de getuigenverklaringen van haar vrienden, de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] . De verklaringen van de verdachte acht de officier van justitie volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig. Ook het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario acht de officier van justitie niet aannemelijk.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig bewijs. De verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben verkracht. De verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd in het informatief gesprek zeden en haar verklaring bij de politie stemmen op vele, belangrijke punten niet overeen met de getuigenverklaringen en de camerabeelden. Dit maakt dat haar verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Zonder deze verklaringen bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het primair tenlastegelegde. Mocht de rechtbank de verklaringen wel betrouwbaar achten, dan ontbreekt het alsnog aan wettig bewijs. Het steunbewijs in deze zaak is namelijk afkomstig uit één bron; de verklaringen van [slachtoffer] . De raadsman heeft zijn standpunten onderbouwd door te verwijzen naar jurisprudentie. Voor het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. [slachtoffer] heeft namelijk ingestemd met de handelingen die hebben plaatsgevonden, waardoor geen sprake is van een aanranding.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 3 maart 2022 vond een ‘informatief gesprek zeden’ plaats met [slachtoffer] . De dagen voorafgaand aan dit gesprek heeft [slachtoffer] carnaval gevierd in Roermond. Tijdens de carnaval heeft zij verdachte leren kennen en hebben zij meerdere keren innig gezoend. Op 2 maart 2022 omstreeks 01:00 uur kwam [slachtoffer] met verdachte in gesprek in [café] in Roermond. Op enig moment stond [slachtoffer] met haar rug naar verdachte toe en voelde verdachtes hand van achteren in haar broek gaan op haar blote bil. Zij droeg op dat moment een string en kruiste haar benen om te voorkomen dat verdachte met zijn hand dieper in haar broek kon gaan. Zij pakte verdachte bij zijn onderarm vast om zijn hand weg te trekken, maar dit lukte niet. [slachtoffer] werd vervolgens door iemand aangestoten waardoor zij haar balans verloor en haar benen niet meer gekruist stonden. De verdachte duwde op dat moment onverhoeds zijn hand verder naar beneden naar haar vagina en bracht zijn vinger 2 tot 3 keer in haar vagina. [2]
Op 28 maart 2022 werd [slachtoffer] verhoord door de politie. Daar verklaarde [slachtoffer] dat op het moment dat zij met haar rug naar verdachte toe stond, hij met zijn rechterhand in haar broek ging. [slachtoffer] voelde verdachtes hand op haar blote rechterbil omdat zij een string droeg.
[slachtoffer] kruiste vervolgens haar benen en pakte verdachte bij zijn pols vast, maar werd aangestoten door een voorbijganger waardoor zij haar evenwicht verloor. Onverhoeds bracht verdachte via de zijkant van haar string, ter hoogte van haar anus, zijn hand richting haar vagina. Hij ging toen twee keer met een vinger in haar vagina. Zij had zijn pols nog steeds vast, maar kon niets doen. [3]
De verdachte heeft bij het politieverhoor en ter terechtzitting verklaard dat hij aan de billen van [slachtoffer] heeft gezeten. [4]
[getuige 1] was op 2 maart 2022 ook aanwezig in het café en verklaarde dat [slachtoffer] huilend en trillend rondliep. Zij vertelde dat een jongen die zij kende in haar broek had gezeten. Toen [getuige 1] vroeg wie dit was, wees [slachtoffer] de verdachte aan. [5] Ook [getuige 2] verklaarde dat [slachtoffer] huilde en stond te trillen. Ook tegen [getuige 2] zei [slachtoffer] dat een jongen in haar broek had gezeten waarbij [slachtoffer] de verdachte aanwees. [6]
Nadat [slachtoffer] met meerdere vrienden had gesproken, verliet zij het café en is zij naar een agent op het Stationsplein toegelopen. Deze agent relateert dat [slachtoffer] huilend naar hem toe kwam gelopen en verklaarde dat een man in haar broek had gezeten. Deze man was [verdachte] . Zij was hier niet van gediend. [7]
Uit de beschrijving van de camerabeelden die zijn opgenomen in het café, blijkt dat [slachtoffer] met de rug dicht tegen verdachte aan staat. Enkele ogenblikken later wordt zij door meerdere vrienden geknuffeld. [8]
Kort na dit incident wordt [slachtoffer] door haar broer naar huis gebracht. [9]
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.
