ECLI:NL:RBGEL:2025:1589

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11233328
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en onrechtmatige daad door Dexia Nederland B.V. in relatie tot tussenpersoon zonder vergunning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die optreedt als vertegenwoordiger van een onverdeelde gemeenschap, en Dexia Nederland B.V. De eiser heeft een effectenleaseovereenkomst afgesloten via een tussenpersoon die niet beschikte over de benodigde vergunning. De eiser vorderde onder andere schadevergoeding van Dexia, stellende dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan met de eiser, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van het ontbreken van de vergunning van de tussenpersoon. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat er een causaal verband bestaat tussen de schade van de eiser en het onrechtmatig handelen van Dexia. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, inclusief de schadevergoeding van € 10.953,92, vermeerderd met wettelijke rente. Dexia werd ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht, specifiek verbintenissenrecht, en betreft een effectenleaseovereenkomst die tussen 1990 en 2003 veelvuldig is verkocht in Nederland. De uitspraak is van belang in het kader van de jurisprudentie rondom effectenleaseovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van tussenpersonen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: 11233328 \ EL EXPL 24-27
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiser in conv.],
wonende in [woonplaats] ,
handelende ten behoeve van de gemeenschap,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen: [eiser in conv.] ,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele vordering ex. artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conv.] heeft met [naam 1] (hierna afzonderlijk ‘ [naam 1] ’ en tezamen ‘ [eiser in conv. c.s.] ’) de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer 1]
19-02-2001
AEX Plus Effect
240 mnd.
€ 43.562,40
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
26-10-2004
- € 6.723,97
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser in conv. c.s.] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 8.712,60 aan maandtermijnen en een bedrag van € 6.723,97 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser in conv. c.s.] geen bedrag aan dividenden ontvangen en geen fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 6.142,78 aan
[eiser in conv. c.s.] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.4.
De gemachtigde van [eiser in conv.] , Leaseproces, heeft bij brief van 15 november 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook nog andere gronden aan te voeren.
3. Het geschil in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
3.1.
[eiser in conv.] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk, namelijk voor zover Dexia het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst niet in het geding brengt, Dexia ex. artikel 843a Rv zal veroordelen een afschrift van het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eiser in conv.] te verstrekken,
- onvoorwaardelijk:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens
[eiser in conv. c.s.] en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiser in conv. c.s.] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en zij is gehouden die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser in conv. c.s.] van al datgene dat
hij aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, met wettelijke rente,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van [eiser in conv.] , met wettelijke rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst niets meer aan [eiser in conv.] is verschuldigd, met een veroordeling van [eiser in conv.] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
Algemeen
4.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product belegt met geleend geld. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen vijftien à twintig jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser in conv.] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
A. er is sprake van huurkoop,
B. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck,
C. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld,
D. [eiser in conv. c.s.] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld,
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
Verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser in conv.] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
Tussenpersoon
4.5.
[eiser in conv. c.s.] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [bedrijf 1] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser in conv. c.s.] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon
[eiser in conv. c.s.] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser in conv.] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser in conv.] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser in conv.] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser in conv.] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser in conv. c.s.] had contact opgenomen met [bedrijf 1] naar aanleiding van een advertentie omdat hij financieel advies wilde inwinnen over de mogelijkheden om zijn financiële wensen te realiseren. Vervolgens is er een financieel adviesgesprek bij [eiser in conv. c.s.] thuis ingepland. De adviseur van [bedrijf 1] , mevrouw [naam 2] (hierna: de adviseur) is vervolgens bij [eiser in conv. c.s.] thuis langsgekomen voor een financieel adviesgesprek. De adviseur is meerdere keren op huisbezoek geweest bij [eiser in conv. c.s.] Bij het tweede huisbezoek bij [eiser in conv. c.s.] was zowel de adviseur als een andere medewerker van [bedrijf 1] aanwezig.
Tijdens het adviesgesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en de financiële wensen van [eiser in conv. c.s.] In het gesprek is het werk, het inkomen, de koopwoning, de hypothecaire lening en de gezinssituatie van [eiser in conv. c.s.] besproken. Als financiële wens gaf [eiser in conv. c.s.] aan dat hij graag een tweede huis in Frankrijk zou willen kopen, die hij vervolgens zou willen verbouwen, en dat hij graag een jongerenproject in Frankrijk zou willen opzetten. [eiser in conv. c.s.] gaf aan dat hij voor de aankoop en verbouwing van het tweede huis in Frankrijk een tweede hypothecaire lening zou moeten afsluiten.
