ECLI:NL:RBGEL:2024:1182

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
409791
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over douanegerelateerde dienstverlening en vorderingen tot betaling

In deze zaak is er een geschil ontstaan tussen de partijen over douanegerelateerde dienstverlening. Aero vordert in deze hoofdzaak een bedrag van ruim € 1,8 miljoen, terwijl Berbo c.s. in reconventie een bedrag van ruim € 3,3 miljoen vordert. Beide partijen hebben beslagen gelegd en de rechtbank heeft diverse opheffingskortgedingen behandeld. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Aero grotendeels worden toegewezen, maar dat de vorderingen ten opzichte van Ubing worden afgewezen. De rechtbank heeft ook de kosten van de door beide partijen gelegde beslagen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten, met enige matiging voor de kosten van Berbo c.s. De proceskosten worden in conventie en reconventie gecompenseerd. De rechtbank heeft de vorderingen van Berbo c.s. in reconventie afgewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van openstaande facturen. De rechtbank heeft de vorderingen van Aero in conventie grotendeels toegewezen, met specifieke bedragen en renteverplichtingen. De rechtbank heeft ook de beslagkosten toegewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/409791 / HA ZA 22-450
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
[eis.conv./verw.reconv.] .,
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis.conv./verw.reconv.] ,
advocaten: mr. L.P. Wiggers en mr. J.D. Stibbe te Amsterdam,
tegen

1.[ged.conv./eis.reconv. 1] ,

te [plaats] ,
2.
[ged.conv./eis.reconv. 2],
te [plaats] ,
3.
[ged.conv./eis.reconv. 3] .,
te [plaats] ,
4.
[ged.conv./eis.reconv. 4],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] , gezamenlijk aan te duiden als [gedn.conv./eis.reconv.] ,
advocaten: mr. J.A. Biermasz en mr. M.H. Louws te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 september 2022
- de akte houdende vermeerdering van eis van [eis.conv./verw.reconv.]
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie
- de akte uitlaten eisvermeerdering
- het tussenvonnis van 9 augustus 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte van wijziging eis in conventie
- de akte overlegging producties tevens wijziging eis in reconventie
- de akte houdende producties van [eis.conv./verw.reconv.] van 11 december 2023
- de mondelinge behandeling van 12 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak om douanegerelateerde werkzaamheden die [gedn.conv./eis.reconv.] in opdracht van [eis.conv./verw.reconv.] heeft uitgevoerd. In het kader van die dienstverlening is tussen partijen een geschil ontstaan. Over en weer hebben partijen beslagen gelegd en die beslagen zijn het onderwerp van diverse opheffingskortgedingen geweest. [eis.conv./verw.reconv.] vordert in deze hoofdzaak, verdeeld over vier hoofdvorderingen, een bedrag van ruim € 1,8 miljoen. [gedn.conv./eis.reconv.] vordert op haar beurt in reconventie, via eveneens vier hoofdvorderingen, een bedrag van ruim € 3,3 miljoen. Beide partijen vorderen voorts de kosten van de door hen gelegde beslagen, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.2.
De rechtbank concludeert dat de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] ten opzichte van de [gezamenlijke naam] -vennootschappen grotendeels worden toegewezen, maar dat deze ten opzichte van [ged.conv./eis.reconv. 4] worden afgewezen. Van de vorderingen van [gedn.conv./eis.reconv.] wordt één vordering grotendeels toegewezen. De overige vorderingen worden afgewezen. De door beide partijen gevorderde beslagkosten worden toegewezen. Dat geldt eveneens voor de buitengerechtelijke kosten– zij het dat de door [gedn.conv./eis.reconv.] gevorderde kosten worden gematigd. De proceskosten worden in conventie en in reconventie gecompenseerd.

3.De feiten

3.1.
[eis.conv./verw.reconv.] (voorheen [bedrijfsnaam 1] ) is een logistiek bedrijf dat inklarings- en expeditiediensten verleent aan grote, wereldwijd opererende e-commerce verkopers en andere logistieke partijen. Eén van de grootste klanten van [eis.conv./verw.reconv.] is de online winkel SHEIN, waarvoor [eis.conv./verw.reconv.] dagelijks honderdduizenden
business-to-consumer(B2C) orders verwerkt vanuit China naar de Europese markt. De Chinese vennootschap [bedrijfsnaam 2] , gevestigd in [plaats] , is enig aandeelhouder van [eis.conv./verw.reconv.] . [naam 1] is algemeen directeur en (sinds 16 april 2021) enig statutair bestuurder van [eis.conv./verw.reconv.] .
3.2.
De vennootschappen in [gedn.conv./eis.reconv.] zijn besloten vennootschappen die diensten verlenen op douanerechtelijk gebied. Deze bestaan uit twee groepen vennootschappen. Van de groep waarbinnen [ged.conv./eis.reconv. 1] valt is [bedrijfsnaam 3] de enig aandeelhouder en bestuurder. [ged.conv./eis.reconv. 3] is de moedermaatschappij van onder meer [ged.conv./eis.reconv. 2] . [ged.conv./eis.reconv. 4] en zijn echtgenote [naam 2] zijn de (indirecte) bestuurders van de [gezamenlijke naam] -vennootschappen.
3.3.
Bij de stukken bevindt zich (als productie 24 zijdens [gedn.conv./eis.reconv.]
)een e-mailwisseling die plaatsvond van 1 tot en met 20 mei 2020. De onderwerpregel daarvan is “
BEVESTIGING MET AANPASSING 30M VOLUME | Contract 09.05.2020 | Quotation service rates VENUE B2C e-commerce shipments | Worldtech Netherlands B.V.” De e-mails zijn grotendeels afkomstig van het e-mailadres “ [ged.conv./eis.reconv. 1] – [ged.conv./eis.reconv. 4] ”, ondertekend met “ [bedrijfsnaam 4] ” met een logo met daarin “ [ged.conv./eis.reconv. 2] ” en: “ [ged.conv./eis.reconv. 4] ”. Daarnaast bevat de e-mailwisseling een e-mail van [naam 3] ,
general managervan [bedrijfsnaam 1] . De e-mails en een aanhangsel met “tarief afspraken” zijn voorzien van een parafering en bedrijfsstempel van [bedrijfsnaam 1] ” In die e-mails heeft [ged.conv./eis.reconv. 4] een voorstel gedaan voor het verlenen van diensten bij invoeractiviteiten. Dat voorstel heeft tot afspraken geleid over onder meer het volume per maand en de tarieven die gelden voor invoeraangiften.
3.4.
Daarnaast bevatten de e-mails de volgende afspraak: “
[t]he applicable taxes (import duties and VAT on import) will be raised with 2,0% advance fee.” In de e-mail van 9 mei 2020 van [ged.conv./eis.reconv. 4] , waarin de afspraken zijn vastgelegd, staat onder “
terms and conditions” dat “
all our activities are carried out on the basis of the Dutch Forwarding conditions (general conditions of the Fenex).” Daarnaast staat in de e-mail dat de bijgevoegde FENEX-voorwaarden, in zowel de Nederlandse als Engelstalige versie en op alle pagina’s ondertekend, geretourneerd dienen te worden. Diezelfde eis geldt voor de bijgevoegde machtiging directe vertegenwoordiging.
3.5.
Van 19 mei 2020 dateert een “
Overeenkomst/machtiging voor het optreden als direct vertegenwoordiger” waarin als opdrachtgever / direct vertegenwoordigde staat genoemd: [bedrijfsnaam 1] . De opdrachtgever is daarbij blijkens de getekende overeenkomst vertegenwoordigd door [naam 1] ,
general manager. Als expeditieonderneming / direct vertegenwoordiger staat [ged.conv./eis.reconv. 1] genoemd. [ged.conv./eis.reconv. 1] wordt daarin gemachtigd, en krijgt de opdracht, om tegen vergoeding de in de douanewetgeving voorgeschreven aangiften te verrichten – in naam en voor rekening van [bedrijfsnaam 1] – van de door [bedrijfsnaam 1] aangebrachte goederenzendingen. In artikel 1 van de overeenkomst worden de Nederlandse Expeditievoorwaarden, gedeponeerd door de FENEX ter griffie van de rechtbanken van Amsterdam, Arnhem, Breda en Rotterdam, op de overeenkomst van toepassing verklaard.
3.6.
In de Nederlandse taalversie van de FENEX-voorwaarden van 1 mei 2018 staat, voor zover hier relevant, het volgende:
“Artikel 6. Vergoedingen
1. Prijsopgaven worden steeds gedaan op basis van de op het tijdstip van het aanbod (offerte) geldende prijzen. Indien tussen het moment van het aanbod en het moment van de uitvoering van de Overeenkomst één of meer kostprijsfactoren (waaronder onder meer zijn te verstaan tarieven, lonen, kosten van sociale maatregelen en/of wetten, vracht- en koersnoteringen etc.) een verhoging ondergaan, is Expediteur gerechtigd deze verhoging aan Opdrachtgever in rekening te brengen. De Expediteur dient de wijzigingen te kunnen aantonen.
2. Indien door de expediteur all-in tarieven of forfaitaire (gefixeerde) tarieven worden berekend, moeten in deze tarieven worden beschouwd te zijn begrepen alle kosten die in het algemeen bij normale afwikkeling van de opdracht voor rekening van de Expediteur komen.
(…)
4. In geval van omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de Overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de Expediteur niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van de uitvoering van de Diensten aanzienlijk verhogen, heeft de Expediteur aanspraak op bijbetaling. Waar mogelijk pleegt de Expediteur voorafgaand overleg met de Opdrachtgever. Alsdan zal de bijbetaling bestaan uit de extra kosten die de Expediteur heeft moeten maken teneinde de prestatie te verrichten vermeerderd met een extra naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor de door de Expediteur te verrichten prestaties.
(…)
Artikel 11. Aansprakelijkheid
1. Alle Diensten geschieden voor rekening en risico van de Opdrachtgever.
2. De Expediteur is - onverminderd het bepaalde in artikel 17 - niet aansprakelijk voor enige schade, tenzij de Opdrachtgever bewijst dat de schade is ontstaan door schuld of nalatigheid van de Expediteur of diens ondergeschikten.
3. De aansprakelijkheid van de Expediteur is in alle gevallen beperkt tot 10.000 SDR per gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen met één en dezelfde schade-oorzaak. Met inachtneming van voornoemde limiet zal in geval van beschadiging, waardevermindering of verlies van de in de Overeenkomst begrepen Zaken de aansprakelijkheid verder zijn beperkt tot 4 SDR per kg beschadigd, in waarde verminderd of verloren gegaan brutogewicht.
4. De door de Expediteur te vergoeden schade zal nimmer meer bedragen dan de door de Opdrachtgever te bewijzen factuurwaarde van de Zaken, bij ontbreken waarvan de door de Opdrachtgever te bewijzen marktwaarde zal gelden op het moment dat de schade is ontstaan.
5. De Expediteur is nimmer aansprakelijk voor gederfde winst, gevolgschade en immateriële schade hoe ook ontstaan.
(…)
Artikel 15. Betalingsvoorwaarden
(…)
10. Beroep op verrekening van vorderingen tot betaling van vergoedingen voortvloeiend uit de Overeenkomst, van het uit anderen hoofde ter zake van de Diensten door de Opdrachtgever verschuldigde of van verdere op de Zaken drukkende kosten, met vorderingen van de Opdrachtgever of opschorting van voormelde vorderingen door Opdrachtgever is niet toegestaan.
(…)
Artikel 16. Toerekening betalingen en rechtelijke- buitengerechtelijke kosten
(…)
2. De Expediteur is gerechtigd om buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten ter incasso van de vordering aan de Opdrachtgever in rekening te brengen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd vanaf het moment dat de Opdrachtgever in verzuim is en bedragen 10% van de vordering met een minimum van € 100,-
(…)
Artikel 20. Verjaring en verval
1. Onverminderd het in lid 5 van dit artikel bepaalde verjaart elke vordering door het enkele verloop van negen maanden.
2. Elke vordering jegens de Expediteur vervalt door het enkele verloop van 18 maanden.
3. De in de leden 1 en 2 genoemde termijnen, vangen aan op de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden, dan wel de dag volgende op die waarop de benadeelde met de schade bekend is geworden. Onverminderd het hiervoor bepaalde, vangen voornoemde termijnen voor vorderingen met betrekking tot beschadiging, waardevermindering of verlies van de zaken aan op de dag volgende op dag waarop de Zaken door de Expediteur zijn afgeleverd of hadden moeten worden afgeleverd.”
3.7.
Op 29 juni 2020 heeft [eis.conv./verw.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv. 2] een bedrag van € 25.000,00 overgemaakt als borgsom.
3.8.
Op 29 juni 2021 heeft [ged.conv./eis.reconv. 4] een e-mail gezonden met het volgende onderwerp: “
CONTRACT | [bedrijfsnaam 1] | [ged.conv./eis.reconv. 2] | DECO Import declarations e-commerce B2C shipments | 01.07.2021-30.06.2022.” Die e-mail is gericht aan diverse geadresseerden bij [bedrijfsnaam 1] , waaronder [naam 1] . De e-mail is voorzien van een parafering en een bedrijfsstempel van [bedrijfsnaam 1] . In de e-mail staat, voor zover hier relevant, het volgende:
Starting fee per Air Way Bill (AWB)
€ 30
Basic rate / Customs clearance service fee per KG
€ 0,22
No matter what volume will be processed
(…)
Advance fee to be calculated over the applicable VAT and import duties
0,00%
As the Maandkrediet of [bedrijfsnaam 1] will be used
Minimum charge per month to be paid towards [ged.conv./eis.reconv. 2]
€ 200.000,00
Total minimum charge per year:
€ 2.400.000,00
(…)
Contract duration
1 year
(12 months):01.07.2021-30.06.2022
3.9.
Op 30 juni 2021 is een “
Agreement / authorisation to act as direct representative” gesloten waarin als
principal / party directly representedstaat genoemd: [bedrijfsnaam 1] . Als
freight forwarding company/
direct representativestaat [ged.conv./eis.reconv. 1] genoemd. Op deze overeenkomst zijn de FENEX-voorwaarden van toepassing verklaard.
In artikel 5 van de overeenkomst staat over de duur en beëindiging daarvan het volgende:
“5.1 This agreement/authorisation is entered into/applies for an indeterminate period of time, effective as of
Date: 1/7 - 2021
The agreement/authorisation may be cancelled/revoked in due observance of a term of
3 months(…)
5.2
Cancellation/revocation is to be effected by registered letter.”
3.10.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft in de periode 2020-2022 diensten aan [eis.conv./verw.reconv.] verleend. Daartoe behoorde het doen van aangiftes bij de Douane met betrekking tot de invoer van grote hoeveelheden e-commerce goederen uit China in naam van en voor rekening van [eis.conv./verw.reconv.] . De aangiften werden verricht op basis van de informatie die [eis.conv./verw.reconv.] ter beschikking stelde. Voor deze werkzaamheden is tussen 1 juni 2021 en 30 juni 2022, exclusief
starting fee, een bedrag van € 7.737.176,04 aan [eis.conv./verw.reconv.] in rekening gebracht. Naast deze zogenoemde inklaringswerkzaamheden zijn tot 1 juli 2021 de calculaties verricht om de door [eis.conv./verw.reconv.] vanwege de invoer verschuldigde invoerrechten en btw te bepalen. Die berekeningen werden eveneens verricht op basis van de door [eis.conv./verw.reconv.] verschafte informatie met betrekking tot de douaneaangiften. Daarvoor heeft [eis.conv./verw.reconv.] een bedrag van € 1.367.998,88 aan
advance feesbetaald.
3.11.
[ged.conv./eis.reconv. 3] heeft op 10 maart 2021 een factuur gestuurd aan [eis.conv./verw.reconv.] voor een totaalbedrag van € 9.004.522,88. Daarop staan de volgende posten;
BCS-004
Remaining vat on import B2C shipments
€ 1.388.155,20
Period 02.11-08.11.20
BCS-020
Advance fee: 2,5%
€ 34.703,88
BCS-004
Remaining vat on import B2C shipments
€ 2.498.360,81
Period 09.11-15.11.20
BCS-020
Advance fee: 2,5%
€ 62.459,02
BCS-004
Remaining vat on import B2C shipments
€ 2.301.891,04
Period 16.11-22.11.20
BCS-020
Advance fee: 2,5%
€ 57.457,28
BCS-004
Remaining vat on import B2C shipments
€ 2.596.493,32
Period 23.11-29.11.20
BCS-020
Advance fee: 2,5%
€ 64.912,33
3.12.
De Douane heeft op 23 maart 2021 een Uitnodiging tot Betaling (UTB) aan [bedrijfsnaam 1] gestuurd voor een bedrag van € 2.301.891,04 met betrekking tot een vorderingsnummer eindigend op 33 (hierna: UTB 33). Over het genoemde bedrag werd een rente op achterstanden in rekening gebracht.
3.13.
[ged.conv./eis.reconv. 4] heeft op 9 april 2021 [eis.conv./verw.reconv.] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“As you can see in the attachment ‘SHEIN VAT ADVANCE FEE RECALCULATION OVERVIEW 01.10.2020-21.03.2021.pdf’ , these advance fee costs (€ 272.783,01 = 0,25%, difference between 2,5% and 2,25%) will be credited afterwards.
Once you've paid all invoices in full, we'll provide you with a credit note (as agreed).
For your information, we’ve communicated this already on 01.04.2021. This implies our invoices our correct and as agreed.”
3.14.
Tussen 15 april 2021 en 23 april 2021 heeft [eis.conv./verw.reconv.] de in 3.11. genoemde factuur van [ged.conv./eis.reconv. 3] volledig voldaan. Op 8 mei 2021 heeft [ged.conv./eis.reconv. 4] per e-mail een betalingsoverzicht gestuurd aan [eis.conv./verw.reconv.] , waarin onder meer staat dat [gedn.conv./eis.reconv.] de volgende betalingen namens [eis.conv./verw.reconv.] aan de Douane heeft gedaan:
16.04.2021 € 1.388.155,20 UTB 31
16.04.2021 € 2.498.360,81 UTB 32
08.05.2021 € 913.735,84 UTB 33
23.04.2021 € 1.388.155,20 UTB 33
3.15.
In de overboeking van 23 april 2021 door [ged.conv./eis.reconv. 3] aan de Belastingdienst Douane staat als kenmerk voor de betaling van € 1.388.155,20 UTB 31 genoemd.
3.16.
De Douane heeft op 30 juni 2021 onder omschrijving “tweemaal betaald” een bedrag van € 1.378.104,31 aan [ged.conv./eis.reconv. 3] overgemaakt.
3.17.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft op 24 januari 2022 een e-mail gestuurd aan [ged.conv./eis.reconv. 4] met in het onderwerp het vorderingsnummer eindigend op 33 waarin, voor zover hier relevant, het volgende is opgenomen:
“Can you tell us when you paid the missing amount of this UTB, 1.331.032,80 to customs?