Bewijsoverweging
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die getuige worden genoemd, op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 26 januari 2010, LJN BK2094). De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorgaande komt er
in concretoop neer dat de rechtbank niet alleen moet bepalen of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is, maar ook moet beoordelen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Betrouwbaarheid verklaring
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. De rechtbank gebruikt haar verklaringen dan ook voor het bewijs.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
De verklaringen van [slachtoffer] tonen weliswaar op onderdelen discrepanties, maar dit maakt de inhoud van die verklaring in zijn totaliteit beschouwd naar het oordeel van de rechtbank niet onbetrouwbaar. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer] en de verdachte over het begin van het incident eensluidend zijn. De verklaringen lopen uiteen op het moment dat de verdachte zijn hand vanaf de bil van [slachtoffer] verder in haar broek steekt, richting haar vagina. [slachtoffer] heeft daarover consistent en uitgebreid verklaard.
De verklaring van [slachtoffer] tijdens het politieverhoor komt in belangrijke mate overeen met het informatief gesprek zeden dat 26 dagen eerder plaatsvond. [slachtoffer] verklaarde in beide gevallen dat haar benen gekruist waren en zij haar balans verloor, omdat iemand haar aanstootte. [slachtoffer] had de hand van verdachte de hele tijd vast om te voorkomen dat hij dieper in haar broek kon gaan, maar zij kon hem niet tegenhouden. Zij verklaarde ook gedetailleerd welke woorden zij sprak met de verdachte voorafgaand aan het incident. Ook spaart [slachtoffer] zichzelf niet in beide verklaringen. Zij heeft zich afgevraagd of het dom van haar is geweest dat zij eerder met de verdachte heeft gesproken over seks en dat zij zijn verzoek daartoe had afgewezen omdat zij geen anticonceptie gebruikte.
Het steunbewijs
De vraag dient zich vervolgens aan of de verklaringen van [slachtoffer] voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank vindt ten eerste steun voor de verklaring van [slachtoffer] in de verklaring van de verdachte zelf. Verdachte heeft bij de politie en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij zijn hand in de broek van [slachtoffer] heeft gestoken en daarbij haar blote bil heeft betast.
Ten tweede vindt de rechtbank steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het proces-verbaal van [verbalisant] . [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard over de emotionele gesteldheid van [slachtoffer] direct na het incident. De getuigen kennen [slachtoffer] als een zorgzaam en vrolijk persoon, maar na het incident was [slachtoffer] overstuur. Ook [verbalisant] heeft verklaard dat [slachtoffer] hevig geëmotioneerd was.
De aanwezigheid van hevige emoties bij [slachtoffer] op de bewuste avond, direct na het fysieke contact met verdachte maken naar het oordeel van de rechtbank dat er voldoende steunbewijs is voor het scenario zoals beschreven in de tenlastelegging.
De verdachte heeft in dit verband ter terechtzitting aangevoerd dat hij in [slachtoffer] haar billen heeft geknepen, omdat [slachtoffer] hierom vroeg. De verdachte stelt dat [slachtoffer] het incident heeft gemeld, omdat zij een afwijzing van verdachte niet heeft willen accepteren. Verdachte heeft namelijk tegen [slachtoffer] gezegd dat het flirten en innig zoenen alleen voor de periode tijdens de carnaval was, maar dat [slachtoffer] na de carnaval niets hoeft te verwachten.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van de verdachte - inhoudende dat [slachtoffer] de afwijzing van verdachte niet kon accepteren en om die reden een valse melding heeft gedaan - niet waarschijnlijk. [slachtoffer] heeft de melding naar eigen zeggen gemaakt om te voorkomen dat verdachte dit ook bij andere vrouwen zal doen. Zij wil verder niets met de zaak van doen hebben en wil met rust worden gelaten. Dit blijkt ook uit het feit dat zij geen aangifte heeft gedaan. Het door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario, namelijk dat [slachtoffer] de aanwijzing van verdachte niet kon accepteren, past ook niet bij de hevige emoties die door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en [verbalisant] die avond zijn waargenomen.
