24.1.Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Omdat in dit geval de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de rechtbank is toe te rekenen, moet de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) die vergoeding betalen. De rechtbank stelt de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van
€ 837,-, en - omdat het bestreden besluit alleen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn wordt vernietigd - een wegingsfactor 0,5). Verder moet de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de boete is vastgesteld op
€ 87.071,-;
- stelt de boete vast op een totaalbedrag van € 74.010,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, in aanwezigheid van
mr. N.J.J. Derks-Voncken en mr. C.L.G.F. Albers, leden, in aanwezigheid van
mr. D.S.A.W. Raes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2023.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 oktober 2023
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Algemene wet bestuursrecht
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten
hoogste kan worden opgelegd.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld,
stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld,
legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 7
Het is verboden in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen.
Artikel 8
Het in artikel 7 gestelde verbod geldt niet indien de op of in de landbouwgrond gebrachte hoeveelheid meststoffen in het desbetreffende jaar geen van de volgende normen overschrijdt:
a. de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen;
b. de stikstofgebruiksnorm voor meststoffen;
c. de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen.
1. De gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, is
170 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond (..)
1. De stikstofgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, is een
bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.
2. De hoeveelheid stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte
landbouwgrond kan verschillend worden vastgesteld al naar gelang het gewas, de gewasopbrengst, de toegepaste landbouwpraktijk, de ecologische kenmerken van een waterlichaam en de kenmerken van de bodem, en al naar gelang sprake is van kleigrond, veengrond, of zand- of lössgrond, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar regio’s waarin de landbouwgrond is gelegen.
3. De hoeveelheid stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte
landbouwgrond wordt gebaseerd op een balans tussen enerzijds de te verwachten
stikstofbehoeften van de gewassen en anderzijds de stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bodem en uit meststoffen. De stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bodem komt overeen met de hoeveelheid stikstof die in de bodem aanwezig is op het moment dat het gewas begint de stikstof in betekenisvolle mate te gebruiken en de toevoer van stikstof door nettomineralisatie van de voorraden organische stikstof in de bodem.
4. De overeenkomstig het derde lid bepaalde hoeveelheid stikstof wordt verlaagd voor
zover dit naar het oordeel van Onze Minister noodzakelijk is om waterverontreiniging door stikstof uit meststoffen te verminderen en verdere verontreiniging te voorkomen. Dit is in het bijzonder het geval als bij het achterwege blijven van deze verlaging de hoeveelheid van 11,3 milligram stikstof per liter in zoet oppervlaktewater of van 50 milligram nitraat per liter in grondwater dreigt te worden overschreden of een betekenisvolle bijdrage aan de eutrofiëring van natuurlijke zoetwatermeren, andere zoetwatermassa’s, estuaria, kustwateren of zeewater mag worden verwacht.
1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c,
bedraagt 75 kilogram fosfaat per hectare grasland en 40 kilogram fosfaat per hectare bouwland.
2. Bij ministeriële regeling worden hogere fosfaatgebruiksnormen voor meststoffen
vastgesteld die kunnen verschillen naargelang de fosfaattoestand van de bodem, het gebruik van de landbouwgrond als grasland of bouwland, de te telen gewassen, de toegepaste landbouwpraktijk, de gewasopbrengst, de kenmerken van de bodem, de grondsoort, de grondwatertoestand en de ecologie van een gebied.
3. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden of beperkingen worden gesteld aan de
toepassing van hogere fosfaatgebruiksnormen voor meststoffen.
1. Voor de toepassing van artikel 8, aanhef en onderdeel a, wordt de op of in de bodem
gebrachte hoeveelheid meststoffen bepaald door bij elkaar op te tellen de in het desbetreffende jaar op het bedrijf geproduceerde, aangevoerde en per saldo uit opslag gekomen hoeveelheden dierlijke meststoffen, en de uitkomst te verminderen met de in dat jaar van het bedrijf afgevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen. De hoeveelheden worden uitgedrukt in kilogrammen stikstof.
2. Voor de toepassing van artikel 8, aanhef en onderdeel b, wordt de op of in de bodem
gebrachte hoeveelheid meststoffen bepaald overeenkomstig het eerste lid, met dien verstande dat niet alleen dierlijke meststoffen maar ook andere meststoffen in aanmerking worden genomen.