And I have another question we understand that customs return an amount of EUR 1.378.104,31 on 30/6/2021 and as far we can check we have no returning on our account, can you give an explaination because we think this is the difference it makes.”
3.18.
Partijen hebben op 9 maart 2022 een bespreking gevoerd. [eis.conv./verw.reconv.] heeft daarvan op 24 maart 2022 een gespreksverslag aan [ged.conv./eis.reconv. 4] en [naam 2] gestuurd. In dat verslag zijn zeven onderwerpen benoemd, met daarbij opgenomen bedragen. [eis.conv./verw.reconv.] refereert in de procedure aan die zeven onderwerpen als de “
7 finance cases”. Voor zover hier relevant, staat in het gespreksverslag het volgende:
Topics
Amount
Agreements/Progresses
Wrong calculation (period 2020.10.12 – 2021.03.21)
€ 6.043.694,37
[gezamenlijke naam] will provide 400G full data to Customs by hard disk soon. Customs might have different opinions on the values of goods
Service fee discount (from 2,5% to 2,25% per invoice)
€ 272.738,01
[gezamenlijke naam] will look into this to find out whether there are any debates
Wrong declarations: VAT Discrepancy
€ 584.947,29
AE is looking into relevant AWBs and dates. Once the list is complete, AE will send it to [gezamenlijke naam] , so that [gezamenlijke naam] can extract data from their system. [gezamenlijke naam] /AE will make an objection to Customs (AE expects to send the list within March 2022)
Payment return from Customs to [gezamenlijke naam] not to AE
€ 1.378.104,31
AE has emailed to [gezamenlijke naam] regarding this is issue in Jan 2022. [gezamenlijke naam] promised to look into this again on 9th March 2022
Double invoiced clearance fee 2021-2022
€ 451.089,47
System problem of [gezamenlijke naam] . According to [gezamenlijke naam] , 3 months’ data has been checked. Once finished, [gezamenlijke naam] will credit AE.
3.19.
Via WhatsApp zijn door [naam 1] en [ged.conv./eis.reconv. 4] tussen 18 mei 2022 en 14 juni 2022, voor zover hier relevant, de volgende berichten gewisseld:
“[18-05-2022 08:03:59 [naam 1] ]: [ged.conv./eis.reconv. 4] , kindly remind you about the 7 finance case we talked at the last meeting
[18-05-2022 08:10:57 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: That’s in progress. We didn’t forget it!”
[…]
[19-05-2022 22:36:16 [naam 1] ]: So you need speed up those 7 finance case
[19-05-2022 22:37:21 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: 7? Please clarify…
[19-05-2022 22:38:30 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: AE’s overview is not correct and totally not fair as our service rates are based on full shipments not on part shipments.
[…]
[14-06-2022 15:18:42 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: Payment of € 571.153,16 is required immediately
[14-06-2022 15:21:38 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: Otherwise our Customs services will be postponed immediately.
[14-06-2022 15:29:16 [naam 1] ]: Pls fixed the old finance issue, if you don’t soft it we won’t pay it.
[14-06-2022 15:30:27 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: Ok. Understood. Issues are kniwn at the Dutch Customs. AE’s approach is incorrect and illegal. We’ll postpone our services immediately.
[14-06-2022 15:30:44 [naam 1] ]: Those 7 finance issues
[14-06-2022 15:31:00 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: Only 1: our invoice!
[14-06-2022 15:31:21 [ged.conv./eis.reconv. 4] ]: First pay our invoice and then we’ll talk about the remaining part.”
3.20.
[ged.conv./eis.reconv. 4] heeft op 19 mei 2022 om 21:41 uur een e-mail gestuurd aan onder meer [naam 1] en [naam 4] van [eis.conv./verw.reconv.] met, voor zover hier relevant, de volgende inhoud:
“As you’ll know the collaboration between AE and [gezamenlijke naam] will end per June 30th.
AE is obviously not willing to extend the contract as Max didn’t took the time to discuss a new contract with [gezamenlijke naam] . However he promised us a new contract during our meeting which took place at his office in Rozenburg in March 9th. (…).
We invited Max to discuss a new contract but we didn’t receive any reaction so we’ll have to move forward as well. This implies Tuesday May 24th we’ll sign a new contract with another new client which implies [gezamenlijke naam] is not able to support AE any longer after June 30th as we’ll use all AE team members to serve this client. We prefer to extend our current contract with AE but we respect the decision taken by the management of AE.”
3.21.
[ged.conv./eis.reconv. 4] heeft op 14 juni 2022 om 19:31 aan [naam 4] van [eis.conv./verw.reconv.] het volgende WhatsApp-bericht gestuurd: “
Jullie hebben vandaag de overeenkomst opgezegd. (…) [gezamenlijke naam] is gewoon t/m 30.06.2022 22:00u voor jullie beschikbaar om douaneservices aan te bieden aan AE mits onze facturen die vervallen zijn volledig betaald worden.
3.22.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft een factuur van 1 juni 2022 (met vervaldatum 11 juni 2022) van [ged.conv./eis.reconv. 2] onbetaald gelaten. Dat betrof een factuur voor dienstverlening bij inklaringswerkzaamheden, waarvoor [ged.conv./eis.reconv. 2] € 571.153,16 aan [eis.conv./verw.reconv.] in rekening bracht. Daarnaast zijn de volgende facturen van [ged.conv./eis.reconv. 2] aan [eis.conv./verw.reconv.] onbetaald gebleven:
2210733
19-10-2021
Unsufficient financial deposit (maandkrediet)
7 surcharge disturbances
€ 3.500
€ 24.500
2220158
02-06-2022
Unsufficient financial deposit (maandkrediet)
8 surcharge disturbances
€ 3.500
€ 28.000
2220183
05-07-2022
Minimum monthly charge € 200.000
€ 200.000
2220184
05-07-2022
Additional Software /Customs activities
€ 12.500
2220185
05-07-2022
See email 06.01.2022 18:50H [naam 4] and [naam 1]
3639 Surcharge starting fee per 1.1.2022
€ 5
€ 18.195
3.23.
[ged.conv./eis.reconv. 2] heeft op 7 juli 2022 een creditfactuur verstrekt aan [eis.conv./verw.reconv.] voor een bedrag van € 234.054,16. In het onderwerp staat: “
total refund 2021/2022 1.568.428 KG/ € 0,22”. Op de creditfactuur wordt in totaal € 111.000,00 aan [eis.conv./verw.reconv.] in rekening gebracht voor 222 x € 500 als “
surcharge extra activities”.
3.24.
De voormalig advocaat van [eis.conv./verw.reconv.] heeft op 12 juli 2022 [ged.conv./eis.reconv. 2] gesommeerd tot afgifte van de 400 gigabyte aan databestanden die [ged.conv./eis.reconv. 2] met de Douane heeft gedeeld. In de sommatiebrief heeft [eis.conv./verw.reconv.] daarnaast onder meer gewezen op een korting op de
service feeen op de terugbetaling die [ged.conv./eis.reconv. 2] op 30 juni 2021 van de Douane heeft ontvangen. In reactie op deze brief heeft [gedn.conv./eis.reconv.] op 20 juli 2022 verweer gevoerd en tegenvorderingen kenbaar gemaakt.
3.25.
De Douane heeft op 22 juli 2022 een beschikking aan [eis.conv./verw.reconv.] gestuurd, die blijkens het beschikkingsnummer betrekking heeft op UTB 33. Daarop staat een berekening van een door [eis.conv./verw.reconv.] te betalen bedrag die neerkomt op een bedrag van € 1.315.895,70. [eis.conv./verw.reconv.] wordt verzocht het openstaande bedrag per omgaande te voldoen op rekening van de Douane.
3.26.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft [ged.conv./eis.reconv. 2] op 22 augustus 2022 verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eis.conv./verw.reconv.] voor een vordering in verband met onbetaald gebleven facturen met een totale som van € 774.352,80. [ged.conv./eis.reconv. 2] heeft beslag gelegd op rekeningen van [eis.conv./verw.reconv.] bij ING Bank. Op 1 september 2022 hebben partijen een depotovereenkomst gesloten, waarbij [eis.conv./verw.reconv.] het bedrag waarvoor beslag is gelegd in depot heeft gestort. [1] Het beslag is opgeheven.
3.27.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eis.conv./verw.reconv.] op 30 augustus 2022 verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [ged.conv./eis.reconv. 2] . De grondslag voor dit beslag was UTB 33. Dit beslag heeft een bedrag van € 3.719,00 geraakt.
3.28.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft [eis.conv./verw.reconv.] op
3 oktober 2022 verlof verleend om aanvullende conservatoire beslagen laten leggen op bankrekeningen en onroerende zaken in eigendom van [gedn.conv./eis.reconv.] Het beslagverlof werd aanvankelijk verleend voor (i) een vordering van € 6.043.694,37 vanwege te veel betaalde btw als gevolg van door [gedn.conv./eis.reconv.] gemaakte fouten bij douaneaangiften, (ii) een bedrag van € 272.783,01 dat [gedn.conv./eis.reconv.] als korting heeft aangeboden omdat zij [eis.conv./verw.reconv.] te veel
feesin rekening bracht en (iii) een vordering van € 1,3 miljoen voor UTB 33. Op 4 oktober 2022 zijn beslagen gelegd ten laste van [gedn.conv./eis.reconv.] , onder derden en op onroerende zaken. Dat heeft aanleiding gegeven tot een reeks opheffingskort gedingen en een nieuwe beslaglegging. [2] [eis.conv./verw.reconv.] handhaaft een beslag op één onroerende zaak van [ged.conv./eis.reconv. 2] .
3.29.
Van 5 januari 2023 dateert een verklaring van [naam 5] (opgenomen als productie 41A [gedn.conv./eis.reconv.] ). [naam 5] was van 1 juni 2020 tot november 2021 werkzaam bij [eis.conv./verw.reconv.] als interim directeur douanezaken. [naam 5] verklaart daarin:
“In het contract tussen [bedrijfsnaam 1] BV en [ged.conv./eis.reconv. 2] is opgenomen dat de borg van [bedrijfsnaam 1] wordt toegepast.
Doordat in het voorjaar 2021 de hoeveelheid AGS aangiften behoorlijk gingen toenemen liep [bedrijfsnaam 1] steeds achter de feiten aan.
[…]
Indien de borg niet toereikend was, werden AGS aangiften niet afgewerkt door de douane. Dee werden wel in gediend. Door de hoeveelheid aangifte kwam het totale berichtenverkeer tot stilstand.
[…]
Er is afgesproken dat wanneer dit indien dit niet zou veranderen, [bedrijfsnaam 1] was bezig de borg te verhogen, hier extra kosten voor in rekening werd gebracht. De bedragen hiervoor is € 3.500,- afgesproken.
Bij mijn overdracht heb ik dit ook vermeld aan [naam 6] . Hier heb ik aangegeven dit twee keer per week te controleren op basis van eigen berekeningen. Wat boven de 22 euro was, dit bedrag x 33% te nemen (21% BTW en 12% IR) Kleding is 12% en bij een lager bedrag hield je iets borg over.
3.30.
Van 9 januari 2023 dateert de volgende verklaring van [naam 5] :
“ (…) Tijdens mijn periode bij [bedrijfsnaam 1] is altijd de opdracht gegeven voor complete AWB aan te geven ten invoer. Mochten goederen later binnenkomen dan verlies je niet nog meer tijd. Dat was de insteek van China. […]
Doordat er meerdere part shipments kwamen via andere luchthaven en dus op verschillende T1 documenten. Deze T1 documenten moeten altijd als voorafgaande worden vermeld. En je kunt niet meer vermelden dan op het document staat. De discussie ontstond over extra kosten, omdat [gezamenlijke naam] dezelfde werkzaamheden meerdere keren moesten doen. Hier is uiteindelijk ene bedrag van € 500 per partshipment overeengekomen. Ook om deze tot een minimum te beperken.
Hierdoor is er gekozen om bij de aanmelding gekozen van partshipments een volgnummer in de naam mee te geven.
Dit is verder nooit als probleem gezien, en was door de CS afdeling makkelijk te controleren en aan CN uit te leggen.”
3.31.
De Douane heeft op 31 januari 2023 akkoord gegeven op een aanbod van [ged.conv./eis.reconv. 3] voor het treffen van een afbetalingsregeling in verband met de hiervoor onder 3.16. genoemde betaling door de douane aan [ged.conv./eis.reconv. 3] . Daarin staat dat de Douane en [ged.conv./eis.reconv. 3] hebben afgesproken dat:
  • “ [ged.conv./eis.reconv. 3] het bedrag van EUR 1.315.895,70 in maximaal 24 maandelijkse termijnen aan de Douane terugbetaalt;
  • De eerste maandelijkse termijn zal worden voldaan op 1 juli 2023 en de termijnen daarna steeds op de eerste van de maand; (…)
  • Over het bedrag is geen rente is verschuldigd;
  • de Douane zal van [eis.conv./verw.reconv.] geen betaling van EUR 1.315.895,70 vorderen (of van een lager bedrag na betaling van een termijn(en) door [ged.conv./eis.reconv. 3] ) zolang de afbetalingsregeling loopt en BCS haar verplichtingen die uit de afbetalingsregeling voortvloeien nakomt.”
3.32.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft op 14 november 2023 bij akte haar eis in deze procedure verminderd. Zij heeft in dat kader haar vordering van € 6.043.694,37, die betrekking had op foutieve aangiften waardoor [eis.conv./verw.reconv.] te veel btw zou hebben betaald, ingetrokken.
3.33.
Van 29 november 2023 dateert een schriftelijke verklaring van [naam 5] , waarin het volgende is opgenomen:
“Ik herinner mij dat er op 19 april 2021 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen mij, de heer [naam 3] van [eis.conv./verw.reconv.] , de heer [naam 7] van [eis.conv./verw.reconv.] en [naam 8] vanuit China. (…) Er is toen gesproken over verlenging van de overeenkomst per 1 juli 2021 en de voorwaarden waaronder dat zou gaan gebeuren. Tijdens dat gesprek kwam ook aan bod dat [gedn.conv./eis.reconv.] een korting wilde verlenen van ongeveer € 272.000,00 maar dan moest [eis.conv./verw.reconv.] wel akkoord gaan met een langjarig contract. Wij (dat wil zeggen ik, [namen verschillende betrokkenen] ) hebben daar toen over nagedacht en uiteindelijk is daar niet voor gekozen. (…) Op een gegeven moment in de zomer van 2021 verslechterde de werksfeer binnen [eis.conv./verw.reconv.] . Dat is eigenlijk gekomen vanaf het moment dat [naam 1] de leiding overnam van [naam 3] . Op dat moment moest er al toestemming gevraagd worden om koffie te kopen. (…) Ook was het Maandkrediet van [eis.conv./verw.reconv.] keer op keer niet op tijd aangevuld wat weer tot vertragingen en extra kosten leidde.”

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert, na wijziging van eis, om in een zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Ten aanzien van de Te Veel Betaalde Fees
1. [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 308.592,39, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 juli 2022 tot aan het moment van algehele voldoening;
Ten aanzien van de UTB 33
2.
(i) Primair:[gezamenlijke naam] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 1.254.750,00, te verminderen met de in de tussentijd betaalde termijnen op grond van de afbetalingsregeling, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 juli 2022 tot aan het moment van algehele voldoening;
(ii) Subsidiair:[ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan de Douane van € 1.254.750,00 te verminderen met de in de tussentijd betaalde termijnen op grond van de afbetalingsregeling, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 20.000,00 per dag dat hieraan niet wordt voldaan; en
(iii) Meer subsidiair: (i)[ged.conv./eis.reconv. 3] te veroordelen tot tijdige en volledige nakoming van de Afbetalingsregeling, (ii) [ged.conv./eis.reconv. 4] , [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te gebieden het ertoe te leiden dat [ged.conv./eis.reconv. 3] de afbetalingsregeling tijdig en volledig nakomt, en (iii) [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor het openstaande bedrag van UTB 33, een en ander op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 per dag dat hieraan niet wordt voldaan;
Ten aanzien van de Borgsom
3. [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 25.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 september 2022 tot aan het moment van algehele voldoening;
Ten aanzien van de Double Invoices
4. [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 267.363,72, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 juli 2022, tot aan het moment van algehele voldoening;
Ten aanzien van de beslagkosten
5.
(i)[ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 13.560,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022 tot aan het moment van algehele voldoening en
(ii) [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van € 292,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2023 tot aan het moment van de algehele voldoening;
6. [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis, en in de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan het moment van algehele voldoening.
4.2.
[eis.conv./verw.reconv.] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Haar eerste vordering betreft te veel betaalde
advance fees. Zij stelt dat haar daarop ten onrechte niet een tussen partijen overeengekomen korting is verleend en dat de
advance feesvanwege aan [gedn.conv./eis.reconv.] te verwijten rekenfouten over een te hoog btw-bedrag zijn berekend. In het kader van haar tweede vordering stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat de douaneschuld UTB 33 ten onrechte niet is voldaan aan de Douane, waardoor er nog een douaneschuld van [eis.conv./verw.reconv.] open staat waarvoor zij aansprakelijk kan worden gehouden. De schade betreft het openstaande bedrag van UTB 33. De derde vordering betreft de betaalde borgsom, waarvan [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat zij die na de beëindiging van de overeenkomst ten onrechte niet heeft teruggekregen. [eis.conv./verw.reconv.] ’s vierde vordering betreft te veel betaalde bedragen in het kader van de inklaringswerkzaamheden. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat zij meer heeft betaald dan waartoe zij contractueel gehouden is. De vijfde vordering heeft betrekking op de kosten van de door [eis.conv./verw.reconv.] gelegde beslagen. Deze beslagkosten vordert [eis.conv./verw.reconv.] van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] , zijnde de partijen ten laste van wie de beslagen zijn gelegd.
4.3.
Voor de vorderingen 1, 2 en 4 houdt [eis.conv./verw.reconv.] [gedn.conv./eis.reconv.] aansprakelijk. Voor vordering 3 houdt zij [ged.conv./eis.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 4] aansprakelijk. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat de gezamenlijk aangesproken [gezamenlijke naam] -vennootschappen samen moeten worden aangemerkt als haar contractspartij en hoofdelijk aansprakelijk moeten worden gehouden voor de schade die zij vanwege wanprestatie geleden heeft. Daarnaast stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat deze gedragingen ook in strijd zijn met de maatschappelijke zorgvuldigheid, zodat er tevens sprake is van onrechtmatig handelen. Daarnaast handelen de [gezamenlijke naam] -vennootschappen en [ged.conv./eis.reconv. 4] onrechtmatig doordat zij ter afwending van hun aansprakelijkheid misbruik van identiteitsverschil maken. De vennootschappen dienen daarom vereenzelvigd te worden. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat dit misbruik van identiteitsverschil leidt tot hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennootschappen en tot persoonlijke aansprakelijkheid van [ged.conv./eis.reconv. 4] , omdat hij feitelijk het misbruik van identiteitsverschil heeft gemaakt. Bovendien stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv. 4] een persoonlijk ernstig verwijt treft ten aanzien van de gedragingen van de vennootschappen die de schade voor [eis.conv./verw.reconv.] hebben veroorzaakt.