De rechtbank acht alles overwegend het primair ten laste gelegde feit wettelijk en overtuigend bewezen, te weten, dat verdachte op 2 maart 2022 [slachtoffer] heeft verkracht door een vinger in de vagina van [slachtoffer] te brengen, terwijl [slachtoffer] dit niet heeft gewild. [slachtoffer] heeft geprobeerd verdachte tegen te houden door zijn arm vast te houden en terug te trekken, maar dit is haar niet gelukt. De verdachte heeft hierdoor een bedreigende situatie doen ontstaan waardoor [slachtoffer] werd gedwongen tot het ondergaan van voornoemde seksuele handelingen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 2 maart 2022 in de gemeente Roermond, door een feitelijkheid, te weten dat hij, verdachte,
- zijn hand heeft gestoken en/of gebracht in de broek van [slachtoffer] en op de billen van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of in de billen van die [slachtoffer] heeft geknepen en
- toen die [slachtoffer] daarop (uit angst dat verdachte zijn hand verder naar voren zou steken) haar benen had gekruist en/of zijn, verdachtes, hand had vastgepakt en/of vastgehouden en/of aan zijn, verdachtes, arm had getrokken en/of probeerde zijn, verdachtes, hand uit haar broek te trekken, zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] heeft gehouden en
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, lichamelijke overwicht op die [slachtoffer] tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] ,
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten zijn, verdachtes, hand (onverhoeds) naar voren en van(af) de bil van die [slachtoffer] naar haar vagina heeft bewogen en zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht,
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 primair:
verkrachting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij het bepalen van de straf heeft de officier van justitie in het bijzonder gelet op de ernst van het feit en de jeugdige leeftijd van het slachtoffer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Wat een laatste vrolijke carnavalsavond moest worden, is voor [slachtoffer] uitgelopen in een traumatische ervaring. De verdachte is op enig moment onverhoeds met zijn hand in de broek van [slachtoffer] gegaan en heeft een vinger in haar vagina gebracht. Met dit handelen heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, veelal langdurig de psychische nadelige gevolgen van de gebeurtenis, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de vader van [slachtoffer] ter terechtzitting is voorgelezen. [slachtoffer] heeft in haar verklaring geschreven dat zij, na het incident, vele nachten heeft wakker gelegen en nachtmerries heeft gehad. Zij beschrijft ook dat haar emoties, karakter en persoonlijkheid zijn veranderd. Tot op de dag van vandaag heeft zij het incident nog niet achter zich kunnen laten. Zij is bang om verdachte tegen te komen en is sinds de gebeurtenis onder behandeling bij een psycholoog en ervaart PTSS-symptomen.
Het feit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt betreft een ernstig strafbaar feit dat grote impact heeft gemaakt en nog steeds maakt op het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en geen berouw heeft getoond.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij (onder andere) naar aanleiding van het onderhavige feit lange tijd uit zijn functie bij de politie is gesteld en uiteindelijk zijn baan is verloren.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling ook rekening gehouden met het zogeheten 'taakstrafverbod' dat in deze zaak geldt. Uit artikel 22b Sr volgt immers dat alleen het opleggen van een taakstraf voor dit feit niet passend wordt geacht. De wet verplicht de rechtbank om in elk geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een vrijheidsbenemende maatregel op te leggen.
Bij haar beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank verder in het bijzonder rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de verrichte handeling, ziet de rechtbank - anders dan de officier van justitie - geen meerwaarde in het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verdachte weliswaar op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , maar de rechtbank houdt anderzijds ook rekening met in vergelijkbare zaken opgelegde straffen. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een forse taakstraf opleggen in combinatie met een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een lange voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vier maanden (= 120 dagen) moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat van deze straf 119 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zij zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht een proeftijd voor de duur van drie jaren passend en geboden aangezien de verdachte reeds eerder in beeld is gekomen bij politie en justitie voor twee (soortgelijke) zaken. Dit sterkt de rechtbank in het oordeel dat het recidiverisico hoog is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat een taakstraf van 240 uren moet worden opgelegd. Immers dient van de straf een afschrikwekkende, preventieve werking uit te gaan om de verdachte, maar ook anderen, ervan te weerhouden dit soort feiten te plegen.
De op te leggen strafmodaliteit valt anders uit dan de eis van de officier van justitie, hetgeen vooral gelegen is in de hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte die de rechtbank zwaarder laat meewegen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Het [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert een bedrag van € 2.430,66 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van
€ 1.750, - aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende schadeposten:
  • € 46,68 aan reiskosten (€ 12.48 + € 34,20);
  • € 69,98 aan kledingstukken;
  • € 2.314, - aan studievertraging.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan materiële schade een bedrag van (€ 46,68 + € 69,98 =) € 116,66 toewijsbaar is. De post van studievertraging moet afgewezen worden, omdat deze post niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld en dat het toekomstige schade betreft waarvan niet met zekerheid vaststaat dat de benadeelde deze schade zal gaan lijden. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient volgens de officier van justitie te worden gematigd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit algehele vrijspraak en heeft zich om die reden ook op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen moeten worden. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen, dan dient de schadepost van studievertraging niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit betreft een schadepost die (nog) niet is geleden en waarvan niet vaststaat of de benadeelde deze schade daadwerkelijk zal lijden. De immateriële vordering dient gematigd te worden, omdat uit het dossier op pagina 71 blijkt dat de benadeelde maar één week last heeft gehad van het incident. Een vergoeding gelijk aan het gevorderde bedrag is, gelet op vergelijkbare gevallen, niet op zijn plaats.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Reiskosten
Door de benadeelde wordt een bedrag van € 46,68 gevorderd aan reiskosten. De gevorderde reiskosten voor het bezoeken van het politiebureau voor verhoor (ad € 12,48) en de kosten voor het bezoeken van de GGZ-psycholoog (ad € 34,20) zijn voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken, zodat de rechtbank dit deel van de vordering toewijst.
