ECLI:NL:HR:2000:AA7043
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bevoegdheid tot instellen van rechtsvorderingen door deelgenoten in ontbonden vennootschap onder firma
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap onder firma Cento Nederland B.V. i.o. en Cento. Eiseres, Cento Nederland, had Cento gedagvaard voor de Rechtbank te Zutphen en vorderde betaling van een bedrag van ƒ 33.748,12, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank verklaarde Cento Nederland niet-ontvankelijk in haar vordering, wat door het Gerechtshof te Arnhem in hoger beroep werd bekrachtigd. Cento Nederland stelde cassatie in tegen dit arrest.
De Hoge Raad beoordeelde de vraag of Cento Nederland bevoegd was om de vordering in te stellen. De Hoge Raad oordeelde dat de als vereffenaars optredende vennoten gezamenlijk bevoegd zijn tot het instellen van rechtsvorderingen. Aangezien Cento Nederland procedeerde op basis van een beslissing van een vennoot zonder dat de andere vennoot, Cento, in die beslissing was gekend, was de vordering niet ontvankelijk. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de redelijkheid en billijkheid niet tot een ander oordeel leiden, en dat Cento Nederland zonder toestemming van Cento niet bevoegd was tot inning van de vorderingen.
De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde Cento Nederland in de kosten van het geding in cassatie, die tot op dat moment zijn vastgesteld op ƒ 967,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor deelgenoten in een ontbonden vennootschap om gezamenlijk op te treden bij het instellen van rechtsvorderingen.