4.4.
Daarnaast stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 4] in het kader van de tweede vordering ongerechtvaardigd zijn verrijkt vanwege de terugbetaling van de Douane en dat [ged.conv./eis.reconv. 2] met betrekking tot de derde vordering ongerechtvaardigd is verrijkt vanwege de borgsom die werd ontvangen en ten onrechte niet is terugbetaald. Tot slot stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat zij [ged.conv./eis.reconv. 2] onverschuldigd heeft betaald voor inklaringswerkzaamheden, doordat [eis.conv./verw.reconv.] meer heeft betaald dan zij verschuldigd was. Voor die onverschuldigde betaling is ook [ged.conv./eis.reconv. 1] vanwege vereenzelviging of het gemaakte misbruik van identiteitsverschil aansprakelijk.
4.5.
[gedn.conv./eis.reconv.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] en tot een, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] in de volledige kosten van deze procedure.
4.6.
[gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] door [eis.conv./verw.reconv.] gezamenlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Leerstukken als misbruik van identiteitsverschil en vereenzelviging gaan niet op. [ged.conv./eis.reconv. 4] valt ook geen persoonlijk ernstig verwijt te maken, de drempel voor externe aansprakelijkheid van de bestuurder wordt niet gehaald. De vorderingen 1 tot en met 3 van [eis.conv./verw.reconv.] betreffen daarom alleen [ged.conv./eis.reconv. 3] en niet tevens [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 4] . Vordering 4 heeft alleen betrekking op [ged.conv./eis.reconv. 2] , aangezien het een discussie betreft over de facturering en alleen [ged.conv./eis.reconv. 2] voor de betreffende werkzaamheden factureerde.
4.7.
In het kader van de eerste vordering doet [gedn.conv./eis.reconv.] een beroep op artikel 11 van de FENEX-voorwaarden, waarin staat dat zij niet aansprakelijk is voor schade, tenzij deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van [gedn.conv./eis.reconv.] [ged.conv./eis.reconv. 3] heeft [eis.conv./verw.reconv.] direct gewezen op onvolkomenheden in de automatische update waardoor een te hoog bedrag aan BTW werd berekend, zodat geen sprake is van verwijtbaar handelen. Daarnaast betwist [gedn.conv./eis.reconv.] dat [eis.conv./verw.reconv.] te veel btw aan de Douane heeft betaald en ook dat er een afspraak is gemaakt dat er een
advance feevan 2,25% in rekening zal worden gebracht. Tot slot stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat deze vordering verjaard is op grond van artikel 20 lid 1 van de FENEX-voorwaarden. Ten aanzien van de tweede vordering betwist [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij UTB 33 niet heeft betaald en dat er nog een schuld uit UTB 33 bij de Douane open staat. [gedn.conv./eis.reconv.] beroept zich ook in haar verweer tegen de tweede vordering op de FENEX-voorwaarden en wijst op het beperkte kader waarbinnen [gedn.conv./eis.reconv.] aansprakelijk kan worden gehouden en op de verjaringsregeling. Met betrekking tot de derde vordering betwist [gedn.conv./eis.reconv.] dat dubbele facturen zijn verstuurd door [ged.conv./eis.reconv. 2] aan [eis.conv./verw.reconv.] . [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat deze vordering grotendeels is verjaard, dan wel dat sprake is van rechtsverwerking. Voor zover de vordering inhoudelijk wordt beoordeeld stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij recht heeft op aanvullende vergoedingen voor uitgevoerde werkzaamheden op grond van een met [eis.conv./verw.reconv.] gemaakte afspraak en op grond van artikel 6 van de FENEX-voorwaarden. De vordering van [eis.conv./verw.reconv.] valt zodoende ruim lager uit. Wat de vierde vordering betreft, stelt [gedn.conv./eis.reconv.] zich op het standpunt dat de overeenkomst feitelijk nog steeds doorloopt. Om die reden hoeft de borgsom niet te worden terugbetaald. Tot slot betwist [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij de beslagkosten dient te betalen. Het komt voor risico van [eis.conv./verw.reconv.] dat zij beslagen heeft gelegd op basis van ongegronde vorderingen.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.9.
[gedn.conv./eis.reconv.] vordert, na wijziging van eis, om in een zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling aan [ged.conv./eis.reconv. 2] van de openstaande (onbetwiste) facturen ad € 620.294,00, eventueel met aftrek van de bedragen die [gedn.conv./eis.reconv.] reeds gedurende deze procedure eventueel zal hebben ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente conform artikel 6:119a BW vanaf de respectieve vervaldata van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening;
b.
primair: [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling aan [ged.conv./eis.reconv. 3] van de openstaande factuur ad
€ 326.000,00, eventueel met aftrek van de bedragen die [gedn.conv./eis.reconv.] reeds gedurende deze procedure eventueel zal hebben ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente conform artikel 6:119a BW vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair: [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling aan [ged.conv./eis.reconv. 3] van 2,5% provisie over het bedrag dat [eis.conv./verw.reconv.] nog zal moeten nabetalen aan de Douane in verband met de Foutieve Rubricering, waarbij [eis.conv./verw.reconv.] de rechtbank en [ged.conv./eis.reconv. 3] alle gegevens en benodigde informatie tussen haar en de Douane zal verstrekken waaruit het definitieve bedrag aan nabetaling volgt, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen ad € 10.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat [eis.conv./verw.reconv.] in gebreke zal blijven ten aanzien van de verstrekking van de benodigde gegevens;
c. Voor recht te verklaren dat [eis.conv./verw.reconv.] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst met [gedn.conv./eis.reconv.] en [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling aan [gedn.conv./eis.reconv.] van een bedrag aan schadevergoeding van € 2.400,000,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juli 2022, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
d. Voor recht te verklaren dat [eis.conv./verw.reconv.] tekortgeschoten is in de nakoming van de exclusiviteitsverplichting gedurende de samenwerking tussen partijen, en:
i. i)
primair: [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot het verstrekken van afschriften aan [gedn.conv./eis.reconv.] van alle inkomende zendingen die zij gedurende de looptijd van de overeenkomst, in het bijzonder in de maanden april-juni 2022 door derden heeft laten inklaren, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen ad € 10.000,- voor iedere dag of dagdeel dat [eis.conv./verw.reconv.] in gebreke zal blijven ten aanzien van het onder d(i) gevorderde, alsmede [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling aan [ [eis.conv./verw.reconv.] ] [de rechtbank begrijpt dat hier is bedoeld [gedn.conv./eis.reconv.] ]. van een bedrag aan schadevergoeding te begroten overeenkomstig de onder d(i) verstrekte bescheiden,
ii)
subsidiair: [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling aan [gedn.conv./eis.reconv.] van een bedrag aan misgelopen omzet over de maanden april-juni 2022, te berekenen aan de hand van de volumecijfers over de voorliggende maanden zoals overgelegd bij productie 44, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding;
e. i) [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling van (buiten)gerechtelijke kosten ad 10% van de hoofdsom en de gerechtelijke kosten die voortvloeien uit productie 59, een en ander conform artikel 16 lid 2 van de toepasselijke FENEX-condities; en
ii) [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding conform productie 58 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding wegens de onrechtmatige beslaglegging en handhaving daarvan; en
iii) [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ten bedrage van € 446,32;
f. [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen in de volledige proceskosten, indien en voor zover niet inbegrepen in punt e. hierboven, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf zeven dagen na het te dezen te wijzen vonnis.
4.10.
[gedn.conv./eis.reconv.] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Haar vordering a betreft betaling van facturen voor werk dat is uitgevoerd door [ged.conv./eis.reconv. 1] en dat is gefactureerd door [ged.conv./eis.reconv. 2] . [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat [eis.conv./verw.reconv.] ten onrechte zes facturen onbetaald laat, terwijl [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling daarvan op grond van de overeenkomst verplicht is. Zij stelt dat [eis.conv./verw.reconv.] haar rechten heeft verwerkt om de verschuldigdheid van de factuurbedragen te betwisten. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat [eis.conv./verw.reconv.] mocht opschorten en stelt dat [eis.conv./verw.reconv.] daartoe het recht niet had vanwege het opschortingsverbod uit de FENEX-voorwaarden. De vordering onder b betreft betaling van de
advance feevan 2,5% over een bedrag van ruim € 13 miljoen dat [eis.conv./verw.reconv.] nog zal moeten nabetalen aan de Douane over het tijdvak waarin [ged.conv./eis.reconv. 3] werkzaamheden voor [eis.conv./verw.reconv.] heeft verricht. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij recht heeft op betaling van
advance feeover het genoemde bedrag, omdat de
advance feedoor [ged.conv./eis.reconv. 3] werd berekend over de
verschuldigdebtw en invoerrechten. Aan haar vordering c legt [gedn.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat de overeenkomst tussen partijen niet schriftelijk is opgezegd, zoals op grond van artikel 5.2 van de machtiging is vereist, zodat de overeenkomst stilzwijgend voor een periode van een jaar is verlengd. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de misgelopen minimuminkomsten over de periode van een jaar. Vordering d betreft misgelopen omzet omdat [eis.conv./verw.reconv.] ten onrechte niet alle zendingen door [ged.conv./eis.reconv. 1] liet inklaren. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat er een exclusief karakter aan de dienstverlening door [gedn.conv./eis.reconv.] was verbonden, vanwege een gentlemen’s agreement tussen partijen en vanwege de aard van de door [gedn.conv./eis.reconv.] verrichte werkzaamheden, en dat [eis.conv./verw.reconv.] deze exclusiviteitsverplichting heeft geschonden. Vordering e van [gedn.conv./eis.reconv.] betreft de (buiten)gerechtelijke kosten en beslagkosten, alsmede schadevergoeding vanwege onrechtmatige beslaglegging. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij op grond van artikel 16 lid 2 van de FENEX-voorwaarden recht heeft op vergoeding van zowel buitengerechtelijke als gerechtelijke kosten, tot een bedrag van 10% van de hoofdsom van de vordering. [gedn.conv./eis.reconv.] vordert de beslagkosten die zijn gemaakt bij het op 23 augustus 2022 ten laste van [eis.conv./verw.reconv.] gelegde beslag. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt voorts dat [eis.conv./verw.reconv.] op grond van evident ongegronde vorderingen beslag heeft gelegd en vordert de schade die zij vanwege de onrechtmatige beslaglegging heeft geleden. Tot slot vordert [gedn.conv./eis.reconv.] vergoeding van de volledige advocaatkosten. Zij stelt daartoe dat [eis.conv./verw.reconv.] in de beslagrekesten en in de dagvaarding een selectief, onvolledig en verkeerd beeld heeft gepresenteerd.
4.11.
[eis.conv./verw.reconv.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedn.conv./eis.reconv.] en tot een, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, veroordeling van [gedn.conv./eis.reconv.] in de kosten van deze procedure.
4.12.
In het kader van vordering a. erkent [eis.conv./verw.reconv.] dat zij twee facturen gedeeltelijk dient te betalen, maar betwist zij dat zij voor het meerdere en voor de overige facturen tot betaling gehouden is. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat de opschorting van de werkzaamheden op 14 juni 2022 door [gedn.conv./eis.reconv.] in de weg staat aan een toewijzing van het factuurbedrag met betrekking tot de minimum maandvergoeding van € 200.000,00. Met betrekking tot vordering b., van € 326.000,00 aan gevorderde
advance fees, betwist [eis.conv./verw.reconv.] dat zij nog € 13 miljoen moet nabetalen aan de Douane. Daarnaast betwist zij dat daarover de afgesproken advance fee verschuldigd is. Ten aanzien van vordering c. stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat de overeenkomst op 1 juli 2022 is geëindigd omdat de overeenkomst liep tot en met 30 juni 2022. Daarnaast stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat zij de overeenkomst heeft opgezegd. [eis.conv./verw.reconv.] betwist in het kader van vordering d. dat er een exclusiviteitsafspraak met [gedn.conv./eis.reconv.] is gemaakt. Daarnaast betwist [eis.conv./verw.reconv.] dat de aard van de werkzaamheden die [gedn.conv./eis.reconv.] uitvoerde met zich meebrengt dat zij die werkzaamheden op basis van exclusiviteit moest uitvoeren.
4.13.
Wat vordering e. betreft, betwist [eis.conv./verw.reconv.] (buiten)gerechtelijke kosten en beslagkosten verschuldigd te zijn. Zij stelt dat zij vanwege haar rechtmatige opschorting niet in verzuim was. Voor zover de opschorting niet rechtmatig zou zijn, betwist zij dat artikel 16 lid 2 van de FENEX-voorwaarden betrekking heeft op gerechtelijke kosten en doet zij een beroep op matiging van de buitengerechtelijke kosten. [eis.conv./verw.reconv.] betwist ook dat van onrechtmatige beslaglegging sprake is en dat de gelegde beslagen tot schade hebben geleid. Voor zover er van schade sprake is, stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat die vanwege eigen schuld voor rekening van [gedn.conv./eis.reconv.] behoort te komen. Voor een veroordeling in de reële proceskosten bestaat volgens haar geen grond.
4.14.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De rechtbank zal de conventie en reconventie gezamenlijk bespreken, aangezien de vorderingen over en weer op meerdere punten in elkaar grijpen. De rechtbank zal beginnen met een meer algemene duiding van de rechtsbetrekkingen tussen partijen.
I. Algemene beslispunten
I.1. De werkzaamheden, de overeenkomst, de contractspartijen en de FENEX-voorwaarden
5.2.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over twee onderscheiden soorten werkzaamheden die door [gedn.conv./eis.reconv.] in opdracht van [eis.conv./verw.reconv.] zijn uitgevoerd. Dat betreft ten eerste de werkzaamheden waarvoor [eis.conv./verw.reconv.] een opdracht heeft afgegeven om als haar direct gemachtigde vertegenwoordiger douaneformaliteiten te verrichten, waaronder het indienen van invoeraangiften en andere inklaringswerkzaamheden. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode 2020-2022. De afgegeven machtigingen zijn benoemd in 3.5 en 3.9. Ten tweede werden naar aanleiding van die inklaringswerkzaamheden de invoerrechten en invoer-btw uitgerekend die [eis.conv./verw.reconv.] vanwege de invoer verschuldigd was. Daarvoor werd over de som van de berekende invoerrechten en invoer-btw door [eis.conv./verw.reconv.] een
advance feevan 2,5% betaald. De laatstgenoemde werkzaamheden zijn verricht tot en met uiterlijk juni 2021. In dat kader werd eerst op basis van de invoeraangiften die waren gedaan berekend welk bedrag [eis.conv./verw.reconv.] aan invoerrechten en invoer-btw verschuldigd was; vervolgens werd een verzoek aan de Douane gedaan om voor dat bedrag een UTB aan [eis.conv./verw.reconv.] op te leggen. Op basis van die verzoeken legde de Douane UTB’s op aan [eis.conv./verw.reconv.] . Via facturen werden de bedragen van de UTB’s en de
advance feebij [eis.conv./verw.reconv.] in rekening gebracht. Nadat [eis.conv./verw.reconv.] de facturen betaalde, werd de Douane betaald.
5.3.
[eis.conv./verw.reconv.] stelt dat er voor alle werkzaamheden één overeenkomst is gesloten, die op een later moment is verlengd. Die overeenkomst is volgens [eis.conv./verw.reconv.] gesloten met [gedn.conv./eis.reconv.] Het is voor haar niet duidelijk geweest welke [gezamenlijke naam] -entiteit welke rol vervulde en welke activiteiten en handelingen per entiteit zijn verricht. In de uitvoering van de dienstverlening heeft [gedn.conv./eis.reconv.] volgens [eis.conv./verw.reconv.] nooit onderscheid gemaakt tussen de entiteiten. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat er één overeenkomst is gesloten. Volgens [gedn.conv./eis.reconv.] is tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv. 1] de FENEX-machtiging/overeenkomst gesloten en zijn met [ged.conv./eis.reconv. 2] in e-mails verdere commerciële afspraken in een handelsovereenkomst vastgelegd. Met [ged.conv./eis.reconv. 3] is op een later moment een aparte mondelinge overeenkomst gesloten over het uitvoeren van de berekeningen voor de verschuldigde invoerrechten en invoer-btw, waarvoor zij een
advance feeontving van 2,5%. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat voor [eis.conv./verw.reconv.] niet duidelijk was met welke [gezamenlijke naam] -vennootschap zij te maken had; dat bleek bijvoorbeeld duidelijk uit de facturen. Die werden voor de inklaringswerkzaamheden die [ged.conv./eis.reconv. 1] deed verstuurd door [ged.conv./eis.reconv. 2] en die werden voor de berekeningen van de invoerrechten en invoer-btw, alsmede de daarover verschuldigde
advance fee, verstuurd door [ged.conv./eis.reconv. 3] . De drie vennootschappen hebben daarmee van elkaar te onderscheiden rollen, die ook besproken zijn bij aanvang van en gedurende de werkzaamheden. Bovendien is in de branche waarin de werkzaamheden zijn uitgevoerd zeer gebruikelijk dat de onderscheiden activiteiten in verschillende vennootschappen zijn onderbracht, aldus [gedn.conv./eis.reconv.]
5.4.
De vraag of er tussen partijen één of meerdere overeenkomsten tot stand zijn gekomen, dient te worden beantwoord aan de hand van wat partijen op grond van elkaars verklaringen en gedragingen over en weer redelijkerwijs mochten verwachten (art. 3:33 en 3:35 BW; Haviltex-maatstaf). [gedn.conv./eis.reconv.] verwijst naar de e-mailwisseling die plaatsvond van 1 tot en met 20 mei 2020 (zie hiervoor bij 3.3 en 3.4) met onderwerp: “
BEVESTIGING MET AANPASSING 30M VOLUME | Contract 09.05.2020 | Quotation service rates VENUE B2C e-commerce shipments | Worldtech Netherlands B.V.” Hoewel daarin volgens [gedn.conv./eis.reconv.] slechts commerciële afspraken over maandelijkse volumes en tarieven voor invoeraangiften zijn vastgelegd, staat in die e-mails ook dat een
advance feevan 2% over invoerrechten en invoer-btw zal moeten worden betaald. Daarnaast wordt in de e-mails verzocht om de machtigingen directe vertegenwoordiging te tekenen. Zodoende bevat dit contract de prijsafspraken voor het gehele spectrum aan werkzaamheden dat in overweging 5.2 is genoemd. Het ligt niet voor de hand dat, zoals [gedn.conv./eis.reconv.] stelt, pas in een later stadium mondeling de voorwaarden zijn vastgelegd voor de werkzaamheden met betrekking tot de uit te voeren berekeningen en de daarvoor te ontvangen
advance feeen dat die afspraken zijn gemaakt tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv. 3] . Daarvoor is allereerst relevant dat niet is gesteld of gebleken dat de
advance feein de e-mailwisseling op andere werkzaamheden betrekking heeft dan die waarvoor [eis.conv./verw.reconv.] uiteindelijk tot en met juni 2021 bedragen in rekening zijn gebracht. Bovendien zijn die werkzaamheden, blijkens de toelichting die tijdens de mondelinge behandeling door [ged.conv./eis.reconv. 4] gegeven is, kort na de e-mailwisseling, op 6 juni 2020, aangevangen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat partijen in één enkele overeenkomst hun wederzijdse verplichtingen hebben vastgelegd met betrekking tot de uit te voeren inklaringswerkzaamheden en de berekeningen van de invoerrechten en invoer-btw. Voor zover mondeling andere of nadere afspraken zijn gemaakt, zijn die in aanvulling op en niet ter vervanging van de in de e-mails neergelegde afspraken.