Kledingstukken
De benadeelde partij vordert vergoeding voor de kledingstukken die zij heeft moeten weggooien als gevolg van het strafbare feit. Dit betreft een topje (ad € 34,99) en een broek (ad € 34,99) die zij droeg ten tijde van het incident. Door of namens de verdediging is hier geen verweer op gevoerd, zodat dit deel van de vordering wordt toegewezen.
Studievertraging
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of en zo ja, in welke mate, het bewezenverklaarde feit de studievertraging tot gevolg heeft gehad. De benadeelde heeft als onderbouwing van dit deel van de vordering een verklaring van de studentdecaan bijgevoegd waarin staat dat de kans dat zij studievertraging zal oplopen ‘zeer aannemelijk’ is. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment niet kan worden vastgesteld of benadeelde daadwerkelijk studievertraging zal oplopen en dat er daardoor schade wordt geleden. De benadeelde zal voor dit deel van de vordering om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
De immateriële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.750, - aan immateriële schadevergoeding. De benadeelde heeft dit bedrag onderbouwd aan de hand van jurisprudentie van vergelijkbare zaken.
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel of als de benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij psychisch letsel in de vorm van PTSS-symptomen als gevolg van het strafbare feit heeft gekregen, waardoor sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. De rechtbank is net als de officier van justitie van oordeel dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd.
In de door de benadeelde partij aangevoerde jurisprudentie is telkens sprake van een langere pleegperiode, terwijl het hier om een eenmalig incident gaat. Alles afwegend en gelet op de aard en de ernst van het feit en wat daarnaast in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade naar billijkheid dient te worden bepaald op € 1.000, -. De rechtbank wijst het meergevorderde aan immateriële schade af.
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
Het toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het feit is gepleegd, zijnde 2 maart 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het schadebedrag, zodat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Ook dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.116,66 , te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 2 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 116,66 aan materiële schadevergoeding en € 1.000,00 immateriële schadevergoeding;
  • wijst de vordering ten aanzien van het meergevorderde aan immateriële schadevergoeding af;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor het meergevorderde aan materiële schadevergoeding;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.116,66 , te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 2 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Brands, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2023.
Buiten staat
Mr. C.J.M. Brands en mr. W.H.B. Dreissen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair
hij op of omstreeks 2 maart 2022 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- aan [slachtoffer] heeft gevraagd of zij met hem, verdachte, naar buiten wilde gaan om te neuken en/of of zij wilde neuken en/of
- toen die [slachtoffer] tegen hem, verdachte, zei dat zij dit niet wilde, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij naar de personeelskamer mocht en/of dat hij hitsig werd van haar en/of
- ( onverhoeds) een hand en/of pols van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de hand van die [slachtoffer] (vervolgens) naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, (stijve) penis heeft getrokken en/of op zijn, verdachtes, (stijve) penis heeft gelegd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd en/of (telkens) is blijven zeggen dat hij, verdachte, er zin in had en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds) (van achteren) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of een hand op de heup van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of een hand op de schouder van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of die [slachtoffer] (iets) naar voren heeft geduwd en/of (vervolgens)
- zijn, verdachtes, (stijve) penis op/tegen de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, (stijve) penis (een) neukbeweging(en) heeft gemaakt op/tegen de billen van die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat dit buiten kon gebeuren en/of dat hij wist dat zij het lekker vond en/of
- zijn, verdachtes, hand (onverhoeds) op (een)/(de) (met kleding bedekte) bil(len) van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of gebracht en/of (vervolgens) (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand heeft gestoken en/of gebracht in de broek en/of de onderbroek en/of op (een)/(de) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
in (een)/(de) bil(len) van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- toen die [slachtoffer] daarop (uit angst dat verdachte zijn hand verder naar voren zou steken) haar benen had gekruist en/of zijn, verdachtes, hand en/of pols had vastgepakt en/of vastgehouden en/of aan zijn, verdachtes, arm had getrokken en/of probeerde zijn, verdachtes, hand uit haar broek te trekken, zijn, verdachtes, hand in de broek en/of onderbroek en/of op (een)/(de) bil(len) van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, lichamelijke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] (o.a. voortvloeiend uit het leeftijdsverschil en/of het verschil in lichaamsbouw en/of (levens)ontwikkeling tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] ) en/of
