Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en
op naam gestelde SIN-sticker “Analyse” met het nummer TAAY8904NL (en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TAAY8905NL). [3]
.
Uit het schrijven van de Vakgroep Orthopedie van het VieCuri medisch centrum te Venlo [8] blijkt verder dat [slachtoffer 1] gedurende 40 dagen opgenomen is geweest in dat ziekenhuis, waarna hij naar huis is gegaan om verder te revalideren, en dat 3,5 maand na het ongeval röntgenonderzoek heeft uitgewezen dat de onderbeenfractuur geconsolideerd was, maar dat de bovenbeenfractuur nog geen overtuigende consolidatie liet zien.
Verder blijkt uit een schrijven van de behandelend fysiotherapeut [9] van [slachtoffer 1] dat dit slachtoffer bij deze fysiotherapeut in behandeling is geweest tot en met 26 februari 2020. De klachten waarvoor hij daar is behandeld, betroffen een inklemming van een pees in de linker schouder en aanhoudende last van het rechter been.
De verdachte is, terwijl hij redelijkerwijs had moeten weten dat hij volstrekt niet tot rijden in staat was, in de auto gestapt en de weg opgegaan. Hij heeft daarbij met een snelheid van minstens 80 kilometer per uur gereden waar 60 kilometer per uur was toegestaan, en is toen met die snelheid in een flauwe bocht naar links vlak na een verhoging in het wegdek zonder te remmen rechtdoor gereden, waardoor hij een lichtmast heeft geraakt die rechts naast de rijbaan stond, waardoor die lichtmast volledig uit de grond werd gerukt en met de auto is meegevoerd tot over het fietspad, waar juist het echtpaar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] fietste. [slachtoffer 2] is door de impact met de lichtmast en de auto van de verdachte om het leven gekomen; [slachtoffer 1] is door de lichtmast ernstig gewond geraakt. .
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
De officier van justitie heeft de ernst van het bewezenverklaarde benadrukt. Artikel 6 van de Wegenverkeerswet is meermalen overtreden, en sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan een dodelijk ongeval van een persoon en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een tweede persoon. Ofschoon de officier van justitie oog heeft voor de omstandigheid dat de verdachte zich verantwoordelijk voelt voor en berouw heeft getoond over hetgeen hij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en de (overige) nabestaanden heeft aangedaan, is er bij het bepalen van de strafmaat voor compassie weinig plaats. De richtlijnen van het openbaar ministerie en de LOVS oriëntatiepunten schrijven een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren voor. Vanwege het belang van een adequate strafrechtelijke reactie op een feit als dit, en mede
In het streven naar een zekere mate van consistentie in de straftoemeting hebben rechtbanken en gerechtshoven samen gesproken over de in de praktijk gegroeide uitgangspunten voor de sanctieoplegging, en de resultaten van dat debat vastgelegd.
- de rechtbank Midden-Nederland heeft overwogen dat zij van oordeel is dat de LOVS-richtlijnen (bedoeld zal zijn: oriëntatiepunten) niet zijn toegesneden op de betrokken zaak en derhalve niet geschikt zijn als uitgangspunt op basis waarvan tot strafoplegging wordt gekomen, gelet op de ingrijpende gevolgen van het ongeluk voor verdachte (zijn partner was om het leven gekomen). De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf op (ECLI:NL:RBMNE:2020:5446);
- in zaken van qua gevolgen vergelijkbare ernst als de onderhavige (twee kinderen overleden respectievelijk een jonge vrouw overleden en anderen zwaar gewond), werd een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, maar daarbij was sprake van de omstandigheid dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn gedraging (ECLI:NL:GHARL:2020:6373 en ECLI:NL:RBOBR:2020:2978);
- de rechtbank Amsterdam kwam tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, in een zaak waarin de verdachte na het ongeval nog asociaal rijgedrag vertoonde en weinig onder de indruk leek van wat hij had aangericht (ECLI:NL:RBAMS:2020:1969);
- aan een man die met 150-160 km/uur over de afsluitdijk reed, onder invloed van alcohol, en iemand dood reed, werd een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd (ECLI:NL:RBNHO:2020:2055).
- een (verminderd toerekenbare) verdachte die zonder geldig rijbewijs met een gestolen auto met meer dan 160 km/uur en onder invloed van alcohol een dodelijk ongeval veroorzaakte, kreeg 720 dagen gevangenisstraf waarvan 462 dagen onvoorwaardelijk (ECLI:NL:RBLIM:2021:645);
- ten slotte is 18 maanden gevangenisstraf opgelegd aan een bestuurder die een ongeval met dodelijke afloop veroorzaakte doordat hij twee keer harder reed dan toegestaan en onder invloed van alcohol verkeerde. Hij was verschillende keren eerder veroordeeld voor verkeersfeiten.
Uit de rapportage van de reclassering en de daarin vermelde terugkoppeling van de psycholoog blijkt dat de verdachte een zeer groot schuldgevoel heeft door wat hij teweeg heeft gebracht. Hij kan er, zo lijkt het, nauwelijks mee omgaan dat er door zijn schuld iemand is overleden en iemand zwaar gewond is geraakt. Hij krijgt voor zijn psychische problemen, ook de problemen die hij al had en die tot zijn alcoholgebruik hebben bijgedragen, tot op heden therapie. Hij heeft een EMDR-behandeling ondergaan om het trauma van het ongeval te helpen verwerken. De verdachte heeft vanaf het begin de volle verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft spijt betuigd. Hij is ook in gesprek gegaan met de dochter van het getroffen echtpaar, die daartoe bereid was en het initiatief nam. Naar zijn zeggen heeft hij sinds het ongeval, nu ruim anderhalf jaar geleden, geen alcohol meer gedronken. Hij is als gevolg van zijn psychische toestand sinds het ongeval bovendien arbeidsongeschikt. Het advies van de reclassering is om een taakstraf op te leggen. De psycholoog denkt dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet kan verdragen vanwege zijn schuldgevoel en schaamte voor zijn familie.
De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
7.7 De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
- ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven jaren;
- bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van genoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.