5.5.
Vervolgens is het de vraag welke [gezamenlijke naam] -vennootschappen bij deze overeenkomst partij waren. Het antwoord op die vraag is eveneens afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die daarbij in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn. [3] Uit hetgeen hiervoor in overweging 5.4 werd overwogen met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst blijkt dat daarbij tenminste [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] als partij moeten worden aangemerkt. In de e-mails zijn immers prijsafspraken neergelegd over het werk dat de beide vennootschappen zouden verrichten, terwijl zij ook feitelijk uitvoering aan deze overeenkomst hebben gegeven door het versturen van facturen voor de werkzaamheden. Daarnaast dient ook [ged.conv./eis.reconv. 1] bij deze overeenkomst als partij te worden aangemerkt. Voor dat oordeel is allereerst van belang dat de in overweging 5.4 aangehaalde e-mails zijn verstuurd vanuit het e-mailadres “ [ged.conv./eis.reconv. 1] – [ged.conv./eis.reconv. 4] ” , zijn ondertekend met “ [bedrijfsnaam 4] ” en zijn voorzien van een logo met daarin “ [ged.conv./eis.reconv. 2] Services” en: “ [ged.conv./eis.reconv. 4] ”. Daarin wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 1] . [gedn.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd dat dit onderscheid in de uitvoering van de overeenkomst wel degelijk werd gemaakt. [ged.conv./eis.reconv. 1] werd door [eis.conv./verw.reconv.] gemachtigd om de inklaringswerkzaamheden te verrichten en deed dat volgens [gedn.conv./eis.reconv.] in onderaanneming en in opdracht van [ged.conv./eis.reconv. 2] . [ged.conv./eis.reconv. 2] was de partij die daarvoor de facturen aan [eis.conv./verw.reconv.] stuurde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedn.conv./eis.reconv.] echter aangevoerd dat [ged.conv./eis.reconv. 2] ook het douanepersoneel leverde aan [ged.conv./eis.reconv. 1] en dat zij ook andere taken op zich nam, zoals op administratief vlak. Daaruit blijkt dat er, ook in de uitvoering van de overeenkomst, door [gedn.conv./eis.reconv.] geen scherp onderscheid werd gemaakt tussen deze vennootschappen.
5.6.
Het is niet gebleken dat [gedn.conv./eis.reconv.] tijdens de uitvoering van de overeenkomst, anders dan via haar facturatieproces, onderscheid maakte tussen de [gezamenlijke naam] -vennootschappen. Gedurende de duur van de overeenkomst vond de communicatie met betrekking tot het gehele spectrum van uitgevoerde werkzaamheden grotendeels plaats door [ged.conv./eis.reconv. 4] , die zijn
e-mails structureel verstuurde vanuit het e-mailadres “ [ged.conv./eis.reconv. 1] –
[ged.conv./eis.reconv. 4] ” en deze voorzag van het hiervoor in overweging 5.5 beschreven logo. Uit deze omstandigheden volgt dat er door de drie [gezamenlijke naam] -vennootschappen uitvoering aan de overeenkomst werd gegeven, zonder dat voor [eis.conv./verw.reconv.] duidelijk was welke vennootschap voor welk deel verantwoordelijk was.
5.7.
Uit hetgeen hiervoor in 5.4 tot en met 5.6 werd overwogen, volgt de conclusie dat de [gezamenlijke naam] -vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeien. Voor de periode na juni 2021 gaat het daarbij om [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 1] , die gezamenlijk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeien. Partijen zijn het er over eens dat [ged.conv./eis.reconv. 3] slechts tot uiterlijk dat moment bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken was.
5.8.
In het kader van diverse hierna te bespreken vorderingen heeft [gedn.conv./eis.reconv.] een beroep gedaan op bepalingen uit de FENEX-voorwaarden. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] een beroep op de FENEX-voorwaarden toekomt. [eis.conv./verw.reconv.] verwijst daarvoor naar artikel 6 van de FENEX machtiging waarin staat dat in dat artikel door partijen opgenomen derden een beroep op de FENEX-voorwaarden toekomt. [ged.conv./eis.reconv. 1] heeft dat artikel niet ingevuld, terwijl juist daarmee aan [eis.conv./verw.reconv.] zou zijn duidelijk gemaakt dat ook andere vennootschappen beroep op de FENEX-voorwaarden mogen doen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dat verweer niet slagen. Ingevolge artikel 6:231 onder c BW zijn op de overeenkomst tussen [eis.conv./verw.reconv.] en de [gezamenlijke naam] -vennootschappen de FENEX-voorwaarden van toepassing. Immers staat in de door [eis.conv./verw.reconv.] geparafeerde e-mail van 9 mei 2020 van [ged.conv./eis.reconv. 4] dat “
All our activities are carried out on the basis of the Dutch Forwarding conditions (general conditions of the Fenex)”. In de e-mail wordt verwezen naar de bijlage waarin de voorwaarden zijn opgenomen. Uit de door partijen over en weer ingenomen standpunten met betrekking tot de bepalingen van deze voorwaarden blijkt dat tussen hen niet in geschil is dat zij daarbij de in rechtsoverweging 3.6. geciteerde FENEX-voorwaarden voor ogen hebben gehad.
De door partijen opgeworpen vraag of in hun onderlinge verhouding de Engelse vertaling of de Nederlandse brontekst als uitgangspunt dient, behoeft geen beantwoording. Die vraag hebben zij namelijk opgeworpen vanwege een door [eis.conv./verw.reconv.] gestelde onduidelijkheid in de Engelse vertaling van het in artikel 15 lid 10 van de Nederlandse FENEX-voorwaarden neergelegde opschortingsverbod. De rechtbank komt hierna tot het oordeel dat [eis.conv./verw.reconv.] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar beroep op opschorting (zie overweging 5.56) en komt daarom niet toe aan een bespreking van het beroep van [gedn.conv./eis.reconv.] op het opschortingsverbod. De uitleg van die vertaalde bepaling uit de FENEX-voorwaarden en de vraag welke taalversie tussen partijen geldt, kunnen daarom in dit vonnis in het midden blijven.
5.9.
Tot slot is in het kader van deze algemene duiding van de afspraken tussen partijen relevant of [naam 5] bevoegd was [eis.conv./verw.reconv.] te vertegenwoordigen. [gedn.conv./eis.reconv.] legt mondelinge afspraken met [naam 5] immers ten grondslag aan haar verweer tegen de
Double Invoices-vordering (nummer 4) van [eis.conv./verw.reconv.] . Daarnaast doet [gedn.conv./eis.reconv.] een beroep op afspraken met [naam 5] om haar eigen vorderingen a, b en d te onderbouwen. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat [naam 5] dergelijke belangrijke afspraken niet mocht maken omdat hij niet bevoegd was [eis.conv./verw.reconv.] te vertegenwoordigen. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat [naam 5] niet bevoegd is en stelt dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid op zijn minst is gewekt. De rechtbank laat in het midden of [naam 5] daadwerkelijk bevoegd was [eis.conv./verw.reconv.] te vertegenwoordigen, omdat naar haar oordeel tenminste de schijn is gewekt dat dat het geval was. [naam 5] was door [eis.conv./verw.reconv.] aangesteld als (interim) directeur douanezaken. [gedn.conv./eis.reconv.] mocht er daarom redelijkerwijs van uitgaan dat [naam 5] bevoegd was beslissingen te nemen met betrekking tot de douanerechtelijke diensten die zij aan [eis.conv./verw.reconv.] verleende. Er is niet gesteld of gebleken dat er op enig moment door [eis.conv./verw.reconv.] is aangegeven dat de bevoegdheid van [naam 5] beperkt of begrensd was.
I.2. Misbruik van identiteitsverschil, vereenzelviging en bestuurdersaansprakelijkheid
5.10.
[eis.conv./verw.reconv.] stelt dat [ged.conv./eis.reconv. 4] misbruik maakt van het identiteitsverschil tussen de [gezamenlijke naam] -vennootschappen. Dat leidt volgens [eis.conv./verw.reconv.] tot vereenzelviging van de vennootschappen, althans [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] . Daarop baseert [eis.conv./verw.reconv.] hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennootschappen en persoonlijke aansprakelijkheid van [ged.conv./eis.reconv. 4] . Ter onderbouwing van haar beroep op misbruik van identiteitsverschil wijst zij op de groepsstructuur van [gedn.conv./eis.reconv.] Die structuur doet volgens [eis.conv./verw.reconv.] vermoeden (mede) te zijn opgetuigd om crediteursverhaal te bemoeilijken. Zo maakt [ged.conv./eis.reconv. 1] geen onderdeel uit van dezelfde groep als [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] , maar hanteert zij wel (onder andere) [ged.conv./eis.reconv. 2] Services en [ged.conv./eis.reconv. 2] Service Group (oftewel [ged.conv./eis.reconv. 3] ) als handelsnamen. Dat is volgens [eis.conv./verw.reconv.] in strijd met de Handelsnaamwet en dient geen redelijk doel. Daarnaast heeft [gedn.conv./eis.reconv.] één website (http://www.bgscustoms.eu/), e-mailadressen op één domeinnaam (@forwarding-bgs.com), voeren [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] dezelfde activiteiten uit, staan [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] op hetzelfde adres ingeschreven en hebben alle [gezamenlijke naam] -entiteiten dezelfde (indirecte) bestuurders, namelijk [ged.conv./eis.reconv. 4] en [naam 2] . Buiten de facturen die [ged.conv./eis.reconv. 3] stuurde, bestaat er volgens [eis.conv./verw.reconv.] geen verschil tussen [ged.conv./eis.reconv. 3] en [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] . [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat het onderscheid tussen de verschillende entiteiten geen kennelijk redelijk doel dient en is opgezet om crediteursverhaal te frustreren. Deze structuur is volgens [gedn.conv./eis.reconv.] opgezet vanwege de grote financiële risico’s die douane-expediteurs als [ged.conv./eis.reconv. 1] kunnen lopen bij douaneclaims en naheffingen van de Douane. [gedn.conv./eis.reconv.] wijst erop dat ook andere douane-expediteurs een dergelijke structuur hanteren.
5.11.
Uitgangspunt in het Nederlandse recht is dat de zelfstandigheid van de rechtspersoon voorop staat. Een afwijking van dit uitgangspunt is gerechtvaardigd wanneer misbruik van identiteitsverschil wordt gemaakt. Misbruik van identiteitsverschil tussen meerdere door dezelfde persoon beheerste rechtspersonen dient in de regel te worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, ook van die rechtspersonen zelf, en kan in uitzonderlijke gevallen leiden tot het volledig wegdenken van identiteitsverschil via het leerstuk van de vereenzelviging. [4] Voor een oordeel dat sprake is van misbruik van identiteitsverschil dient vast te staan dat de vennootschapsstructuur zodanig is ingericht dat daarmee activiteiten of goederen buiten het vermogen van de schuldenaar worden gebracht en dat die handelwijze plaatsvindt met het uitsluitende oogmerk om schuldeisers te benadelen door verhaal van vorderingen onmogelijk te maken. [eis.conv./verw.reconv.] heeft slechts het vermoeden uitgesproken dat de door [gedn.conv./eis.reconv.] gehanteerde structuur is opgetuigd om crediteursverhaal te bemoeilijken. Zij heeft niet aangevoerd dat, en op welke wijze, vermogensbestanddelen zijn verplaatst en hoe daarmee de positie van [eis.conv./verw.reconv.] als schuldeiser is benadeeld. Ook overigens heeft zij geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit, indien ze zouden komen vast te staan, het bestaan van een oogmerk om schuldeisers te benadelen door de door [gedn.conv./eis.reconv.] gekozen vennootschapsstructuur daadwerkelijk blijkt. Daarmee heeft zij in het licht van de betwisting door [gedn.conv./eis.reconv.] onvoldoende onderbouwd gesteld dat de inrichting van de vennootschapsstructuur geen ander doel dient dan benadeling van schuldeisers. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de [gezamenlijke naam] -vennootschappen en/of [ged.conv./eis.reconv. 4] misbruik maken van identiteitsverschil en dat er dus ook geen grond is om de [gezamenlijke naam] -vennootschappen te vereenzelvigen.
5.12.
[eis.conv./verw.reconv.] legt aan haar vorderingen jegens [ged.conv./eis.reconv. 4] verder ten grondslag dat hij als bestuurder aansprakelijk is omdat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor bestuurdersaansprakelijkheid is noodzakelijk dat [ged.conv./eis.reconv. 4] wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschappen tot gevolg zou hebben dat deze hun verplichtingen niet zouden nakomen en ook geen verhaal zouden bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. [5] Daarin liggen twee gedragingen besloten die tot bestuurdersaansprakelijkheid kunnen leiden. Ten eerste het geval waarin de bestuurder bij het aangaan van verbintenissen namens de vennootschap wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat deze niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. Daarnaast het geval waarin de bestuurder heeft bewerkstelligd, dan wel toegelaten, dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen moeten de schadelijke gevolgen van het handelen objectief voorzienbaar zijn geweest voor de bestuurder. [6] Voor bestuurdersaansprakelijkheid bestaat een hoge drempel. [7]
5.13.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van feitelijke handelingen door [ged.conv./eis.reconv. 4] die een onrechtmatige daad van hem persoonlijk opleveren. In het kader van haar eerste vordering heeft [eis.conv./verw.reconv.] gewezen op softwarefouten in de systemen van [gedn.conv./eis.reconv.] , maar niet gesteld of onderbouwd welk verwijt zij daarbij aan [ged.conv./eis.reconv. 4] persoonlijk maakt. Met betrekking tot haar tweede vordering heeft [eis.conv./verw.reconv.] het vermoeden uitgesproken dat het teruggeboekte bedrag van de Douane door [ged.conv./eis.reconv. 4] is gebruikt voor een dividenduitkering. Ter onderbouwing van dat vermoeden heeft [eis.conv./verw.reconv.] louter gewezen op de omstandigheid dat [ged.conv./eis.reconv. 3] in strijd met de wettelijke publicatieplicht geen jaarrekening van 2021 heeft gedeponeerd. Die omstandigheid rechtvaardigt op zichzelf niet het vermoeden dat een dividenduitkering is gedaan. Bovendien zou de vaststelling dat een dividenduitkering is verricht, op zichzelf nog niet het oordeel rechtvaardigen dat deze is verricht om verhaal door [eis.conv./verw.reconv.] te frustreren, zodat ook in dat kader onvoldoende gesteld is om een persoonlijk ernstig verwijt te onderbouwen. Voor een dergelijk verwijt ontbreekt ook de onderbouwing wat betreft haar derde vordering, met betrekking tot de borgsom. Met haar vierde vordering betoogt [eis.conv./verw.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] consequent en stelselmatig te veel in rekening brachten voor inklaringswerkzaamheden. [eis.conv./verw.reconv.] heeft niet onderbouwd gesteld wat de omvang en frequentie van die fouten was. Dat lag wel op de weg van [eis.conv./verw.reconv.] , aangezien [gedn.conv./eis.reconv.] heeft benadrukt dat er geen sprake is van omvangrijke fouten, gelet op de volumes en bedragen waarvoor de handel tussen partijen plaatsvond. Dat [eis.conv./verw.reconv.] , zoals zij schrijft, de indruk heeft dat [ged.conv./eis.reconv. 4] een extra slaatje probeerde te slaan uit de samenwerking, kan geen persoonlijk ernstig verwijt dragen. In de overwegingen die volgen worden de vorderingen daarom besproken zonder dat daarin nog nader op de aansprakelijkheid van [ged.conv./eis.reconv. 4] wordt ingegaan. Alle vorderingen jegens [ged.conv./eis.reconv. 4] zullen worden afgewezen. Voor zover hierna bij de bespreking van de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] de aanduiding [gedn.conv./eis.reconv.] wordt gebruikt om een tekortkoming of onrechtmatig handelen van [gedn.conv./eis.reconv.] te beoordelen, betreft die aanduiding dus slechts de [gezamenlijke naam] -vennootschappen en omvat die niet tevens [ged.conv./eis.reconv. 4] .
II. Bespreking van de overlappende vorderingen
5.14.
Zoals reeds overwogen overlappen de (grondslagen van de) vorderingen in conventie en in reconventie elkaar op onderdelen. Dat geldt voor de vorderingen met betrekking tot de
advance fee(vordering 1 [eis.conv./verw.reconv.] en b [gedn.conv./eis.reconv.] ), de vorderingen die betrekking hebben op (on)betaalde facturen (vordering 4 [eis.conv./verw.reconv.] en a [gedn.conv./eis.reconv.] ) en de vorderingen die afhankelijk zijn van de vraag of de overeenkomst op 30 juni 2022 is geëindigd (vordering 3 [eis.conv./verw.reconv.] en c [gedn.conv./eis.reconv.] ). Hierna zullen deze vorderingen daarom eerst aan bod komen.
II.1. De vorderingen met betrekking tot advance fee
5.15.
Voor de vorderingen van beide partijen met betrekking tot de
advance feeis het volgende relevant. [eis.conv./verw.reconv.] heeft in het kader van de overeenkomst met [gedn.conv./eis.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv. 3] een
advance feevan 2,5% betaald. Die
advance feewas een vergoeding voor de berekeningen die [gedn.conv./eis.reconv.] uitvoerde om te bepalen welk bedrag aan invoerrechten en invoer-btw [eis.conv./verw.reconv.] verschuldigd was. Dit is door [eis.conv./verw.reconv.] tijdens de mondelinge behandeling erkend. Het standpunt van [eis.conv./verw.reconv.] dat de
advance feeook betrekking heeft op andere elementen, zoals het lopen van financiële risico’s in verband met betalingen namens [eis.conv./verw.reconv.] , is niet onderbouwd en dit is verder ook nergens uit gebleken. De
advance feewerd berekend over het bedrag aan invoerrechten en invoer-btw dat de Douane via de UTB’s aan [eis.conv./verw.reconv.] oplegde, na een verzoek daartoe van [gedn.conv./eis.reconv.] (zie nader: overweging 5.2). Tussen partijen staat verder vast dat [eis.conv./verw.reconv.] over de totale periode waarin de berekeningen zijn uitgevoerd een bedrag van € 1.367.998,88 aan
advance feeheeft betaald aan [ged.conv./eis.reconv. 3] .
5.16.