[eiser in conv. c.s.] gaf aan dat hij met zijn huidige financiële situatie geen hypothecaire lening kon afsluiten die groot genoeg was voor zijn wensen en waarbij de maandlasten laag genoeg bleven voor [eiser in conv. c.s.] om te dragen. De adviseur gaf aan dat hij dit via een bepaalde constructie mogelijk achtte. Hij adviseerde een constructie waarbij hij de financiële wensen van [eiser in conv. c.s.] zou kunnen realiseren. De adviseur heeft bij [eiser in conv. c.s.] aangegeven dat hij een Persoonlijk Financieel Plan zou opstellen waarin hij de constructie zou uiteenzetten en dit plan tijdens een opvolgend huisbezoek zou toelichten.
Bij een opvolgend huisbezoek heeft de adviseur gezamenlijk met een andere medewerker van [bedrijf 1] , het Persoonlijk Financieel Plan aan [eiser in conv. c.s.] getoond en toegelicht. Om de financiële wensen van [eiser in conv. c.s.] te kunnen realiseren, adviseerde de adviseur [eiser in conv. c.s.] om een AEX Plus Effect overeenkomst bij [bedrijf 2] af te sluiten met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 19.000,00. Daarnaast adviseerde de adviseur
[eiser in conv. c.s.] om een depotrekening te openen met een storting van NLG 97.000,00. Deze constructie zou er volgens de adviseur voor zorgen dat de maandlasten van [eiser in conv. c.s.] laag bleven. Vanuit de depotrekening zou er maandelijks een bedrag van NLG 422,00 uitgekeerd worden om aan te wenden voor de vaste lasten. De adviseur adviseerde [eiser in conv. c.s.] om zijn hypothecaire lening over te sluiten en een hypothecaire lening bij [bedrijf 3] af te sluiten voor NLG 250.000,00. Hiervan diende [eiser in conv. c.s.] zijn bestaande hypotheek af te lossen, zijn tweede huis in Frankrijk te kopen en te verbouwen, de storting van de depotrekening te voldoen en de vooruitbetaling van de AEX Plus Effect overeenkomst van ongeveer NLG 19.000,00 te voldoen. Daarnaast adviseerde de adviseur [eiser in conv. c.s.] om een levensverzekering bij [bedrijf 4] af te sluiten. De adviseur adviseerde [eiser in conv. c.s.] deze ingewikkelde constructie omdat het geschikt zou zijn om de doelstellingen van
[eiser in conv. c.s.] te verwezenlijken.
De adviseur heeft [eiser in conv. c.s.] op geen enkele wijze geïnformeerd over de specifieke risico’s van het AEX Plus Effect. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst.
[eiser in conv. c.s.] heeft het advies van de adviseur, met vol vertrouwen in zijn deskundigheid, opgevolgd en heeft een AEX Plus Effect overeenkomst met een totale vooruitbetaling van NLG 19.200,04 afgesloten. Tevens heeft [eiser in conv. c.s.] conform het advies van de adviseur de hypothecaire lening van NLG 250.000,00 bij [bedrijf 3] afgesloten, de depotrekening geopend en de levensverzekering bij [bedrijf 4] afgesloten.
De adviseur heeft de zorggedragen voor het aanvraagformulier en de overeenkomst. De adviseur heeft ervoor gezorgd dat deze ondertekend zijn door [eiser in conv. c.s.] en dat deze vervolgens in goede orde bij de bank terecht zijn gekomen.
Het opvolgen van het advies heeft voor [eiser in conv. c.s.] desastreus uitgepakt. In plaats van het voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [eiser in conv. c.s.] de betaalde inleg geheel kwijtgeraakt. Daarnaast heeft [eiser in conv. c.s.] aan de AEX Plus Effect overeenkomst een restschuld overgehouden. Deze restschuld heeft hij betaald door zijn huis in Frankrijk en zijn huis in Nederland te verkopen omdat hij zijn hypothecaire lening niet kon aflossen.
4.8.
[eiser in conv.] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 29 januari 2001 met contractnummer [nummer 1] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer 2],
- een kopie van een financieel rapport met begeleidende brief van 16 november 2000, gericht aan [eiser in conv. c.s.] en voorzien van het briefpapier van [bedrijf 1] . In de begeleidende brief is te lezen: “
Geachte heer [eiser in conv.] en de heer [naam 1] ,
Naar aanleiding van het prettige onderhoud met U, d.d. 26 september jl., doet het ons een genoegen U onderstaande offerte te kunnen aanbieden.
