Uitspraak
22 mei 1992.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de curator van Montana Caravan B.V., die failliet is verklaard op 6 november 1985. De curator, Mr. Coenraad Cornelis Bosselaar, heeft Interniber B.V. gedagvaard voor de Rechtbank te Haarlem, waarbij hij vorderde dat Interniber zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 216.640,60. De rechtbank heeft deze vordering op 28 november 1989 afgewezen, waarna de curator hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof heeft op 6 december 1990 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat de curator heeft doen besluiten om cassatie in te stellen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van benadeling van de schuldeisers van Montana, omdat de opbrengst van de caravans, die aan Interniber zijn geleverd, beschikbaar had moeten zijn voor de gezamenlijke schuldeisers. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Hof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Tevens wordt Interniber veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 7.378,75.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president Snijders als voorzitter en de raadsheren Bloembergen, Neleman, Heemskerk en Nieuwenhuis, en is openbaar uitgesproken door raadsheer Davids op 22 mei 1992.