3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat bij de bepaling van de in het
tweede lid bedoelde hoeveelheid meststoffen de hoeveelheid stikstof in dierlijke meststoffen of in andere, bij de regeling omschreven organische meststoffen slechts voor een bij de regeling bepaald percentage in aanmerking wordt genomen. Het percentage kan al naar gelang de aard van de meststoffen, de periode waarin zij op of in de bodem worden gebracht en de daarbij toegepaste landbouwpraktijk en al naar gelang er sprake is van kleigrond, veengrond, of zand- of lössgrond, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar regio’s waarin de landbouwgrond is gelegen, dan wel van bouwland of grasland verschillend worden vastgesteld.
4. Voor de toepassing van artikel 8, onderdeel c, wordt de op of in de bodem gebrachte
hoeveelheid meststoffen bepaald overeenkomstig het tweede lid in samenhang met het eerste lid, met dien verstande dat de hoeveelheden meststoffen steeds worden uitgedrukt in kilogrammen fosfaat.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat bij de bepaling van de in het vierde
lid bedoelde hoeveelheid meststoffen de hoeveelheid fosfaat in bij de regeling omschreven organische meststoffen slechts voor een bij de regeling bepaald deel in aanmerking wordt genomen. Dit deel kan al naar gelang de aard van de meststoffen verschillend worden vastgesteld.
1. Het is een landbouwer verboden in enig kalenderjaar op zijn bedrijf dierlijke
meststoffen te produceren.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een landbouwer die in het desbetreffende
kalenderjaar:
a. op zijn bedrijf geen bedrijfsoverschot produceert;
b. een hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, minimaal
gelijk aan een door Onze Minister voor het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld percentage van het op zijn bedrijf geproduceerde bedrijfsoverschot:
1°laat verwerken,
2°voor zover de landbouwer behoort tot een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie landbouwers, overdraagt of laat overdragen aan een afnemer die behoort tot een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie afnemers, of
3°brengt op of in de in het desbetreffende kalenderjaar bij het desbetreffende bedrijf in gebruik zijnde landbouwgrond die is gelegen in Duitsland of België op een bij regeling van Onze Minister vast te stellen afstand van de Nederlandse grens, voor zover is voldaan aan bij regeling van Onze Minister te stellen voorwaarden.
(…)
Artikel 51
Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 14, eerste lid, 15, 21, eerste lid, 33a, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, 33b, vijfde lid, 33d, eerste lid34, 35, 36, 37, 38, derde lid, of 40.
1. Ingeval van overtreding van artikel 7 bedraagt de bestuurlijke boete:
a. € 7 per kilogram stikstof waarmee de in artikel 8, onderdeel a, bedoelde
gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen is overschreden, vermeerderd met
b. € 7 per kilogram stikstof waarmee de in artikel 8, onderdeel b, bedoelde
stikstofgebruiksnorm is overschreden, en vermeerderd met
c. € 11 per kilogram fosfaat waarmee de in artikel 8, onderdeel c, bedoelde
fosfaatgebruiksnorm is overschreden.
2. Indien zowel de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen als de
stikstofgebruiksnorm is overschreden, geldt, in zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een tarief van € 3,50 voor de kilogrammen stikstof waarvoor
wegens overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen reeds het tarief van € 7 is toegepast.
3. Indien zowel de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen als de fosfaatgebruiksnorm
is overschreden, geldt, in zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, een tarief van € 5,50 voor de kilogrammen fosfaat overeenkomend met het aantal kilogrammen stikstof waarmee de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen is overschreden.
1. In geval van overtreding van artikel 33a, eerste lid, bedraagt de bestuurlijke boete
€ 11 per kilogram fosfaat ten aanzien waarvan de landbouwer niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 33a, tweede lid, onderdeel b.
(…)
Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
3. De op een bedrijf waar dierlijke meststoffen worden geproduceerd opgeslagen
hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald op basis van het zo nauwkeurig mogelijk bepaalde gewicht van de dierlijke meststoffen en het zo nauwkeurig mogelijk bepaalde stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende meststoffen.
(..)
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf opgeslagen
hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 68, derde lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de best beschikbare gegevens.