Achtereenvolgens zullen de navolgende onderwerpen nader toegelicht worden:
1. Uw huidige financiële situatie
2. Voorstel nieuw af te sluiten hypotheek
3. Effectendepot constructie
4. Kapitaal verzekering
5. [bedrijf 2] effectenlease
6. Uw nieuwe financiële situatie
7. ConclusieIn het financieel rapport zijn voormelde punten uitgebreid uitgewerkt, hier en daar met handgeschreven rekenvoorbeelden. Het financieel rapport bevat bijlagen, waaronder een investerings- en kapitaalprognose van een AEX Plus Effect product met een leasesom van € 38.297,89, een maandbedrag van € 408,42 en een looptijd van 60 maanden met als eerste betalingsmoment januari 2000 en een financieel stuk met als opschrift ‘CashFlow AEX Plus Effect’ met rekenvoorbeelden met betrekking tot een AEX Plus Effect product met een leasesom van € 38.297,89, een maandbedrag van € 408,42 en een looptijd van twintig jaar met als eerste betalingsmoment januari 2000,
- een kopie van een hypotheekakte van 15 februari 2001 waarin [eiser in conv. c.s.] als schuldenaar staat vermeld met betrekking tot een hypothecaire geldlening van in totaal NLG 250.000,00 van [bedrijf 3] , waarvoor ten behoeve van [bedrijf 3] een recht van eerste hypotheek op de (toenmalige) woning van [eiser in conv.] wordt verleend. Verder volgt uit de hypotheekakte dat een levensverzekering tussen [eiser in conv. c.s.] en [bedrijf 4] met polisnummer [nummer 3] als onderpand voor de hypothecaire geldlening heeft te gelden,
- een kopie van het polisblad van een levensverzekering tussen [eiser in conv. c.s.] en
[bedrijf 4] van 6 juni 2001 met polisnummer [nummer 3] . Onderaan het polisblad staat: “
[bedrijf 3] (…) is bij akte d.d. 29 januari 2001 als begunstigde aangewezen en aan deze zijn de rechten verpand, die door de (mede) verzekernemer uit deze verzekering voortvloeien, een en ander onder de in akte opgenomen bepalingen.”,
- een kopie van een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van
6 oktober 2017 met als beschrijving van de werkzaamheden van [bedrijf 1] ‘advies en bemiddeling financiële zaken en assurantiën’,
- een uitdraai van de website van [bedrijf 1] , zoals die er op 18 oktober 2000 uitzag, waarop te lezen is: “
houdt niet van kleine lettertjes. En ook niet van moeilijke woorden. [bedrijf 1] is dan ook geen dertien in een dozijn financieel dienstverlener. [bedrijf 1] is financiële raad en daad, recht voor z’n raap. [bedrijf 1] is de enige die tussen u en uw geld mag komen. Als u via onze website laat weten dat u behoefte heeft aan financiële raad en daad, krijgt u thuis bezoek van een financieel adviseur van [bedrijf 1] . [bedrijf 1] is in heel Zuid-Nederland actief.”,en:
“Hierboven leest u hoe u de maandlasten van uw hypotheek flink kunt verlagen door de overwaarde van uw huis te gebruiken als inleg in een beleggingsplan. Dat is mooi toch? Het kan nog mooier. In de grafiek hieronder ziet u hoe het in de praktijk kan uitpakken. Stel u heeft een hypotheek van NLG 250.000 terwijl uw huis inmiddels NLG 450.000 waard is. Deze overwaarde van NLG 200.000 gebruikt u als inleg in een zogenaamd beleggingsdepot. In een gunstig scenario is dit bedrag in zeven jaar uitgegroeid tot bijna NLG 550.000.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser in conv.] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Uit het financieel rapport volgt genoegzaam dat sprake is geweest van een gepersonaliseerde aanbeveling en ook in de andere stukken zijn voldoende aanknopingspunten te vinden voor die conclusie. Verder geldt dat Dexia de door [eiser in conv.] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen heeft betwist. Dexia had meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser in conv. c.s.] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser in conv.] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Wetenschap Dexia
4.10.