De vordering van [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling van € 308.592,39 kent twee onderdelen en is gebaseerd op zowel nakoming als wanprestatie. Het onderdeel van de vordering dat is gegrond op nakoming bespreekt de rechtbank onder 5.17 tot en met 5.20 alvorens de vordering gegrond op wanprestatie te bespreken vanaf 5.22.
5.17.
In het eerstgenoemde kader beroept [eis.conv./verw.reconv.] zich op een afspraak die volgens haar onder meer blijkt uit de e-mail van 9 april 2021 waarin haar een korting van 0,25 procentpunt is toegezegd op de
advance fee(zie hiervoor bij 3.13). Aan de voorwaarde die in die e-mail gesteld wordt voor de korting – dat de op dat moment openstaande facturen worden betaald – is voldaan, aldus [eis.conv./verw.reconv.] . [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat tussen partijen is overeengekomen dat de korting pas zou worden toegekend wanneer [eis.conv./verw.reconv.] in 2021 een contract zou afsluiten met een looptijd van minimaal 3 jaar. [eis.conv./verw.reconv.] is dat langjarige contract niet aangegaan, zodat het voor wat de korting betreft slechts bij een aanbod is gebleven, dat niet is aanvaard. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat er een aanvullende voorwaarde is overeengekomen.
5.18.
De rechtbank overweegt als volgt. De e-mail van 9 april 2021 bevat slechts de voorwaarde dat [eis.conv./verw.reconv.] de facturen van [gedn.conv./eis.reconv.] betaalt: “
Once you’ve paid all invoices in full, we’ll provide you with a credit note (as agreed).” Uit de e-mail van 9 april 2021 volgt niet dat er een aanvullende voorwaarde met betrekking tot een driejarig contract is gesteld aan de korting. De aanvullende voorwaarde waarop [gedn.conv./eis.reconv.] een beroep doet, brengt zij in november 2021 voor het eerst in stelling, nadat [eis.conv./verw.reconv.] per e-mail refereert aan de korting en om een creditfactuur verzoekt. In reactie op dat verzoek schrijft [gedn.conv./eis.reconv.] dat aan de korting de voorwaarde was verbonden dat het contract met drie jaar zou worden verlengd. [gedn.conv./eis.reconv.] merkt daarbij op: “
This is agreed during our phone call with Steve, [naam 7] , Frank, Jessie, wilco and the Chinese team [namen verschillende betrokkenen] ) somewhere end of March / beginning of April 2021.” [eis.conv./verw.reconv.] reageert op 24 november 2021 en ontkent in die reactie dat het sluiten van een nieuw contract een voorwaarde vormde voor de korting. Vervolgens heeft [gedn.conv./eis.reconv.] op 24 november 2021 gereageerd en herhaald dat contractverlenging met een termijn van drie jaar een kortingsvoorwaarde was. [eis.conv./verw.reconv.] heeft daarop niet meer gereageerd. Ter onderbouwing van haar stelling dat een aanvullende voorwaarde is gesteld, heeft [gedn.conv./eis.reconv.] gewezen op de verklaring van [naam 5] (zie hiervoor bij 3.33). Volgens [naam 5] vond de “
call” waaraan [gedn.conv./eis.reconv.] refereert plaats op 19 april 2021. Tijdens dat gesprek kwam volgens [naam 5] aan bod dat [gedn.conv./eis.reconv.] een korting wilde verlenen, wanneer [eis.conv./verw.reconv.] akkoord zou gaan met een langjarig contract.
5.19.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de verklaring van [naam 5] geen steun op voor de stelling van [gedn.conv./eis.reconv.] , aangezien daarin wordt miskend dat er op 19 april 2021 (blijkens de e-mail van 9 april 2021) al overeenstemming was bereikt over de te verlenen korting, waarvan de door [gedn.conv./eis.reconv.] voorgestelde nadere voorwaarde geen deel uitmaakte. Feiten waaruit blijkt dat [eis.conv./verw.reconv.] tijdens de “call” van 19 april 2021 of daarna met die nadere voorwaarde akkoord is gegaan, zijn gesteld noch gebleken. Er was op 19 april 2021 dus geen sprake van een korting die [gedn.conv./eis.reconv.] ‘wilde verlenen’ maar van een korting die zij, onder de voorwaarde van betaling van haar facturen, reeds verleend had. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, wordt aan het bewijsaanbod dat [gedn.conv./eis.reconv.] heeft gedaan voorbijgegaan.
5.20.
Het beroep dat [gedn.conv./eis.reconv.] in dit verband heeft gedaan op de verjaringstermijn uit artikel 16 lid 2 van de FENEX-voorwaarden gaat niet op. Uit de e-mailwisseling die plaatsvond blijkt dat [eis.conv./verw.reconv.] op 23 november 2021 verzocht de korting toe te passen. Vervolgens heeft zij op 24 maart 2022 per e-mail aan [gedn.conv./eis.reconv.] een gespreksverslag gestuurd waarin zij op de overeengekomen korting wijst. Dit vat de rechtbank op als het zich ondubbelzinnig voorbehouden van het recht op nakoming: het ontvangen van de korting. De vordering tot nakoming is zodoende binnen de verjaringstermijn van 9 maanden uit de FENEX-voorwaarden gestuit. Het beroep op rechtsverwerking gaat evenmin op. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft in dat verband slechts gewezen op het tijdsverloop. Enkel tijdsverloop is onvoldoende voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking.
5.21.
Uit het voorgaande volgt dat [eis.conv./verw.reconv.] recht heeft op een korting van 0,25 procentpunt op de
advance feedie zij aan [ged.conv./eis.reconv. 3] heeft betaald.
5.22.
De tweede pijler onder de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] is wanprestatie. Zij stelt dat zij vanwege een fout in de software van [gedn.conv./eis.reconv.] te veel invoerrechten en invoer-btw aan de Douane heeft betaald. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] gaat het om in totaal € 7.635.261,24 aan te veel betaalde btw, waarover zij ten onrechte een
advance feeheeft betaald. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft de schadeberekening van [eis.conv./verw.reconv.] en de daarin gebruikte bedragen als zodanig niet betwist. Evenmin heeft zij betwist dat er door [ged.conv./eis.reconv. 3] fouten zijn gemaakt bij de btw-berekeningen, zodat de tekortkoming vast staat. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist echter dat er te veel
advance feein rekening is gebracht. [eis.conv./verw.reconv.] dient volgens [gedn.conv./eis.reconv.] nog een nabetaling van ruim € 13 miljoen aan de Douane te verrichten. Aangezien dat door [eis.conv./verw.reconv.] aan de Douane na te betalen bedrag groter is dan enig door [eis.conv./verw.reconv.] van de Douane te ontvangen bedrag, is niet te veel maar juist te weinig
advance feein rekening gebracht. De stellingen achter dat verweer liggen ook ten grondslag aan vordering b van [gedn.conv./eis.reconv.] De grondslagen van het verweer en de vordering zullen hierna gezamenlijk besproken worden.
5.23.
[gedn.conv./eis.reconv.] stelt in het kader van haar vordering b, dat er door [eis.conv./verw.reconv.] fouten zijn gemaakt bij de rubricering van de ingevoerde goederen in een periode die samenvalt met de periode waarover de
advance feeverschuldigd was. [eis.conv./verw.reconv.] ontvangt daarom geen bedrag van de Douane, maar zal miljoenen moeten nabetalen. Dat leidt ertoe dat [eis.conv./verw.reconv.] niet te veel, maar juist te weinig
advance feeheeft betaald. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat de
advance feedient te worden berekend over de
verschuldigdeinvoer-btw en invoerrechten. Hoe hoger de verschuldigde btw en invoerrechten, des te hoger de
advance feedie aan [ged.conv./eis.reconv. 3] betaald moet worden. De vordering van [gedn.conv./eis.reconv.] is gebaseerd op een verschuldigde
advance feeover een bedrag van ruim € 13 miljoen. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij een bedrag van € 13 miljoen aan de Douane moet nabetalen en betwist bovendien dat over een na te betalen bedrag een
advance feeverschuldigd is. Tussen partijen bestaat dus verschil van inzicht met betrekking tot de vraag over welk bedrag
advance feeverschuldigd is.
5.24.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat de verschuldigde
advance feezich op grond van de overeenkomst tussen partijen mede uitstrekt over na te betalen bedragen, en dus over de totaal
verschuldigdesom aan invoerrechten en invoer-btw, ongeacht of die naar aanleiding van een door [ged.conv./eis.reconv. 3] verrichte berekening en/of door tussenkomst van [ged.conv./eis.reconv. 3] is of zal worden betaald, heeft [eis.conv./verw.reconv.] betwist en blijkt ook niet uit de door [gedn.conv./eis.reconv.] gestelde feiten. De advance fee was verschuldigd vanwege de berekeningen die [gedn.conv./eis.reconv.] uitvoerde om te bepalen welk bedrag aan invoerrechten en invoer-btw [eis.conv./verw.reconv.] aan de douane verschuldigd was, zo blijkt juist ook uit de eigen stellingen van [gedn.conv./eis.reconv.] heeft immers toegelicht dat zij zich in haar berekening van dat bedrag baseerde op de douaneaangiften die eveneens door haar voor [eis.conv./verw.reconv.] werden gedaan. Die douaneaangiften deed [gedn.conv./eis.reconv.] op basis van door [eis.conv./verw.reconv.] verschafte informatie. De
advance feevergoeding heeft zodoende betrekking op de berekening van de verschuldigde invoerrechten en invoer-btw op basis van deze – mogelijk onjuiste – informatie. Voor die werkzaamheden vormt de
advance feeeen vergoeding. De daadwerkelijk verschuldigde som aan invoerrechten en invoer-btw staat daar los van. Dat er door [gedn.conv./eis.reconv.] nog werkzaamheden zullen moeten worden verricht vanwege de mogelijk onjuiste informatie die [eis.conv./verw.reconv.] heeft verschaft, is bovendien door [eis.conv./verw.reconv.] betwist. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft derhalve geen recht op een vergoeding van
advance feeover een mogelijk door [eis.conv./verw.reconv.] na te betalen bedrag aan de Douane. De conclusie is dat de vordering van [gedn.conv./eis.reconv.] die betrekking heeft op de
advance feezal worden afgewezen.
5.25.
Uit hetgeen hiervoor werd overwogen, volgt bovendien dat het verweer van [gedn.conv./eis.reconv.] tegen de vordering op grond van wanprestatie niet slaagt. De
advance feedie over het teveel betaalde bedrag door [eis.conv./verw.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv. 3] is betaald, komt daarom als schade voor vergoeding in aanmerking. [gezamenlijke naam] heeft immers niet betwist dat zij zonder de rekenfout van [eis.conv./verw.reconv.] niet het door [eis.conv./verw.reconv.] gevorderde bedrag teveel aan
advance feezou hebben betaald, zodat het causaal verband tussen die schade en de rekenfout van [gedn.conv./eis.reconv.] vast staat. Daaraan doet het beroep dat [gedn.conv./eis.reconv.] heeft gedaan op de exoneratieclausule uit artikel 11 van de FENEX-voorwaarden niet af. Dat artikel staat immers niet in de weg aan vergoeding van schade, die is ontstaan door een tekortkoming die aan de schuld van [gedn.conv./eis.reconv.] is te wijten. [gedn.conv./eis.reconv.] kan in dat verband niet gevolgd worden in haar betoog dat van verwijtbaar handelen geen sprake is, omdat [ged.conv./eis.reconv. 3] [eis.conv./verw.reconv.] direct heeft gewezen op onvolkomenheden in de automatische update van haar software. Die verwittiging neemt de schuld per slot van rekening niet weg voor de fouten die bij de berekeningen zijn gemaakt.
5.26.
De conclusie met betrekking tot de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] is dat zij ten onrechte over een te hoog berekend bedrag aan invoerrechten en invoer-btw
advance feeheeft betaald aan [ged.conv./eis.reconv. 3] en dat zij bovendien recht heeft op een verlaging van het tarief aan verschuldigde
advance feemet 0,25 procentpunt. De berekening die [eis.conv./verw.reconv.] heeft gemaakt van het totaal dat zij daardoor te veel aan
advance feeheeft betaald is door [gedn.conv./eis.reconv.] niet betwist en komt de rechtbank niet onjuist voor. Dat bedrag zal dan ook worden toegewezen.
II.2. De vorderingen met betrekking tot (on)betaalde facturen
5.27.
Beide partijen hebben een vordering ingediend die verband houdt met facturen die betrekking hebben op inklaringswerkzaamheden. [eis.conv./verw.reconv.] betoogt ter onderbouwing van vordering 4 dat zij ten onrechte te veel heeft betaald aan [ged.conv./eis.reconv. 2] voor inklaringswerkzaamheden die [ged.conv./eis.reconv. 1] heeft uitgevoerd. [gedn.conv./eis.reconv.] vordert via vordering a betaling van facturen die [eis.conv./verw.reconv.] onbetaald heeft gelaten. In het kader van beide vorderingen heeft [gedn.conv./eis.reconv.] een beroep gedaan op afspraken die zij met [eis.conv./verw.reconv.] heeft gemaakt over extra in rekening te brengen vergoedingen en op artikel 6 van de FENEX-voorwaarden. Van beide vorderingen maakt bovendien de (hiervoor bij 3.23 genoemde) creditfactuur van 7 juli 2022 onderdeel uit.
II.2.1. Vordering 4 van [eis.conv./verw.reconv.]
5.28.
neemt overzichten van [gedn.conv./eis.reconv.] (overgelegd als producties 46a en 46b [gedn.conv./eis.reconv.] ) tot uitgangspunt. Daaruit volgt volgens haar dat er minder kilogrammen gewicht zijn ingeklaard, zodat een navenant lager bedrag in rekening had moeten worden gebracht voor de inklaringswerkzaamheden. In de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 is daardoor een bedrag van in totaal € 456.601,42 te veel in rekening gebracht door [ged.conv./eis.reconv. 2] . [eis.conv./verw.reconv.] stelt bovendien dat de overzichten van [gedn.conv./eis.reconv.] op meerdere punten nog niet volledig accuraat zijn. Ten eerste stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat er een nog lager gewicht aan goederen is ingeklaard dan uit de overzichten blijkt, zodat [eis.conv./verw.reconv.] nog een aanvullend bedrag van [gedn.conv./eis.reconv.] terug dient te krijgen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij gewezen op (i) de door haar overgelegde productie 40 bij akte houdende vermeerdering eis, met daarin een overzicht zendingen waarin een kolom 0 staat en (ii) een vanwege de omvang ervan niet overlegd statement sheet waaruit zou blijken dat de desbetreffende
airway billsgeen gewicht hadden. Ten tweede stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat er in de overzichten ten onrechte voor 1478 AGS-zendingen een bedrag van € 2,50 in rekening is gebracht. Ter onderbouwing daarvoor heeft zij eveneens verwezen naar het statement sheet. Tot slot stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat [gedn.conv./eis.reconv.] ten onrechte voor 398
part-shipmentseen bedrag van € 30 als
starting feein rekening heeft gebracht. [eis.conv./verw.reconv.] is slechts gehouden tot betaling van één
starting feeper
shipment. Zij vordert daarom terugbetaling van 398 keer die betaalde
starting fees.
5.29.
Als meest verstrekkend verweer heeft [gedn.conv./eis.reconv.] aangevoerd dat de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] grotendeels verjaard is op grond van de FENEX-voorwaarden, dan wel dat [eis.conv./verw.reconv.] haar rechten heeft verwerkt door zonder protest of voorbehoud de facturen, op twee na, te betalen en pas maanden later inhoudelijk bezwaar te maken. Voor zover haar beroep op verjaring of rechtsverwerking niet wordt gevolgd, hanteert [gedn.conv./eis.reconv.] (eveneens) als uitgangspunt dat zij € 456.601,42 dient te crediteren. Zij betwist dat uit productie 40 zou volgen dat minder kilogrammen zijn ingeklaard en ook dat er 1.478 AGS-zendingen te veel in rekening zijn gebracht. Zij erkent dat zij geen
starting feevan € 30,00 voor
part-shipmentsin rekening heeft mogen brengen. Die erkenning hangt samen met haar, hierna te bespreken, standpunt dat zij gerechtigd was om € 500,00 per
part-shipmentin rekening te brengen.
5.30.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het beroep van [gedn.conv./eis.reconv.] op (gedeeltelijke) verjaring en rechtsverwerking slaagt niet. Volgens de eigen stellingen van [gedn.conv./eis.reconv.] zou op 19 mei 2022 de eerste factuur zijn verjaard waarvan de verjaring wordt ingeroepen. [eis.conv./verw.reconv.] heeft erop gewezen dat zij deze vordering, die zij consequent heeft aangeduid als de
double invoicesvordering, op 9 maart 2022 ter sprake heeft gebracht (zie hiervoor bij 3.18). Het gespreksverslag daarvan is op 24 maart 2022 aan [gedn.conv./eis.reconv.] gestuurd. Daarmee heeft [eis.conv./verw.reconv.] binnen 9 maanden na de vervaldatum van de facturen zich ondubbelzinnig het recht voorbehouden haar vordering in te stellen, zodat de verjaringstermijn is gestuit. Van rechtsverwerking is evenmin sprake, zeker nu er enkel sprake is van tijdsverloop en geen bijkomende omstandigheden zijn gesteld. Met betrekking tot de stelling van [eis.conv./verw.reconv.] dat de overzichten nog niet accuraat zijn geldt het volgende. [eis.conv./verw.reconv.] heeft, in het licht van de betwisting door [gedn.conv./eis.reconv.] , onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedn.conv./eis.reconv.] minder kilogrammen heeft ingeklaard dan uit het overzicht van [gedn.conv./eis.reconv.] blijkt. Dat geldt ook voor de stelling dat door [gedn.conv./eis.reconv.] voor 1.478 AGS-zendingen € 2,50 te veel in rekening is gebracht. Die stellingen berusten op een statement sheet dat door [eis.conv./verw.reconv.] niet is overgelegd en op de door haar overgelegde productie 40. Onduidelijk is gebleven op welke wijze via die productie kan worden beredeneerd dat [gedn.conv./eis.reconv.] achteraf extra zendingen in rekening brengt of zendingen gewicht heeft toegekend die eerst geen gewicht hadden.
5.31.
