ECLI:NL:RBGEL:2023:6888

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
AWB - 22_1371
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres A tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 15 februari 2022 te beëindigen. Eiseres, die zich in 2011 ziekmeldde en vanaf 2013 een WIA-uitkering ontving, is van mening dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte is vastgesteld op minder dan 35%. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek geconcludeerd dat eiseres niet meer recht heeft op de uitkering, wat door eiseres wordt betwist. De rechtbank heeft de zaak op 23 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts B&B voldoende onderbouwd is. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en dat er onvoldoende lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt echter dat de verzekeringsarts alle relevante klachten heeft meegenomen in zijn beoordeling en dat er geen reden is om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat haar WIA-uitkering terecht is beëindigd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1371

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: J. van Dalfsen).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 15 september 2021 beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit gewijzigd wat betreft de uitlooptermijn. De WIA-uitkering is beëindigd per 15 februari 2022. Eiseres blijft onverminderd minder dan 35% arbeidsongeschikt.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 1 februari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als inpakmedewerkster voor gemiddeld 17,93 uur per week. Op 21 februari 2011 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Vervolgens heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Vanaf
18 februari 2013 heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering toegekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. In het kader van een herbeoordeling heeft het UWV na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 15 februari 2022 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van
6 december 2021 en 24 januari 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 december 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
8 december 2021 en 28 januari 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt zich op het standpunt dat haar belastbaarheid wordt overschat en haar beperkingen worden onderschat. Eiseres vindt dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende beperkingen heeft aangenomen en verwijst in dat kader naar de gronden die in bezwaar zijn aangevoerd. Het medisch onderzoek voldoet volgens eiseres niet aan de eisen van het zorgvuldigheidsbeginsel en de motiveringsplicht. Het onderzoek is volgens eiseres onzorgvuldig omdat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar haar arm en in het bijzonder haar hand- en vingerklachten. Als de verzekeringsarts geen noodzaak heeft gezien om lichamelijk onderzoek te verrichten omdat de klachten worden erkend, dan stelt eiseres dat er aanleiding is om verdergaande beperkingen aan te nemen op grond van de medische stukken en de hoorzitting. Daarnaast voert eiseres aan dat er een onderscheid gemaakt moet worden met betrekking tot de beperkingen ten aanzien van reiken (
de rechtbank begrijpt: een onderscheid tussen de linkerschouder en -arm en de rechterschouder en -arm). De schouder en armklachten aan de rechterkant maken dat eiseres geenszins in staat is 600 keer per uur te reiken. Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat de verzekeringsarts haar geloofde op haar verhaal, maar als men kijkt naar de beperkingen, deze niet overeenkomen met de anamnese. De vertaalslag van klachten naar beperkingen in de FML moet te objectiveren zijn, bijvoorbeeld door lichamelijk onderzoek. Daarnaast stelt eiseres ter zitting dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat vage termen die in de FML gebruikt worden, zoals hoogfrequent, niet gespecificeerd worden. Ook is er volgens eiseres te weinig gekeken naar de combinatie van de beperkingen.
7. Eiseres voert verder aan dat de geduide functies zijn geselecteerd op basis van een onjuiste FML en dat zij niet in staat is deze functies uit te oefenen. De geduide functies zijn volgens eiseres fysiek te zwaar belastend voor haar. In het bijzonder de functies waarbij sprake is van veelvuldig gebruik van haar arm en handen en van het hanteren van kleine componenten zijn evident in strijd met haar beperkingen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft haar gesproken tijdens de hoorzitting en psychisch geobserveerd. De door eiseres ingebrachte medische informatie heeft hij meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
12. Omdat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar haar arm en in het bijzonder haar hand- en vingerklachten, is het onderzoek volgens eiseres onzorgvuldig. In het aanvullend verweerschrift stelt het UWV dat er aansluitend aan de hoorzitting in bezwaar van 2 december 2021 een medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B heeft plaatsgevonden, waarbij de rechterhand- en rechterarmklachten uitvoerig aan de orde zijn geweest. Het UWV wijst op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 6 december 2021. De verzekeringsarts B&B heeft volgens het UWV goed kennisgenomen van de aangevoerde klachten en gemotiveerd op welke items in de FML beperkingen gelden. Het UWV stelt dat, in lijn met het rapport van de verzekeringsarts B&B van 24 januari 2022, er door eiseres geen gegevens zijn ingebracht op grond waarvan blijkt dat er meer beperkingen moeten gelden. De rechtbank kan het UWV hierin volgen. De rechtbank acht van belang dat er in de primaire fase wel een lichamelijk onderzoek door een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. Dat het onderzoek door de primaire verzekeringsarts niet specifiek op de handen en vingers van eiseres heeft toegezien acht de rechtbank niet onzorgvuldig, omdat eiseres haar hand- en vingerklachten toen niet naar voren heeft gebracht. De rechtbank merkt daarnaast op dat er door de verzekeringsarts B&B, naar aanleiding van het onderzoek in bezwaar, wel beperkingen in de FML zijn opgenomen voor de klachten aan de handen en vingers, namelijk bij de FML-items 4.3 en 4.6.
13. Verder stelt eiseres dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is omdat vage termen die in de FML gebruikt worden, zoals ‘hoogfrequent’, niet gespecificeerd zijn. De rechtbank overweegt het volgende. Voor de medische en arbeidsdeskundige beoordeling maakt het UWV gebruik van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. [1] In deze rechtspraak ligt tevens besloten dat de omstandigheid dat het UWV middels het CBBS beschikt over gegevens die voor de betrokkene niet alle kenbaar zijn geen strijd oplevert met het uit artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) voortvloeiende vereiste van equality of arms en met het beginsel van fair play. [2] De rechtbank is daarom van oordeel dat de omstandigheid dat niet alle door het UWV in de FML gehanteerde begrippen (en de uitwerking daarvan bij het duiden van functies) gespecificeerd zijn, niet maakt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij ziet aanleiding om de FML op een aantal punten aan te passen. Op basis van de inlichtingen van de huisarts die zijn aangeleverd, waaruit naar voren komt dat bij eiseres sprake is van neuropathische klachten, ziet de verzekeringsarts B&B aanleiding om de klachten en beperkingen die eiseres ervaart enigszins anders te waarderen. Hij neemt daarom aanvullende beperkingen aan voor de belasting van de rechterhand en -arm, meer specifiek voor knijpkracht, reiken, tillen/dragen en klimmen. Vanwege de rug/beenklachten neemt hij aanvullende beperkingen op voor frequent buigen, lopen en staan. Voor een urenbeperking ziet hij geen aanleiding, nu uit het dagverhaal geen aanwijzingen naar voren komen voor een stoornis in de energiehuishouding of een verhoogde recuperatiebehoefte. Ook acht hij een verband tussen de neuropathische klachten en een verstoorde energiehuishouding niet plausibel.
15. Omdat eiseres haar standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 99,23% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 0,77% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiseres per
15 februari 2022 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407, 10 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:183, 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:606, 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737, 2 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3031 en 16 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3180.
2.CRvB 2 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:434.