[eiser in conv.] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser in conv. c.s.] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser in conv. c.s.] , had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eiser in conv. c.s.] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser in conv. c.s.] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser in conv. c.s.] door de tussenpersoon is geadviseerd. Dit geldt temeer nu [eiser in conv.] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
Aansprakelijkheid Dexia
4.11.
Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser in conv. c.s.] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser in conv. c.s.] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser in conv. c.s.] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
Vorderingen van [eiser in conv.]
4.12.
De door [eiser in conv.] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens
[eiser in conv. c.s.] heeft gehandeld door [eiser in conv. c.s.] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser in conv. c.s.] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser in conv. c.s.] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon daarvoor geen vergunning bezat.
4.13.
Bij de berekening van de schade moet allereerst acht worden geslagen op het volgende. [eiser in conv.] stelt ten behoeve van een gemeenschap (met [naam 1] ) te procederen. Dexia betwist dat sprake is van een gemeenschap en voert in dat kader aan dat [eiser in conv.] hoogstens aanspraak kan maken op de helft van de schade. De kantonrechter overweegt als volgt. Aangezien sprake is van gezamenlijk eigendom (eigenlijk: gerechtigdheid), immers [eiser in conv.] en [naam 1] hebben de overeenkomst samen met Dexia gesloten, zijn [eiser in conv.] en [naam 1] deelgenoten in een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW. [eiser in conv.] is als deelgenoot in beginsel zelfstandig bevoegd om voor de gemeenschap de volledige schade te vorderen (artikel 3:171 BW). [eiser in conv.] heeft ook in de dagvaarding duidelijk kenbaar gemaakt dat hij optreedt (als formele partij) en dat hij een uitspraak ten behoeve van de gemeenschap wenst.
Blijkens de laatste conclusie van [eiser in conv.] is de gemeenschap inmiddels ontbonden en heeft nog geen verdeling plaatsgevonden van de vordering van [eiser in conv.] en [naam 1] op Dexia. Volgens de Hoge Raad is artikel 3:171 BW ook van toepassing op een ontbonden gemeenschap van vennootschap (ECLI:NL:HR:2000:AA7043). Artikel 3:171 BW is ook van toepassing op de ontbonden huwelijksgemeenschap en gemeenschap van maatschap. De kantonrechter ziet geen aanleiding om ten aanzien van de ontbonden gemeenschap tussen [eiser in conv.] en [naam 1] anders te oordelen. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser in conv.] dan ook bevoegd om namens de ontbonden vennootschap tot opeising (in rechte) van vergoeding door Dexia van de volledige schade. Een rechtstreekse aanspraak van [eiser in conv.] in privé op Dexia zou in strijd zijn met het bestaan van de ontbonden gemeenschap als afgescheiden vermogen.
4.14.
Partijen hebben de schade van [eiser in conv. c.s.] berekend aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht. Ze zijn het erover eens dat de schade € 10.953,92 bedraagt. De wettelijke rente is verschuldigd over voormeld bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser in conv.] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
4.16.
[eiser in conv.] vordert (voorwaardelijk en aan de voorwaarde is voldaan) Dexia op te dragen een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser in conv.] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
De incidentele vordering van Dexia
4.17.
Dexia vordert dat [eiser in conv.] wordt veroordeeld om het intakeformulier van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit
artikel 843a lid 1 Rv voortvloeiende cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde bescheiden,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser(es) of zijn/haar rechtsvoorgang(st)er partij is.
4.18.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier kan worden verlangd. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet zijn gehouden om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [eiser in conv.] als cliënt van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiser in conv.] , althans zijn gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiser in conv.] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces zijn terechtgekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.19.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiser in conv.] worden top op heden begroot op € 82,00.
Vorderingen Dexia
4.20.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
Proceskosten in de hoofdzaak
4.21.
Omdat [eiser in conv.] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiser in conv.] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2,00 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97
4.22.
Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
4.23.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering van Dexia af,
5.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiser in conv.] , tot op heden begroot op € 82,00,
in de hoofdzaak
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser in conv. c.s.] heeft gehandeld door [eiser in conv. c.s.] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser in conv. c.s.] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser in conv. c.s.] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
verklaart voor recht dat [eiser in conv. c.s.] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
5.5.
veroordeelt Dexia om, ten behoeve van de onverdeelde gemeenschap van [eiser in conv.] en [naam 1] , aan [eiser in conv.] te betalen een bedrag van € 10.953,92 vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in rov. 4.13.,
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser in conv.] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
5 maart 2025.
560 \ 61512

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.