De rechtbank neemt daarom als vertrekpunt voor het vervolg van de beoordeling dat [ged.conv./eis.reconv. 2] een bedrag van € 456.601,42 te veel aan [eis.conv./verw.reconv.] in rekening heeft gebracht. Vervolgens is de vraag of [gedn.conv./eis.reconv.] dient te worden gevolgd in haar stelling dat het door haar terug te betalen bedrag lager uitvalt. Zij heeft op dat bedrag twee posten in mindering gebracht. Ten eerste gaat het daarbij om een vergoeding voor in totaal 400
part-shipments. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij daarvoor € 500,00 per
part-shipmentin rekening mag brengen. Die extra vergoeding is volgens [gedn.conv./eis.reconv.] gebaseerd op een afspraak daarover met [eis.conv./verw.reconv.] . Dat deze vergoedingen in rekening mogen worden gebracht, betekent volgens [gedn.conv./eis.reconv.] dat voor deze 400 zendingen geen
starting feevan € 30,00 in rekening had mogen worden gebracht. [gedn.conv./eis.reconv.] voert aan dat zij daarom enerzijds recht heeft nog € 200.000,00 in rekening te brengen aan [eis.conv./verw.reconv.] en anderzijds dat zij € 12.000,00 te veel in rekening heeft gebracht. In totaal moet daarom volgens [gedn.conv./eis.reconv.] € 188.000,00 in mindering worden gebracht op enig door haar aan [eis.conv./verw.reconv.] te vergoeden bedrag. Daarnaast stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij ook tot het in rekening brengen van deze vergoeding gerechtigd is op grond van artikel 6 lid 1 en lid 4 van de FENEX-voorwaarden. De
part-shipmentswaren in dat verband een kostprijsverhogende factor.
5.32.
Ten tweede stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij een bedrag van € 50.000,00 in mindering mag brengen op het aan [eis.conv./verw.reconv.] te vergoeden bedrag. Die vergoeding heeft volgens haar betrekking op werk dat zij heeft verricht omdat 1.600 AGS-aangiften handmatig moesten worden ingevoerd. Zij stelt dat zij deze vergoeding eveneens op grond van artikel 6 lid 1 en 4 van de FENEX-voorwaarden bij [eis.conv./verw.reconv.] in rekening mocht brengen.
5.33.
[eis.conv./verw.reconv.] beroept zich, ten aanzien van de beide genoemde vergoedingen waarop [gedn.conv./eis.reconv.] aanspraak maakt, op de verjaringsbepaling van de FENEX-voorwaarden. Dat beroep op verjaring door [eis.conv./verw.reconv.] slaagt niet, aangezien [gedn.conv./eis.reconv.] beoogt de beide vorderingen te verrekenen. Verrekening blijft ook in geval van verjaring toegestaan (artikel 6:131 BW).
Of de vorderingen van [gezamenlijke naam] verjaard zijn kan dus in het midden blijven.
5.34.
Ten aanzien van de vergoeding van € 500,00 die [gedn.conv./eis.reconv.] per
part-shipmentwenst te verrekenen, beroept [gedn.conv./eis.reconv.] zich op een daarover met [eis.conv./verw.reconv.] gemaakte afspraak. Ter onderbouwing van die afspraak heeft [gedn.conv./eis.reconv.] verwezen naar de verklaring van [naam 5] (zie hiervoor bij 3.30) die de afspraak zou kunnen bevestigen. [naam 5] verklaart dat er een discussie ontstond over vergoeding van extra kosten en dat er uiteindelijk een bedrag van € 500,00 per
part-shipmentis overeengekomen. Hij verklaart niet wanneer die afspraak is gemaakt en met wie. Desgevraagd heeft [gedn.conv./eis.reconv.] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij aan de bel heeft getrokken bij [eis.conv./verw.reconv.] op het moment dat er deelzendingen werden aangeboden, omdat haar tarief niet op deelzendingen was afgesproken. Contact daarover vond plaats met [naam 3] en [naam 5] , vermoedelijk in het najaar van 2020. Toen is volgens [gedn.conv./eis.reconv.] de afspraak gemaakt dat [gedn.conv./eis.reconv.] € 500,00 per
part-shipmentin rekening zou mogen brengen. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat er een afspraak is gemaakt over
part-shipments. Zij heeft erop gewezen dat een dergelijke afspraak nergens schriftelijk is vastgelegd en dat pas achteraf en na het ontstaan van een geschil over betalingen – via de creditfactuur van 7 juli 2022 – bij [eis.conv./verw.reconv.] kosten voor
part-shipmentsin rekening zijn gebracht.
5.35.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er tussen partijen een afspraak is gemaakt over een vergoeding voor
part-shipments. Er is in het licht van de betwisting van een dergelijke afspraak door [eis.conv./verw.reconv.] , onvoldoende aangevoerd door [gedn.conv./eis.reconv.] ter onderbouwing daarvan. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat er door [ged.conv./eis.reconv. 4] aan de bel is getrokken omdat er deelzendingen werden aangeboden en dat in het najaar van 2020 afspraken zijn gemaakt over een daarvoor door [eis.conv./verw.reconv.] te betalen vergoeding. Er is echter gesteld noch gebleken dat er in het najaar van 2020 of in enige opvolgende periode voor deelzendingen een bedrag van
€ 500,00 in rekening is gebracht. Voor die deelzendingen werd juist consequent een
starting feevan € 30,00 in rekening gebracht. De hogere vergoeding is pas op 7 juli 2022 (toen tussen partijen al geschillen waren gerezen) voor het eerst in rekening gebracht. Een aanvullende afspraak op dit punt is ook geen onderdeel gemaakt van de schriftelijk vastgelegde commerciële afspraken tussen partijen op het moment dat zij de overeenkomst voor inklaringswerkzaamheden op 29 juni 2021 verlengden (zie hiervoor bij 3.8), terwijl dat wel voor de hand had gelegen. Uit het handelen van [gedn.conv./eis.reconv.] volgt dus juist dat er geen afspraak is gemaakt voor een vergoeding voor
part-shipments. De verklaring van [naam 5] legt onvoldoende gewicht in de schaal om daarover anders te oordelen, aangezien daarin niet wordt ingegaan op de feitelijke gang van zaken waaruit wilsovereenstemming tussen partijen over die gestelde afspraak blijkt en evenmin een verklaring wordt gegeven voor het aanvankelijk niet in rekening brengen van de bedoelde extra vergoeding. Gelet op deze feiten en omstandigheden wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.36.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft de vergoeding voor
part-shipmentsdaarnaast gebaseerd op artikel 6 lid 1 en lid 4 van de FENEX-voorwaarden. Vanwege deze bepalingen stelt zij bovendien recht te hebben op een vergoeding ter hoogte van € 50.000,00 voor 1600 handmatig door haar ingevoerde AGS-aangiften. De rechtbank behandelt het beroep op deze bepalingen in het kader van de beide genoemde vergoedingen gezamenlijk. Artikel 6 lid 1 bevat een bevoegdheid voor de expediteur ( [gedn.conv./eis.reconv.] ) om verhoging van de kostprijsfactoren aan de opdrachtgever ( [eis.conv./verw.reconv.] ) door te berekenen. In artikel 6 lid 4 staat een bevoegdheid voor [gedn.conv./eis.reconv.] om, in het geval onvoorziene omstandigheden die de kosten van de uitvoering van de diensten aanzienlijk verhogen, bijbetaling te verlangen voor de extra kosten die zij heeft moeten maken. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat [gedn.conv./eis.reconv.] op deze bepalingen voor één van beide gevallen beroep toekomt. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] dient er op grond van de FENEX-voorwaarden te worden aangetoond dat er extra werkzaamheden zijn verricht voordat er aanvullende kosten in rekening mogen worden gebracht.
5.37.
De rechtbank oordeelt als volgt. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft, mede in licht van de gemotiveerde betwisting door [eis.conv./verw.reconv.] , geen feiten gesteld waaruit, indien deze zouden komen vast te staan, het bestaan, de omvang of de stijging van kosten als bedoeld in artikel 6 lid 1 en/of lid 4 FENEX-voorwaarden voldoende blijkt. De bepalingen uit de FENEX-voorwaarden hebben, zoals [eis.conv./verw.reconv.] onweersproken heeft aangevoerd, betrekking op kosten. Uitgaande van de normale betekenis van die term dient daarom te worden aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn, omdat sprake is van aanvullend verrichte werkzaamheden of gestegen kosten. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft echter niet gesteld dat er sprake is van gestegen kostprijsfactoren (zoals tarieven of lonen) en heeft evenmin voldoende onderbouwd gesteld dat en welke extra werkzaamheden er zijn verricht en welke extra kosten zij daarvoor heeft gemaakt. Daaruit volgt dat [gedn.conv./eis.reconv.] geen vordering heeft uit hoofde van extra kosten voor
part-shipmentsen handmatig ingevoerde AGS-aangiften die zij met het aan [eis.conv./verw.reconv.] terug te betalen bedrag kan verrekenen.
5.38.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de volgende conclusies met betrekking tot vordering 4 van [eis.conv./verw.reconv.] . Het is [gedn.conv./eis.reconv.] niet toegestaan een bedrag van € 200.000,00 voor
part-shipmentsof van € 50.000,00 voor handmatig ingevoerde aangiften te verrekenen met het te veel in rekening gebrachte bedrag van € 456.601,42. Bij dat laatstgenoemde bedrag dient bovendien een bedrag van € 11.940,00 te worden opgeteld. Dat betreft de
starting feevan € 30,00 die volgens [eis.conv./verw.reconv.] 398 keer ten onrechte is betaald voor
part-shipments. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist immers niet dat er geen grondslag bestond om deze
starting feevoor
part-shipmentsin rekening te brengen. [eis.conv./verw.reconv.] heeft haar vordering verminderd met het bedrag van € 234.054,16 dat op de creditfactuur genoemd staat. Met dat bedrag zal het aan [eis.conv./verw.reconv.] toe te wijzen bedrag worden verminderd, zodat een bedrag resteert van € 234.487,26 dat aan [eis.conv./verw.reconv.] zal worden toegewezen.
II.2.2. Vordering a van [gedn.conv./eis.reconv.]
5.39.
baseert haar vordering a op het totaal van zes onbetaald gebleven facturen (zie hiervoor bij 3.22), waarop zij de creditfactuur van 7 juli 2022 (zie hiervoor bij 3.23) in mindering brengt. Het gaat om twee facturen voor reguliere dienstverlening en om vier facturen waarmee zij vergoeding vordert vanwege aanvullend verrichte werkzaamheden. Met betrekking tot de twee facturen voor reguliere dienstverlening betwist [eis.conv./verw.reconv.] haar betalingsverplichting gedeeltelijk, ten aanzien van de vier overige facturen betwist zij die verplichting geheel. Uit hetgeen hierna volgt, blijkt dat de twee facturen voor reguliere dienstverlening door [eis.conv./verw.reconv.] grotendeels betaald zullen moeten worden en dat de vordering wat de overige facturen betreft wordt afgewezen.
5.40.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft gesteld dat [eis.conv./verw.reconv.] haar rechten heeft verwerkt om de facturen nog te mogen betwisten door daarmee zeven maanden te wachten. Dat beroep op rechtsverwerking wordt afgewezen. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft daartoe onvoldoende gesteld. Louter tijdsverloop is onvoldoende voor het aannemen van rechtsverwerking.
II.2.2.1. De facturen voor reguliere dienstverlening (2220155 en 2220183)
5.41.
[gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat [eis.conv./verw.reconv.] op de factuur van 1 juni 2022 met nummer 2220155 van
€ 571.153,16 ten onrechte een tweetal bedragen inhoudt. Dat betreft allereerst € 28.898,43 voor niet-ingeklaarde zendingen. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij betaald dient te worden voor werkzaamheden die zij heeft verricht en waartoe zij op grond van de overeenkomst gehouden was. In dit geval betreft dit voorbereidende werkzaamheden vanwege gegeven inklaringsopdrachten. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij op grond van de overeenkomst betaling verschuldigd is in verband met voorbereidingswerkzaamheden, laat staan dat [gedn.conv./eis.reconv.] in dat kader recht zou hebben op de volledige vergoedingen voor de niet door haar ingeklaarde
airway bills.
5.42.
De rechtbank oordeelt over deze kwestie als volgt. Een nadere onderbouwing van [gedn.conv./eis.reconv.] waaruit deze werkzaamheden hebben bestaan en welke kosten daarmee gemoeid waren, is uitgebleven, zodat niet is komen vast te staan dat er recht bestaat op betaling van voorbereidende werkzaamheden. Hiertoe is mede redengevend dat deze werkzaamheden eerder ook niet werden gefactureerd en er dus geen sprake is van een bestendige, stilzwijgend aanvaarde, praktijk. Ook is gesteld noch gebleken dat deze vergoeding uitdrukkelijk overeengekomen is.
5.43.
Daarnaast stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat [eis.conv./verw.reconv.] ten onrechte weigert het in factuur 2220155 opgenomen bedrag van € 25.034,16 voor
duplicateste betalen. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat [gedn.conv./eis.reconv.] recht heeft op betaling. [eis.conv./verw.reconv.] heeft onweersproken aangevoerd dat het in dit kader gaat om meerdere
airway billswaarvoor de inklaringswerkzaamheden dubbel in rekening zijn gebracht. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft in dat verband aangevoerd dat er sprake zou zijn van een reeds via de creditfactuur van 7 juli 2022 opgeloste kwestie. [eis.conv./verw.reconv.] betwist niet dat deze
duplicatesverband houden met de creditfactuur, maar heeft aangegeven dat uit het verweer van [gedn.conv./eis.reconv.] tegen [eis.conv./verw.reconv.] ’s eigen vordering 4 (hiervoor besproken in overweging 5.28 tot en met 5.38) reeds blijkt dat zij recht heeft op een aanvullende creditering.
5.44.
De rechtbank begrijpt deze toelichting van partijen zo, dat het bedrag van
€ 25.034,16 onderdeel uitmaakt van het bedrag dat in het kader van vordering 4 aan [eis.conv./verw.reconv.] zal worden toegewezen. Die vordering bestrijkt immers dezelfde periode als de onderhavige factuur en betreft bedragen die door [gedn.conv./eis.reconv.] voor inklaringswerkzaamheden te veel in rekening zijn gebracht. Het betreft hier dus een te veel in rekening gebracht bedrag, dat zal worden toegewezen in het kader van vordering 4 van [eis.conv./verw.reconv.] , maar dat door [eis.conv./verw.reconv.] nog niet is betaald. Dat betekent dat [eis.conv./verw.reconv.] het bedrag in het kader van de onderhavige vordering van [gedn.conv./eis.reconv.] zal moeten betalen.
5.45.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde betaling van de factuur zal worden toegewezen voor een bedrag van € 542.254,73‬.
5.46.
De tweede factuur voor reguliere werkzaamheden waarvan [gedn.conv./eis.reconv.] de betaling vordert, met nummer 2220183, dateert van 5 juli 2022 en betreft de overeengekomen minimum maandvergoeding voor de inklaringswerkzaamheden van € 200.000,00. [eis.conv./verw.reconv.] betwist daarvan € 32.994,22. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat [gedn.conv./eis.reconv.] op de minimumvergoeding voor de maand juni 2022 geen recht heeft omdat [gedn.conv./eis.reconv.] haar werkzaamheden heeft opgeschort. In juni 2022 zijn door [gedn.conv./eis.reconv.] voor € 167.005,78 aan inklaringswerkzaamheden verricht, tot het moment waarop de inklaringswerkzaamheden onder de overeenkomst door [gedn.conv./eis.reconv.] werden opgeschort. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij haar werkzaamheden in juni 2022 mocht opschorten, omdat [eis.conv./verw.reconv.] facturen onbetaald liet. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat die opschorting niet in de weg staat aan haar recht op de overeengekomen minimum maandvergoeding. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat [gedn.conv./eis.reconv.] tot opschorting mocht overgaan en, voor zover [gedn.conv./eis.reconv.] daartoe wel gerechtigd zou zijn, betoogt zij dat het in die omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij betaling van de minimum maandvergoeding vordert.
5.47.
De rechtbank is van oordeel dat de opschorting door [gedn.conv./eis.reconv.] in de weg staat aan de aanspraak op de minimum maandvergoeding. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is onaanvaardbaar dat aanspraak wordt gehouden op een maandelijkse vergoeding terwijl de daarmee corresponderende werkzaamheden worden opgeschort, terwijl die werkzaamheden ook niet op een ander moment wel door haar zullen worden gedaan. De vordering zal derhalve worden toegewezen voor een bedrag van € 167.005,78.
II.2.2.2. De facturen 2210733 en 220158
5.48.
[gedn.conv./eis.reconv.] vordert betaling van twee facturen, waarop zij aanspraak maakt op de grond dat zij extra kosten heeft gemaakt en extra werkzaamheden heeft moeten verrichten omdat [eis.conv./verw.reconv.] onvoldoende maandkrediet bij de Douane beschikbaar had. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij daardoor gehinderd werd in haar werk. Zij kon invoeraangiftes niet indienen en moest veelvuldig met de douane communiceren. Daardoor is de dienstverlening aan andere klanten in de knel gekomen. Zij vordert betaling van een factuur van 19 oktober 2021 met nummer 2210733 van € 24.500,00 in verband met zeven verstoringen en betaling van een factuur van 10 juni 2022 met nummer 2220158 van € 28.000,00 met betrekking tot acht verstoringen. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat zij, op grond van een mondelinge afspraak met [naam 1] en [naam 5] , per keer dat het maandkrediet ontoereikend zou zijn daarvoor € 3.500,00 mocht factureren aan [eis.conv./verw.reconv.] . Ter onderbouwing van die stelling wijst [gedn.conv./eis.reconv.] op de verklaring van [naam 5] van 5 januari 2023 (zie hiervoor bij 3.29) en op een door [gedn.conv./eis.reconv.] zelf op 3 januari 2023 gegeven schriftelijke toelichting (zie productie 41b [gedn.conv./eis.reconv.] ) waarin door [gedn.conv./eis.reconv.] aan de advocaten van [eis.conv./verw.reconv.] een toelichting wordt gegeven op factuur 2210733. Daarnaast stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij tot het in rekening brengen van deze kosten ook gerechtigd is vanwege hetgeen is bepaald in artikel 6 lid 4 van de FENEX-voorwaarden.
5.49.
[eis.conv./verw.reconv.] betwist dat er een afspraak is gemaakt waaruit volgt dat [gedn.conv./eis.reconv.] telkens € 3.500,00 in rekening mocht brengen wanneer het maandkrediet bij de Douane ontoereikend was. [eis.conv./verw.reconv.] zou nooit met een dergelijke boetemaatregel akkoord gaan omdat deze de dienstverlening aan haar Chinese klanten direct onrendabel zou maken. [eis.conv./verw.reconv.] wijst erop dat Chen zich, nadat hij de eerste factuur ontving waarop de bedragen in rekeningen werden gebracht, tot [gedn.conv./eis.reconv.] wendde en via WhatsApp aan hem schreef
“[b]ecause I check the contract with [gezamenlijke naam] , It doesn’t have any item about this case”. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij op grond van de bepalingen uit de FENEX-voorwaarden tot vergoeding van deze facturen gehouden kan worden. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] dient te worden aangetoond dat er extra werkzaamheden zijn verricht voordat er aanvullende kosten in rekening mogen worden gebracht.
5.50.