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [slachtoffer] , dat hij (gedurende de voorafgaande dagen, althans eerder) bij die [slachtoffer] had gewekt door haar een foto van zichzelf in politie uniform te laten zien en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij bij de politie werkte,
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten zijn, verdachtes, hand (onverhoeds) naar voren en/of van(af) de bil(len) van die [slachtoffer] naar haar vagina heeft gestoken en/of bewogen en/of zijn, verdachtes, vinger(s) (onverhoeds) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht;
T.a.v. feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 2 maart 2022 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te het weten meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- leggen en/of brengen van een hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, (stijve) penis en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, (stijve) penis op/tegen de billen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, (stijve) penis maken van (een) neukbeweging(en) op/tegen de billen van die [slachtoffer] en/of
- steken en/of brengen van zijn, verdachtes, hand in de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of voelen aan en/of wrijven over en/of knijpen in (een)/(de) bil(en) van die [slachtoffer] en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of voelen aan en/of wrijven over de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] ,
bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij met hem, verdachte, naar buiten wilde gaan om te neuken en/of of zij wilde neuken en/of
- toen die [slachtoffer] tegen hem, verdachte, zei dat zij dit niet wilde, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij naar de personeelskamer mocht en/of dat hij hitsig werd van haar en/of
- ( onverhoeds) een hand en/of pols van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de hand van die [slachtoffer] (vervolgens) naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, (stijve) penis heeft getrokken en/of op zijn, verdachtes, (stijve) penis heeft gelegd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd en/of (telkens) is blijven zeggen dat hij, verdachte, er zin in had en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds) (van achteren) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of een hand op de heup van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of een hand op de schouder van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of die [slachtoffer] (iets) naar voren heeft geduwd en/of (vervolgens)
- zijn, verdachtes, (stijve) penis op/tegen de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, (stijve) penis (een) neukbeweging(en) heeft gemaakt op/tegen de billen van die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat dit buiten kon gebeuren en/of dat hij wist dat zij het lekker vond en/of
- zijn, verdachtes, hand (onverhoeds) op (een)/(de) (met kleding bedekte) bil(len) van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of gebracht en/of (vervolgens) (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand heeft gestoken en/of gebracht in de broek en/of de onderbroek en/of op (een)/(de) bil(len) van die [slachtoffer] en/of in (een)/(de) bil(len) van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- toen die [slachtoffer] daarop (uit angst dat verdachte zijn hand verder naar voren zou steken) haar benen had gekruist en/of zijn, verdachtes, hand en/of pols had vastgepakt en/of vastgehouden en/of aan zijn, verdachtes, arm had getrokken en/of probeerde zijn, verdachtes, hand uit haar broek te trekken, zijn, verdachtes, hand in de broek en/of onderbroek en/of op (een)/(de) bil(len) van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- toen die [slachtoffer] werd aangestoten door een voorbijganger en haar voeten naast elkaar moest zetten om haar evenwicht te bewaren, zijn, verdachtes, hand (onverhoeds) naar voren en/of van(af) de bil(len) van die [slachtoffer] naar haar vagina heeft gestoken en/of bewogen en/of zijn, verdachtes, vinger(s) (onverhoeds) op de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, lichamelijke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] (o.a. voortvloeiend uit het leeftijdsverschil en/of het verschil in lichaamsbouw en/of (levens)ontwikkeling tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] ) en/of
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van die [slachtoffer] , dat hij (gedurende de voorafgaande dagen, althans eerder) bij die [slachtoffer] had gewekt door haar een foto van zichzelf in politie uniform te laten zien en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij bij de politie werkte,
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [slachtoffer] in een situatie heeft gebracht, waarin zij zich niet of onvoldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan die ontuchtige handeling(en) en/of daaraan geen of onvoldoende weerstand kon en/of durfde te bieden en/of een zodanige situatie voor die [slachtoffer] heeft doen ontstaan dat zij die ontuchtige handeling(en) niet kon of wist te voorkomen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2022031803, gesloten d.d. 25 juli 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 172.
2.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pag, 8 tot en met 10.
3.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 28 maart 2022, pag. 12 tot en met 22.
4.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 maart 2023
5.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 31 maart 2022, pag. 69 tot en met 72.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 7 april 2022, pag. 77 tot en met 82.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2022, pag. 6.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, pag.38 tot en met 63.
9.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , d.d. 7 april 2023, pag. 83 tot en met 86.