Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 1],
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
“Uitbreiding lening 9 proc. Na 3 maanden iedere maand 3000 retour”(lening 3).
4.De beoordeling
- [bedrijf 1] eind februari 2020 een spoedlening heeft gevraagd vanwege gebrek aan financiële middelen (3.4),
- [gedaagde] [bedrijf 1] op 14 april 2020 heeft aangemaand om haar achterstand in de rentebetalingen in te lopen en dat [naam] zijn toezegging om dat te doen niet is nagekomen,
- [gedaagde] op 20 mei 2020 aan [naam] heeft gemaild zich nu serieus zorgen te maken,
- [gedaagde] op 18 september 2020 bekend is geworden met het faillissement van [bedrijf 2] , de enige werkmaatschappij van [naam] ,
- [naam] op 28 september 2020 aan [gedaagde] heeft gemaild dat hij in de shit zit, dat er de afgelopen maanden weinig tot geen inkomsten zijn binnengekomen en dat hij een opening wil creëren door het vastgoed te verkopen,
- [gedaagde] , nadat hij had laten weten interesse te hebben in de koop van vastgoed van [bedrijf 1] , op 5 oktober 2020 door hem opgevraagde stukken, waaronder de jaarrekening 2018, van [bedrijf 1] heeft ontvangen,
- [gedaagde] zijn financieel adviseur naar de ontvangen stukken heeft laten kijken en dat uit de jaarrekening 2018 bleek dat [bedrijf 1] een negatief bedrijfsresultaat had en onder andere hoge intercompanyschulden,
- [naam] op 6 oktober 2020 aan de financieel adviseur van [gedaagde] heeft laten weten dat ING hem achter de broek zit en dat als [gedaagde] wat wil, er snel gehandeld moet worden om ING een stap voor te blijven,
- [gedaagde] wist dat de enige inkomsten van [bedrijf 1] de beperkte huuropbrengsten waren, die [bedrijf 1] na verkoop niet langer zou ontvangen,
- [gedaagde] wist dat [bedrijf 1] uit de verkoop geen bedragen zou ontvangen waarmee andere schuldeisers konden worden voldaan.
- hij was gerustgesteld doordat [bedrijf 1] in april, juni en juli 2020 weer rente over de leningen had betaald,
- hij dacht dat Direktbank en hij de enige schuldeisers van [bedrijf 1] waren,
- de curator (en niet een andere schuldeiser) het faillissement van [bedrijf 1] heeft aangevraagd,
- hij dacht dat de koop van pand [vestigingsplaats 2] voor een marktconforme prijs zou bijdragen aan een oplossing, te weten lastenverlichting voor [naam] en gedeeltelijke voldoening van zijn vordering voor hemzelf,
- hij ook heeft meegewerkt aan verkoop van pand [vestigingsplaats 1] op 17 december 2020, tegen een verkoopprijs waaruit alleen de eerste hypotheekhouder kon worden betaald, door afstand te doen van zijn tweede hypotheekrecht,
- hij geen recente jaarstukken had ontvangen,
- hij er – kennelijk net als de notaris – van uitging dat het hypotheekrecht diende als zekerheid voor alle leningen.
€ 6.223,08 (6 x 1.037,18 exclusief btw) aan huurinkomsten is misgelopen.
- het door [gedaagde] aan de notaris betaalde bedrag van € 55.809,74, waarvan € 46.493,82 door de notaris is betaald aan de eerste hypotheekhouder (zie 3.7), en
- de vordering van [gedaagde] uit hoofde van alle geldleningen, zijnde € 177.162,50 inclusief rente (zie 3.5).
5.De beslissing
woensdag 4 juni 2025voor het nemen van een akte door [gedaagde] over wat is vermeld onder 4.30 en 4.31, waarna de curator op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,