De rechtbank overweegt als volgt. In de schriftelijke verklaring van 3 januari 2023 die [gedn.conv./eis.reconv.] zelf heeft opgesteld ter onderbouwing van de factuur, staat slechts dat [eis.conv./verw.reconv.] heeft nagelaten voldoende zekerheid te stellen bij de Douane, waardoor schade is ontstaan. In die verklaring wordt geen (mondelinge) afspraak met [eis.conv./verw.reconv.] genoemd waaraan het recht kan worden ontleend om de factuur in rekening te brengen. In de verklaring van [naam 5] die is gedateerd op 5 januari 2023 staat slechts dat er kosten in rekening zouden worden gebracht en dat daarvoor een bedrag van € 3.500,00 werd afgesproken. [naam 5] verklaart niet dat die afspraak met hem (alleen) werd gemaakt en evenmin wanneer die afspraak werd gemaakt en met wie. Daarover zijn ook overigens geen feiten gesteld door [gedn.conv./eis.reconv.] In het licht van de gemotiveerde betwisting door [eis.conv./verw.reconv.] , en met name ook het directe protest van Chen via WhatsApp op het moment dat hem de kosten die het hier betreft in rekening worden gebracht, is door [gedn.conv./eis.reconv.] onvoldoende feitelijke onderbouwing gegeven aan haar stelling dat er een afspraak is gemaakt met [naam 1] en [naam 5] . Zodoende is niet komen vast te staan dat er een (mondelinge) afspraak is gemaakt op grond waarvan [gedn.conv./eis.reconv.] telkens € 3.500,00 in rekening mocht brengen wanneer het maandkrediet bij de Douane ontoereikend was. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, wordt aan het gedane bewijsaanbod op dit punt voorbijgegaan.
5.51.
[gedn.conv./eis.reconv.] kan evenmin gevolgd worden in haar stelling dat [eis.conv./verw.reconv.] tot vergoeding van deze facturen gehouden is op grond van artikel 6 lid 4 van de FENEX-voorwaarden. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij tot vergoeding gehouden is, omdat zij van mening is dat op grond van de FENEX-voorwaarden dient te worden aangetoond dat er extra werkzaamheden zijn verricht voordat er aanvullende kosten in rekening mogen worden gebracht. [eis.conv./verw.reconv.] betwist bovendien dat mogelijke hinder bij de werkzaamheden tot schade voor [gedn.conv./eis.reconv.] heeft geleid. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft in het licht van deze betwisting nagelaten voldoende nader te onderbouwen dat zij kosten heeft gemaakt die [eis.conv./verw.reconv.] op grond van de FENEX-voorwaarden gehouden is te vergoeden, zodat haar vordering tot betaling van de facturen 2210733 en 220158 zal worden afgewezen.
II.2.2.3. De facturen 2220184 en 2220185
5.52.
[gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat [eis.conv./verw.reconv.] , vanwege een grote verstoring die begin 2022 plaatsvond omdat [eis.conv./verw.reconv.] verkeerde goederencodes gebruikte, gehouden is tot betaling van twee facturen die zijn gedateerd op 5 juli 2022. Dat betreft een factuur met nummer 2220184 van € 12.500,00 en een factuur met nummer 22220185 van € 18.195,00. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat over het bedrag van € 12.500,00 op 4 januari 2022 telefonisch afspraken zijn gemaakt met [eis.conv./verw.reconv.] , die daarna zijn vastgelegd in een e-mail van [gedn.conv./eis.reconv.] aan [eis.conv./verw.reconv.] van 6 januari 2022 (productie 42A zijdens [gedn.conv./eis.reconv.] ). In die e-mail van 6 januari 2022 heeft [gedn.conv./eis.reconv.] ook de extra kosten van € 5,00 per
airway billaangekondigd waarop de factuur met een bedrag van € 18.195,00 is gebaseerd. Daarnaast stelt [gedn.conv./eis.reconv.] dat [eis.conv./verw.reconv.] ook vanwege artikel 6 lid 2 en lid 4 van de FENEX-voorwaarden gehouden is de facturen te voldoen. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij met [gedn.conv./eis.reconv.] is overeengekomen dat eenmalig € 12.500,00 en een toeslag van € 5,00 per
airway billin rekening mocht worden gebracht. Volgens [eis.conv./verw.reconv.] volgt uit de e-mail van
6 januari 2022 dat [gedn.conv./eis.reconv.] haar procedures heeft moeten aanpassen als gevolg van een veranderde werkwijze bij de Douane en niet vanwege verkeerde goederencodes die [eis.conv./verw.reconv.] heeft gehanteerd. Die kosten komen volgens [eis.conv./verw.reconv.] voor rekening en risico van [gedn.conv./eis.reconv.]
Op de e-mail van 6 januari 2022 heeft [eis.conv./verw.reconv.] niet gereageerd omdat [gedn.conv./eis.reconv.] de kosten nog niet in rekening had gebracht. De facturen volgden pas op 5 juli 2022. Daarnaast mag [gedn.conv./eis.reconv.] die kosten niet eenzijdig aankondigen en vervolgens in rekening brengen.
5.53.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor een partijen bindende, nadere, overeenkomst zijn een aanbod en aanvaarding noodzakelijk. Dat het in rekening brengen van een extra vergoeding is overeengekomen, heeft [eis.conv./verw.reconv.] betwist. De aanvaarding kan in de gegeven omstandigheden niet worden afgeleid uit stilzitten na ontvangst van de e-mail waarin de extra vergoeding werd aangekondigd/voorgesteld. Dat is daartoe onvoldoende. De stelling van [gedn.conv./eis.reconv.] dat de e-mail een weergave vormt van telefonisch op 4 januari 2022 gemaakte afspraken, strookt niet met de inhoud van de e-mail en wordt daarom verworpen. In de e-mail staat namelijk: “
Wij stellen dan ook voor om de starting fee met € 5,00 per AWB te verhogen om deze onvoorziene kosten te kunnen compenseren.”Dit laat zich moeilijk anders lezen dan een aanbod (en zeker niet als de vastlegging van een reeds gemaakte afspraak) en ten aanzien van de € 5,00 ontbreekt het aan stellingen over de aanvaarding van dat aanbod. Met betrekking tot de doorbelasting van de € 12.500,00, waarvan is gesteld dat dit aanbod telefonisch is aanvaard, ligt het genuanceerder. Daarover staat in de e-mail: “
Wij hebben voor de uitvoering van bovenstaande software activiteiten een tarief afgesproken van € 12.500,00 excl. 21% B.T.W.”Echter, de rechtbank is van oordeel dat [gedn.conv./eis.reconv.] , gelet op de betwisting door [eis.conv./verw.reconv.] dat een dergelijke afspraak gemaakt is, hier haar stelling nader had moeten onderbouwen. Op zijn minst mocht verwacht worden dat [gedn.conv./eis.reconv.] stelt met wie zij heeft gesproken en waarom zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eis.conv./verw.reconv.] de voorgestelde extra vergoeding aanvaardde.
5.54.
De facturen komen evenmin op grond van artikel 6 lid 2 of lid 4 van de FENEX-voorwaarden voor vergoeding in aanmerking. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt in dit kader weliswaar dat zij met haar IT’ers en douanespecialisten een nacht heeft moeten doorwerken om problemen voor [eis.conv./verw.reconv.] op te lossen, maar het staat niet vast dat de grote verstoring waarop [gedn.conv./eis.reconv.] gewezen heeft, en in het kader waarvan zij stelt werkzaamheden te hebben moeten uitvoeren, te wijten was aan het verkeerde gebruik van goederencodes door [eis.conv./verw.reconv.] . De e-mail van 6 januari 2022 bevat een toelichting en overzicht van uitgevoerde werkzaamheden. De e-mail biedt niet direct steun voor de stelling dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd omdat [eis.conv./verw.reconv.] verkeerde goederencodes heeft gebruikt. Uit de e-mail lijkt eerder te volgen dat de Douane wijzigingen heeft doorgevoerd, waarover de Douane niet vooraf heeft gecommuniceerd, waardoor een zending door allerlei systemen geweigerd werd. In die omstandigheden kan [gedn.conv./eis.reconv.] de kosten die met deze werkzaamheden verband houden, en die overigens niet voldoende gespecificeerd en onderbouwd zijn, niet op grond van de FENEX-voorwaarden bij [eis.conv./verw.reconv.] in rekening brengen. Er is dan immers geen sprake van een bij aanvang van de overeenkomst onvoorziene omstandigheid zoals is bedoeld in artikel 6 lid 4 van de FENEX-voorwaarden. Een douane-expediteur zal er redelijkerwijze rekening mee moeten houden dat de Douane geregeld haar werkprocessen aanpast. Dit behoort tot haar ondernemersrisico.
5.55.
De conclusie uit het voorgaande ten aanzien van vordering a van [gedn.conv./eis.reconv.] is dat [eis.conv./verw.reconv.] een bedrag van € 709.260,51 verschuldigd is vanwege onbetaald gebleven facturen. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft in het kader van haar vorderingen daarop het bedrag waarvoor zij [eis.conv./verw.reconv.] op 7 juli 2022 heeft gecrediteerd in mindering gebracht. Dat betekent dat een bedrag van € 475.206,35 zal worden toegewezen.
II.2.2.4. Opschorting(sverbod)
5.56.
[eis.conv./verw.reconv.] stelt dat zij haar verplichting tot betaling van de laatste facturen voor de inklaringswerkzaamheden die [ged.conv./eis.reconv. 2] aan haar zou sturen op 14 juni 2022 via WhatsApp heeft opgeschort omdat [gedn.conv./eis.reconv.] onvoldoende medewerking bood aan een oplossing van de ‘
7 finance cases’ (zie hiervoor bij 3.19.). [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat [eis.conv./verw.reconv.] een vordering had op [ged.conv./eis.reconv. 2] of [ged.conv./eis.reconv. 1] en stelt dat [eis.conv./verw.reconv.] geen beroep op opschorting toekomt, vanwege het opschortingsverbod uit artikel 15 lid 10 van de FENEX-voorwaarden. De rechtbank is van oordeel dat [eis.conv./verw.reconv.] onvoldoende feiten heeft gesteld om een beroep op opschorting te rechtvaardigen. In het bijzonder ontbreekt welke opeisbare vordering op [gedn.conv./eis.reconv.] precies door [eis.conv./verw.reconv.] aan het haar beroep op een opschortingsbevoegdheid ten grondslag wordt gelegd. [eis.conv./verw.reconv.] verwijst in algemene termen naar de “
7 finance cases” die niet werden opgelost, maar daarmee is onvoldoende concreet gemaakt van welke op [gedn.conv./eis.reconv.] rustende verbintenis(sen) de nakoming precies is uitgebleven en hoe deze verplichting(en) samenhangen met de verplichting van [eis.conv./verw.reconv.] om te betalen voor de verrichte inklaringswerkzaamheden.
II.3. De vorderingen met betrekking tot de beëindiging van de overeenkomst
5.57.
[eis.conv./verw.reconv.] legt aan haar derde vordering ten grondslag dat zij recht heeft op terugbetaling van de borgsom van € 25.000,00 die zij bij aanvang van de overeenkomst heeft betaald, omdat de overeenkomst op 30 juni 2022 is beëindigd. [eis.conv./verw.reconv.] verwijst, ter onderbouwing van haar stelling dat de overeenkomst op 30 juni 2022 is geëindigd, op de e-mail van 29 juni 2021 (zie hiervoor bij 3.8) waarin staat dat de overeenkomst werd afgesloten voor de duur van 12 maanden en een looptijd zou hebben tot en met 30 juni 2022. Daarnaast heeft [eis.conv./verw.reconv.] gewezen op de e-mail van [ged.conv./eis.reconv. 4] van 19 mei 2022, waaruit volgens [eis.conv./verw.reconv.] de bevestiging volgt dat de overeenkomst op 30 juni 2022 eindigt (zie hiervoor bij 3.20) en op het WhatsApp-bericht van [ged.conv./eis.reconv. 4] aan [naam 4] van 14 juni 2022 waarin [ged.conv./eis.reconv. 4] schrijft “
[j]ullie hebben vandaag de overeenkomst opgezegd” (zie hiervoor bij 3.21).
5.58.
[gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat de (gehele) overeenkomst op 30 juni 2022 is geëindigd. Zij heeft in dat verband (vooral) tijdens de mondelinge behandeling onderscheid gemaakt tussen de FENEX-machtiging/overeenkomst, waarvan zij stelt dat die met [ged.conv./eis.reconv. 1] is gesloten en de handelsovereenkomst over tarieven, volumes en tijden die volgens haar met [ged.conv./eis.reconv. 2] is overeengekomen. De machtiging is volgens [gedn.conv./eis.reconv.] voor onbepaalde tijd overeengekomen, terwijl de handelsovereenkomst een looptijd kende van een jaar. Dat de machtiging voor onbepaalde tijd geldt, legt [gedn.conv./eis.reconv.] bovendien ten grondslag aan haar reconventionele vordering. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt in het kader van haar vordering c dat de FENEX-machtiging/overeenkomst nooit formeel is opgezegd, zoals op grond van artikel 5.2 van de machtiging vereist is. Zodoende is de overeenkomst volgens [gedn.conv./eis.reconv.] automatisch met één jaar verlengd. [gedn.conv./eis.reconv.] begroot haar schade op een bedrag van € 2.400.000,00, ofwel twaalf maal de afgesproken maandelijkse minimumvergoeding. [eis.conv./verw.reconv.] heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van twee afzonderlijke overeenkomsten met verschillende looptijden.
5.59.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van twee afzonderlijke overeenkomsten, en daarvoor is ook in de wel bekende feiten en omstandigheden onvoldoende steun te vinden. De rechtbank heeft reeds geconcludeerd dat daaruit volgt dat van één overeenkomst sprake is. Een machtiging tot het verrichten van vertegenwoordigingswerkzaamheden en een beloningscomponent voor die werkzaamheden maken daarvan deel uit. Immers blijkt uit de gewisselde WhatsApp-berichten tussen [ged.conv./eis.reconv. 4] en [naam 1] uit de periode van 4 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 (productie 37 [eis.conv./verw.reconv.] bij conclusie van antwoord in reconventie) niet dat er onderhandeld werd over de tarieven, volumes en tijden. In die berichtenwisseling tussen partijen ging het niet (slechts) over de voorwaarden waarónder, maar (juist) over de vraag óf de samenwerking als zodanig werd verlengd. Gelet op de inhoud van de e-mails van 29 juni 2021 en 19 mei 2022, en de tussen partijen gewisselde WhatsApp-berichten is voldoende duidelijk dat partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd hebben bedoeld te sluiten, die op 30 juni 2022 eindigde. Steun voor dat oordeel bestaat eveneens in het feit dat na die datum geen werkzaamheden voor [eis.conv./verw.reconv.] meer zijn uitgevoerd door [gedn.conv./eis.reconv.] en dat zij zich daar (aanvankelijk) bij lijkt te hebben neergelegd.
5.60.
Daaruit volgt dat vordering 3 van [eis.conv./verw.reconv.] tot terugbetaling van de borgsom zal worden toegewezen, omdat [gedn.conv./eis.reconv.] niet heeft betwist dat de borgsom na het einde van de overeenkomst moet worden teruggestort en zij deze derhalve ten onrechte onder zich houdt. De op doorbetaling van de minimum maandvergoeding gebaseerde vordering c van [gedn.conv./eis.reconv.] zal worden afgewezen.
III. Vordering 2 [eis.conv./verw.reconv.] (UTB 33)
5.61.
[eis.conv./verw.reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.] zijn in het kader van de tweede vordering van [eis.conv./verw.reconv.] in de kern nog verdeeld over de vraag of [eis.conv./verw.reconv.] door de Douane zal (kunnen) worden aangesproken wanneer [gedn.conv./eis.reconv.] niet meer aan de getroffen afbetalingsregeling voldoet. Hier liggen de vragen onder of de Douane nog een vordering heeft op [eis.conv./verw.reconv.] aangaande UTB 33 en of zij nog terecht aanspraak kan maken op betaling uit dien hoofde. [gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat daarvan sprake kan zijn. Zij voert aan dat UTB 33 teniet is gegaan en dat de Douane geen vordering meer heeft op [eis.conv./verw.reconv.] . Zij verwijst daartoe naar de artikelen 7.2 en 7.3 van de Leidraad Invordering, waaruit volgens haar volgt dat de betaling door [ged.conv./eis.reconv. 3] op 23 april 2021 door de Douane diende te worden aangewend voor openstaande belastingaanslagen. Met die betaling van € 1.388.155,20 werd het openstaande bedrag van UTB 33 voldaan. Voorts heeft [gedn.conv./eis.reconv.] verwezen naar artikel 124 lid 1 letter b van het Douanewetboek van de Unie (DWU) waaruit volgens haar volgt dat de douaneschuld van [eis.conv./verw.reconv.] met die betaling teniet is gegaan. Wat resteert is een onverschuldigde betaling door de Douane aan [ged.conv./eis.reconv. 3] , waarvoor door de Douane met [ged.conv./eis.reconv. 3] een betalingsregeling is getroffen waar [eis.conv./verw.reconv.] buiten staat. [eis.conv./verw.reconv.] kan voor UTB 33 volgens [gedn.conv./eis.reconv.] niet meer op goede gronden worden aangesproken. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij niet meer door de Douane voor UTB 33 kan worden aangesproken.
5.62.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedn.conv./eis.reconv.] kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat UTB 33 na de betaling op 23 april 2021 geheel teniet is gegaan. Uit de feitelijke onderbouwing die [eis.conv./verw.reconv.] onweersproken aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, blijkt het volgende (zie hiervoor bij 3.11-3.12 en 3.14-3.17). UTB 31 werd met een betaling op 16 april 2021 door [ged.conv./eis.reconv. 3] geheel voldaan. De betaling van [ged.conv./eis.reconv. 3] van 23 april 2021, die door [ged.conv./eis.reconv. 3] tevens was aangewezen als betaling van UTB 31, werd aanvankelijk door de Douane aangewend voor de voldoening van de nog openstaande schuld voor UTB 33. Die handelwijze is in lijn met het door [gedn.conv./eis.reconv.] aangehaalde artikel 7.3 van de Leidraad Invordering, waaruit volgt dat een verkeerd gerichte betaling met een openstaande schuld zal worden verrekend. Echter heeft de Douane vervolgens, zo stelt [eis.conv./verw.reconv.] onweersproken, op verzoek van [eis.conv./verw.reconv.] deze betaling niet in mindering gebracht op UTB 33, maar terug overgemaakt aan [ged.conv./eis.reconv. 3] . Dat betekent dat het mechanisme waarnaar [gedn.conv./eis.reconv.] verwijst, en waaruit volgens [gedn.conv./eis.reconv.] zou volgen dat de douaneschuld met de betaling van de openstaande belastingschuld tenietgaat, op verzoek van [eis.conv./verw.reconv.] is doorkruist. Zodoende is de vordering van de Douane op [eis.conv./verw.reconv.] uit hoofde van UTB 33 niet tenietgegaan. Dat die vordering niet is tenietgegaan blijkt ook uit de rentebeschikkingen die de Douane automatisch aan [eis.conv./verw.reconv.] verstuurt nadat [gedn.conv./eis.reconv.] een termijn van de afbetalingsregeling voldoet. Uit die rentebeschikkingen volgt dat de termijnbetalingen in mindering strekken op het openstaande bedrag dat op [eis.conv./verw.reconv.] ’s naam openstaat voor UTB 33. Dat duidt erop dat de Douane nog een vordering heeft op [eis.conv./verw.reconv.] aangaande UTB 33. In de afspraken die door [ged.conv./eis.reconv. 3] met de Douane zijn gemaakt (zie hiervoor bij 3.31), is bovendien geen steun te vinden voor het standpunt dat de Douane niet meer bij [eis.conv./verw.reconv.] zal aankloppen wanneer [ged.conv./eis.reconv. 3] haar verplichtingen uit de afbetalingsregeling niet langer nakomt, maar wel voor het tegendeel.
