Uitspraak
tevens verwerende partij
tevens verzoekende partij
1.Inleiding
2.De procedure
3.De feiten
Aanleiding voor het gesprek was vervolg geven aan punten besproken in het jaargesprek en dat wij ons zorgen maken over jouw functioneren als medisch specialist. [het Afdelingshoofd MO] heeft de volgende zaken benoemd waarop dit gebaseerd is:
Tegen de onderzoeksopzet is door prof. [L] gemotiveerd aangevoerd dat op basis van de beide door Radboud gedane onderzoeken niet kan worden geconcludeerd dat het functioneren van [verweerster] niet is wat mag worden verwacht van een goed functionerende medisch specialist/internist-oncoloog van de afdeling Medische Oncologie van Radboudumc. [5] Prof. [M] meent dat de door prof. [L] genoemde uitgangspunten niet gelden voor een onderzoek naar patiëntenzorg.
“over jouw functioneren als medisch specialist”. Voor het eerst wordt tijdens dat gesprek melding gemaakt van klachten van collega stafleden, die zouden zijn ontvangen van zeven patiёnten van [verweerster]. Als voorbeeld wordt genoemd dat er vaak na lang wachten in de wachtkamer, weinig tijd voor een consult is. Blijkens het verslag wordt onder meer afgesproken dat dergelijke klachten vanaf nu meteen met [verweerster] zullen worden besproken. Tijdens het gesprek op 20 juni 2019 worden vier nieuwe klachten gemeld en dit vormt, zoals in het verslag van het gesprek letterlijk is opgenomen, aanleiding voor de afdelingsleiding in overleg met de afdeling HR een traject op te starten
“om het functioneren van [verweerster] objectief en onafhankelijk te toetsen om tot concrete verbeterdoelstellingen te komen, waarbij [verweerster] ondersteuning zal ontvangen die gefaciliteerd wordt door de afdeling”. De volgende stap is de brief van 4 juli 2019 aan de Commisie Onderzoek (…). Blijkens het verslag van het gesprek van [het afdelingshoofd] met de Commissie Onderzoek op 16 augustus 2019 zegt [het afdelingshoofd] dat zij meent dat een verbeterplan moet worden opgesteld op basis van het inhoudelijke advies van de Commissie Onderzoek. Daarvoor heeft zij op de vraag van de Commissie Onderzoek of zij het aannemelijk acht dat een verbetertraject kans van slagen heeft, geantwoord dat zij het moeilijk vindt antwoord te geven op die vraag, omdat ze zich afvraagt of [verweerster] coachbaar is en dat zij zich afvraagt of ze zelfreflectie zal krijgen. Ze voegt daaraan toe dat zij zich kan voorstellen dat er een 1 op 1 begeleidingstraject moet worden ingesteld, maar dat zij geen idee heeft of dit gaat helpen. Tijdens het gesprek tussen [verweerster] en de Commissie Onderzoek vertelt [verweerster] Radboudumc tijdens het gesprek op 22 juni 2019 om een formeel begeleidingstraject te hebben gevraagd. De Commissie Onderzoek schrijft in haar rapport van 12 september 2019 dat zij “
adviseert dat sprake is van disfunctioneren” en met betrekking tot het verbetertraject “
negatief adviseert”, “
gezien het stucturele karakter van het disfunctioneren en de niet coachbare onderdelen daarvan”.
Afgezien van het feit dat niet vast staat dat sprake is van een slechte arts, is het naar het oordeel van het hof mogelijk een verbetertraject te ontwerpen waarbij de zorg en veiligheid voor patiënten zeker worden gesteld. (…)
De stelling dat [verweerster] niet coachbaar is, is gebaseerd op een niet beproefd vermoeden en daarom onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat.[
verweerster] zal met andere woorden dus nog in de gelegenheid moeten worden gesteld haar functioneren te verbeteren [7] , waarbij concreet zal moeten worden aangegeven op welke punten het functioneren van [verweerster] verbetering behoeft, welke hulp Radboudumc haar daarbij gaat geven, hoeveel tijd [verweerster] krijgt om haar functioneren te verbeteren en wanneer tussenevaluaties plaatsvinden, waarbij alles gericht is op het behouden van [verweerster] voor de afdeling in plaats van het verzamelen van bewijs tegen [verweerster] met het doel zo spoedig mogelijk afscheid van haar te nemen.
De druk is echter grotendeels op het conto van Radboudumc te schrijven [8] , die de ontstane problemen en kritiek te snel heeft laten escaleren in een non actiefstelling, ontbindingsverzoek en communicatie daarover met de buitenwacht (met alle gevolgen voor [verweerster] van dien) zonder een echt verbetertraject in te zetten. Ook was het de keuze van Radboudumc om vier senior stafleden, naaste collega’s van [verweerster], te betrekken in het interne onderzoek dat zij heeft verricht. Dat alles heeft de verhoudingen ongetwijfeld geen goed gedaan. Het hof heeft op basis van wat er is uitgewisseld en besproken ook de indruk dat er door Radboudumc weinig tot geen aandacht is besteed aan signalen betreffende de mogelijke achterliggende persoonlijke problematiek aan de zijde van [verweerster], waarmee een aantal aspecten van de kritiek op haar werk misschien deels te verklaren zou kunnen zijn en waar het bieden van enige ruimte of ondersteuning mogelijk ook tot een deel van de oplossing zou hebben bijgedragen. Gelet op dat alles kan de huidige spanning in de onderlinge verhoudingen niet geheel op [verweerster] worden afgewenteld door om die reden haar terugkeer te versperren.
“kaders”wenst te stellen en
“aanwijzingen”wenst te geven
“over goede en veilige patiëntenzorg (…)”, dan zal cliënte zich daaraan conformeren’.
‘Wat is er nodig om
4.Het verzoek en het verweer
5.De beoordeling
betrokken. De Hoge Raad spreekt niet over
aftrekken. In dit geval is er geen reden de transitievergoeding bij de bepaling van de billijke vergoeding te betrekken. Dit omdat Radboudumc onbetwist gebleven heeft gesteld dat de transitievergoeding in mindering wordt gebracht op de BWUMC-regeling.