5.63.
Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een afbetalingsregeling tussen de douane en [ged.conv./eis.reconv. 3] waar [eis.conv./verw.reconv.] verder buiten staat. Het bedrag van € 1.378.104,31 dat [ged.conv./eis.reconv. 3] van de Douane ontving was oorspronkelijk afkomstig van [eis.conv./verw.reconv.] en was bestemd voor het aflossen van een schuld van [eis.conv./verw.reconv.] aan de Douane. [ged.conv./eis.reconv. 3] heeft dat ontvangen bedrag niet aangewend om daaruit alsnog de schuld van [eis.conv./verw.reconv.] te voldoen, noch heeft zij het terugbetaald aan [eis.conv./verw.reconv.] , maar heeft het bedrag ten onrechte onder zich gehouden. Door het bedrag te houden en niet alsnog aan te wenden voor aflossing van de openstaande schuld van [eis.conv./verw.reconv.] bij de Douane is [ged.conv./eis.reconv. 3] ongerechtvaardigd verrijkt. [eis.conv./verw.reconv.] heeft schade geleden doordat zij, ondanks haar betaling aan [ged.conv./eis.reconv. 3] van het bedrag voor de voldoening van UTB 33 aan de douane, geconfronteerd wordt met een schuld uit UTB 33 die op haar verhaald zal worden zodra [ged.conv./eis.reconv. 3] niet langer aan haar aflossingsverplichting op grond van de betalingsregeling voldoet. De verrijking van [ged.conv./eis.reconv. 3] wordt niet gerechtvaardigd door enige rechtshandeling of rechtsregel. Dat betekent dat de primaire vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking kan worden toegewezen ten opzichte van [ged.conv./eis.reconv. 3] .
5.64.
Het beroep van [gedn.conv./eis.reconv.] op verjaring van deze vordering gaat niet op, nu reeds uit haar eigen stellingen blijkt dat [eis.conv./verw.reconv.] ruim binnen de termijn uit de FENEX-voorwaarden – namelijk 6 maanden nadat [eis.conv./verw.reconv.] ermee bekend raakte dat [gedn.conv./eis.reconv.] een fout had gemaakt – heeft gevraagd om een update en nu partijen vervolgens over deze vordering van [eis.conv./verw.reconv.] steeds in gesprek zijn gebleven, zodat voor [gedn.conv./eis.reconv.] duidelijk moet zijn geweest dat [eis.conv./verw.reconv.] aanspraak bleef maken op dit bedrag.
IV. Vordering d [gedn.conv./eis.reconv.] (de exclusiviteitsafspraak)
5.65.
Volgens [gedn.conv./eis.reconv.] is met een mondeling gemaakte
gentlemen’s agreementeen exclusiviteitsafspraak tot stand gekomen. Daarop is haar vordering d gebaseerd. Ter onderbouwing verwijst zij naar [naam 5] die het bestaan van dit
gentlemen’s agreementzou kunnen bevestigen. Dat [eis.conv./verw.reconv.] is gehouden tot exclusiviteit volgt volgens [gedn.conv./eis.reconv.] ook uit de aard van de door [gedn.conv./eis.reconv.] verrichte werkzaamheden. Het zou voor [ged.conv./eis.reconv. 3] onmogelijk zijn om degelijke berekeningen te maken van de invoerrechten en invoer-btw wanneer ook andere partijen douaneaangiften zouden doen. Daarnaast zou er geen controle mogelijk zijn op het verbruik van de beschikbare financiële middelen bij de Douane – zoals het maandkrediet – wanneer ook andere douanevertegenwoordigers dan [gedn.conv./eis.reconv.] voor [eis.conv./verw.reconv.] douaneaangiften zouden doen. Deze exclusiviteitsafspraak zou [eis.conv./verw.reconv.] vanaf 2022 hebben geschonden. [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat er in de vorm van een
gentlemen’s agreementeen exclusiviteitsafspraak is gemaakt. Een dergelijke overeenkomst is bovendien naar haar aard niet afdwingbaar. Daarnaast betwist [eis.conv./verw.reconv.] dat exclusiviteit uit de aard van de dienstverlening voortvloeit. [eis.conv./verw.reconv.] betwist in dat kader dat [gedn.conv./eis.reconv.] niet in staat was correcte btw-calculaties op te stellen indien zij niet als enige de betreffende diensten leverde aan [eis.conv./verw.reconv.] . [eis.conv./verw.reconv.] betwist ook dat [gedn.conv./eis.reconv.] de stand van het maandkrediet monitorde.
5.66.
De rechtbank oordeelt als volgt. Dat [eis.conv./verw.reconv.] is gehouden de diensten waarop de overeenkomst tussen partijen ziet exclusief af te nemen van [gedn.conv./eis.reconv.] is niet komen vast te staan. Uit de gehanteerde term
gentlemen’s agreement, leidt de rechtbank af dat, indien van een dergelijk
agreemental sprake was, [gedn.conv./eis.reconv.] met [eis.conv./verw.reconv.] geen in rechte afdwingbare exclusiviteit is overeengekomen. Het bewijsaanbod met betrekking tot het bestaan van een gentlemen’s agreement zal dus als niet ter zake dienend worden gepasseerd. Een dergelijke exclusiviteitsverplichting volgt evenmin uit de aard van de overeengekomen werkzaamheden. Daaruit zou hooguit kunnen volgen dat er op een zeker moment, vanwege een combinatie van verleende diensten,
de factosprake was van een keuze door [eis.conv./verw.reconv.] voor [gedn.conv./eis.reconv.] als enige douane-expediteur. Een dergelijke keuze of feitelijke gedraging valt echter niet zonder meer gelijk te stellen met een overeengekomen exclusiviteits
verplichting. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eis.conv./verw.reconv.] , nagelaten te onderbouwen op grond waarvan zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat sprake was van een exclusieve afnameverplichting aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] . Dat betekent dat vordering d van [gedn.conv./eis.reconv.] zal worden afgewezen.
V. De vorderingen met betrekking tot de over en weer gelegde beslagen
5.67.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert de veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] tot betaling van beslagkosten voor het op 4 oktober 2022 gelegde beslag. Van [ged.conv./eis.reconv. 2] vordert ze betaling van de kosten van het op 3 augustus 2023 gelegde beslag. Als uitgangspunt geldt dat de kosten van het beslag van de beslagene kunnen worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was (art. 706 Rv). Het is aan de beslagene om de nietigheid, het onnodige of de onrechtmatigheid van het beslag aan te tonen.
5.68.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft betoogd dat de kosten van de ten laste van haar door [eis.conv./verw.reconv.] gelegde beslagen voor rekening van [eis.conv./verw.reconv.] moeten blijven. Zij heeft aangevoerd dat in de procedure komt vast te staan dat [eis.conv./verw.reconv.] geen vordering op haar heeft. De beslagen zouden zijn gelegd op grond van evident ongegronde vorderingen, waarvan [eis.conv./verw.reconv.] op voorhand had moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De beslagen zijn daarom bovendien onrechtmatig geweest. [gedn.conv./eis.reconv.] concludeert hieruit niet alleen dat [eis.conv./verw.reconv.] geen vergoeding van de beslagkosten toekomt, maar ook dat [eis.conv./verw.reconv.] de schade vanwege de onrechtmatige beslagleggingen volledig dient te voldoen. [eis.conv./verw.reconv.] heeft betwist dat zij onrechtmatige beslagen heeft gelegd en betwist subsidiair dat [gedn.conv./eis.reconv.] daardoor enige schade heeft geleden. Voor zover van schade sprake is, dient die schade volgens [eis.conv./verw.reconv.] voor rekening van [gedn.conv./eis.reconv.] te blijven.
5.69.
Het verweer van [gedn.conv./eis.reconv.] tegen de door [eis.conv./verw.reconv.] gevorderde beslagkosten en haar beroep op schadevergoeding wegens onrechtmatige beslaglegging faalt. Aan het beslag van 4 oktober 2022 heeft [eis.conv./verw.reconv.] dezelfde vorderingen ten grondslag gelegd die bij dagvaarding zijn ingesteld. Het enkele feit dat [eis.conv./verw.reconv.] heeft gekozen om de vordering van € 6.043.694,37 in de loop van de onderhavige procedure in te trekken, maakt niet dat de beslagen die mede op grond van die vordering zijn gelegd daardoor onterecht zijn gelegd, nu in het onderhavige vonnis diverse vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] op [gedn.conv./eis.reconv.] zullen worden toegewezen. Daaruit volgt dat de beslagen niet onrechtmatig zijn gelegd.
5.70.
De door [eis.conv./verw.reconv.] gevorderde beslagkosten zijn zodoende op grond van artikel 706 Rv toewijsbaar. Dat betreft een bedrag van € 13.560,06 wegens het op 4 oktober 2022 gelegde beslag en een bedrag van € 292,72 vanwege het op 3 augustus 2023 gelegde beslag.
5.71.
[gedn.conv./eis.reconv.] vordert op haar beurt [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen in de kosten van het door haar gelegde beslag. [eis.conv./verw.reconv.] heeft betwist dat zij de beslagkosten dient te voldoen, omdat dit beslag is gelegd ten aanzien van facturen waarvan [eis.conv./verw.reconv.] de betaling op rechtmatige gronden had opgeschort. Uit hetgeen hiervoor is overwogen in 5.56 volgt dat dit verweer niet opgaat. Dat betekent dat de gevorderde beslagkosten van € 446,32 op grond van artikel 706 Rv toewijsbaar zijn.
VI. De vorderingen met betrekking tot de (buiten)gerechtelijke kosten
5.72.
[gedn.conv./eis.reconv.] vordert op grond van artikel 16 lid 2 van de FENEX-voorwaarden de gerechtelijke en de buitengerechtelijke kosten (begroot op 10% van de door haar gevorderde hoofdsom). [eis.conv./verw.reconv.] betwist dat zij buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, omdat zij die kosten pas verschuldigd is vanaf het moment dat zij in verzuim is. In dit geval is volgens [eis.conv./verw.reconv.] geen sprake van verzuim, omdat zij rechtmatig de betaling van de facturen heeft opgeschort. Voor zover de opschorting niet rechtmatig was, geldt dat onder artikel 16 lid 2 van de FENEX-voorwaarden slechts de buitengerechtelijke en niet de gerechtelijke kosten kunnen worden gevorderd. Daarnaast geldt, volgens [eis.conv./verw.reconv.] , dat [gedn.conv./eis.reconv.] daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten moet hebben gemaakt om kosten van 10% van de hoofdsom te kunnen vorderen. Daarvoor is geen onderbouwing gegeven. Bovendien acht [eis.conv./verw.reconv.] onaannemelijk dat er significante kosten zijn gemaakt. [gedn.conv./eis.reconv.] zou maar één brief en één e-mail hebben gestuurd, voordat beslag werd gelegd. Tot slot doet [eis.conv./verw.reconv.] een beroep op matiging van de kosten op grond van artikel 242 Rv.
5.73.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen in 5.56, mocht [eis.conv./verw.reconv.] niet tot opschorting van haar betalingen overgaan. Dat betekent dat buitengerechtelijke kosten in beginsel verschuldigd zijn. Dat geldt niet voor de gerechtelijke kosten, voor zover [gedn.conv./eis.reconv.] die in dit kader gevorderd heeft. Artikel 16 lid 2 van de FENEX-voorwaarden biedt daarvoor geen grondslag. Voorts geldt dat een hoger bedrag dan het wettelijke tarief aan buitengerechtelijke kosten – in dit geval 10% van de gevorderde hoofdsom – alleen toewijsbaar is wanneer door [gedn.conv./eis.reconv.] voldoende onderbouwd wordt gesteld dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan de wettelijke tarieven. [8] Dat heeft [gedn.conv./eis.reconv.] niet gesteld en is bovendien door [eis.conv./verw.reconv.] gemotiveerd betwist zodat de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toegewezen hoofdsom, te weten € 475.206,35. Dat komt neer op een bedrag van € 4.151,03
.
5.74.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert eveneens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is eveneens op deze vordering van toepassing. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. [eis.conv./verw.reconv.] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft die werkzaamheden niet betwist. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De over dat bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
VII. Overige beslispunten
Wettelijke (handels)rente
5.75.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft voorts wettelijke rente gevorderd over de door haar ingestelde vorderingen. Als onweersproken zal de wettelijke rente als gevorderd worden toegewezen over de borgsom en de beslagkosten (vorderingen 3 en 5).
5.76.
[gedn.conv./eis.reconv.] betwist dat zij ten aanzien van de vorderingen die betrekking hebben op de
advance feeen UTB 33 (vorderingen 1 en 2) sinds 20 juli 2022 in verzuim verkeert. Daarvoor geldt naar het oordeel van de rechtbank het volgende. In de brief van [gedn.conv./eis.reconv.] van 20 juli 2022 valt te lezen dat zij met klem betwist dat zij op enige manier is tekortgeschoten, waarbij de korting op de
advance feeen de terugbetaling van de Douane met name worden genoemd. Dat betreft een mededeling in de zin van artikel 6:83 sub c BW, zodat [eis.conv./verw.reconv.] gevolgd kan worden in haar standpunt dat verzuim op 20 juli 2022 is ingetreden voor deze beide vorderingen.
5.77.
Tot slot betwist [gedn.conv./eis.reconv.] dat zij vanaf 5 juli 2022 wettelijke rente is verschuldigd over de vordering met betrekking tot de te veel in rekening gebrachte bedragen voor inklaringswerkzaamheden (vordering 4). [gedn.conv./eis.reconv.] kan daarin naar het oordeel van de rechtbank gevolgd worden. Uit de stellingen van [eis.conv./verw.reconv.] en de daarvoor gegeven onderbouwing blijkt niet waarom het verzuim op 5 juli 2022 zou zijn ingetreden. Ten aanzien van de wettelijke rente zal wat deze vordering betreft daarom worden aangeknoopt bij de datum van de akte waarmee deze werd ingesteld, namelijk 3 april 2023.
5.78.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft over haar deels toe te wijzen hoofdvordering die betrekking heeft op de onbetaald gebleven facturen (vordering a) wettelijke handelsrente gevorderd. Deze zal door de rechtbank worden toegewezen. Voor de ingangsdatum daarvan zal in verband met de aard van de vordering worden aangeknoopt bij de datum van de creditfactuur, te weten 7 juli 2022.
Proceskosten
5.79.
[eis.conv./verw.reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.] zijn in conventie beide op punten in het ongelijk gesteld. De vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] op [gedn.conv./eis.reconv.] zijn grotendeels toegewezen ten aanzien van de vennootschappen, maar zijn integraal afgewezen voor zover ze jegens [ged.conv./eis.reconv. 4] zijn ingesteld. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten in conventie te compenseren, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, op de hierna te vermelden wijze.
5.80.
Elk van de partijen zijn ook in reconventie als op enig punt in het ongelijk gesteld te beschouwen, zodat de proceskosten in reconventie eveneens zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, op de hierna te vermelden wijze.
5.81.
Aan de voorwaarden voor toewijzing van een volledige proceskostenvergoeding aan [gedn.conv./eis.reconv.] is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan, nu [eis.conv./verw.reconv.] geen evident ongegronde vorderingen heeft ingesteld en evenmin evident ongegronde verweren heeft gevoerd.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen tegen [ged.conv./eis.reconv. 4] af,
6.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] hoofdelijk om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 308.592,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 juli 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 3] om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 1.254.750,00, te verminderen met de in de tussentijd betaalde termijnen op grond van de afbetalingsregeling die [ged.conv./eis.reconv. 3] met de Douane is overeengekomen, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 juli 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.4.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] hoofdelijk om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.5.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 234.487,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 april 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] hoofdelijk in de kosten van het op 4 oktober 2022 door [eis.conv./verw.reconv.] gelegde beslag, vastgesteld op € 13.560,06, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 4 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 2] in de kosten van het op 23 augustus 2023 door [eis.conv./verw.reconv.] gelegde beslag, vastgesteld op € 292,72‬, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.8.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] , [ged.conv./eis.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 3] hoofdelijk om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 4.151,03voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van
28 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.10.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] om aan [ged.conv./eis.reconv. 2] te betalen een bedrag van € 475.206,35, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.11.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] in de kosten van het op 23 augustus 2022 door [ged.conv./eis.reconv. 2] gelegde beslag, vastgesteld op € 46,32,
6.12.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] om aan [gedn.conv./eis.reconv.] te betalen een bedrag van € 6.775,00 voor buitengerechtelijke kosten,
6.13.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie en reconventie
6.14.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.15.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel, mr. G.J. Meijer en
mr. R.P.W. van de Meerakker en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter in Rotterdam heeft de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] tot vrijgave van het depotbedrag afgewezen, zie vzr. rb. Rotterdam 11 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:6142.
2.Na een opheffingskort geding is de vordering waarvoor het beslagverlof aanvankelijk is verleend herbegroot op een bedrag van € 354.610,00, zie vzr. rb. Amsterdam 31 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3389. Voor het resterende -bedrag hebben [gedn.conv./eis.reconv.] vervolgens vervangende zekerheid aangeboden, in de vorm van een door [eis.conv./verw.reconv.] erkende vordering van € 451.172,20. [eis.conv./verw.reconv.] heeft op basis van dat aanbod de beslagen niet opgeheven. [gedn.conv./eis.reconv.] zijn daarom een tweede opheffingskortgeding gestart bij de rechtbank Amsterdam. Voordat in deze laatstgenoemde zaak vonnis werd gewezen, heeft [eis.conv./verw.reconv.] op 2 augustus 2023 verlof van de vzr. rb. Gelderland gekregen om conservatoir beslag te mogen leggen ten laste van [ged.conv./eis.reconv. 2] op drie onroerende zaken die aan [ged.conv./eis.reconv. 2] in eigendom behoren. Dat verlof werd verleend voor twee overige vorderingen die ook in de onderhavige procedure aan bod komen, namelijk terugbetaling van de door [eis.conv./verw.reconv.] betaalde borgsom van € 25.000,00 en terugbetaling van dubbele facturen die [gedn.conv./eis.reconv.] ten onrechte aan [eis.conv./verw.reconv.] zou hebben verstuurd (
3.HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, r.o. 3.2.
4.HR 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480 (Rainbow).
5.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen) en HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:829 (V./Ingwersen q.q.).
6.HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0468 (Eurocommerce), r.o. 4.2.
7.HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 (RCI/X).
8.Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868, r.o. 3.5.7